Aan de afgunst kun je ontkomen, als je de kunst verstaat in stilte blij te zijn van P²Ke
De afgunst, dat valt nogal mee, vind ik voor mezelf. Ik ben niet zo'n dupe van die emotie. ‘k Weet eigenlijk niet of ik die emotie wel in mijn gamma heb. Er zijn mensen die met twee chihuahua's in een villa willen wonen, er zijn mensen die met vanalle geld vanalles doen en daarmee in het nieuws komen. De upper-class, BCBG, de jetset, de jeunesse dorée … Laat hen doen. Dat het hen moge bekomen.
Als prille mens had ik ook geen last van afgunst of gelijkaardige impulsen. In het derde studiejaar was er een meisje die een groen gevlamde parelmoeren vulpen had. Die vond ik zó mooi, dat ik dacht dat er maar één van bestond. Dus blijft men er af. Vijftien jaar later kon ik zelf zo’n pen bekostigen, maar ik deed het niet. Dan zou het maar de zoveelste pen zijn, niet meer De Mooie Pen van Danielle.
Nu herinner ik me ineens de naam van het klasgenootje! Wat schrijven al niet doet …
Dus geen afgunst in de jonge jaren. Tenzij het om toestemmingen ging natuurlijk. Als iemand van de buurt langer mocht buiten spelen of langer mocht opblijven dan ik, dan was het 'alle kinderen van de buurt mogen …' Maar dat was eerder om aan mijn moeder duidelijk te maken dat zij een hardvochtig wezen was dan dat ik afgunstig was op wat elders, in andere huishoudens gangbaar was.
Tenzij misschien als peuter in de zandbak van het park, dat had ik moeten vragen aan mijn Bevoegde Instantie. Misschien ging ik vormpjes roven en emmertje wegtrekken en zo … Maar misschien was ik gewoon eentje dat stilletjes zat te rijven en verder niks. 'k Had het haar moeten vragen.
Qua afgunst is het dus allemaal nogal meegevallen tot hiertoe. Soms ben ik wel een 'bitteke sjaloes'. Dat heeft niks te maken met jaloers, want jaloers is totaal iets anders dan afgunst natuurlijk. En sjaloes is ook nog iets anders.
Sjaloes heeft te maken met bewondering. Sjaloes is wanneer iemand iets kan waarvan ik vind dat ik het ook zou moeten kunnen of had moeten gekund hebben. Dus niet Olympisch turnen of Koningin Elisabethwedstrijden spelen of zo, ik ken mijn beperkingen en bescheidenheid siert de mens. Maar soms lees ik iets, een woordgebruik, een zinswending, een vergelijking, waarvan ik denk : Waarom kom ík niet op dat soort dingen? Kermille, ik wou dat ik het zelf gevonden had.
Waarom kan ik geen poëzie plegen? Of rijmelarijtjes maken waarvan de cadans klopt als een bus. Of kolderproza. Van kolder wordt ik helemaal blij en holderdebolder. LM en ik houden soms kolderieke conversaties, maar ik krijg ze niet geschreven. Anderen schrijven kolder alsof ze zo geboren zijn. Ze begeven zich in een verhaal vol chaos en houden dat dan nog in de hand ook. Dan ben ik een bitteke sjaloes want zo’n knappe dingen zou ik ook willen kunnen.
Ja, bij sommige dingen proef ik een tipje afgunst tussen de bewondering. Als een snuifje cayenne bij de honing. Dat klein prikje en dat zoet geven samen 'sjaloes'. Eigenlijk een leefbaar mengsel hoor.
m
HiH-11/2015, herwerkt. Aan de afgunst van anderen ontkomen, dat is een gans ander verhaal natuurlijk. Een dat niks met schrijven te maken heeft. ~ Pour vivre heureux, cachons nos bonheurs …
|