Recentelijk hebben twee gezaghebbende Nederlandse verenigingen voor kinder- en jeugdgezondheidszorg een nieuwe richtlijn voor de preventie van wiegendood uitgebracht. Aan de basis van dit initiatief ligt de vaststelling dat bepaalde risicofactoren weer in frequentie toenemen, waarschijnlijk door een verminderde aandacht voor de problematiek van wiegendood.
Men denkt dat wiegendood wordt veroorzaakt door een combinatie van een eigen gevoeligheid bij het kind en externe factoren. Onderzoek wijst op een stoornis van de hersenstamkernen die een levensbelangrijke rol spelen bij de controle van de ademhaling, waardoor de wekreactie in gebreke zou blijven.
Preventieve maatregelen: zie het artikel: Wiegedood.
Laat je baby regelmatig op zijn buik spelen. De belangrijkste risicofactor voor wiegendood blijft slapen in buikligging. Ouders leggen hun kinderen tegenwoordig in de overgrote meerderheid van de gevallen op de rug te slapen. Maar vanaf de leeftijd van ongeveer drie maanden kan een zuigeling zichzelf vanuit rug- naar buikligging omdraaien. Het risico van wiegendood is het hoogst bij kinderen die voor het eerst op de buik slapen, ook wel ‘onervaren buikslapers’ genoemd. Opvallend is dat bij wiegendood van een onervaren buikslaper, het kind zeer vaak met het gezicht naar beneden wordt aangetroffen. Mogelijk is het beschermingsmechanisme om het hoofd opzij te draaien onvoldoende ontwikkeld bij onervaren buikslapers. In de herziene richtlijn wordt daarom aangeraden om baby’s regel matig onder toezicht op hun buik te laten spelen. Zie ook wiegedood en buiklig.
Op de rug slapen geeft geen vervorming van de schedel. Sommigen vrezen dat hoofdzakelijk op de rug slapen bij het kind een vervorming van de schedel teweegbrengt. Dit kan verklaren waarom men vroeger zijligging niet afraadde tot de leeftijd van twee weken. Omdat ouders de zijligging mogelijk langer handhaven, waardoor omrollen naar buikligging steeds vaker kan vóórkomen, wordt de zijligging nu vanaf het begin afgeraden. De vrees voor vervorming van de schedel bij het slapen in rugligging is onterecht. Het risico bestaat slechts als er andere factoren aanwezig zijn, zoals een voorkeurshouding van het hoofd bij verzorging en een vertraagde motorische ontwikkeling. In de nieuwe richtlijn wordt daarom aanbevolen om tijdens verzorging het hoofd van het kind afwisselend naar links en naar rechts te leggen.
Passief roken bevordert het vóórkomen van wiegendood, met een duidelijke dosisresponsrelatie. Het effect is groter tijdens de zwangerschap dan vlak na de geboorte. Nicotine belemmert onder andere de expressie en de functie van bepaalde hartreceptoren die het hartritme versnellen. Daardoor ontstaat een verminderde respons op zuurstoftekort met als gevolg een verminderde hersendoorbloeding en een verhoogde kans op hartstilstand.
Nieuw is de vaststelling dat bij de ouders in bed slapen een verhoogd risico van wiegendood veroorzaakt. Vooral als de ouders onder een dekbed slapen en/of twee losse matrassen hebben waartussen het kind klem kan komen te zitten, is de kans op verstikking groter. Ook wanneer de ouders minder wekbaar zijn door vermoeidheid, medicatie of alcoholgebruik, is er een groter risico van wiegendood. De kans neemt af met leeftijd, tot de leeftijd van vier à vijf maanden; ze is hoger bij premature kinderen. Aanbevolen wordt om het kind tot de leeftijd van vier maanden niet bij de ouders te laten slapen. Deze termijn wordt verlengd tot zes maanden als de ouders roken en/of het kind prematuur is.
