Eén van de 4 gedichten waarmee ik in 2007 gekozen werd tot dorpsdichter 2007 van Galmaarden. Niet meteen mijn beste ding, maar veeleer een vertelling op rijm over typische elementen van mijn gemeente. (zie ook 'Wandelaar' een soort monoloog van de Mark, de rivier die door ons dorp vloeit)
Thuiskomst.
Weer ben ik terug van een verre reis naar zee of bergen, zon of ijs, en dompel ik me in eigen streek: het lieflijk golvende Tollembeek.
En ondanks tractoren en oogstmachines snuif ik bloemen en tannines of verafgood ik weer de kilte in dit verklaard gebied van stilte.
Waar men in het weekend zijn grasveld maait en s nachts ook volop oogst en zaait, waar de jeugd ongeremd op brommers snort en mijn buurman op de zijne knort.
En eer de zon komt voor de maan, ziet men aan t station al autos staan die heel vroeg hierheen zijn gekomen en me wekten uit mijn dromen.
In de villawijk bij het middelste kavel pronkt een molenromp, wit als een snavel, die me teruggooit naar de tijd van trekpaard en noeste landarbeid.
Als mijn oog rust op het monument voor gesneuvelden die niemand meer kent en ik de lege blik zie van een soldaat klinkt achter mij: Bloemkool! Tomaat!
En s zondags luidt de klok van de kerk, want de pastoor doet hier nog zijn heilig werk. Prompt fietsen veel mannen weg van huis langs de 'kapellen', maar geen kerk of kluis.
Wie geen auto heeft, en iets wil kopen, heeft pech wanneer hij last heeft met lopen, want er zijn geen winkels meer bij de deur, en je moet naar Galmaarden voor t gesleur.
Daar vind je 't beste brood, zelfs echte hespen en in t containerpark het meeste wespen. Daar is de markt, gezelligheid eerste klas bij het frietkot en ook op een terras.
Ik ben er thuis, en zoals bij alle mensen leven hier verdrongen en verhoorde wensen, en al denk ik: het is wel niet ideaal, toch is dit ons leven, van ons allemaal
|