Babys kunnen hun kersverse ouders soms tot wanhoop leiden. De ene keer liggen ze schattig in hun wiegje te frazelen en vallen ze zonder problemen tevreden in slaap. De andere keer beginnen ze te huilen zodra je de kamer verlaat. Een jonge baby die huilend wakker schrikt of niet kan slapen, moet je troosten, ontwikkelingspsychologisch is dat voor het gevoel van veiligheid en vertrouwen cruciaal. Je hebt natuurlijk als bezorgde ouder de neiging om terug te gaan en je kindje weer uit zijn wiegje te halen om hem te troosten. Alhoewel je je baby niet echt kunt verwennen onder de 6 maanden, moet je toch opletten voor het onbewust aanleren van verkeerde gewoontes.
De aanpak van inslaapproblemen bij kinderen onder de 12 maanden kan er in eerste instantie in bestaan het huilen te negeren. Er is immers veel kans dat het huilen na een korte tijd weer verdwijnt en dat de baby in slaap valt. Als je je kindje een tijdje hoort huilen, ga dan natuurlijk eens kijken of alles in orde is, maar hou het bij een korte geruststelling, je baby weer toedekken, eventueel zijn fopspeen in zijn mondje stoppen, hem zachtjes toespreken en weer snel de kamer verlaten. Laat je baby in zijn wiegje liggen, blijf er zo kort mogelijk bij en maak zo weinig mogelijk drukte bij zijn wiegje. Wanneer je kindje bij de volgende bedtijdmomenten weer huilt wacht je alsmaar langer voor je er naar toe gaat. Als je teveel aandacht geeft aan het huilen bestaat de kans dat het huilen na verloop van tijd een gewoonte wordt en deel gaat uitmaken van het gewone slaappatroon.
Bij babys die erg veel huilen is het gewenst dat je dit bij de huisarts laat nakijken om medische oorzaken uit te sluiten.
Als je je kindje telkens oppakt bij het huilen,beloon je zijn huilgedrag, waardoor dit huilgedrag in de toekomst nog meer zal voorkomen. Met andere woorden, je kweekt op deze manier een slechte gewoonte aan. Babys vanaf 6 maanden leren op deze manier om te huilen als in hun bedje liggen en ze zullen dat dan ook vaker herhalen. In deze situatie bereikt men goede resultaten door het gebruik van een standvastig bedtijdritueel en de uitdoving van de ouderlijke aandacht.
Uiteraard hebben babys nood aan aandacht! Maar geef die aandacht dan op waakmomenten, zoals bij het eten, het wassen, het kleden of bij andere gelegenheden.
Vanaf de leeftijd van 6 maanden kunnen kinderen s nachts gaan huilen om aandacht. Geen paniek, het is normaal dat kinderen s nachts wakker worden. Geef zo weinig mogelijk aandacht aan dit huilen en je laat je kind best in zijn bedje. Kinderen raken vlug gewend aan aandacht s nachts, want kinderen en babys hebben graag aandacht, ook negatieve zoals mopperen en ze zullen alles doen om dit te behouden.
De eerste keer is het vreselijk schrikken voor de ouders. Plotseling begint hun kind met zijn of haar hoofdje tegen de bedrand te bonken. Geschrokken gaan ze bij het kind kijken in de hoop het kind er mee te kunnen laten stoppen. Maar het kind lijkt niet echt bereikbaar.
Hoofdbonken komt vrij veel voor bij jonge kinderen en is over het algemeen iets waar de ouders zich geen zorgen over te hoeven maken. Twee derde van alle baby's rond de leeftijd van 9 maanden vertoont wel een of andere vorm van ritmische bewegingen tijdens het slapen. Ze treden op voor het inslapen en blijven doorgaan tot in de lichte slaap. Met hoofdbonken bedoelen we het slaan met het hoofd tegenaan het kussen, de matras, de muur of het hoofdeinde van het bed. Naast hoofdbonken zijn ook andere bewegingen mogelijk zoals hoofdrollen of heen en weer schommelen. Bij hoofdrollen blijft je kind op zijn rug liggen en rolt met het hoofd, of met het hele lichaam van links naar rechts. Met heen en weer schommelen zit je kind op handen en knieën in bed en wiegt of schommelt met het lichaam.
