We weten dat slaapgebrek psychische en lichamelijke gevolgen heeft, maar nu blijkt uit recent onderzoek dat aanslepende slaapproblemen ook een duidelijk verhoogd risico betekenen voor zelfdodinggedrag. En dit is vastgesteld ook bij afwezigheid van psychische aandoeningen.
Dr. M. Wojnar (Universiteit Michigan) volgde bijna 6000 personen gedurende een jaar en wie kampte met slaapproblemen bleek drie keer meer kans op een zelfdodingpoging te hebben dan wie geen slaapklachten ondervond!
Zowel het moeilijk inslapen, het slecht kunnen doorslapen als 's morgens te vroeg wakker worden was geassocieerd met zelfdodinggedachten, -plannen en - pogingen.
Deze bevindingen werden onlangs voorgesteld op het World Psychiatric Association International Congress on Treatments in Psychiatry, in Florence, Italië.
Aandacht aan het probleem zelfdoding in superbelangrijk, het is immers de belangrijkste doodsoorzaak van vroegtijdig overlijden, namelijk ongeveer 30.000 personen per jaar in de VS overlijden door zelfdoding. En bijna 400.000 bezoeken aan de spoedgevallen in de VS zijn te wijten aan niet fatale pogingen.
Het juiste mechanisme waardoor slaapproblemen zelfdodinggedrag beïnvloeden begrijpen we nog niet duidelijk, legt Dr. Wojnar uit. maar we gaan ervan uit dat slaaptekort een negatieve invloed heeft op iemands denken, wat zijn beoordelingsvermogen en het controleren van impulsieve gedachten vermindert.
Combineer dit met toegenomen vermoeidheid en een gevoel van hopeloosheid en je krijgt een gevaarlijke mix die leidt tot zelfdodinggedachten en - gedrag. Daarnaast is het mogelijk dat een slechte slaapkwaliteit je eigen serotonineproductie verstoort, wat aanleiding kan geven tot psychische problemen en zelfmoord.
De negatieve invloed van aanslepend slaaptekort op de gezondheid wordt steeds duidelijker. In het kader van een Europees project bestuderen onderzoekers van het CHU Vésale in Charleroi de invloed van slaaptekort op de waakzaamheid en op de markers van risicofactoren voor hart- en vaataandoeningen.
Het Europees project Sleep Restriction (Marie Curie) wordt gecoördineerd door de universiteit van Helsinki en geeft ons een beter inzicht in de slaapmechanismen. Zes verschillende partners namen er aan deel, waaronder het laboratorium voor experimentele geneeskunde van de ULB in het CHU van Charleroi (Hôpital Vésale, Montigny-le-Tilleul). De bedoeling was om moleculaire, fysiologische, gedragsmatige en sociologische elementen aan te tonen als gevolg van slaaptekort, waaronder ook bv. zwaarlijvigheid, hart- en vaatziektenof suikerziekte.
Er werden gecontroleerde studies uitgevoerd met gezonde vrijwilligers die gedurende een tiental dagen minder lang sliepen. "Bij een bepaalde proef sliepen vrijwilligers drie basisnachten gedurende acht uur, nadien vijf nachten gedurende vijf uur, gevolgd door drie nachten recuperatie. Waarom vijf nachten? Om enigszins een normale werkweek na te bootsen, waarin we de neiging hebben om het aantal uren slaap te beperken, om die dan te recupereren tijdens het weekend."
Het onderzoek wees op een stijging van de oxidatieve stress tijdens de vijf nachten van vijf uur slaap. Merkwaardiger is dat er na één of twee nachten basisslaap geen onmiddellijke recuperatie optrad. Na de eerste recuperatienacht was er zelfs bij het ontwaken een hogere oxidatieve stress. Oxidatieve stress wil zeggen dat er een overdaad aan vrije radicalen in het lichaam aanwezig is en wordt aanzien als de oorzaak van vrijwel alle chronische ziekten en het normale verouderingsproces. Vrije radicalen zijn zuurstofverbindingen die ontstaat als bijproduct van het omzetten van zuurstof tot energie in ons lichaam en kunnen onze eigen lichaamcellen beschadigen.
Waarom was er zelfs bij het ontwaken een hogere oxidatieve stress? "Omdat er wellicht een ophoping is van stress die ook na de eerste recuperatienacht aanhoudt. Zo zien we bijvoorbeeld dat tijdens de recupslaap het hartritme in alle slaapstadia hoog blijft. Er is blijkbaar een ophoping van stress die na één nacht nog steeds gedeeltelijk aanwezig is. De hypothese is dat we in het dagelijkse leven slaap tekortkomen en dat we die nooit volledig kunnen recupereren. Verdere studies moeten dit nog bevestigen."
Het weekend alleen kan het slaaptekort van de week niet goedmaken. Zou een middagdutje geen oplossing zijn? "In een bepaalde studie konden vrijwilligers na de middag een half uur slapen. We merkten dat dit middagdutje niet alleen een positieve invloed had op de waakzaamheid in de namiddag, maar dat hierdoor ook de ontstekingsreactie na de recuperatienacht beperkt werd. Die positieve invloed wordt verklaard door het feit dat de mensen heel moe zijn en dus onmiddellijk in een diepe slaap vallen. Tijdens de recuperatienacht zou de slaap immers iets minder diep zijn. Dat zou één van de factoren zijn die een rol spelen, maar de gegevens worden nog verder onderzocht."
Hoe wordt diepe slaap in de hand gewerkt? "Mensen met veel lichaamsbeweging slapen dieper. Remmend hierbij zijn stimulerende middelen, sigaretten, koffie, minder lichaamsbeweging en hogere leeftijd. Om dieper te kunnen slapen, is meer lichaamsbeweging ten stelligste aanbevolen."
Myriam Kerkhofs en haar medewerkers onderzochten de waakzaamheid overdag en kwamen tot de conclusie dat vooral de eenvoudige dagtaken het meest onder het slaaptekort te lijden hebben. "Wanneer mensen niet zeer aandachtig moeten zijn, raken ze vrij makkelijk verstrooid. Voor complexere handelingen is de motivatie groter en wordt er ook een grotere inspanning geleverd."
Volgens verschillende studies verloren we in 50 jaar tijd één uur slaap. Dat heeft ongetwijfeld gevolgen op het dagelijkse leven, en de laatste tijd komt er nog meer druk op de ketel: door de economische crisis zou meer dan een kwart van de Amerikanen slecht slapen. Dat blijkt uit een studie bij 1.000 volwassenen, die wijst op een stijging van het aantal mensen met slaapstoornissen met 13% sinds 2001. Het aantal Amerikanen dat elke nacht minder dan zes uur slaapt, steeg van van 13 tot 20%, terwijl 10% minder langer dan acht uur slapen.
Dat slaaptekort wordt soms in verband gebracht met overgewicht en stoornissen in de stofwisseling. Dat was echter niet het onderwerp van de Belgische studie. "De strijd tegen zwaarlijvigheid is vrij complex, maar we merken wel dat de slaapduur in de VS vermindert terwijl tegelijkertijd zwaarlijvigheid toeneemt. En wat doen we als we niet slapen? We eten, kijken naar televisie, en maken kans op nog meer stress. Dat kan allemaal een rol spelen. Mensen denken dat ze ongestraft hun slaaptijd kunnen inkorten: we wonen ver ons werk, staan vroeg op om files te vermijden, komen laat terug thuis…"
"In elk geval moeten we klachten over slaapstoornissen en slaperigheid in het oog houden en mensen de raad geven het nodige aantal uren slaap in acht te nemen. Dat verschilt wel sterk van persoon tot persoon. Tekenen van slaapstoornissen, onweerstaanbare slaapdrang, snurken,… verdienen zeker de nodige aandacht en verder onderzoek."
Bron: Artsenkrant, Nr. 1985 - 17.03.2009, We hebben meer slaap nodig, Martine Versonne.
Moeilijk behandelbare gevallen van slaapapneu kan men nu ook behandelen met een implanteerbare zenuwstimulator die tijdens de slaap verhindert dat de tong de keelholte afsluit. De nieuwe behandeling werd voor het eerst toegepast in het multidisciplinair slaapcentrum van het UZA.
Bij obstructief slaapapneu wordt de keelholte tijdens het slapen regelmatig geheel of gedeeltelijk door de tongbasis afgesloten. Dat leidt tot zuurstoftekort, luidruchtig snurken, verstoord slaappatroon, slaperigheid overdag met kans op autoongevallen, en op lange termijn tot levensbedreigende hart- en vaataandoeningen. In België treft deze aandoening niet minder dan 4% van de volwassen mannen en 2% van de vrouwelijke bevolking.
Er werden voor slaapapneu reeds heel wat behandelingen beschreven en toegepast. Naast de klassieke hygiënische maatregelen – afslanken en vermijden van alcohol- bestaat de standaardbehandeling momenteel uit een beademingsmasker of CPAP (Continuous Positive Airway Pressure) waarmee de patiënt elke nacht dient te slapen. Een andere methode is het gebruik van een specifieke en op maat vervaardigde mondprothese, het zogenaamde MAD (Mandibular Advancement Device).
