Geraardsbergen, waar ik 30 jaar onderwijzer was, heeft een interessante blog Klik op de foto voor méér.
Hieronder volgen enkele foto's van tekeningen die ik gemaakt heb. Ze zijn uitgevoerd in wasco, potlood, houtskool, oostindische inkt of kogelpen. Vraagje: wie herkent bepaalde portretten?
Gary Brooker (Procol Harum)
Robert Vaughn (Man from U.N.C.L.E. )
zelfportret uit 1966
Richard Wright (Pink Floyd)
Walt Disney
Sammy Davis Junior
Adam Cartwright (Bonanza)
Rik Van Looy
Gerry Marsden (Gerry and the Pacemakers)
Rudi Carrell & Guy Mortier
Adam Cartwright (Bonanza)
Leonard Cohen
Marleen De Smet heeft een blog die 'fotogedichten' heet. Een aanrader! Klik gewoon op de foto om een kijkje te nemen.
Frankies (eigen)zinnige poëzie aangevuld met eigen citaten
Frankies stof tot nadenken en meevoelen Denken en emotie sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan
17-11-2009
een vroeg liefdesgedicht 2.0
Voor jou speciaal
Je lijnen zijn zilver zo broos en je woorden groeien hoger, als de spaarzame strijd van een krokus in het onkruid.
Er is kristal in je handen en je ogen varen vol golven die klotsen in mijn armen als de zon op je zij rijdt.
De diepte van je haren zaait heilig een onrust binnen in mijn heupen. Je muziek regent een boog van vreugde en groen geschitter in een statige veer omhoog.
Een cirkel die verschijnt telkens de nacht verdwijnt: horizon die ik zie, stuk voor stuk, lijn na lijn als ik draai om mijn as die zich vormt in mijn blik, ruk na ruk, en ik vergeet vlug waar ik daarnet nog was.
Een tocht op de oceaan onder de sterren en de maan, een reis die begon mijn eerste dag jaar na jaar en seconde per seconde totdat de horizon krult, geheel overstag en de cirkel ontvlamt in een rokende wonde
Doorzichtige blanke slierten kil engelenhaar, verdwaald in struiken doelloos op gemaaide velden verrassend opduikend achter een bocht of een heuvelrug. Nooit gehaast, altijd onbeslist. Soms rillend rijmend op 't verkleumde gras wit schimmelend op dode blaren die onzeker wachtend rusten op zoek naar de novemberzon.
Het leukste aan onze liefde is te zwijgen als ik iets te zeggen heb, je dan even diep in je ogen te kijken dan te luisteren naar wat ik net zeggen wou, maar wel gezegd door jou.
Het leukste aan onze liefde is te aarzelen als je iets graag wilt doen, me dan verlangend in mijn ogen te kijken, en me te volgen waarheen je vertrekken wou en ik je niet verklappen zou.
Het leukste aan onze liefde is even samen onze adem in te houden om naar hetzelfde doel te blijven kijken en dat te volgen, hand in hand in gedachten zonder op elkaar te wachten.
van de branding die tot rust komt, van hoe mijn wilde golven klotsen, van hoe elk geruis ooit verstomt: hoe ik mijn adem in kan houden, en me met het zonlicht vermaken, met dijken die de mensen bouwden, en hoe ik brugpijlers doe kraken.
Ik weerspiegel Middellands blauw maar vuil verf ik de wolken groen. Van ijsschotsen weerkaats ik de kou en de vissers die laat ik maar doen. Ze zeggen dat ik hen niet wil voeden, al plunderen ze me net niet leeg, zonder me ervoor te vergoeden, alsof ik het ben die zelfmoord pleeg.
Ik ben de afvalput van de aarde en had toch zijn trots willen zijn, wie schat me naar mijn waarde en bespaart me zo de laatste pijn? De kanker doet mijn oevers zwellen, een beroerte verstikt alle leven. Wie doet meer dan alarmklok bellen, en zal me een toekomst geven?