Meestal stopt het gedrag na enkele maanden, sommige kinderen houden het langer vol. Bij kleuters komt het gedrag bijna niet meer voor. De meeste kinderen bonken rond het slapen gaan. Ze schijnen zich er nauwelijks van bewust te zijn. Veel kinderen maken er ook een monotoom geluid bij. Dit brommen zien we ook wel bij kinderen die niet hoofdbonken, maar zichzelf met dit brommen in slaap helpen.
Over het algemeen gaan kinderen niet zo ver dat ze zichzelf werkelijk verwonden. Sommige kinderen krijgen wel blauwe plekken op hun hoofdjes. Maar gek genoeg ervaren deze kinderen ook dan meestal geen pijn. Bij het hoofdbonken is het kind heel erg in zichzelf gekeerd.
Het hoofdbonken bij het slapen gaan heeft dan ook niets te maken met hoofdbonken van een kind wat kwaad of gefrustreerd is. Deze kinderen gaan heel bewust bonken met hun hoofd. Kinderen die bonken bij het slapen doen dit onbewust. Bij de meeste kinderen is het hoofdbonken een manier is om tot rust te komen, eventuele spanning af te reageren en een methode om in slaap te komen. Het is te vergelijken met schommelen of in de wagen rijden, iets waar jonge baby's heel positief op kunnen reageren.
Maar waarom gaat het ene kind wel bonken en de ander niet? Dit lijkt gedeeltelijk afhankelijk te zijn van in hoeverre het kind andere manieren heeft om eventuele spanning af te reageren en hoe gevoelig het kind is voor spanning. Hoofdbonken is een tic net als duimzuigen, nagelbijten, plukje haar draaien, met de vingers trommelen etcetera. En tics zijn over het algemeen een uiting van spanning. Vaak zien we ook een toename in het bonken vlak voor dat het kind een nieuwe stap in ontwikkeling maakt. Steeds vaker wordt er ook gedacht dat het te maken heeft met de rijping van de hersenen. Naarmate de hersenen meer rijpen stopt het bonken vanzelf.
Wanneer een ouder kind (boven de zes/zeven) het nog doet, kan dat wijzen op een problemen in de ontwikkeling. Maar in dat geval kan er veel meer aan de hand zijn en zal er ook veel andere problematiek bij het kind te zien zijn . Enkel hoofdbonken op deze leeftijd hoeft absoluut geen probleem te zijn. Wanneer er problemen zijn is het hoofdbonken enkel een van een aantal symptomen. Zo zien we hard hoofdbonken regelmatig bij kinderen met een autistische stoornis. Deze kinderen bonken ook vaak overdag.
Over het algemeen hoeft er niets gedaan te worden aan het hoofdbonken. Wanneer het kind zichzelf geen pijn doet of beschadigd hoeft er niets te gebeuren. Maar veel ouders vinden het bonken, volkomen begrijpelijk erg naar en willen graag iets ondernemen om het bonken minder te maken. Het kind minder laten bonken is moeilijk, maar er kan wel voor gezorgd worden dat het kind minder hard kan bonken.
Vaak helpt het voldoende om de bedrand te bekleden zodat het bonken geen pijn doet. En wanneer dit niet voldoende werkt kan overwogen worden het kind tijdelijk in een campingbedje te leggen. Tegen deze stoffen zijkanten kan het kind zich niet bezeren en heeft het bonken ook minder effect. Wat soms ook kan helpen is de dag heel rustig afbouwen. Een half uur voor het slapen gaan al de lichten wat lager, rustig op schoot naar een liedje luisteren of een verhaaltje en zo het kind helpen tot rust te komen Het rustgevende effect van het bonken is dan niet altijd meer nodig. Ook kan gekeken worden of het kind te veel spanning in de dag ervaart. Door wat meer regelmaat en minder spanning in de dag te brengen kan het hoofdbonken soms ook afnemen. Maak werk van een goede slaaphygiëne en bedtijdritueel.
Verder moet het hoofdbonken toch zoveel mogelijk op zijn beloop gelaten worden Belangrijk is dat er zeker niet teveel aandacht gegeven wordt aan het hoofdbonken. Wanneer het kind aandacht krijgt wanneer het bonkt zal het dit ervaren als een beloning voor het hoofdbonken en dit houdt het enkel in stand. Niets doen toch vaak het beste.
Bijna in alle gevallen verdwijnt het hoofdbonken naarmate het kind ouder wordt. Gewoon geduld hebben lijkt in dit geval dan ook het beste advies.