"Bij 70% van de patiënten zijn deze behandelingen doeltreffend. Voor de overige patiënten, die de CPAP of MAD niet verdragen of hiermee onvoldoende resultaten bereiken, moeten we dus andere oplossingen zoeken", zegt NKO-arts Prof. Paul Van de Heyning.
Na enkele jaren dierexperimenteel onderzoek werd nu een nieuwe methode ontwikkeld, het Inspire II-systeem, op basis van ritmische stimulatie van de tongzenuw. Dit toestel bestaat uit een implanteerbare neurostimulator, een druksensor en een zenuwelektrode. De druksensor wordt tussen de ribben geplaatst en moet op het einde van de uitademing een signaal doorgeven naar de stimulator, die zoals voor een pacemaker, onder het sleutelbeen wordt ingeplant. Vandaar loopt een elektrode, eveneens onder de huid, naar de tongzenuw. Bij elke stimulatie worden de tongspieren geprikkeld met verhoging van de spierspanning als gevolg. Zo wordt bij iedere ademhaling voorkomen dat een afsluiting van de luchtweg optreedt.
De ingreep zelf is weinig belastend voor de patiënt en vergt hooguit twee overnachtingen in het ziekenhuis. Nadien kan in het slaaplab de stimulatie fijn worden afgesteld op maat van de patiënt.
"Het is zeker niet de bedoeling om in de toekomst alle patiënten met slaapapneu met deze methode te behandelen. Deze ingreep richt zich tot een welbepaalde groep patiënten, die met de klassieke methoden niet geholpen worden. Ze ondergaan een strenge selectie en moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals o.a. een apneu-index hoger dan 30 en een BMI van hoogstens 32. Het gaat dus om moeilijk te behandelen gevallen, die aan bepaalde voorwaarden beantwoorden", benadrukt Van de Heyning.
De behandeling wordt momenteel uitgevoerd in het slaapcentrum van het UZA, onder leiding van Prof. Paul Van de Heyning (NKO) en Prof. Wilfried De Backer (pneumologie).
Bron: Artsenkrant Nr. 1983 - 10.03.2009, Jean-Marie Segers.
Dit weekeinde spelen we opnieuw met de tijd. In de nacht van zaterdag 28 op zondag 29 maart draaien we de klok een uur vooruit en gaat de zomertijd opnieuw in.
In de nasleep van de oliecrisis van 1973 voerde Frankrijk de zomertijd in 1976 in om energie te sparen. De Britse eilanden kenden de zomertijd al van daarvoor en de Benelux volgde in 1977. De Europese en Belgische regelgeving leggen de zomer- en de wintertijd op, met als laatste wapenfeit een Koninklijk Besluit van 19 december 2001.
De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne verwoordde in zijn verslag aan koning Albert II de kern van de verplichting volmondig als: "krachtens deze richtlijn wordt er verduidelijkt dat de periode van de zomertijd, namelijk de periode van het jaar waarin het uur vooruitgezet wordt met zestig minuten ten opzichte van het uur van de rest van het jaar, vanaf het jaar 2002 en voor een onbepaalde periode, zal beginnen op de laatste zondag van de maand maart, om 1 uur 's morgens, wereldtijd (2 uur, plaatselijke tijd) en zal eindigen op de laatste zondag van de maand oktober, om 1 uur 's morgens, wereldtijd (3 uur, plaatselijke tijd)". Zo stond letterlijk in het Staatsblad van 28 december 2001.
Anders gezegd: zondagmorgen 29 maart om 02.00 uur draaien we de klok een uur vooruit, zodat het eensklaps 03.00 uur wordt. Slimmerds verrichten deze operatie uiteraard voor het slapengaan en niet midden in de nacht.
Voor wie telkens twijfelt of men bij het ingaan van zomer-of wintertijd de klok voor- of achteruit moet zetten, is er een makkelijk ezelsbruggetje: in het VOORjaar gaat de klok een uur VOORuit.
Dankzij de zomertijd kunnen we 's avonds langer van het daglicht profiteren en zou er minder elektrisch licht nodig zijn.
De Belgische Vereniging tegen de Zomertijd (BVZT) is al jaren tegen de ingreep, met als argument dat die schadelijk zou zijn voor de gezondheid. De organisatie gewaagt van een "schending van de mensenrechten". Onder aanhaling van rapporten en publicaties met een verschillende graad van wetenschappelijkheid, ziet de BVZT een relatie tussen enerzijds slaperigheid, overconsumptie van slaap- en kalmeringsmiddelen (met alle gevolgen vandien voor de ziekteverzekering), verkeersonveiligheid en anderzijds de zomertijd. Die is ook de oorzaak van een verhoging van luchtverontreiniging en fotochemische polluenten.
Nog andere tegenargumenten: Door de toenemende omschakeling naar spaarlampen wordt minder energie opsgeslokt dan door de gewone lampen op het ogenblik dat de zomertijd werd ingevoerd. Ouders van baby's klagen over dag- en nachtritmestoornissen bij hun oogappels bij het jongleren met de tijd. Tegenstanders zeggen ook dat luchtverversingssystemen meer moeten werken door de zomertijd.
Tips om zo goed mogelijk aan te passen: - Ga op tijd naar bed gedurende de week voor de verandering naar zomertijd. - Laat je kind op vrijdag, zaterdag en zondag een half uur vroeger naar bed gaan. - Wek je kind vrijdag en zaterdag een half uur vroeger, op zondag een uurtje. - Maak de slaapkamer extra donker.
Neem slapeloosheid ernstig en behandel het vroegtijdig. Dat is de kernboodschap van slaapspecialisten Dr. Neubauer en Dr. Morin. Hoe vroeger je slapeloosheid behandelt, hoe beter.
Drie vierde van mensen met slaapproblemen heeft er na één jaar nog last van heeft en de helft slaapt na drie jaar nog slecht. Slecht slapen betert dus meestal niet vanzelf, maar heeft de neiging om te blijven duren. Wie vanzelf of met hulp van medicatie terug beter slaapt bleek trouwens een grote kans op herval te hebben. Deze laatste bevinding onderlijnt nogmaals het belang van het aanleren van goede slaapgewoonten, los van het feit of je medicatie neemt of niet.
Dr Morin (Quebec) volgde gedurende 3 jaar 388 volwassenen met slapeloosheid, de gemiddelde leeftijd was 49 jaar. Slapeloosheid was gedefinieerd als minimum 3 nachten per week klachten ondervinden over de slaap gedurende ten minste 1 maand, met gevolgen overdag zoals concentratieproblemen of moeheid.
Mensen met slaapproblemen hebben overdag wel last van concentratieproblemen en moeheid maar voelen zich daarom overdag niet abnormaal slaperig. Blijkbaar verschillen zij van personen die geen last hebben van slapeloosheid, in die zin dat wat hun slaapprobleem veroorzaakt hen ook overdag beïnvloedt en hen wakker houdt. Onderscheid tussen moeheid en slaperigheid, klik hier.
Het team van Dr. Morin volgde de 388 deelnemers jaarlijks op en onderzocht wie nog last had van zijn slaapprobleem. Daaruit bleek dat 74% nog last had na 1 jaar en 46% na een periode van 3 jaar. 54% herstelde van zijn slapeloosheid, maar 27% herviel.
Dr. Morin bevestigt dat aanslepende slapeloosheid het risico verhoogt op depressie, angststoornissen en op middelenmisbruik. Hij benadrukt dat slapeloosheid erg hardnekkig kan zijn en dat als een behandeling lukt op korte termijn, een goede opvolging erg belangrijk is om herval te vermijden.
Voor een kortdurende of situatiegebonden slapeloosheid is niet altijd een behandeling noodzakelijk. Maar als iemand klaagt van slaapproblemen 's nachts met gevolgen overdag, mag deze klacht niet licht worden opgevat. We moeten ze behandelen of we zien deze mensen na 2 of 3 jaar terug met nog steeds dezelfde klachten benadrukt Dr.Moris.
Bron: Medscape, Insomnia Lasts for Years Unless Treated, Janis Kelly, March 11, 2009. Arch Intern Med. 2009;169:447-453.
Het belang van een goede nachtrust is dubbel bevestigd, zo meldt De Huisarts. Zeker als de winter ons belaagt met zijn achterban van hinderlijke virussen, hebben we er alle baat bij iedere nacht voldoende lang in dromenland te blijven. Maar een goede slaap is ook het hele jaar door belangrijk voor het behoud van een gezond lichaam. Dat hebben twee studies zopas aangetoond.
De eerste studie (1) onderzocht of een gebrekkige slaap gecorreleerd is met een slechte weerstand tegen infecties. Dat zou kunnen inhouden dat slechte slapers vatbaarder zijn voor verkoudheden, maar zoiets was nog nooit aangetoond. Uit de resultaten bleek dat personen die minder sliepen, een hogere kans hadden om verkouden te worden. Voor meer details zie: 'Minder ziek door goed te slapen'.
De boodschap is duidelijk: niet afdingen op slaapbehoefte als koning Virus heerst. En zich fris voelen is geen excuus om uit bed te blijven.