Ik weet dat je kiest de straat te volgen waar geen bord staat Misschien omdat de weg zo vlak is? Als de asfalt maar tot die bocht gaat, zal je zien dat het niet alleen gemak is.
Ik hoor dat je kiest
een lied te zingen zonder tweede strofe, met telkens opnieuw dat angstig refrein: het is de melodie van de blinde dove, zoals er jammer genoeg zo velen zijn.
Ik zie dat je kiest
voor de glitter, de glans van een zeepbel, het vuurwerk van een dronken roes. Je vreest een zwetend zwoegend zeemvel en pronkt met een haute couture bloes.
Ik voel dat je kiest
voor de trage eindeloze lijdensweg, en putten vult door andere te graven: zo hoef je niet te springen over de heg en ook je standpunten niet te staven
Ik denk dat je kiest
voor geluk dat opeens uit de hemel valt, als de branding over een zandkasteel, zelfs als mijn pijn je nog overvalt, heel even maar, totdat ik je verveel.
Als je mooi valt, word je gefotografeerd. Als je eindelijk valt, dankt de boer de Heer. Als je toch valt, dan ben je een kwelling. Als je te veel valt, ben je een ramp. In mijn glas ben je een welkome gast, in mijn bad mag je me omhelzen. In mijn keuken mag je je met alles moeien. In mijn tuin mag je leven brengen. Als je stolt, ben je mijn incognito vriend: dan koel je het drankje op de tafel. Dan toon je de piste waarop ik glijd, dan stuur je zelf alles wat rijden kan. Als men je mist, ben je een redder. Als men je vreest, ben je een vijand. Als men je heeft, ben je de helper. Als men je roept, roept men om water.
Ik heb je niet verzonnen. Ik heb je niet gemaakt. Maar je hebt gewonnen, me hemeldiep geraakt.
Ik kan je niets meer geven: alles hoort je reeds toe. Wat je nodig hebt in 't leven is wat ik voor je doe. Je zult me overleven, dat weten maakt me moe.
Ik heb geen andere zonnen dan de zon in je lach, dus heb ik ook gewonnen vanaf onz' eerste dag.
Groen heeft me jong gehouden: het groen van de bladeren op de bomen, de sla, de appels, de prei en de rabarber, mijn eerste woordenboek en mijn eerste trein
Rood heeft me belet te slapen: het rood van de zon als ze ondergaat, radijzen, tomaten, kersen en aardbeienjam, de kleur van het bloed en mijn eerste fiets
Blauw heeft me steeds doen dromen: het blauw van de hemel in het Zuiden, de inkt die vloeide uit mijn flukse pen, en de kosmos verbond met mijn eerste gedicht.
Wit wordt het mij nu zowaar voor de ogen: groen verzwelgt rood, en borrelt blauw. Verblindend hel, tegelijk ophitsend heet, verlamt het Licht mijn hand als mijn eerste weldaad
voor Andres VANDEN ABEELE , geboren te Gent 31.7.1978, oudstudent St.Gregoriuscollege en nauwelijks 17 jaar oud, overleden aan leukemie op 25.4.1996, zoon van mijn goede vriend en oud-KSA-leider Johan en Ginette ISEBAERT.
Hoe lang heb ik nog te leven? En jij? Waar is de muur? 2.0
Muur
Och kende ik maar de afstand naar mijn muur, zodat ik weten kon hoeveel stappen ik mag zetten, hoeveel keer ik je zal wekken, hoeveel kranten ik moet kopen, hoeveel maal ik nog kan luisteren, naar de muziek van je stem en het ritme van je adem.
Och wist ik maar welke muur de mijne zal zijn, zodat ik wenen kan wanneer de ziekte me velt, wanneer de knal me plet wanneer de honger me inhaalt wanneer ik alles verlies in de leegte van je blik en het einde van je plannen.
