lectuur op wachtlocaties
Als ik een eigen boek meeneem naar de wachtzaal is het al gebeurd dat ik zo verdiept raakte in het verhaal dat ik binnen bij de dokter hard moest nadenken waarom ik gekomen was. Ik was zo plots uit het verhaal gerukt dat ik er feitelijk nog ín zat.
Van een kind kan men dat nog aannemen, maar voor een volwassen vrouw (kalenderleeftijd) vond ik dat een beetje beschamend. Vooral wanneer het een paar keer na mekaar gebeurt. De huisarts dacht dat er iets met mijn medicatie was, omdat ik de eerste minuten van een gesprek een beetje vaag en wazig was. Toen ze vroeg of ik dat dikwijls had, zo’n afwezige momenten, viel mijn cent dat het aan Ruth Rendell lag, of aan Ellery Queen, of Agatha Christie. En dat zijn geen namen van medicijnen hé. Wel, ze komen toch niet van bij de apotheker.
Nu neem ik geen eigen lectuur meer mee naar wachtlokalen. Ik lees wat daar voorhanden is. Dat gaat van riooljournalistiek tot dure tuinarchitectuur, bij momenten ben ik niet kieskeurig.
Het vraagt wel wat mentale souplesse, men moet er voor openstaan: ik lees ’s maandag bij de tandarts dat X-&-Y uit mekaar zijn omdat Y ziekelijk jaloers is. Daar loop ik dan twee dagen over te malen. Wat moet dat erg zijn, als jaloezie een klauw op een relatie legt. Wat moet dat verschrikkelijk zijn. ’s Woensdags bij de kapper lees ik dat X al vrolijk een liefdesbaby heeft met Z. Op twee dagen tijd. Dat kan, in het wonderland van de boekskes. Men moet er gewoon voor openstaan.
m – EZW-05/2014, bijgewerkt
|