Een paar weken eerder had een andere studie erop gewezen dat een slaaptekort mogelijk op langere termijn een ernstige weerslag kan hebben op het lichaam (2). Bij een vijfhonderdtal personen tussen 35 en 47 jaar werd vastgesteld dat een korte slaapduur na vijf jaar aanleiding geeft tot een verhoogde vorming van kalkplaten in de kransslagaders. Dergelijke vaststellingen doen, is tegenwoordig een koud kunstje met scanner voor hartbloedvaten.
De slaapduur werd gemeten met een apparaat dat de polsbewegingen registreert. Eén uur slaap meer deed de kans op kalkafzettingen met 33% dalen.
Jammer is dat mensen met een korte slaapduur hier niet in meerdere groepen werden onderverdeeld naargelang ze al dan niet aan hun slaapbehoefte voldeden. Veel mensen slapen weinig omdat ze te laat naar bed gaan en er de volgende morgen willens nillens uit moeten. Anderen zullen maar een paar uur slapen, zelfs als ze vroeg naar bed gaan en ad libitum kunnen pitten. Als ook deze laatste categorie een verhoogd risico heeft, dan is dat echt een strop?
Bron: De Huisarts, 5 maart 2009 Nr. 911 21, Dr.michèle Langendries Referenties: 1. Medical News Today. De studie is verschenen onder de referentie: Arch Int Med. 2009:169(1):62-67. 2. JAMA 2008;300(24):2859-66.
In het januarinummer van 'American Family Physician', het huisartsenblad in Amerika, werd de niet medicamenteuze aanpak van slapeloosheid onder de loep genomen. De besluiten bevestigen punt voor punt de Belgisch richtlijn, zodat ik ze graag met u overloop.
Studies tonen aan dat de niet-medicamenteuze behandeling van slapeloosheid betrouwbare en blijvende verbeteringen teweeg brengt in het slaappatroon, zonder nood aan slaappillen. In vergelijking met slaapmedicatie bewees cognitieve gedragstherapie even goed te zijn, maar met behoud van zijn gunstig effect gedurende 12 tot 24 maanden later, wat niet zo was bij slaapmedicatie. Cognitieve gedragstherapie gaf in vergelijking met slaappillen een grotere tevredenheid bij patiënten en een groter aantal normale slapers.
Het doel van cognitieve gedragstherapie is om te weten te komen welke verkeerde ideeën een slapeloze heeft over slaap en om deze te verbeteren. Verder wordt gebruik gemaakt van een goede slaaphygiëne, stimuluscontrole, slaaprestrictie, paradoxale aanpak en relaxatietherapie.
Wat zijn de belangrijkste aanbevelingen op het gebied van slaaphygiëne? - Vermijden van cafeïne en nicotine, vooral later in de dag. - Geen grote sportinspanningen tot 4 uur voor het slapengaan. Beweging overdag is wel belangrijk om goed te slapen. - Geen zware maaltijden voor het slapengaan. - Vermijden van dutjes overdag. - Op regelmatige uren gaan slapen en 's morgens opstaan. - Zorgen voor een comfortabele temperatuur in de slaapkamer. - De slaapkamer zo donker als mogelijk houden. - Een moment van ontspanning houden voor het slapen, een terugkerende slaapritueel, met gebruik van relaxatietechnieken. - Gebruik van oordopjes bij lawaai. - Blootstelling aan daglicht 's morgens gedurende minstens 30 minuten.
Stimuluscontrole leert de patiënt om het bed en de slaapkamer terug te associëren met slaap en seks, in plaats van met wakkerhoudende activiteiten. Zie ook: 'Het bed als uitnodiging tot slaap.'
Slaaprestrictie probeert de tijd die je wakker bent in bed zo kort mogelijk te houden, om de slaapefficiëntie te verhogen. Zie ook: 'hoe werkt slaaprestrictie.'
Paradoxale technieken raden de patiënt aan om wakker te blijven, om op die wijze de angst om niet in slaap te kunnen vallen weg te nemen.
Relaxatietechnieken proberen om het te hoge spanningsniveau waardoor iemand niet in slaap raakt te verminderen. - Autogene training: voorstellen van een warmte en zwaartegevoel in het lichaam, voorstellen van een rustige omgeving. - Visuele of auditieve biofeedback: training om specifieke functies te leren controleren. - Hypnose. - Autosuggestie: maakt gebruik van visualisatietechnieken. Zie ook: 'Hoe werkt autosuggestie?' - Meditatie, buikademhaling. - Ademhalingstechnieken. - Progressieve spierrelaxatie: alle spieren een voor een opspannen en ontspannen. - Repetitief focussen een woord, geluid, gebed, zin of spieractiviteit.
Wat zijn de besluiten uit het artikel? - Cognitieve gedragstherapie is eerste keus behandeling bij langdurige slapeloosheid. - Cognitieve gedragstherapie is in vergelijking met slaapmedicatie even efficiënt, maar de resultaten blijven langer aanhouden. - Bij acute slapeloosheid kan medicatie worden gebruikt als een snel effect nodig is. - In de behandeling van langdurige slapeloosheid zijn stimuluscontrole en slaaprestrictie efficiënt.
Bron: Medscape, 22/1/2009, L. Barclay, Nonpharmacologic Treatment of Chronic Insomnia Reviewed. Am. Fam. Physician 2009;79: 125-130.
Om het effect van lawaai tijdens je slaap te begrijpen is het nodig om even de de slaaparchitectuur onder ogen te nemen. Tijdens onze slaap evolueren we voortdurend van lichte naar diepe slaap (slaapfase 3 en 4) en omgekeerd. Wie te weinig heeft geslapen zal de volgende nachten relatief meer diepe slaap doormaken om dit tekort te compenseren.
Nachtelijke geluiden halen je telkens uit je diepe slaap naar een lichter stadium zonder dat je ervan wakker wordt. Maar daar zit juist het venijn: je hebt de indruk dat je 'aangepast' bent aan het geluid van windturbines of overvliegende vliegtuigen en dat je goed hebt doorgeslapen. Je bent je dus niet bewust van de voordurende verstoring van je diepe slaap.
Wat zijn hiervan de gevolgen?
Verstoring van het geheugen en leervermogen. Meer info, klik hier. Vermindering van de pijndrempel overdag. Verscheidene aandoeningen zoals fibromyalgie zijn trouwens geassocieerd met een verstoorde slaap. Verstoring van de productie van groeihormoon, dit wordt voornamelijk vrijgesteld tijdens de diepe slaap en is naast het aanzetten tot groeien erg belangrijk voor het herstel van weefsels. Het risico op het ontwikkelen van suikerziekte is hoger bij gebrek aan diepe slaap. Het vecht- en vluchtzenuwstelsel is actiever, wat onder andere een verhoogde druk in je bloedvaten geeft. Slaapproblemen komen erg vaak voor bij mensen met slepende ontstekingsziekten zoals rheuma of astma en kan hun aandoening verergeren.
Het is dus duidelijk (en bewezen) dat een verstoring van diepe slaap aanleiding geeft tot een overvloed aan klachten en aandoeningen.
Bron: Pathophysiology and Slow Wave Sleep. David N. Neubauer, MD, Medscape, February 12, 2009.
Vorig jaar werden in België 270 miljoen slaap- en kalmeermiddelen verkocht. Dat blijkt uit cijfers van de Belgische geneesmiddelenindustrie, in Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg, zo meldt De Standaard online.
Volgens Pharma.be werden tussen december 2007 en november 2008 in ons land 270 miljoen dosissen slaap- en kalmeermiddel genomen, ofwel 735.000 per dag. Dat betekent dat 7 procent van de Belgen slaapmedicatie gebruikt. Deze hoge aantallen maken van ons land samen met Frankrijk en Italië de koploper in Europa.
Federaal minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx (PS) gaf aan 'bijzonder ongerust te zijn over dit hoge verbruik'. Zij heeft twee professoren de opdracht gegeven om te onderzoeken waarom de Belgen zulke pillenslikkers zijn.
In de loop van het voorjaar start een campagne die misbruik moet inperken.
Het gebruik van slaap- en kalmeer middelen neemt dus erorm toe. De vorige gegevens van enkele jaren geleden spraken nog over 500.000 slaap- en kalmeermiddelen per dag in België alleen! Van een toename gesproken. We moeten wel voorzichtig zijn om deze getallen om te zetten naar 7 procent van de Belgen per dag, omdat er flink wat mensen tussen zitten die met één pil niet toekomen. Geloof het of niet, maar ik heb iemand in behandeling gehad die 56 (zesenvijftig) tot zelfs 1 keer 64 tabletten zolpidemtabletten PER DAG nam.
Hier moet dus dringend werk van worden gemaakt, zoals minister Onkelinx terecht vaststelt. Dit hoge gebruik wordt in de hand gewerkt door de houding van veel gezondheidswerkers die eerder positief staan tov nieuwere slaapmiddelen en onvoldoende op de hoogte zijn van van alternatieve niet-medicamenteuze behandelingen. Het voorschrijven van slaapmiddelen versterkt daar bovenop afhankelijk en passief hulpzoekend gedrag, wat later aanleiding geeft tot vraag naar nieuwe voorschriften. Nochtans weten we dat het effect van slaapmedicatie eerder gering is, erg beperkt in de tijd en vooral aanleiding geeft aan een waaier van bijwerkingen.
