uit de categorie alz-humor
De Moeder van LM woonde in het rusthuis en zijn zussen en wij hadden een beurtrol om op bezoek te gaan (en onder andere te zorgen dat ze haar avondboterham op at). Ze zat al in een rolstoel en ze bewoog of sprak ook niet meer. Hoogst zelden één woord.
Elke vrijdag gingen LM en ik met haar wandelen, in de hoop dat iets in het straatbeeld haar aandacht zou vangen. We moesten door een saai stuk straat. Aan de schaduwkant was enkel een hoge haag te zien. Of was het een muur? Of een muur met coniferen achter. In elk geval, het was een stuk stoep waar weinig te bekijken of te beleven viel. LM duwde de rolstoel en ik liep naast Moeder, hand in hand met haar.
- Willen we een liedje van vroeger zingen? vroeg ik aan LM. - Ja, welk? - Iets dat Moeder kent hé. - Te Lourdes op de Bergen, zei LM.
En wij zetten te Lourdes op de Bergen in, maar dan in marstempo, omdat we op dat saai stuk stoep gewoonlijk goed doorstapten.
Te Loert op de bergen Verschéé-één in een grot, twee drie vier, Vol glans en vol Luister de Moe-oeder van God. Avééé, havéé! Av
Moeder hief het hoofd, keek mij aan en zei verontwaardigd : "dat zijn heilige liekes!" We hebben nooit geweten wat ze daarmee bedoelde. Mochten we godsvruchtige liederen niet op straat zingen? Of mochten we de heilige liekes niet in marstempo zingen?
Het liedje of de melodie was in elk geval tot haar doorgedrongen en ze had er op gereageerd. Ze had vier woorden gesproken. Dat was voor ons voldoende, die dag.
m - EZW-12/2014, HiH-03/2015, herzien
|