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat zowat 20% van de gevallen van wiegendood plaatsvindt in de setting van een dagverblijf. Zelfs na een gerichte voorlichting, waardoor het vóórkomen van de hierboven beschreven risicofactoren niet meer verschilt van die in de thuissituatie, blijft de incidentie in dagverblijven ruim tweemaal hoger. Mogelijk veroorzaakt de onbekende omgeving meer stress bij zuigelingen, maar verder onderzoek moet dit bevestigen
Een kind in het bed van zijn ouders laten slapen is geen goed idee, maar in dezelfde kamer als zijn ouders is het veiliger dan waar ook. Europees onderzoek vindt een significant verschil in het risico van wiegendood tussen zuigelingen die op de kamer van hun ouders slapen en zuigelingen die dat niet doen. Het positieve effect is meer uitgesproken bij jonge zuigelingen. De kamer delen met andere kinderen blijkt geen bescherming te bieden. Aanbevolen wordt om tot de leeftijd van zes maanden het kinderbedje op de slaapkamer van de ouders te plaatsen.
Het kinderbedje kan maximaal beveiligd worden. Men raadt bijvoorbeeld aan het kind neer te leggen met zijn voeten tegen het voeteneinde van het bed. Het bed moet strak worden opgemaakt zodat het kind niet te veel beweegt. Ook overdag slaapt de zuigeling niet in een groot bed. Hoofdkussens en de aanwezigheid van grote knuffels moeten vermeden worden. Ten slotte moet men ervoor zorgen dat het kind niet in slaap valt buiten zijn bed terwijl het alleen is: jonge kinderen slapen niet in een box en worden ook niet alleen gelaten als ze in hun box aan het spelen zijn.
Lager risico bij gebruik van een speen. Op het ogenblik dat het kind in zijn bedje wordt gelegd, kan het best een speen meekrijgen. Onderzoek laat eenduidig een lager risico van wiegendood zien bij kinderen aan wie een speen wordt toegestopt. Over het mechanisme achter dit effect bestaan slechts hypothesen. Mogelijk bemoeilijkt de aanwezigheid van de speen het omrollen naar buikligging. Daarnaast stabiliseert de speen de tong en voorkomt op die manier de obstructie van de luchtweg. Misschien werkt de speen geruststellend en gaan zuigelingen daardoor minder bewegen in hun slaap. Ook wordt verondersteld dat speengebruik misschien gastrooesofagale reflux beperkt. Ten slotte geeft onderzoek aanwijzingen dat het gebruik van een speen de auditieve wekdrempel zou verlagen. Omdat speengebruik mogelijk nadelig is voor de borstvoeding, wordt aanbevolen een speen bij kinderen met borstvoeding pas aan te bieden als de borstvoeding op gang gekomen is.
Een verder positief effect kan worden verwacht van borstvoeding. Retrospectief onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die aan wiegendood overleden, minder vaak borstvoeding kregen. In 2007 nog werd een meta-analyse uitgevoerd van alle studies die sinds 1993 de correlatie tussen wiegendood en borstvoeding hebben onderzocht. Onderzoek toont aan dat kinderen met borstvoeding een lagere wekdrempel hebben. Het effect van borstvoeding zou onder andere toe te schrijven zijn aan de samenstelling van de vetten in de moedermelk, die de rijping van de hersenen bevordert.
Niet oninteressant is dat het overzicht van de nieuwe richtlijn in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde terloops wijst op een conceptueel verschil tussen wiegendood en wat in de Angelsaksische literatuur wordt aangeduid als Sudden Infant Dead Syndrome (SIDS). Wiegendood wordt gedefinieerd als de plotselinge, onverwachte dood van een kind onder de twee jaar, bij wie geen lichamelijke afwijking wordt vastgesteld die het overlijden kan verklaren. Van SIDS spreekt men als het postmortaal onderzoek, inclusief een volledige autopsie, nog steeds geen verklaring biedt. SIDS is dus een subcategorie van wiegendood.
We komen ook te weten waarom buikligging moet vermeden worden: in buikligging is de intrinsieke wekdrempel hoger. De prikkel om een wekreactie tot stand te brengen moet tot 1,5 maal sterker zijn bij een kind in buikligging dan bij een kind in rugligging. De reden is dus niet dat een kind in buikligging een hoger risico heeft om op zijn neus te gaan liggen, wat men misschien intuïtief zou verwachten.
Bron: De Huisarts 4/12/08, nr 900, Dr. M. Langdries Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152(24): 1370-1374 Canadian Paedriatric Society (www.cps.ca): Recommendations for the use of pacifiers.
Geschreven op
06-12-2008 door Bruno Ariens
|