'Vanaf wanneer kunnen we spreken van een slaapprobleem of van slapeloosheid' is een vaak terugkerende vraag. Je hebt natuurlijk nog geen slaapprobleem als je een nachtje slechter hebt geslapen, ook niet na twee nachtjes, maar vanaf wanneer dan wel?
We spreken pas over slapeloosheid als er klachten zijn over een verstoorde slaap, waarbij je overdag minder goed functioneert, dus last hebt van moeheid, slaperigheid, prikkelbaar zijn, zich minder kunnen concenteren.
Bij slapeloosheid slaap je onvoldoende uren of je slaap is van onvoldoende kwaliteit om ’s morgens uitgeslapen wakker te worden. Het kan gaan om moeilijk in slaap te vallen, ’s nachts dikwijls wakker worden en dan slecht in slaap raken of ’s morgens te vroeg wakker worden. Anderen kunnen overdag voortdurend nood hebben aan dutjes zonder zich uitgerust te voelen. We spreken van een slaapprobleem als je daar minstens driemaal per week last van hebt.
Een belangrijk punt is het onderscheid tussen acute, dwz kortdurende slapeloosheid en chronische of langdurende slapeloosheid. Kortdurende slapeloosheid is minder dan 3 weken aanwezig, en langdurende meer dan 3 weken. Het onderscheid is belangrijk voor de behandeling. Als er een nood aan medicatie moest zijn, wordt dit voorbehouden voor bepaalde situaties bij acute slapeloosheid en niet bij langdurende slapeloosheid. Voorbijgaande slapeloosheid daarentegen gaat meestal vanzelf voorbij en duurt niet langer dan 7 dagen.
Onlangs kwam een man van 52 jaar op raadpleging, en op het einde vraagt hij, dokter kunt u me iets voorschrijven om beter te slapen, ik slaap al jaren slecht, en nu is het erger. Ik antwoord dat een slaappil niet zo’n goede oplossing is, maar dat er wel andere mogelijkheden zijn indien nodig. Na iets doorvragen blijkt dat hij goed inslaapt, ’s nachts weinig problemen heeft, maar vooral te vroeg wakker is. Overdag is hij perfect in orde, hij is niet moe of slaperig, en hij is heel actief.
Dit is een voorbeeld van ‘vermeende slapeloosheid’ dus geen echte slapeloosheid: deze man had klachten over de slaap, maar functioneerde overdag prima.
Moest een slaap-waakonderzoek gebeuren, dan blijkt dat hij een verkeerde indruk heeft over zijn slaap, en in werkelijkheid beter slaapt dan hij denkt. De nodige uitleg was voor hem voldoende.
Wie een behandeling ondergaat voor kanker heeft veel kans om daar bijwerkingen van te ondervinden. Haarverlies, diarree, bloedarmoede, een te laag aantal witte bloedlichaampjes, misselijkheid en een branderig gevoel in de mond zijn de meest gekende bijwerkingen. Klachten die ook vaak voorkomen, maar niet altijd goed herkend worden zijn vermoeidheid en slaapproblemen.
De oorzaak van moeheid bij kanker is door meerdere factoren bepaald, waaronder depressie, pijn, bloedarmoede, infecties, bijwerkingen van medicatie en ook slaapverstoring. In een studie (1) werd bij 200 vrouwen die chemotherapie kregen voor borstkanker het verband onderzocht tussen verstoring van de slaap en kankergebonden moeheid. Uit deze studie bleek dat 93% van de vrouwen moeheid ondervonden en meer dan 77% hadden last van slaapverstoring. Moeilijk inslapen werd het meest gerapporteerd.
Ook bij mensen met longkanker die chemotherapie kregen ging een studie (2) na wat de invloed van slaapverstoring was op hun levenskwaliteit. Wie slechter sliep functioneerde mentaal en lichamelijk duidelijk minder goed. Het besluit van de onderzoekers was een oproep om voldoende aandacht te schenken aan slaapverstoring tijdens de behandeling van kanker.