Psychosociale problemen vormen een van de meest voorkomende oorzaken van slapeloosheid. Stress speelt daar een belangrijke rol in. Over de invloed van stress op de slaap, wat stress teweeg brengt en hoe we dit kunnen aanpakken hebben we vroeger besproken. Ook kinderen kunnen last hebben van stress en slapeloosheid.
Nu blijkt dat maar liefst 62% van de kinderen van zes tot twaalf jaar oud soms kampt met stress. Te veel activiteiten en druk en te weinig structuur zijn de belangrijkste oorzaken, zo verklaart De Standaard.
Zes- tot twaalfjarigen kunnen minder dan vroeger zorgeloos door het leven gaan. Na schooltijd hollen ze van de muziekschool naar hun sportclub of jeugdbeweging. Tussendoor maken ze even hun huiswerk of bereiden ze een examen voor. En als het even kan, doen ze dat allemaal zo goed mogelijk ook. Van hen wordt immers enkel het beste verwacht.
'Eigenlijk zijn het net kleine volwassenen', vertelt Carine Fays van Egérie, een marktonderzoekbureau dat de leefwereld van kinderen onderzocht. 'En net zoals volwassenen krijgen ze ook steeds meer met stress te maken.'
De oorzaken zijn legio. Allereerst zijn ook kinderen onderhevig aan de gehaastheid en prestatiedruk die onze samenleving kenmerken. 'Te veel activiteiten naast de school geeft hun de indruk dat ze zich constant moeten haasten', verklaart Fays. '41procent heeft dat gevoel. Daarnaast leeft bij 26procent van de kinderen ook het idee dat ze in al die activiteiten de beste moeten zijn.'
'Naschoolse activiteiten kunnen zo van ontspanning in verplichting veranderen', zegt de kinderpsychologe Audrey Huyvaert. 'De eisen waaraan kinderen moeten voldoen, worden inderdaad steeds hoger', vervolgt ze. 'De reden daarvoor ligt voor een groot deel bij de ouders, de school en de prestatiegerichte maatschappij in haar geheel. Maar je mag niet uit het oog verliezen dat sommige kinderen zichzelf hoge eisen opleggen. Enkel de omgeving van het kind met de vinger wijzen is te eenvoudig.'
Een tweede oorzaak is gebrek aan structuur. 'Een kind heeft nood aan een duidelijk en voorspelbaar kader om zich veilig te voelen', legt Huyvaert uit. 'Zonder dat kader zijn kinderen op zichzelf aangewezen en raken ze gemakkelijk het spoor bijster. Helaas durft het in een modern kinderleven al eens aan structuur te ontbreken.'
'Kinderen krijgen steeds vroeger een grote autonomie om zelf beslissingen te nemen', verduidelijkt Fays. 'De gemiddelde twaalfjarige mag anno 2008 een pak meer dan tien jaar geleden. Ook is er weinig controle. Ouders zeggen wel eens dat surfen op het internet maar een uurtje per avond mag, maar gecontroleerd wordt dat zelden.'
Ook de school zadelt kinderen met stress op. 'Frappant is wel dat 46% van de Franstalige kinderen dat als stressfactor vermeldt, terwijl slechts 37procent van de Nederlandstalige kinderen dat doet', aldus Fays. 'Vermoedelijk is dat omdat scholen in Vlaanderen een rigidere structuur en striktere regels hanteren. Verbaal en fysiek geweld komt ook frequenter voor in Waalse lagere scholen.'
Voor meisjes weegt ook het uiterlijk op de gemoedstoestand. Fays: 'Liefst 46procent van de tien- tot twaalfjarige meisjes is bezig met hun lijn. Als ze de koelkast opentrekken, laten ze snoep en frisdrank links liggen en kiezen ze resoluut voor fruit, groenten en water.' Ook Huyvaert merkt die tendens. 'De wereld van kinderen is veel groter dan vroeger. Waar hun referentiekader voorheen beperkt was tot de klasgenootjes, hebben ze tegenwoordig via internet en televisie een kijk op de hele wereld. Jonge meisjes spiegelen zich daardoor meer en meer aan beroemdheden en modellen, met het voorspelbare gevolg dat hun gewicht een issue wordt.'
Bedrijven spelen daar trouwens gretig op in. 'Zo is het bijvoorbeeld geen toeval dat McDonald's op een bepaald moment wortels aan zijn happy meal toevoegde. Zo hopen ze in de gratie te blijven van jonge, diëtende meisjes', aldus Fays.
