Ooit een kind
Ik schilder de wereld met woorden,
mijn handen kneden nog enkel teksten;
wat ik lees, doorboort de wortels van mijn hart
en verminkt de dromen van mijn stotternachten.
Ik reis door de resten van mijn streven:
de puzzelstukken kiemen in een winterstorm,
wat zoek is, leidt al jarenlang een eigen leven;
een verrassing kan troost brengen waar de hoop verdwenen is.
Ik keer terug naar de kleine boomgaard
en de hoge duiventil waar het niet langer tocht.
Vanuit mijn perenboom overzie ik het voetbalveld
en ik hoor de weefgetouwen die voor eeuwig dreunen.
Mijn moeder heeft de kachel aangemaakt
met twijgjes, verbannen in de laatste storm.
Het gasvuur is taboe en mijn voeten bloeden;
dus raap ik vruchten zonder gaten, zonder wespen.
6/2/2017
|