Och kon ik maar de muur zien met jouw naam, zodat ik zeggen kon dat elk woord het laatste wordt, dat elke zucht de laatste is, dat elke vraag een antwoord is, dat elke grens een draaikolk is in de diepte van je hoop, en de cirkel rond je wensen.
Om te illustreren dat rouw en verdriet dingen van overal zijn, neem ik als voorbeeld een Spaanse en een Vlaamse weduwe, die allebei hun pot chrysanten pas op het laatste moment naar het kerkhof brengen, de ene uit angst dat de plant zou verdorren, de tweede omdat de bloemen niet mogen bevriezen
Reukloze rouw
Juanita, een señora uit Salamanca, kocht bloemen voor op het graf van haar man aan de Costa Blanca; Martha, een vrouwtje uit Moortsele heeft bloemen voor op het graf van haar man in Oosterzele.
Beide luisteren ze naar het weerbericht,
en houden elke chrysant thuis, gezond, want zieke bloemen zijn geen gezicht: die zet je immers niet in volle grond !
Juanita houdt de aarde voldoende nat
(in Salamanca durft de zon hard schijnen), en bij Martha hebben ze 't warm gehad, want de kou doet ze snel verkwijnen
De novembermaand breekt dan aan:
van in Salamanca, waar señora's treuren, tot in Oosterzele zie je bloemen staan, van verdriet en tranen, zonder geuren
Ik vernam gisteren dat een nichtje van me gisterenmorgen in besloten kring begraven werd.
Haar jongste broer, een politie-inspecteur, werd 20 jaar geleden vermoord; haar oudste broer stierf vorig jaar aan een beroerte, naast haar ziekbed... Mijn tante, haar moeder dus, is 15 jaar weduwe... Sommige mensenlevens lijken bevreemdend zinloos.
Bij de Maas
Die kinderogen van dat kleine meisje dat ik op mijn schouders droeg vergeet ik nooit: zo vrolijk, zo mooi, vol levenslust. Zij kon nog maar pas lopen, terwijl ik mijn eerste racefiets testte in jouw achtertuin bij de Maas
Die verliefde ogen van die jonge dame, die eigenzinnig trouwen wou vergeet ik nooit: zo gelukkig, verleidelijk mooi vol lust om te lopen terwijl hij met haar zou pronken in zijn gokkantoor bij de Maas
Die gebroken ogen van die zieke vrouw, door het lijden ondermijnd heb ik nooit gezien, dat vergeet ik nooit. Ik wist te laat dat je afgetakeld was en de strijd had opgegeven, terwijl je je verstopte voor de blikken van de wandelaars bij de Maas
Je laat steeds meer horizon ongemoeid en schuift steeds verder door de ramen. Ben je door dat schijnen zo vermoeid, of zweren de planeten tegen jou samen?
Ook de dag kort je stiekem geluidloos in, zodat wij, overmeesterd door de nacht, naar Kerstmis verlangen, het nieuw begin, waarnaar al eeuwen wordt gesmacht.
Zelfs de wolken staan je naar het leven, zodat je soms de ganse dag verborgen blijft. Gelukkig blijf je ons gul je warmte geven, ofschoon de kou zelfs je stralen verstijft.
Ik mis je, zon, in deze koele najaarsdagen, en als je komt, is het om snel te verdwijnen, je dwingt me om elders warmte te vragen: alleen liefde weerhoudt me weg te kwijnen.
Ik ben Roland Bourgoignie, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Frankie ( eurocent op forum).
Ik ben een man en woon in Everbeek (Oost-Vlaanderen) (nog steeds België) en mijn beroep is toeterniemeertoe.
Ik ben geboren op 06/01/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Schrijven en alles wat ik daarbij nodig vind...
Bob Dylan als inspiratie, (niet)publiceren mijn frustratie, mijn gezin is mijn gratie, eerste dorpsdichter Galmaarden (2007) worden was een prestatie, dat u komt lezen is een sensatie!