Een kleinere studie (3) bij kinderen met leukemie en chemotherapie suggereerde ook een verstoring van de levenskwaliteit van hun ouders, veroorzaakt door de pijnklachten, slaapverstoring en moeheid. Ook deze onderzoekers benadrukten het belang van niet alleen een goede pijncontrole maar ook van de juiste hulp voor moeheid en slaapklachten.
Door deze slaapverstoring goed aan te pakken (toepassen van stimulus controle, slaap restrictie, relaxatie therapie en een goede slaaphygiëne) was de slaapkwaliteit significant hoger en de vermoeidheid beduidend beter. (4) J Clin Oncol.
Via welke mechanismen kan kanker de slaap verstoren? (5) 1. Wegens angst en depressie, deze zijn nauw verbonden met slaapproblemen en komen natuurlijk vaak voor bij het stellen van de diagnose van kanker, tijdens de behandeling of ziekenhuisopname.
2. Kanker zelf kan de slaap verstoren, bijvoorbeeld door overproductie van bepaalde hormonen (steroiden) of tumorinvasie van weefsels. Maag-darmproblemen zoals diarree, onvrijwillig stoelgangverlies, verstopping, misselijkheid of klachten van de urinewegen zoals onvrijwillig urineverlies, irritaties of niet kunnen plassen kunnen de slaap ook erg verstoren. Ook pijn, koorts, hoesten, kortademigheid, jeuk, zweetopstoten en moeheid hebben een erg slaapverstorend effect.
3. Gebruikte medicaties kunnen slaapverstorend werken, zoals cortisone, sterke antibraakmiddelen (neuroleptica), middelen om te luchtwegen open te zetten, chemotherapie, en nog een waslijst van andere medicaties.
4. Opnames in een ziekenhuis zijn op zich al niet bevorderlijk voor een goede slaap, denk maar aan de behandelingsschema's, ziekenhuisroutines of eventuele kamergenoten. Zeker als je een operatie moet ondergaan geeft dit natuurlijk nog een bijkomende slaapverstoring wegens pijn, moeilijk kunnen bewegen, regelmatige controles door het personeel en extra gebruik van pijnverdovers.
Aanbevelingen: (5) Veel mensen met slaapproblemen maken te weinig werk van een goede slaaphygiëne, bijvoorbeeld ze roken of ze drinken alcohol of koffie tot vlak voor het slapengaan. Daarom is een goede slaaphygiëne een absolute must. Daarnaast zijn algemene maatregelen om het comfort te verbeteren ook belangrijk.
Verzorg de huid om jeuk te vermijden, massages op pijnlijke plaatsen, gebruik van kussens en dekens om drukpunten op te vangen en voldoende warm toedekken. Niet teveel drinken tijdens de laatste uren voor het slapengaan of gebruik van een condoomkatheder bij incontinentie. Zorg voor een goede darmwerking met eventueel middelen om de stoelgang te verzachten, vezels of laxativa. Voorzie eventueel een snack met veel proteïnes een 2 tal uren voor het slapengaan. Gebruik losse zachte slaapkledij.
Indien nodig kan slaapmedicatie worden gebruikt, maar dan gedurende een beperkte periode (1 tot 2 weken) en aan de minimaal noodzakelijke dosis. Langer gebruik van slaapmedicatie geeft immers een vermindering van de slaapkwaliteit, bijwerkingen en gewenning.
(1) The relationship between sleep disturbance and cancer-related fatigue in breast cancer patients receiving chemotherapy. Heather A. Lankes (2) Sleep disturbances and quality of life in lung cancer patients undergoing chemotherapy. Lung Cancer, Volume 62, Issue 3, Pages 391-400 M. Chen, C. (3) Pain, sleep disturbance, and fatigue in children with leukemia and their parents: a pilot study. Gedaly-Duff V. et al. Oncol Nurs Forum 006;33(3):641-6. (4) J Clin Oncol 26: 2008 (May 20 suppl; abstr 9580) A. M. Berger et al. (5) National Cancer Institute
'Terug naar school' lees je te pas en te onpas en tot grote frustatie van onze kinderen op allerhande plaatsen als de vakantie amper half bezig is. Toch is het nuttig om tegen het einde van de vakantie je kinderen terug wat vroeger naar bed te sturen zodat ze op tijd wennen aan een normaal ritme. Als ze tijdens de vakantie te laat gaan slapen zijn ze niet in staat om op een vroeger tijdstip in slaap te vallen als ze terug naar school gaan. Vergelijk dit best met een jetlag die ze moeten overwinnen.