Hoewel 62procent van de kinderen al eens met stress kampt, is het ook niet helemaal dramatisch. 'Als het probleem enkel stress is, zijn er enkele eenvoudige aandachtspunten die tot verbetering kunnen leiden.'
'Ten eerste moeten zowel de ouders als de school aanvoelen wat nodig is opdat een kind zich goed zou voelen. Dat kan ook via een gesprek, maar kinderen zijn doorgaans nog niet voldoende taalvaardig om hun gevoelens uit te leggen. Daarnaast hebben de kinderen van vandaag vooral nood aan meer structuur. Ze zijn wel autonomer, mondiger en assertiever, maar het blijven nog altijd kinderen.'
Mensen met slaapapneu kampen vaker met slaperigheid overdag, hebben een langere reactietijd en een verminderde waakzaamheid. Het gaat dus om een significante risicofactor. Dat bleek op het lentesymposium van de Belgian Assocation for the Study of Sleep dat zich boog over het verband tussen slaap en verkeersongevallen, zo meldt artsenkrant.
Vier procent van de volwassen bevolking lijdt aan slaapapneu. Hoe herken je die mensen? "Meestal klagen ze over snurken, een verstoorde en niet verkwikkende slaap en slaperigheid overdag. Dat laatste symptoom uit zich soms door vermoeidheid, aandachtsstoornissen, vergeetachtigheid en concentratieproblemen. Maar sommige patiënten consulteren ons alleen omdat hun partner zegt dat ze snurken en ophouden met ademen", zegt Prof. Daniel Rodenstein, pneumoloog in het centrum voor slaapgeneeskunde van het universitair ziekenhuis Saint-Luc in Brussel.
Een ongeval op de tien zou het gevolg zijn van slaperigheid, concentratieverlies of onoplettendheid, deels veroorzaakt door slaapapneu. "De grootste risicofactor voor verkeersongevallen is slaaptekort. We slapen nu meer dan een uur minder dan 50 of 100 jaar geleden. Mensen die minder dan vijf uur slapen, hebben veel vaker verkeersongevallen, zonder dat ze ziek zijn. De tweede factor zijn ziekten, waaronder slaapapneu, dat heel vaak voorkomt. Narcolepsie is heel zeldzaam (vijf personen op de 10.000) maar vormt ook een risicofactor. En ook de inname van bepaalde drugs of geneesmiddelen zoals slaapmiddelen, anti-allergische medicatie en opioïde pijnstillers. Als de arts slaapmiddelen voorschrijft, moet hij de patiënt op dat probleem wijzen."
Slaapapneu bij volwassenen is te wijten aan overgewicht en tabaksgebruik. "In de meeste studies waarin men apneupatiënten vergeleek met een controlegroep hield men rekening met het lichaamsgewicht en hadden de apneupatiënten meer verkeersongevallen dan de anderen", legt de longarts uit. De eerste studie over dit verband dateert van 1988 en toonde al aan dat patiënten met slaapapneu zeven keer meer risico liepen op een ongeval. Ze hebben ook significant meer ongevallen op het werk en thuis.
Wat het gewicht betreft: elke persoon die problemen heeft om zich te bewegen, zal meer ongevallen hebben dan de anderen. Maar zelfs nu overgewicht een heuse epidemie wordt, komen er meer niet-obesen naar de raadpleging, zegt Daniel Rodenstein. "Komt dat omdat er meer mensen zijn met slaapapneu of omdat de mensen meer consulteren omdat het probleem beter gekend is?"
Na een behandeling met positieve luchtdruk (CPAP) daalt het aantal ongevallen bij mensen met slaapapneu gelukkig significant. Het verhoogde risico verdwijnt dan volledig.
"Verkeersongevallen blijven zeldzaam en we willen deze patiënten dus niet verbieden om met de auto te rijden. Ze moeten kunnen rijden op een veilige manier, voor zichzelf en voor de andere weggebruikers", zegt Rodenstein.
Op het congres werd ook gehamerd op het belang van een uniformisering van de wetgeving. "België heeft een goed systeem waarin slaapapneu is opgenomen: tussen de diagnose en de behandeling geldt er een rijverbod. Maar dat verbod kan worden aangepast. De arts kan bv. zeggen: 'U mag overdag de kinderen naar school rijden, maar u mag niet rijden op de autosnelweg of 's nachts.' Zodra de behandeling wordt opgestart, vervalt het verbod."