Ook wie lijdt aan slaapproblemen doet zijn of haar duit in het zakje bij het voorschrijven van slaapmedicatie: meestal wil je snel af van je klachten zonder er veel moeite voor te hoeven doen. Dan is zo'n pilletje een gemakkelijke 'oplossing'.
Volgens de NICE richtlijnen in Engeland (National Institute for Health and Clinical Excellence) is er onvoldoende bewijs om de nieuwere Z- slaapmiddelen (zolpidem, zopiclone, en zaleplon) te verkiezen boven kortwerkende benzodiazepines. Dit is in tegenspraak met de algemene opvatting onder artsen en patiënten dat deze Z-slaapmiddelen veel onschuldiger zouden zijn dan klassieke slaappillen.
Onderzoek in Engeland bij artsen toonde aan dat ze ervan overtuigd waren dat Z-slaapmiddelen efficiënter waren dan klassieke benzodiazepines op het gebied van uitgerust wakker worden, het functioneren overdag en totale slaaptijd. Ze werden veiliger beschouwd betreft tolerantie, verslaving, slaperigheid overdag, verkeersongevallen en gebruik bij oudere mensen. Nochtans steunt dit geloof in de betere efficiëntie en veiligheid niet op voldoende bewijs of ondersteuning vanuit de NICE richtlijnen.
Zijn deze bevindingen een reden om massaal terug te grijpen naar de vroegere benzo's? De waarheid zal wel ergens tussen de twee uitersten liggen. Wat vast staat is dat het idee fout is dat je maar iets erg licht inneemt met zolpidem. Dit moet je beschouwen als een echte slaappil en niet zomaar als een onschuldig inslapertje.
Verder onderzoek is lopende om te bepalen hoe gezondheidswerkers op een vlotte manier de niet-medicamenteuze behandeling van slaapproblemen kunnen toepassen en wat het resultaat daarvan is.
Bron: De Standaard online, 18/2/09. Effectiveness and cost-effectiveness of an educational intervention for practice teams to deliver problem focused therapy for insomnia: rationale and design of a pilot cluster randomised trial, Siriwardena AN et Al. 26 januari 2009. General practitioners' preferences for managing insomnia and opportunities for reducing hypnotic prescribing, Siriwardena AN, 2009. GPs' attitudes to benzodiazepine and 'Z-drug' prescribing: a barrier to implementation of evidence and guidance on hypnotics. Siriwardena AN, Br J Gen Pract 2006, 56(533):964-967.
Alsmaar meer patiënten, vooral vrouwen boven de 45 jaar,maken gebruik van benzodiazepinen als slaapmiddel. Huisartsen geloven vaak te weinig dat deze patiënten hun langdurig gebruik zelf kunnen afbouwen. In deze studie, een praktijkproject in het kader van een thesis, kregen 65 patiënten die een benzodiazepine of ander middel als slaapmiddel namen, een stopbrief toegestuurd. In combinatie met een geleidelijke dosisafbouw door de huisarts bleek deze minimale interventiestrategie wel effectief en stopte of verminderde bijna de helft van de patiënten hun gebruik.
Slaapmiddelen worden veel voorgeschreven, vooral als symptomatische behandeling van slapeloosheid en angststoornissen. Er zijn arts- en patiëntgebonden factoren, maar ook externe factoren die de instandhouding van langdurig benzodiazepinengebruik beïnvloeden. Omdat stoppen met benzodiazepinen doorgaans moeilijk is, lijkt het voorkomen van chronisch gebruik een eerste vereiste. Als men hierin niet slaagt en de patiënt toch een chronische gebruiker is geworden, kan de huisarts de patiënt proberen te doen stoppen via een minimale interventiestrategie. In de literatuur werd aangetoond dat er efficiënte methoden bestaan om succesvol de inname van benzodiazepinen te verminderen of te stoppen. Verschillende studies onderzochten een minimale interventiestrategie, al of niet gevolgd door een afgesproken dosisvermindering.
De interventiestrategie waarbij een stopbrief wordt gestuurd naar de patiënten, is een bruikbaar middel voor een brede groep van chronische benzodiazepinengebruikers in de huisartsenpraktijk en kan als een eerste stap in een stappenplan voor de afbouw van langdurig benzodiazepinengebruik worden gebruikt. Deze brief die de patiënt via de huisarts krijgt, bevat praktische aanwijzingen en een informatiefolder waarin wordt beschreven waarom het gebruik ervan getemperd moet worden, alsook tips voor een goede slaap. Ongeveer één op de vijf patiënten slaagt erin om zo te stoppen. In sommige studies werd zelfs een succespercentage tot 30% genoteerd.
In de huisartspraktijk viel het op dat er nog heel wat patiënten waren die al lange tijd een benzodiazepine namen, vaak zonder koppeling naar het medisch dossier wat indicatie, duur van inname en voorlichting over deze medicatie betreft. Hieruit ontstond het idee om na te gaan hoe we deze patiënten door middel van een kleine interventie konden sensibiliseren om hen te doen afzien van hun benzodiazepine. Specifiek wilden wij weten wat het effect is van een minimale interventie via het versturen van een stopbrief, al dan niet gevolgd door een gereguleerde dosisvermindering door de huisarts, bij patiënten die benzodiazepinen als hypnoticum nemen.
De stopbrief bevat praktische aanwijzingen, zegt waarom het gebruik van benzodiazepinen getemperd moet worden en geeft tips voor een goede slaap.
Hoe waren de reacties op de stopbrief? Drie maanden na het versturen van de stopbrief stopten 11 patiënten zelfstandig hun benzodiazepinengebruiken reduceerden er 10 hun gebruik. Vijfentwintig patiënten hadden nog geen actie ondernomen en 19 patiënten weigerden participatie.
Twee maanden later hadden 4 van de 10 patiënten hun gebruik zelfstandig gereduceerd na ontvangst van de stopbrief. Zij kwamen niet meer op consultatie omdat ze vonden dat ze al voldoende afgebouwd hadden. Uiteindelijk waren er nog 4 patiënten die volledig stopten door gereguleerde dosisreductie bij de huisarts. Eén patiënt herviel echter na 3 weken. Onder de 25 patiënten die nog geen actie ondernomen hadden, waren er 17 die hun gebruik reduceerden na een bezoek aan de huisarts, maar geen van hen slaagde erin volledig stoppen.
Niet alle patiënten reageerden initieel even goed op de brief. Twee patiënten reageerden verontwaardigd: zij wilden geen onderdeel zijn van een wetenschappelijk onderzoek en vroegen zich bovendien af waarom de huisarts deze middelen voorschrijft als deze zo slecht zijn als gesuggereerd. Beide patiënten werden uitgenodigd voor een gesprek in de consultatie: de opzet van het onderzoek werd nogmaals geschetst en de bezorgdheid rond langdurig benzodiazepinengebruik, het kortstondig effect ervan, de afhankelijkheid en de nevenwerkingen die eruit kunnen voortvloeien, werden benadrukt. Dezeinformatie hadden zij ook moeten krijgen bij het opstarten van hun slaapmiddel. Zij maakten nadien deel uit van de groep die hun gebruik volledig stopte. Dit gaf dan ook een grote voldoening om verder te gaan.
Welke waren de redenen voor weigering: van de 19 patiënten die niet wilden deelnemen, waren er 9 die in het verleden al eens geprobeerd hadden hun benzodiazepinengebruik te staken, maar zonder succes. Zeven gebruikers voelden zich goed bij hun slaapmiddel en wilden dit niet achterwege laten. Twee patiënten wilden graag stoppen, maar vonden het moment niet geschikt. Eén patiënt wilde de afbouw uitstellen omwille van familiale redenen.
Besluit: De stopbriefinterventie is een eenvoudig en bruikbaar middel gebleken. Het versturen van de stopbrief op zich leidde tot een directe stopzetting bij 14 patiënten en tot een dosisreductie met 52% bij 10 patiënten. In totaal werd bij 38 van de 65 geselecteerde patiënten na 6 maanden een verandering teweeggebracht in hun benzodiazepinengebruik. Dit is een succespercentage van 58,5%.
Drie patiënten die gestopt waren, hadden gedurende de eerste twee weken last van ontwenningsverschijnselen. Een van hen herviel op de helftvan de aanvangsdosis. Bij de andere twee patiënten verdwenen deze ontwenningsverschijnselen na twee weken, en ze zijn nog steeds gestopt.
Huisartsen nemen tot nu toe weinig initiatief om patiënten die benzodiazepinen gebruiken, hiervan te doen afzien. Vaak is dat omdat (verkeerd) gedacht wordt dat patiënten daar niet toe in staat zijn. Dit onderzoek toont ook aan dat veel patiënten met slechts een kleine interventie in staat zijn hun gebruik te reduceren. Een beperkte kennis van de patiënt over de medicatie, een gebrekkige dossiernotitie, het opstartbeleid en de follow-up, en een onvoldoende gekende afbouwmethodiek door de arts spelen hierin een belangrijke rol. Informeren en anticiperen op langdurig gebruik is dan ook de belangrijkste taak die voor de huisarts is weggelegd.
