‘slapen kan ik al’
De kleine eet over de middag thuis en gaat dan weer naar school. Daar begint de namiddag met een dutje. Dat is niet echt naar de zin van de kleine, dat slapen. Op weg naar school laat hij dat duidelijk merken, hij stapt niet mee aan de hand, hij hangt er aan. Oma houdt stevig zijn handje vast. Hij probeert met stampvoeten. Oma stapt gestaag verder en Kleine moét wel mee. Hij probeert met huilen. Het is eerder een protest-gejengel. Oma laat zich niet vermurwen. Aan de schoolpoort geeft ze hem en kus en mag hij uitleggen wat hem zo stoort aan de namiddag.
En dan, met een dreinerige snik van onmacht : Ik wil tekenen (= leren). Slapen-kan-ik-al. Niet slapen! Hij leert en leeft zo intens dat hij daar elke namiddag slaapt als een roos. Al en toe houden ze hem thuis voor het middagdutje. Bij het wakker worden vraagt hij dan verongelijkt "waar is mijn school?" Want slapen, dat kan hij al.
m – HiH-07/2015, herzien
|