"België is een van de enige landen met zo'n regelgeving. Een Italiaanse of een Roemeense chauffeur met slaapapneu mag bij ons dus wel rijden. We pleiten voor een uniforme Europese wetgeving, zoals bv. al het geval is voor het dragen van een bril. Slaapapneu blijkt nochtans een grotere risicofactor te zijn voor ongevallen dan gezichtsproblemen. We hopen dat de Europese overheden orde op zaken stellen vóór de invoering van het Europese rijbewijs in 2013."
Een ongeval op de tien zou het gevolg zijn van slaperigheid, concentratieverlies of onoplettendheid, deels veroorzaakt door slaapapneu.
Bron: Artsenkrant Nr. 1930 - 27.06.2008, Martine Versonne. Belgian Association for Sleep Research and Sleep Medicine: www.belsleep.org
Als je last hebt van chronische bronchitis (COPD) en je ondervindt problemen met je slaap is het erg belangrijk om de COPD behandeling goed op punt te stellen. Uit studies blijkt immers dat de slaaparchitectuur ernstig verstoord is bij mensen met COPD. Ze hebben minder diepe slaap en remslaap, ook de totale slaaptijd is verminderd en ze worden makkerlijker wakker 's nachts.
Slaapgebonden klachten staan bij COPD namelijk op de derde plaats, na kortademigheid en moeheid. Niet minder dan de helft van mensen met COPD klaagt over zijn slaap. Ze vallen moeilijker in slaap, worden makkelijker wakker, ze worden ook 's morgens te vroeg wakker en kunnen dan niet meer terug in slaap vallen, met als gevolg een overmatig slaperigheid overdag .
In vergelijking met normale slapers voelen slechte slapers zich in het algemeen meer slaperig overdag, ook meer vermoeid, minder fit in hun hoofd, minder gelukkig, angstiger, minder gezond en meer beperkt in hun algemeen functioneren. Slapeloosheid is dus veel meer dan alleen maar een vervelend probleem. We weten dat wie lijdt aan slapeloosheid meer risico loopt om een depressie, verslaving of angststoornis te krijgen. Onderzoek bij COPD toonde een verrassend groot aantal mensen met psychische zieken. Deze angst- of depressieve klachten bleken daar bovenop een betere voorspeller te zijn van de levenskwaliteit bij COPD dan hun ademtesten. Zie ook: 'emotioneel sterk door voldoende slaap'.
Hoe komt het dat de slaap zo verstoord word bij COPD?
1. COPD geeft meer slijmvorming in de luchtwegen, meer hoesten en een moeilijkere ademhaling door de vernauwing van de luchtwegen. Dit wordt erger bij het liggen, zodat het ademen 's nachts meer inspanning vereist. Hierdoor wordt je gemakkelijker wakker 's nachts.
2. Door te liggen neemt de kortademigheid toe.
3. 's Nachts daalt het zuurstofgehalte in het bloed, vooral tijdens de remslaap, waarbij de spieren het meest ontspannen zijn. Als antwoord op een te laag zuurstofgehalte versnelt de ademhaling, dit vraagt dan meer inspanning, wat leidt tot meer wakker worden. Het zuurstofgehalte daalt wegens de slaapgebonden tragere ademhaling, vermindering in longcapaciteit (door de liggende houding) en door een minder goede overdracht van zuurstof vanuit de longen naar de bloedvaatjes.
4. Wegens oorzaken die samenhangen met COPD zoals depressie of angststoornissen (zie hierboven), slaapverstorende medicatie bij COPD en slaapapneu. Er bestaat namelijk een sterke associatie tussen COPD en slaapapneu.
Het effect van COPD medicatie op slaap: cortisone verkort de tijd van je remslaap en verlaat het begin ervan. Van theophylline is geweten dat het de slaap onderbreekt en een minder goed gevoel over de slaap geeft.
Dus naast het optimaliseren van de behandeling van COPD is het erg belangrijk om samenhangende aandoeningen op te sporen en zo goed mogelijk te behandelen. Vooral het uitfilteren van wie lijdt aan slaapapneu is erg belangrijk. Verder kun je best je medicatie onder de loep nemen en opletten op welk moment en aan welke dosis je mogelijk slaapverstorende medicatie neemt.
