Ongeloof
Ik zie geen God met mijn ogen, dus bestaat Hij niet, zoals zwarte Piet, als we hem niet zien mogen.
Ik kan de stem van God niet horen, dus spreekt God niet zoals het dorre riet dat zingt met het rijpe koren.
Ik voel geen hand van God, dus kan Hij niets maken, of over mij waken, en is verweesd zijn mijn lot.
Ik proef en ruik Gods adem niet, noch Zijn werken; en Zijn kerken bepalen Zijn waarde niet.
Wat ik waarneem, overleeft me niet. Wel Hij die me schiep en hoe Hij me riep en eeuwig roept in een blijvend lied.
|