Canadese onderzoekers identificeerden een nieuwe risicofactor voor obstructieve slaapapnoe(snurken met adempauzes) bij mannen met een normaal lichaamsgewicht: te veel zitten. Deze belangrijke bevinding verscheen in Artsenkrant op 3/2/2009.
Als mensen veel lichaamsbeweging hebben, beletten de kuitspiersamentrekkingen dat er veel vocht wordt opgestapeld in de benen. Bij mensen met een zittend leven is er wel meer kans tot vochtopstapeling.
Stefania Redolfi (Toronto Rehabilitation Institute) en haar team toonden vroeger al aan dat het verplaatsen van vocht vanuit de benen bij gezonde niet-obese mannen resulteerde in een grotere nekomtrek, een vernauwing van de luchtpijp en meer neiging tot toeklappen van de luchtweg. Recent testten ze hun hypothese opnieuw uit bij 23 niet-obese mannen met een vermoedelijke slaapapnoe.
Ze stelden vast dat hoe meer tijd de mannen overdag al zittend doorbrengen, hoe groter het volume vocht is dat zich tijdens de nacht verplaatst van hun benen naar het bovenlichaam. En hoe groter het volume dat wordt verplaatst, hoe groter het risico voor obstructieve slaapapnoe.
De auteurs besluiten dat een zittend leven een risicofactor is voor slaapapnoe, en dit niet alleen omwille van het verhoogde risico voor obesitas, maar ook door de opstapeling van vocht in de benen.
Bron: Artsenkrant 1974, 3/2/09. American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine 2009;179:241-46
Goed slapen is belangrijk om je draagkracht te verhogen, zo ben je beter gewapend tegen de dagelijkse stress en tegen infecties. Wie slecht geslapen heeft voor hij een verkoudheidsvirus opdoet zal er gemakkelijker ziek van worden. In welke mate goed slapen een betere weerstand biedt, werd onderzocht door Dr. S. Cohen, afdeling psychologie van de universiteit in Pittsburgh, Pennsylvania.
153 gezonde mannen en vrouwen tussen de 21 en 54 jaar namen deel aan het onderzoek.
Zij noteerden nauwgezet gedurende 14 dagen hoelang en hoe goed ze sliepen (slaaptijd in functie van totale tijd in bed). Achteraf werd dan een gemiddelde score berekend. Vervolgens werden deze proefpersonen in afzondering gehouden, besmet met een flinke dosis verkoudheidsvirus en opgevolgd wie ziek werd.
De deelnemers die voor de besmetting minder dan 7 uur sliepen werden niet minder dan 3 keer meer verkouden dan wie 8 uur of meer sliep. Daar bovenop werden deelnemers die een slechte slaapefficiëntie hadden (veel wakker liggen) meer dan 5 keer zo makkelijk ziek dan wie efficiënt sliep.
Deze bevindingen konden niet worden verklaard door woonplaats, seizoen, BMI, sociaal-economische status, psychologische verschillen of gezondheidsgewoonten zoals roken, sport of alcoholgebruik.
De auteur besluit dan ook dat een kortere of een niet efficiënte slaap gedurende de weken voor de besmetting met een verkoudheidsvirus duidelijk geassocieerd is met minder weerstand ten opzichte van de ziekte.
Geluid tijdens de slaap zorgt ervoor dat het geheugencentrum in de hersenen, de hippocampus, overdag minder goed op gang komt.
Daarom hebben mensen met een slaapkamer bij een snelweg, spoorbaan of vliegveld meer moeite met het onthouden van oude informatie en het aanleren van nieuwe dingen. Zelfs als ze gewoon door dat lawaai heen slapen. (invloed windturbines: klik hier).
Dat zegt de Nederlandse neurowetenschapper Ysbrand van der Werf. Uit zijn onderzoek, gepubliceerd in het vakblad Nature Neuroscience, blijkt dat niet alleen slaaponthouding slecht is voor geheugen en leervermogen, wat uit eerdere experimenten al bekend was. Ook een lichte verstoring van de diepe slaap zonder dat iemand wakker wordt, heeft dat effect.
Van der Werf kwam dit proces op het spoor doordat hij tijdens de diepe slaap van zijn proefpersonen geluiden afspeelde. MRI-beelden lieten vervolgens zien dat de hippocampus van ongestoorde slapers overdag actiever was dan die van slapers naast wier bed met regelmaat piepjes hadden geklonken.
De proefpersonen moesten in een serie van honderd beelden er vijftig herkennen die ze eerder hadden gezien. De ongestoorde slapers deden dat veel beter.
Aansluitend hierop wil ik graag de reactie op dit onderzoek van psychologe Elke De Valck in 'De Standaard' meegeven.
Wie de nacht doorbrengt in een lawaaierige omgeving en bijvoorbeeld gestoord wordt door het gezoem van een autosnelweg of het geraas van een voorbijrijdende trein, heeft daar zelfs zonder wakker te worden last van. Als we in een zogenaamde 'diepe slaap'-fase zitten, zijn er langzame hersengolven actief. Die leggen de belangrijke informatie vast in het geheugen en wissen de nutteloze info. Maar als onze hersenen externe prikkels krijgen, kunnen de hersengolven dat niet doen en dat kan leiden tot geheugenverlies.
'De resultaten verbazen me helemaal niet', zegt Elke De Valck, docente aan de Vrije Universiteit Brussel en verbonden aan de Belgische Associatie van Slaaponderzoekers (Bass). 'Slapen is geen alles-of-nietsverhaal. Een voortdurend piepje of het geruis van een autosnelweg zijn prikkels die proberen om je aandacht te trekken. Je hersenen proberen die uit te schakelen om je nachtrust niet te verstoren, maar door dat bufferen zijn ze wel actief. Dat betekent dat je uit je diepste slaap wordt gesleurd en dat kan een negatieve invloed hebben op je geheugen.'
Vooral het onderdeel in onze hersenen waarmee we 'motorische activiteiten' leren, heeft te lijden onder de onrustige slaap. 'Wie bijvoorbeeld wil leren skiën, kan daar problemen mee hebben als zijn of haar nachten lawaaierig zijn', legt De Valck uit. 'Niet dat we zelf beseffen dat de nacht onrustig was, en daar schuilt het gevaar. We moeten nu onderzoeken of het ook echt schadelijk is. Want dat je gewend raakt aan lawaai, dat is heel subjectief. Wie naast een snelweg of spoorlijn woont, moet daarom nog niet panikeren. Maar we kunnen niet uitsluiten dat ze effecten ondervinden.'
Nachtwerk gooit je 24-uursritme zo grondig in de war, dat je dit best kunt vermijden, alleen is dit in onze maatschappij erg moeilijk. Heel wat jobs zijn immers te nemen of te laten met shiftwerk. Als je dan toch nachtshiften moet draaien, volg dan de aanbevelingen zo goed mogelijk op en maak werk om je slaap te beschermen.
In Denemarken krijgen verpleegsters met borstkanker een schadevergoeding mits ze 15 jaar nachtarbeid hebben gedraaid. De Nederlandse vakbond FNV vraagt haar leden die nachtwerk deden en borstkanker ontwikkelden zich te melden.
Al zo'n tien Deense verpleegsters werden bedeeld met vergoedingen uiteenlopend van 13.000 tot 134.000 euro, afhankelijk van leeftijd, erfelijke aanleg en gebruik van alcohol, tabak en medicijnen. In Denemarken wordt borstkanker in verband met nachtwerk als 'mogelijke beroepsziekte' gezien.
Al langer is uit onderzoek bekend dat vrouwen die veelvuldig nachtdiensten draaien mogelijk meer kans (zo'n anderhalf keer meer) op de ziekte hebben. Dat zou te maken hebben met een verstoorde productie van het hormoon melatonine (slaaphormoon) in het lichaam. Vooral de gezondheidszorg is een sector waar vaak 's nachts gewerkt wordt.
In Denemarken meldden zich in totaal ongeveer 40 vrouwen. Ook leden van het Nederlandse FNV kunnen eventueel aanspraak maken op een vergoeding als ze minsten tien jaar nachtwerk hebben verricht.
Het FNV-bureau beroepsziekten zegt dat er eveneens moet worden gekeken of er in Nederland richtlijnen moeten komen voor de planning van nachtdiensten. Werknemers zouden de diensten misschien niet te veel jaren achter elkaar moeten doen. Ook is het volgens hen de vraag of bepaald nachtwerk overdag kan worden gedaan.
Intussen reageren deskundigen verdeeld. Sommigen vinden de oproep "voorbarig". "Het verhoogde risico treedt pas op bij mensen die 20 tot 30 jaar achtereen nachtarbeid hebben verricht", zegt Prof. Monique Frings-Dresen in de Nederlandse krant Trouw. Als hoogleraar arbeidsgezondheidskunde beoordeelde zij de studies op wetenschappelijkheid.
En dat is niet alles, zegt ze. In de studies werd nachtwerk verschillend en onduidelijk gedefinieerd. Er was slecht geregisteerd hoeveel uur de vrouwen nachtwerk hadden geleverd. Dat bemoeilijkt conclusies ook nog eens.
Het is nu wachten op een rapport van het kankeronderzoekcentrum van de wereldgezondheidsorganisatie (IARC). Dat zal in de zomer verschijnen en schept mogelijk meer duidelijkheid.
