MVS vertelt
Een eenvoudige vraag als ‘hebt gij nog een zolder?’ is voor mij zoals een schatkist vol herinneringen openen.
Nu heb ik geen zolder meer maar vroeger … Vroeger bij mij thuis, de thuis van mijn eerste 15 jaren. Dát was een zolder. Ik durf wedden dat niemand van jullie zulk een zolder gekend heeft. Onze zolder: hij was mijn slaapzaal, mijn speelruimte, mijn droomhuis, mijn poppenhuis, mijn schrik in de nacht.
Hij was als een huif gespannen over onze leefkamer, het voorhuis, de kelderkamer en een stuk van het mooskot. (de bijkeuken) Een stevige houten trap was de verbinding van het mooskot naar boven tot aan het houten valluik. Dat moest naar boven worden geduwd, dan één voet op een ijzeren plaat zetten, dan pas het valluik terug naar beneden laten en van dan was ik afgesloten van de wereld en had ik het rijk voor mij alleen.
Mijn slaapplaats bevond zich links. Binnen vier met leem bekleedde muren, een laag plafond en daar moesten wij met vieren in slapen . Twee tweepersoonsbedden, slim opgesteld, zodat wij er nog net in en uit konden stappen.
Het kamerke was voorzien van een klein dakvenster. Ervoor een plat vlak, zoiets als een nis. In onze beste momenten brandden wij daar kaarsjes. Tot we op een keer het blauwe crêpepapier waarmee we de nis hadden bekleed vuur vatte. Nooit waren wij vieren zo eendrachtig als toen en we hebben een groot onheil voorkomen. Onze ouders hebben het nooit geweten.
Links tussen het valluik en het kamerke was een loopruimte voorzien langs waar men boven de runderstal kon geraken. Rechts ervan, onder de schuin aflopende dakpannen stond een reeks manden, vol met oude lompen, afgedragen kleding, enkel nog goed voor wat lapwerk hier en daar.
Daar, dáár was mijn thuis, mijn huis, mijn gezin. Ik had er poppenkinderen, niet te tellen. Elke oude lomp kon dienen: oprollen, een slag in de helft, bovenste deel een koord errond wat moest dienen als hoofd, en ik kon alweer een nieuwe naam bedenken.
Het was er nooit erg koud want de schoorsteen liep door het midden van het zoldergedeelte. De enige Leuvense stoof daaronder hield de meest kou buiten. Ze brandde ook heel de tijd want er moest op gekookt worden en water verwarmd, onder andere voor de afwas. Ik heb ook nog leren strijken met een strijkbout, die moest uiteraard ook verhit worden op de warme plaat.
De zolder had over gans de oppervlakte een houten vloer. Het grootste deel diende als graanzolder, daar lag het graan gespreid om te drogen. Onder de laagste plaatsjes van het hellend dak stonden gevulde zakken met allerlei soorten graan, netjes dicht gebonden. Honderden keren heb ik vader geholpen door de zak open te houden zodat hij vlot met zijn bats (schep) het graan er in kon laten glijden. Vakkundig werd rond de zak een koordje gebonden en dan was het wachten tot de zakken naar de molenaar gingen.
Het gemalen graan stond apart, het meel dat in de grote trog zou belanden en onder moeders vuisten werd gestampt en geplet tot mooie ronde broden. Maar dat is een ander verhaal, het bakhuis.
MVS - EZW-03/2012, bijgewerkt - MVS, als ge dit toevallig zoudt lezen, wilt ge dan contact opnemen met mij, aub?
|