stamboom maar geen genealogie
Naar individuele voorouders heb ik tot hiertoe niet gezocht. En ik denk niet dat ik dat ooit zal doen. ‘k Hoef hun namen niet te kennen, ik weet zo ook wel dat ze bestaan hebben, anders liep ik hier niet rond. Of zat ik hier niet te typen. En te ademen. En zo.
Hun namen en hun individuele verhalen wíl ik zelfs niet kennen, want wie weet zaten er tussen al die voorouders onmensen en crapuul. Dat weet ik echt liever niet, want ik zit met een deel van dat genetisch materiaal.
Het is soms een overweldigende gedachte dat op gelijk welk tijdstip van de geschiedenis, er voorouders van ons rondliepen. Van het allerprilste begin, nog vroeger dan de prehistorie, toen leven nog levensgevaarlijk was, was er iemand + iemand anders die uiteindelijk maakten dat ik er ben. En gij. En alle anderen. Die individuen hebben elk lang genoeg geleefd om zich voort te planten. En zo telkens opnieuw was er iemand die lang genoeg geleefd heeft om zich voort te planten. En iemand die lang genoeg leefde om het wurm groot te brengen. Enzoverder tot helemaal aan het begin. Tot aan het begin van het begin, tot aan de eerste proteïne.
Op elk tijdstip in de geschiedenisboeken heb ik, heeft elk van ons, heeft iedereen die vandaag leeft minstens één voorouder rondlopen. Iemand die er toen al was of nog was. En dat van in het begin. Dat is voor mij een overweldigende gedachte.
Hun namen zijn absoluut niet belangrijk. Ons DNA is er immers. Daarin zit voor een deel hun identiteit. Daarin staat alles geschreven en beschreven. We kunnen DNA nog niet helemaal vlot lezen, maar ooit komt dat in orde. Ze zijn er mee bezig.
In afwachting lees ik graag geschiedenis. Én anticipatie-verhalen.
m - EZW-08/2014, HiH-02/2015, bijgewerkt
|