afl. 087/121 ~ De bekentenissen
19 juni - Heer, Mijn God, mijn verdriet is niet te beschrijven. Eigenlijk is het geen verdriet, maar koleire en grote schaamte. Gij weet, Heer, dat ik van jongs af aan moest horen dat ik niet van de slimste ben. Nu besef ik dat ik echt oerdom ben.
Had ik van bij het begin van mijn huwelijk meer naar Max geluisterd. Doen zoals hij en mijn voeten aan iedereen vegen! Max is zo opgevoed, ik echter niet. Met hem wordt er rekening gehouden! Met mij gaat iedereen een gang. Iedereen, Heer, ook mijn zoon, soms toch. Gij niet, Heer, Gij aanvaardt de mens zoals hij is, slim of dom, gezond of gebrekkig. Gij maakt geen onderscheid. Maar Gij zit daarboven, waar alles peis en vree is. Moest Gij terug naar hier kunnen komen, Gij zoudt Uw ogen nogal opentrekken!
Gij hebt er geen gedacht van wat hier allemaal gaande is! Ver moet Gij zelfs niet zoeken, Almachtige. Uw eigen priesters, gewijd door de bisschop in Uw naam, generen zich niet om de gelovigen een peer te stoven. Ik weet wel, Heer, het zijn allemaal geen Serges. Maar waarom hebt Gij zo’n slechterik op mijn weg gezet? Wat heb ik U misdaan, Heer? Ik verdien dit toch niet? Op zo’n manier moet Gij toch niet verbaasd zijn dat menig mens salut zegt tegen Uw kerk? Wat zoudt Gij willen, Heer, als zelfs Uw eigen volk Uw tien geboden niet opvolgt! Mensen die niet in U geloven hebben het gemakkelijk, hoor! Kijk simpel naar Max. Zonde bestaat voor hem niet. Boetvaardigheid is alleen voor zotten en kwezels, beweert hij. Elk normaal wezen weet dat hij niet mag stelen, bedriegen of iemand de kop inslaan. Max heeft daarvoor geen god nodig, zegt hij. Zijn hemel zit tussen zijn oren, zegt hij en zijn paradijs werkt op een bureau in Brussel.
Ik zal U altijd nodig hebben, Heer, vooral volgende week donderdag. Tijdens de bedevaart naar Groot-Bijgaarden, ter ere van de heilige Wivina, ga ik Adrienne, Justine en Florence alles over Serge vertellen. Over zijn streken met het geld, misschien een beetje over mijn boetedoening, maar niet hoe ik misbruikt werd. Daarvoor is mijn schaamte te groot. Sta mij bij, Heer, laat het licht van Uw Goedheid schijnen en vertroosting brengen voor uw schaamtevolle dienares.
Heb Dank, O, Heer.
afl. 088/121 ~ Kiekekot brengt heil
Delen van volgende passages zijn moeilijk leesbaar, vooral de introductie. Uit het gewirwar van lettertekens en halve zinnen heb ik uiteindelijk onderstaande gedistilleerd.
21 juni - Bestolen heeft hij de schurk. Mijn twee kristallen kandelaars en de parels van mijn moeder zaliger. Ik dacht mijn laatste uur gekomen. Ik kan met moeite voet bewegen. En mijn hart blijft bonzen. Het houdt niet op en Serge is een uur weg. Hij is zot geworden! De zwarte vlekken voor mijn ogen verminderen. Slagen op mijn hoofd. Ik ben mijn nieuwe bril kwijt, afgevallen.
Moeite om mijn stylo vast te houden. Mijn vingeren beven. Mijn handen, ik kan dat niet bedwingen. Serge is een beul en een verkrachter. Een bedrieger van de smerigste soort. Heb vlakaf gezegd dat Adrienne en Florence donderdag alles zullen weten. Ik zwijg niet meer, voor niemand. Hij vloekte en maar schelden. Serge zei woorden die ik niet kon verstaan maar ik wilde dat niet verstaan hoor. Dat ik een sloerie en een loopse teef was. Ik moest zwijgen, anders zou iedereen weten dat ik hem verleid heb. Door met mijn bloot achterste voor hem te waggelen.
Serge weet dat hij naar zijn geld kan fluiten.
Zijn klauwen gingen naar omhoog. Ik vreesde dat hij mijn keel zou toeknijpen. Een slag op mijn hoofd en ik flauw te vallen. Ik greep de stoel goed vast. Viel niet flauw.
De sleutels van mijn kamer vond hij niet. Ze zaten in mijn zak. Hij hoorde ze zeker en vast rammelen. Over mijn lijk smerige dief, heb ik geroepen. Riskeer het niet om nog één vinger naar mij uit te steken. Als er met mij iets ergs gebeurt, zult ge groen lachen, dat zweer ik op het hoofd van mijn zoon.
Hij spuwde in mijn gezicht. Hij weet dat ik al zijn beestige streken in mijn dagboeken heb staan. Die liggen sedert vrijdag bij mijn notaris, zei ik. Als er iets voorvalt krijgt Max die. Heb gelogen om geen slaag meer te krijgen, alle baten helpen. Maar ik ga dat toch doen, nog deze week. De stoel weggetrokken, ik viel. Serge bleef schoppen. Mijn staartbeen brandt in mijn rug. Hij heeft de schuiven opengetrokken. Ik kroop weg naar de tuin.
Heb zeker een halfuur achter het kiekekot gezeten. Was hij gekomen, dan kon ik roepen op de mannen die in de nieuwe straat aan het bouwen zijn. Die zouden me wel gehoord hebben. Hij mag niet meer in mijn buurt komen. Zoals hij nu is, is hij tot alles in staat. Zal ik toch naar de politie gaan? Ik moet zien dat ik mij bescherm. Die pastoor is een monster!
wordt morgen vervolgd - bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur : http://blog.seniorennet.be/titipoes3/archief.php?startaantal=60
|