Bij onderzoek in scholen blijken veel leerlingen moeilijkheden te hebben om zich wakker te houden door te laat gaan slapen. Het resultaat zijn kinderen die in slaap vallen in de klas, die voortdurend moe zijn of die zich moeilijk kunnen concentreren. 'Door gemakzucht van ouders liggen veel kinderen te laat in hun bed', leggen leerkrachten uit tijdens een interview aan 'De Standaard'.
'Gisterenmiddag is er in mijn klas in alle drukte een kindje in slaap gevallen.' Juf Ann - Ann De Clercq - is lerares in het eerste leerjaar. De meeste leraressen in de leraarskamer van basisschool Wonderwijzer in Meerbeke hebben wel een of twee kinderen in de klas zitten die bijna voortdurend moe zijn omdat ze te weinig slapen. 'En dat is elk jaar zo', klinkt het.
Hoewel het eigenlijk hun eindtermen ver overschrijdt, proberen de meeste leraressen de kinderen met slaapproblemen toch te begeleiden. 'Voor één leerling wissel ik met de ouders een gedragskaart uit', zegt juf Ann. 'Overdag vul ik in wat er gebeurt en hoe het kind zich gedraagt. De ouders doen 's avonds hetzelfde. 's Morgens moet ik het kind een standje geven als het niet op tijd in bed lag. Alleen van mij heeft hij nog schrik. Wat zijn ouders hem zeggen, raakt hem niet meer.'
Het is lang niet het enige verhaal dat we tijdens de speeltijd in de leraarskamer te horen krijgen. Leen Treutems vertelt hoe ze ouders op een oudercontact aansprak over het feit dat hun dochter altijd vermoeid in de klas zat. 'Ze wilde nooit gaan slapen, zeiden haar ouders. En dus bleef ze wakker', zegt de juf van het vierde leerjaar. 'Ze vroegen of ik 's avonds bij bedtijd niet even kon bellen om haar te zeggen dat ze haar bed in moest. Als zij het deden, had het geen effect meer.'
Juf Ann knikt, ze herkent het verhaal. Ze wijt het probleem aan nonchalance.
'Tegenwoordig zijn het de kinderen die bepalen om hoe laat ze moeten gaan slapen. Ik verwonder me er altijd over welke tv-programma's de kinderen nog allemaal gezien hebben. In de week kijken ze bijna allemaal naar Thuis of Familie. Kinderen van het eerste leerjaar zouden op het uur dat die programma's uitgezonden worden al lang in hun bed moeten liggen.'
De nonchalance gaat verder dan het uur waarop de kinderen hun bed in moeten. 'Heel veel ouders bouwen geen regelmaat in. En dat is voor een kind heel belangrijk om de slaap te vatten. Dat begint als de kinderen heel klein zijn. Het is een opvoedingsstijl. En je moet consequent zijn, maar steeds meer ouders lijken daar niet in te slagen.'
Het valt hen op dat de kinderen vooral maandag moe zijn. 'Ouders laten kinderen in het weekend vaak nog veel later op dan in de week. Ze denken dat hij of zij dat wel zal bijslapen voor het maandag is, maar ze vergeten dat het weekend maar twee dagen duurt. Dus echt veel tijd om bij te slapen is er niet. En verloren slaap die kan je niet inhalen.'
De gevolgen in de klas zijn nochtans niet te onderschatten volgens Juf Ann. 'Ze zijn passief, kunnen zich moeilijk concentreren en ze zitten constant te geeuwen. Hun punten gaan soms ook drastisch achteruit.'