Slaapapneu leidt tot langdurige werkonbekwaamheid, zo meldt de Artsenkrant.
Volgens een studie uit Noorwegen zijn de door de patiënt zelf aangegeven symptomen van obstructieve slaapapneu een onafhankelijke risicofactor van langdurige werkonbekwaamheid en van permanente beroepsinvaliditeit.
Hoe verhogen symptomen van obstructieve slaapapneu (OSAS) het risico op langdurige werkonbekwaamheid en op permanente beroepsinvaliditeit?
Een groep Noorse onderzoekers heeft deze vraag onderzocht en getracht hierop een antwoord te vinden. Borge Sivertsen (Universiteit van Bergen, Noorwegen) et al. hebben hiervoor gebruik gemaakt van een historische cohorte. Ze verzamelden informatie over de dagen van werkverlet wegens ziekte en over beroepsinvaliditeit, evenals over medische gegevens van de Hordaland Health Study, in het westen van Noorwegen voor de periode 1997-99.
Zowat 7028 personen tussen 40 en 45 jaar hebben een vragenlijst ingevuld waarop ze hun eigen symptomen van OSAS optekenden (snurken, ademhalingsstilstand en slaperigheid overdag), hun BMI, hun gezondheidstoestand en andere factoren die hiermee verband kunnen houden. De resultaten, samen met het aantal dagen werkonbekwaamheid van acht weken of langer en met de permanente beroepsinvaliditeit, kwamen uit de database van de Noorse nationale dienst voor ziekteverzekering.
Van de ondervraagden die aan de studie deelnamen leedt 6,3% aan OSAS. Na uitsluiting van diegenen die reeds bij het begin van de studie werkonbekwaam waren, bleken de OSAS-symptomen een significante voorspellende factor te zijn van langdurige werkonbekwaamheid en van permanente beroepsinvaliditeit. Die personen vertoonden immers bijna twee maal meer (1,7) risico op landurige werkonbekwaamheid, en twee maal (2,4) meer kans om op een zeker ogenblik beroepsinvalide verklaard te worden. Die resultaten bleven significant na aanpassing voor alle potentiële covariabele factoren. Onder de drie symptomen die werden vermeld, bleek de slaperigheid overdag het belangrijkste te zijn, gevolgd door ademhalingsstilstand en snurken.
Volgens de auteurs zijn de door de patiënt zelf aangegeven symptomen van obstructieve slaapapneu een onafhankelijke risicofactor van langdurige werkonbekwaamheid en van permanente beroepsinvaliditeit. Deze resultaten moeten echter nog door andere studies bevestigd worden die dan de symptomen van het apnoesyndroom objectief moeten vaststellen. De conclusies van de studie worden gepubliceerd in de laatste aflevering van de European Respiratory Journal.
In mijn vorig artikelheb ik vermeld dat je door slaapmedicatie te gebruiken het risico loopt om sneller depressief te worden. Dr. Krypke (Professor of Psychiatry at the University of California, San Diego) heeft erg veel onderzoek gedaan over de risico's van slaapmiddelen en onderhoudt een website om het gebruik van slaapmedicatie te ontmoedigen. In de hieronder volgende studie keek hij na in welke mate depressie voorkwam bij mensen die slaappillen namen, in vergelijking met een placebo (neppil).
Prof Krypke verzamelde gegevens (verkregen via de Food and Drug Administration uit de VS) van 5535 patiënten die slaappillen gebruikten, vergeleken met 2318 personen die een placebo innamen: 2% van de slaappilgebruikers leden aan depressieve klachten en slechts 0.9% van de placebogroep. Het risico lijkt dus verdubbeld door het gebruik van slaapmedicatie. Deze bevinding suggereert dat wie risico loopt op een depressie best geen slaappil neemt, maar wel een antidepressieve therapie volgt met cognitieve gedragstherapie en/of antidepressiva.
We hebben gezien dat slapeloosheid het risico verhoogt op depressie. Let wel dat het er geen oorzaak van is, maar wel een belangrijk teken aan de wand, evenmin als buikpijn een maagzweer veroorzaakt, maar er wel een teken van kan zijn. Een langlopend onderzoek over slapeloosheid,depressie en angst kon niet aantonen dat slapeloosheid een voorspellende factor was voor het krijgen van een depressie 10 jaar later, maar het gebruik van slaapmiddelen wel. Dit doet natuurlijk de interessante vraag rijzen of het inderdaad niet de slapeloosheid zelf is maar wel het geassocieerde gebruik van slaapmiddelen, dat het risico op een toekomstige depressie verhoogt.
Dit zijn nog geen vaststaande feiten, maar de ideeën van Prof. Krypke zetten toch wel aan tot denken. Verder onderzoek op dit vlak is zeker nog nodig om na te gaan wat juist depressie veroorzaakt: slapeloosheid zelf of het gebruik van slaapmedicatie. Wat ik hieruit onthoud is dat slapeloosheid echt moet worden behandeld en vooral zonder slaapmedicatie. Aanpak slapeloosheid: klik hier.
Nog een belangrijk discussiepunt: veel patiënten denken dat ze minder depressief zullen zijn door een betere slaap dankzij slaapmedicatie. Nu blijkt dat het beperkt onthouden van slaap net antidepressief werkt, terwijl wie slaapmedicatie nam een minder verkwikkende slaap genoot. Het is trouwens erg onzeker of de beperkte toename van de slaap door slaappillen de depressieve klachten kan verbeteren.
Bronnen: Kripke DF. Greater incidence of depression with hypnotic use than with placebo. BMC Psychiatry. 2007;7:42 Wirz-Justice, A. van den Hoofdakker, RH. Sleep deprivation in depression: what do we know, where do we go? Biol Psychiatry. 1999.
Wat is het verband tussen slaapgebrek en depressie? Slapeloosheid kan immers zowel een risicofactor zijn voor depressie als het gevolg ervan. Bevolkingsonderzoek toont aan dat maar liefst 70% van mensen met een psychiatrisch probleem ook klagen van slapeloosheid. Als andersom mensen met slaapproblemen ondervraagd werden, bleek bijna de helft te lijden aan psychiatrische klachten, terwijl dit bij goede slapers maar 1 op 6 was!
Slapeloosheid is niet alleen een risicofactor om een depressie te ontwikkelen, maar het heeft ook een voorspellende waarde. Een studie heeft aangetoond dat meer dan 40% van de patiënten al klachten had over de slaap voor hun stemmingsstoornis tot uiting kwam. Een andere studie kon aantonen dat een onopgeloste slapeloosheid het risico verdrievoudigt om binnen het jaar een psychische stoornis te krijgen! Het hoeft niet te verbazen dat het doorbehandelen van slaapproblemen erg belangrijk is om het ontstaan van depressies te verminderen. Behandel ze dan wel op een goede manier, best zonder slaapmedicatie want studies doen vermoeden dan net het gebruik van slaapmiddelen bijdraagt tot een hoger risico op depressie. In mijn volgend artikel kom ik terug op deze toch spectaculaire bevinding.
Dat zowel slapeloosheid als depressie moet worden behandeld blijkt uit de vaststelling dat wie van beide last heeft duidelijk aan levenskwaliteit inboet, zowel op het vlak van lichamelijk gezondheid als van emotioneel en geestelijk welbevinden. Daarnaast is slapeloosheid ook een risicofactor voor zelfdoding bij depressieve mensen. Slaaponderzoek toont een veranderd en onderbroken slaappatroon bij wie met zelfdodinggedachten rondloopt. Erg belangrijk is de rol van serotonine, dit was vaak verlaagd bij patiënten met een poging tot of een geslaagde zelfdoding. Serotonine speelt daarbij een belangrijke rol bij het begin en onderhouden van diepe slaap en remslaap.
In de behandeling van depressie is slapeloosheid een van de meest hardnekkige klachten om te verbeteren en indien niet behandeld, kan dit een snel herval in de hand werken. Bij wie herviel in een depressie bleek in de helft van de gevallen nog aan slapeloosheid te lijden. Aangehouden behandeling van de geassocieerde slaapproblemen kan dus helpen om een herval van depressie te voorkomen.
In de behandeling van depressie met slapeloosheid kan medicatie een snelle verbetering geven op voorwaarde dan dit wordt gecombineerd met meer geleidelijke lange termijn oplossing door gedragstherapie en de juiste slaaphygiëne. Als behandeling wordt dan meestal een combinatie gemaakt van antidepressiva en benzo- of nonbenzodiazepines. Langdurige slapeloosheid wordt uitsluitend niet-medicameteus behandeld, namelijk met een goede slaaphygiëne, stimuluscontrole, relaxatie of autosuggestietechnieken en cognitieve gedragstherapie. In een studie bij depressieve patiënten met slapeloosheid gaf trazodone een significant verhoogde totale slaapduur, een betere slaapefficiëntie, meer diepere slaap (stadium 3 en 4) en minder wakker worden. Er werden ook slechts minimale bijwerkingen vastgesteld.
