Naar mijn aanvoelen is wat volgt een zo intens poëtisch gegeven, dat het een gedicht wordt. Een bejaarde weduwnaar heeft beslist de dood in te stappen, de aanwezigen bevinden zich onwennig op een afstand, achteraan in de zaal. Vooraan in de ruimte neemt de man wenend afscheid van zijn enige laatste vriend, zijn paard, dat op het podium van de toneelzaal niet begrijpend naar zijn meester staart.
Je zit daar
Op een stoel, vooraan in de grote zaal, op de eerste rij helemaal alleen, met je handen bevend in je schoot en in je grijze pak, je vaalwit hemd en je paarse das, je haar grijs waar er nog over is; licht gebogen want nu vervul je je laatste wens op deze wereld hier.
Niemand zit nog naast je, niemand in je buurt nog sinds je vrouw je plots verlaten heeft en op je wacht en wij onwennig staan, tot je afscheid genomen hebt van je goede trouwe vriend die je zo dierbaar is geweest op elke rit die je samen maakte op deze wereld hier.
Wij achteraan bijeen in de lege zaal en jij vooraan, een tergend pijnlijk tafereel, en je vriend onwennig luisterend naar de laatste woorden van je zachte stem gebroken door vergeefs verdriet en toch vastbesloten er uit te stappen zonder uitweg op deze wereld hier.
Dan schudt je vriend zijn hoofd, zijn manen waaien, zijn benen trappelen op de klamme stenen vloer, en als je paard niet begrijpend naar je hinnikt dan
Dan verdwijnt het dier weer van het toneel vooraan.
Uit het raamloos gat klinkt de roep van deze wereld hier.
|