het grapje en de mail
Naar aanleiding van een grapje kreeg ik vorige vrijdag een verhaal van MPC toegezonden. Eerst het grapje: "Zojuist heb ik contact gehad met een correspondente in Noord-Dakota. De sneeuw ligt daar nu ± 1,8m hoog opgewaaid en het blíjft er sneeuwen. Ze schreef dat haar rug zo ongeveer gebroken is van het sneeuwruimen. Het is -29°C en de noorderwind neemt toe. De gevoelstemperatuur is -50°C. Haar man doet niks. Sinds gisteren al kijkt hij door het keukenraam en staart. Als dit nog erger wordt, besloot ze, zal ik die zuipschuit toch moeten binnen laten."
Op onze breedtegraad zijn de temperaturen milder en daardoor zijn wij vanzelfs qua temperament iets milder.
En dan nu het verhaal van MPC:
https://nl.wikipedia.org/wiki/North_Dakota Noord Dakota!
De staat waar een oom van mijn schoonmoeder naartoe trok met zijn vrouw, nog voor WO I. Om rond te komen moesten ze er even hard wroeten als hier en ze werden niet rijk maar mettertijd werden ze wel eigenaar van farm & land. Dat maakte het verschil tussen pachter en boer. Zoals bij de meeste families die toen naar ‘de vreemde’ trokken, namen zij als ouders de gewoontes van hier mee naar ginder: de opvoeding van de kinderen was streng en stroef.
Zo kwam hun dochter Eugénie op zeer jonge leeftijd in het klooster terecht. De échte reden? Slechter dan thuis kon het daar niet zijn. Gelukkig redeneerden de kloosteroversten ginder niet zoals hier. Hier in Vlaanderen kreegt ge in de kloostergemeenschap een status naargelang de bruidsschat die ge meebracht . Ginder in de US keken de nonnen naar uw potentieel, naar wat ge kondt doen voor de gemeenschap. Niet gaan zitten borduren maar de mouwen oprollen. Zo werd de nicht van mijn schoonmoeder opgeleid als lerares, er was op dat moment nood aan leerkrachten. Zulk een vorming had ze thuis nooit kunnen krijgen en die opleiding had ze nooit kunnen volgen als ze op de farm gebleven was.
Later veranderde de situatie en was er nood aan verpleegkundigen. Omdat ze handig was en gemakkelijk studeerde, heeft de kloosterorde haar een opleiding verpleegster/anesthesiste laten volgen. 'Later' wil concreet zeggen: toen de lokale indianenstam al jaren een sociale uitkering kreeg zonder daarvoor te moeten werken (jaartal?), toen volgde er nood aan verpleegkundigen.
In die periode verloor ze haar gedrevenheid in de dienstbaarheid. Toen werd ze misschien zelfs raciste: ieder en elk weekend waren er in de lokale kliniek handen tekort om jonge indianen op te lappen die dronken en gewapend in de clinch gegaan waren met mekaar en in die toestand in de kliniek nog voor overlast zorgden ook. Ziedaar de mens. Ziedaar de taak van een verpleegster?
Rond 1972 kwam ze de streek van haar ouders en voorouders bezoeken. Eugénie, Sister Jenny, logeerde bij mijn schoonmoeder, en wij reden haar rond van Poelkapelle tot Brugge, door de kustgemeenten, en ook naar Bokrijk. Daar herkende ze de leeftrand van haar ouders toen ze kind was. Wij hadden haar gezegd dat Bokrijk ver was : toen we daar aankwamen vroeg ze waarom we al stopten. Naar Amerikaanse normen ligt Bokrijk vlak naast Poelkapelle hé.
Zelf verstond ik alles wat ze vertelde, dank zij mijn jaar Engeland. De stukjes gesprek met mijn schoonmoeder mochten aangevuld worden met West-Vlaams, Jenny verstond het nog want dat was haar thuistaal geweest. Haar moeder had amper een paar woorden Engels geleerd.
En ja, natuurlijk …, mijn schoonmoeder voelde zich gepasseerd, ze werd zelfs kwaad omdat Sister Jenny en ik zoveel praatten. Ik mocht geen tolk spelen, ze zou het zelf wel uitleggen en zij sprak Eugénie aan … in het Duits!
Conclusie van Sister Jenny over België: haar ouders waren beter hier gebleven. Dat zei ze toen we het hadden over de sociale zekerheid en voorzieningen. Voor zichzelf vond ze dat ze geluk gehad had in het klooster : daar zat men op dat gebied goed. Ze had er ooit een goeie job, kreeg rond de jaren '70 iets van 500 BF eigen geld. Van die maandelijkse som had ze jaren gespaard, om naar West-Vlaanderen te komen wanneer ze met pensioen was. Haar broers hadden bijgelegd voor de reis, zij wilden ook weten hoe het hier was maar zelf konden ze niet weg vanwege het vee en het werk op het land. Jenny kwam en ze keek voor meer mensen dan enkel voor zichzelf.
Ze vond champagne lekker. Ze vertelde dat het de eerste keer was dat ze het dronk. Mijn schoonmoeder, die als zo vaak veel te vlug conclusies trok, besloot : "In Amerika kennen ze geen Champagne, dat drinken ze daar niet." Eugénie vertegenwoordigde heel Amerika in haar ogen?
'Heb toen dikwijls op mijn tong moeten bijten om mij niet kwaad te maken. Mijn schoonmoeder kon soms zo ergerlijk dom overkomen. Maar met cijfers en geld was ze een krak. Tja, ieder haar eigen talent zeker?
MPC - 03/2018
|