Bron: Medscape 15/10/2008, Exploring the Relationship Between Insomnia and Depression W. Vaughn McCall, MD, MS. Kripke DF. Greater incidence of depression with hypnotic use than with placebo. BMC Psychiatry. 2007;7:42 Singareddy RK, Balon R. Sleep and suicide in psychiatric patients. Ann Clin Psychiatry. 2001;13:93-101
Wie niet goed heeft geslapen voelt dat de dag erna, dat is best vervelend maar niet ernstig. Naast deze directe gevolgen heb je ook een weerslag op je algemene gezondheid, te weinig slaap geeft immers een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, op overgewicht en diabetes. Je psychisch functioneren lijdt er ook onder, er is een duidelijk verband met depressie beschreven. En last but not least, vergeten we vooral niet de gevolgen op het gebied van veiligheid: denk maar aan de scheepsramp van de Herald of Free Interprise en de Exxon Valdez of aan de talrijke verkeersongevallen, veroorzaakt door slaapgebrek.
Nu wordt ook een verband tussen slaap en bescherming tegen kanker beschreven, zoals blijkt uit het volgende artikel uit de Artsenkrant.
Volgens een Amerikaanse studie verlaagt regelmatige lichaamsbeweging bij vrouwen het risico op kanker, maar enkel als ze ook goed slapen! Slaaptekort zou immers de weldaden van lichaamsbeweging neutraliseren.
Het juiste mechanisme is niet gekend, maar wetenschappers denken dat lichaamsbeweging een belangrijke invloed heeft op verschillende factoren zoals hormoonspiegels, immunologische weerstand en lichaamsgewicht. "We hebben dan ook het verband onderzocht tussen lichaamsbeweging en het ontstaan van kanker."
Het team van James McClain (National Cancer Institute, VS) stelde zijn resultaten voor op de 7de internationale conferentie 'Frontiers in Cancer Prevention Research' van de American Association for Cancer Research op 17 november. De studie mat het energieverbruik van lichaamsbeweging, de slaapduur en de algemene incidentie van kanker, evenals die van borst- en dikdarmkanker bij 5.968 vrouwen boven de 18 jaar bij wie nog geen kanker gediagnosticeerd was. Ze vulden in 1998 een vragenlijst in, en werden gedurende ongeveer tien jaar opgevolgd.
De resultaten wijzen op een duidelijk verband tussen slaap en lichaamsbeweging. Van de 5.968 deelneemsters kregen er 604 kanker, van wie 186 borstkanker. De meest actieve vrouwen liepen significant minder risico op alle soorten kankers en op borstkanker in het bijzonder. Vrouwen onder de 65 jaar die bijzonder actief waren, en minder dan 7 uur per nacht sliepen, liepen meer kans op het ontstaan van kanker, waardoor de beschermende invloed van lichaamsbeweging op dit risico in deze groep sterk gedaald was.
"Volgens onze gegevens verstoort de slaapduur bij vrouwen van jonge en middelmatige leeftijd het verband tussen lichaamsbeweging en risico op kanker van eender welke aard. Een volgende stap moet deze gegevens nog bevestigen en het onderliggende mechanisme van dit verschijnsel verder onderzoeken", concludeert James McClain.
Recentelijk hebben twee gezaghebbende Nederlandse verenigingen voor kinder- en jeugdgezondheidszorg een nieuwe richtlijn voor de preventie van wiegendood uitgebracht. Aan de basis van dit initiatief ligt de vaststelling dat bepaalde risicofactoren weer in frequentie toenemen, waarschijnlijk door een verminderde aandacht voor de problematiek van wiegendood.
Men denkt dat wiegendood wordt veroorzaakt door een combinatie van een eigen gevoeligheid bij het kind en externe factoren. Onderzoek wijst op een stoornis van de hersenstamkernen die een levensbelangrijke rol spelen bij de controle van de ademhaling, waardoor de wekreactie in gebreke zou blijven.
Preventieve maatregelen: zie het artikel: Wiegedood.
Laat je baby regelmatig op zijn buik spelen. De belangrijkste risicofactor voor wiegendood blijft slapen in buikligging. Ouders leggen hun kinderen tegenwoordig in de overgrote meerderheid van de gevallen op de rug te slapen. Maar vanaf de leeftijd van ongeveer drie maanden kan een zuigeling zichzelf vanuit rug- naar buikligging omdraaien. Het risico van wiegendood is het hoogst bij kinderen die voor het eerst op de buik slapen, ook wel ‘onervaren buikslapers’ genoemd. Opvallend is dat bij wiegendood van een onervaren buikslaper, het kind zeer vaak met het gezicht naar beneden wordt aangetroffen. Mogelijk is het beschermingsmechanisme om het hoofd opzij te draaien onvoldoende ontwikkeld bij onervaren buikslapers. In de herziene richtlijn wordt daarom aangeraden om baby’s regel matig onder toezicht op hun buik te laten spelen. Zie ook wiegedood en buiklig.
Op de rug slapen geeft geen vervorming van de schedel. Sommigen vrezen dat hoofdzakelijk op de rug slapen bij het kind een vervorming van de schedel teweegbrengt. Dit kan verklaren waarom men vroeger zijligging niet afraadde tot de leeftijd van twee weken. Omdat ouders de zijligging mogelijk langer handhaven, waardoor omrollen naar buikligging steeds vaker kan vóórkomen, wordt de zijligging nu vanaf het begin afgeraden. De vrees voor vervorming van de schedel bij het slapen in rugligging is onterecht. Het risico bestaat slechts als er andere factoren aanwezig zijn, zoals een voorkeurshouding van het hoofd bij verzorging en een vertraagde motorische ontwikkeling. In de nieuwe richtlijn wordt daarom aanbevolen om tijdens verzorging het hoofd van het kind afwisselend naar links en naar rechts te leggen.
Passief roken bevordert het vóórkomen van wiegendood, met een duidelijke dosisresponsrelatie. Het effect is groter tijdens de zwangerschap dan vlak na de geboorte. Nicotine belemmert onder andere de expressie en de functie van bepaalde hartreceptoren die het hartritme versnellen. Daardoor ontstaat een verminderde respons op zuurstoftekort met als gevolg een verminderde hersendoorbloeding en een verhoogde kans op hartstilstand.
Nieuw is de vaststelling dat bij de ouders in bed slapen een verhoogd risico van wiegendood veroorzaakt. Vooral als de ouders onder een dekbed slapen en/of twee losse matrassen hebben waartussen het kind klem kan komen te zitten, is de kans op verstikking groter. Ook wanneer de ouders minder wekbaar zijn door vermoeidheid, medicatie of alcoholgebruik, is er een groter risico van wiegendood. De kans neemt af met leeftijd, tot de leeftijd van vier à vijf maanden; ze is hoger bij premature kinderen. Aanbevolen wordt om het kind tot de leeftijd van vier maanden niet bij de ouders te laten slapen. Deze termijn wordt verlengd tot zes maanden als de ouders roken en/of het kind prematuur is.
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat zowat 20% van de gevallen van wiegendood plaatsvindt in de setting van een dagverblijf. Zelfs na een gerichte voorlichting, waardoor het vóórkomen van de hierboven beschreven risicofactoren niet meer verschilt van die in de thuissituatie, blijft de incidentie in dagverblijven ruim tweemaal hoger. Mogelijk veroorzaakt de onbekende omgeving meer stress bij zuigelingen, maar verder onderzoek moet dit bevestigen
Een kind in het bed van zijn ouders laten slapen is geen goed idee, maar in dezelfde kamer als zijn ouders is het veiliger dan waar ook. Europees onderzoek vindt een significant verschil in het risico van wiegendood tussen zuigelingen die op de kamer van hun ouders slapen en zuigelingen die dat niet doen. Het positieve effect is meer uitgesproken bij jonge zuigelingen. De kamer delen met andere kinderen blijkt geen bescherming te bieden. Aanbevolen wordt om tot de leeftijd van zes maanden het kinderbedje op de slaapkamer van de ouders te plaatsen.
Het kinderbedje kan maximaal beveiligd worden. Men raadt bijvoorbeeld aan het kind neer te leggen met zijn voeten tegen het voeteneinde van het bed. Het bed moet strak worden opgemaakt zodat het kind niet te veel beweegt. Ook overdag slaapt de zuigeling niet in een groot bed. Hoofdkussens en de aanwezigheid van grote knuffels moeten vermeden worden. Ten slotte moet men ervoor zorgen dat het kind niet in slaap valt buiten zijn bed terwijl het alleen is: jonge kinderen slapen niet in een box en worden ook niet alleen gelaten als ze in hun box aan het spelen zijn.
Lager risico bij gebruik van een speen. Op het ogenblik dat het kind in zijn bedje wordt gelegd, kan het best een speen meekrijgen. Onderzoek laat eenduidig een lager risico van wiegendood zien bij kinderen aan wie een speen wordt toegestopt. Over het mechanisme achter dit effect bestaan slechts hypothesen. Mogelijk bemoeilijkt de aanwezigheid van de speen het omrollen naar buikligging. Daarnaast stabiliseert de speen de tong en voorkomt op die manier de obstructie van de luchtweg. Misschien werkt de speen geruststellend en gaan zuigelingen daardoor minder bewegen in hun slaap. Ook wordt verondersteld dat speengebruik misschien gastrooesofagale reflux beperkt. Ten slotte geeft onderzoek aanwijzingen dat het gebruik van een speen de auditieve wekdrempel zou verlagen. Omdat speengebruik mogelijk nadelig is voor de borstvoeding, wordt aanbevolen een speen bij kinderen met borstvoeding pas aan te bieden als de borstvoeding op gang gekomen is.