Als de voorgaande maatregels zijn genomen en je blijft opgezadeld zitten met slapeloosheid moet je de algemene aanpak van slapeloosheid volgen. Het is belangrijk om voorzichtig te zijn met slaapmiddelen bij mensen met COPD. Bij zware COPD worden ze best vermeden. Studies tonen immers meer kans op een toename van het aantal apneu's (stilvallen van de ademhaling) en ze duren ook langer. Het zuurstofgehalte in het bloed is meestal lager, de ademhaling iets sneller en ze vraagt meer moeite. Belangrijk is dat mensen met slaapapneu trager wakker worden nadat hun luchtweg is toegeklapt. Andere studies tonen dan weer geen verhindering van de ademhaling, wat echter niet wegneemt dat voorzichtigheid moet worden in acht genomen.
Bron: Insomnia and Comorbid Chronic Obstructive Pulmonary Disease, Karl Doghramji, MD, Medscape 30/5/2008
Parkinsonpatiënten rapporteren een brede waaier van slaapstoornissen, gaande van slapeloosheid en parasomnie (ongewone gedragingen tijdens de slaap) tot slaperigheid overdag.
Parkinsonpatiënten kunnen gemakkelijk inslapen, maar na een tijd weer wakker worden en de slaap niet meer kunnen vatten. Sommige patiënten liggen 30 % tot 40 % van de nacht wakker. Deze stoornissen kunnen te wijten zijn aan letsels van de hersenstructuren die de slaap regelen, aan verminderde werking van de medicatie of door 's nachts te moeten plassen. Depressie en angst kunnen eveneens een rol spelen. Daarnaast hebben parkinsonpatiënten vaak slaapapneu en rusteloze benen syndroom(RLS).
Een bijzondere vorm van slaapstoornissen is de REM sleep behavior disorder (RBD), waarbij de normale spierverslapping tijdens de REM-slaapverloren gaat. Patiënten met RBD acteren tijdens hun dromen: ze praten en maken gerichte bewegingen met handen en voeten, soms op een gewelddadige manier. Echt belangrijke RBD wordt vastgesteld bij zowat een kwart van de parkinsonpatiënten. Slaapstoornissen bij de ziekte van Parkinson, en in het bijzonder RBD, zijn een risicofactor voor het ontwikkelen van psychotische verschijnselen (wanen en hallucinaties).
Slaapapneu (OSA) kan eveneens voorkomen bij parkinsonpatiënten en houdt hier geen verband met zwaarlijvigheid. De oorzaak is veeleer een aantasting van de hersenstructuren die de ademhaling regelen. Ook stijfheid van de ademhalingsspieren thv de keel kan een rol spelen. Restless legs syndrome (RLS) komt voor bij minstens 20 % van de patiënten met de ziekte van Parkinson. Hoewel RLS en de ziekte van Parkinson te wijten zijn aan stoornissen van de dopaminewerking en allebei reageren op behandelingen met dopamine, is het onduidelijk of de werkingsmechanismen voor allebei wel degelijk dezelfde zijn.
Het spreekt vanzelf dat een optimale behandeling met parkinsonmiddelen de slaap kan bevorderen. Het gunstige effect van ropinirol en pramipexol op RLS is welbekend. Clonazepam wordt gegeven als behandeling van RBD. Ook van deep brain stimulation is aangetoond dat het slaapstoornissen gevoelig kan doen wijken. CPAP is de ideale oplossing voor slaapapneu, maar parkinsonpatiënten hebben vaak meer last om een masker te vinden dat het slaapcomfort niet verstoort. Het slaaplabo kan de patiënt wellicht helpen om de beste keuze te maken. 's Nachts wateren is bij parkinsonpatiënten vaak te wijten aan ophouden van vocht in de benen door een gebrek aan lichaamsbeweging en het gebruik van dopamine-agonisten. s Nachts wordt het vocht geresorbeerd en geeft aanleiding tot plassen. Lichaamsbeweging en het gebruik van steunkousen kan helpen. Eventueel kan tolterodine of oxybutynine worden toegediend.
Ook slaperigheid overdag is een belangrijk probleem bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Dit probleem is te wijten aan verschillende factoren, zoals de aantasting van de hersenfunctie, het gebruik van medicatie meer bepaald dopaminerge middelen en de hierboven beschreven slaapstoornissen. Slaperigheid overdag is vooral een probleem bij het autorijden, want episodes van plots inslapen, de zogenaamde sudden onset sleep, zijn beschreven. Veel middelen om de patiënt te helpen zijn er niet, behalve een optimale behandeling van de slaapstoornissen.
Bron: De Huisarts, 29 mei 2008, nr 878, Dr. Michèle Langendries, Am J Manag Care. 2008;14:S59-S69.