Een verder positief effect kan worden verwacht van borstvoeding. Retrospectief onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die aan wiegendood overleden, minder vaak borstvoeding kregen. In 2007 nog werd een meta-analyse uitgevoerd van alle studies die sinds 1993 de correlatie tussen wiegendood en borstvoeding hebben onderzocht. Onderzoek toont aan dat kinderen met borstvoeding een lagere wekdrempel hebben. Het effect van borstvoeding zou onder andere toe te schrijven zijn aan de samenstelling van de vetten in de moedermelk, die de rijping van de hersenen bevordert.
Niet oninteressant is dat het overzicht van de nieuwe richtlijn in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde terloops wijst op een conceptueel verschil tussen wiegendood en wat in de Angelsaksische literatuur wordt aangeduid als Sudden Infant Dead Syndrome (SIDS). Wiegendood wordt gedefinieerd als de plotselinge, onverwachte dood van een kind onder de twee jaar, bij wie geen lichamelijke afwijking wordt vastgesteld die het overlijden kan verklaren. Van SIDS spreekt men als het postmortaal onderzoek, inclusief een volledige autopsie, nog steeds geen verklaring biedt. SIDS is dus een subcategorie van wiegendood.
We komen ook te weten waarom buikligging moet vermeden worden: in buikligging is de intrinsieke wekdrempel hoger. De prikkel om een wekreactie tot stand te brengen moet tot 1,5 maal sterker zijn bij een kind in buikligging dan bij een kind in rugligging. De reden is dus niet dat een kind in buikligging een hoger risico heeft om op zijn neus te gaan liggen, wat men misschien intuïtief zou verwachten.
Bron: De Huisarts 4/12/08, nr 900, Dr. M. Langdries Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152(24): 1370-1374 Canadian Paedriatric Society (www.cps.ca): Recommendations for the use of pacifiers.
Een kwartiertje pitten. Dat kan een slaperige bestuurder voor onheil behoeden. Slaperigheid en vermoeidheid zouden een factor zijn in tot een vijfde van de ongevallen.meldt De Standaard.
Het gebeurt in de late nacht of de vroege ochtend. Een slaperige bestuurder houdt minder goed koers, stuurt bruusker, houdt een minder constante snelheid aan, reageert niet alert op onverwachte situaties. Als hij even in slaap valt, al is het maar een seconde, kunnen de gevolgen desastreus zijn.
'Slaap dringt zich op, je kunt het niet uitstellen zoals honger', zegt slaapexpert professor Raymond Cluydts (VUB). 'Vandaar dat het ook zo gevaarlijk is op de weg.'
In hoeveel van de ongevallen vermoeidheid of slaperigheid een oorzaak is, kan niet teruggevonden worden in de statistieken. Europees onderzoek gaat ervan uit dat het een factor is in 10 tot 20 procent van de ongevallen.
Vermoeidheid vormt een probleem voor wie te lang achter het stuur zit. Maar ook wie te weinig of een slechte nachtrust gehad heeft, loopt gevaar. Ook tijdens korte ritten. Het effect van 24 uren zonder slaap staat gelijk met 1 promille alcohol in het bloed. 17 uur niet slapen is 0,5 promille, de wettelijke limiet. 'Vermoeidheid is zelfs een groter probleem dan alcohol achter het stuur', meent Cluydts', 'wie in slaap valt, is meteen alle controle kwijt. Vandaar dat Bob behalve nuchter ook goed wakker moet zijn.'
Er zijn vier risicogroepen: beroepschauffeurs, mensen die in ploegen werken, mensen die aan een slaapstoornis lijden en jongeren (vooral mannelijke).
Vooral bij die laatste groep is het probleem zorgwekkend, omdat hun levensstijl ertoe leidt dat ze vaker moe in de auto stappen. 'Jongeren bouwen een slaapachterstand op tijdens de week door systematisch te laat op te blijven', legt Cluydts uit. 'Zaterdag werken ze, nadien gaan ze uit en tegen de vroege ochtend slaat de vermoeidheid toe.'
Voor ouderen ligt het anders. Zij krijgen een dipje na de middag en doen dan beter een dutje dan de auto te nemen. 'Dit staat lijnrecht op het advies dat ze soms van een politierechter meekrijgen: rij alleen buiten de spits, wanneer het niet druk is', aldus Cluydts.
Het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) liet in maart van dit jaar een enquête uitvoeren bij bestuurders tussen 18 en 34 jaar. 41 procent van hen gaf toe het afgelopen jaar minstens één keer te moe te hebben gereden. Bij de andere leeftijden is dat 28 procent.
Om de slaperigheid te verdrijven zijn koffie, luide muziek of frisse lucht lapmiddelen. Het enige wat echt helpt, is even halt houden op een veilige stopplaats en een kwartiertje tukken. Waarom 15 minuten? Omdat de slaap dieper wordt als het langer duurt en je dan minder fris ontwaakt. Wel nuttig kunnen twee koppen koffie zijn. Die maken dat je na een slaapje sneller weer alert bent.
Professor Cluydts is voorstander van striktere Europese medische voorschriften bij de toekenning van het rijbewijs aan beroepschauffeurs. 'De chauffeurs zijn bang voor hun baan, maar dat is onterecht. Stoornissen zoals slaapapneu zijn te behandelen.'
Het BIVV heeft in samenwerking met de Europese Commissie en de verzekeraar Axa een mediacampagne gestart, die vooral op jongeren mikt. Die gaat onder de slogan 'niet storen, ik neem een pitstop'. Een verwijzing naar de haltes van racewagens en ook een woordspeling met pitten, slapen.
Guy Van Hyfte (47 jaar) is al 22 jaar autocarchauffeur. 'Vermoeidheid zit ingebakken in ons werk' legt hij uit.
'De mens is een dagdier. Plots omschakelen naar nachtwerk is niet gezond. Dat is wat autocarchauffeurs moeten doen als ze vrijdagavond aan een trip beginnen.'
'Vermoeidheid is een groot probleem op de pendelreizen die autocars afleggen op en af naar het zuiden of naar de skigebieden. Ik erken dat nachtritten een economische realiteit zijn. Veel chauffeurs vragen ernaar. En de klanten evenzeer.'
'Ik heb nog geen ongeval door vermoeidheid meegemaakt. En voor zover ik weet, ook geen van mijn collega's. Maar ik heb wel al dergelijke ongevallen zien gebeuren.'
Merk je aan jezelf dat je in gevaar komt? 'Plots begin je beestjes te zien. Je dommelt in, soms heel kort, maar die ene seconde van onoplettendheid kan fataal aflopen. Als je wakker wordt, merk je dat je over de witte lijn gegaan bent. Die microslaapjes vormen een groot risico in ons vak.'
'Het gevaarlijkste moment is het einde van de nacht, de vroege ochtend. Je merkt dat ook aan de ongevallen met vrachtwagens. Die doen zich vaak voor op dat tijdstip. De eentonigheid van de weg doet ook geen deugd.'
Jullie rijden toch met twee chauffeurs? 'Ja, terwijl de ene rijdt, rust de andere. Maar als je een slaapaanval krijgt, kun je je collega niet zomaar wakker schudden en vragen over te nemen. Stel dat hij zelf nog maar een uur geslapen heeft. Dan is hij niet uitgerust.'
'Chauffeurs die de nachtshift gedaan hebben, worden verondersteld overdag te slapen. Maar dat lukt niet altijd in de hotels waar we ondergebracht worden. Autocarchauffeurs mogen 15 uur werken. Als ze met twee zijn, 21 uur. Daarvan rij je tien uur. Da's langer dan een gewone dagtaak, hé. Vermoeidheid zit gewoon ingebakken in ons werk.'
Word je ooit op vermoeidheid gecontroleerd? ''s Nachts is er sowieso weinig politiecontrole. En hoe zouden ze dat controleren? Je ziet het niet aan een mens. Je kunt er doodmoe uitzien, maar je toch kiplekker voelen. Het enige wat ze kunnen controleren, zijn de rij- en rusttijden.'
Heb je trucjes om wakker te blijven? 'Het beste is even te stoppen en de benen te strekken of een sigaretje te roken. Maar de reizigers appreciëren dat niet altijd. Zeker die van de korte skitrips willen geen tijd verliezen. Ze willen zo lang mogelijk op de latten staan. Je hebt overtuigingskracht nodig om uit te leggen dat het belangrijk is voor ieders veiligheid.'
'Koffie drink ik niet. Je moet sowieso opletten met eten, drank en snoep. Een raampje opendraaien voor frisse lucht geeft dan weer veel lawaai voor de eerste rijen.'
'Muziek beluisteren helpt. Maar als de passagiers slapen, kun je ze niet op de luidsprekers zetten. De iPod is voor mij een zegen. Die stelt me in staat naar mijn favoriete songs te luisteren, zonder dat ik iemand in de bus stoor. Abba, Beatles, Presley. Geen klassieke muziek. Daarvan val je in slaap.'