Martine heeft twee zoontjes, eentje is elf, het andere is negen. Ze is leesmoeder in het schooltje en probeert zo veel mogelijk aandacht te besteden aan bedtijd bij haar kinderen. 'In de week kruipen ze rond negen uur hun bed. Alleen als de voetbaltraining uitloopt, mogen ze ook wat later hun bed in.'
Martine waakt heel streng over die avondroutine. 'Als ze een boek willen lezen in bed, moeten ze er een kwartiertje vroeger inkruipen. Om negen uur gaat het licht onverbiddelijk uit. Als ze te laat in bed liggen, moeten ze de avond nadien net zoveel tijd vroeger hun bed in. Elke minuut telt.'
Ondanks haar strenge houding is Martine in het weekend een pak lakser. 'Dan hebben ze geen uur. Het kan het wel eens laat worden. We gaan op zaterdagavond vaak bij vrienden op bezoek en dan nemen we de kinderen gewoon mee. Dus middernacht is geen uitzondering.'
Directeur Beatrice Meulders heeft het probleem de laatste jaren flink zien stijgen. 'De school kan niet waken over het uur waarop kinderen gaan slapen. We werken op school al rond gezonde voeding en sporten. We kunnen niet alles op ons nemen', zegt ze.
Bron: De Standaard. vrijdag 27 maart 2009, Valerie Droeven.
Wie tijdens de week minder dan zes uur per nacht slaapt, loopt bijna vijf keer meer risico op het ontwikkelen van glucose-intolerantie dan langere slapers.
Kan de slaapduur het risico op glucose-intolerantie voorspellen? Lisa Rafalson en haar team van de universiteit van Buffalo (New York) volgden zes jaar lang 1.455 deelnemers op van de Western New York Study. Bij 91 van hen evolueerde de nuchtere suikerwaarde van minder dan 100 mg/dl bij aanvang van de studie in 1996-2001 naar 100-125 mg/dl tijdens de follow-up in 2003-2004.
De onderzoekers deelden die patiënten en 273 controlepersonen in volgens hun slaapduur tijdens de week: kortslapers (minder dan zes uur), langslapers (meer dan acht uur) en matige slapers (tussen zes en acht uur). Na correctie voor verscheidene variabelen stelden ze een significante toename vast van het risico op glucose-intolerantie bij de kortslapers vergeleken met de matige slapers. Ten opzichte van die laatste groep vertoonden de langslapers geen link met een verstoorde nuchtere bloedsuikerwaarde.
"We hebben geen weet van een genetische aanleg voor slaapstoornissen die onze resultaten kan verklaren", preciseerde Lisa Rafalson op de 49ste bijeenkomst van de American Heart Association over epidemiologie en preventie van cardiovasculaire aandoeningen (van 11 tot 14 maart 2009 in Florida). "Waarschijnlijker is dat een wisselwerking van hormonen met het zenuwstelsel een rol speelt in de associatie slaapstoornis/glucose-intolerantie."
In een andere studie die in Florida werd voorgesteld, ontdekten onderzoekers een link tussen slaapduur en risico op hoge bloeddruk bij vrouwen. Door het aantal uren slaap te vergelijken bij 3.027 personen van middelbare leeftijd (43,5% mannen en 56,5% vrouwen), stelden ze vast dat vrouwen die weinig slapen (minder dan zes uur) een significant groter risico lopen op hypertensie dan zij die tussen zes en acht uur per nacht slapen. Voor mannen geldt dit verband niet. Het effect van de slaap was overigens duidelijker bij vrouwen voor de menopauze dan bij dames die al in de menopauze zaten. Bijkomend onderzoek moet deze bevindingen bevestigen.
Een derde studie voorgesteld op het congres betrof 967 leerlingen (9-14 jaar) en toont aan dat de slaapkwaliteit samenhangt met het risico op obesitas bij kinderen. De onderzoekers maten en wogen de leerlingen en verzamelden informatie over hun slaapkwaliteit (vaak, soms, nooit slaapproblemen). Uit de resultaten blijkt dat 22% kampte met overgewicht en dat 10,3% obees was. 36% had vaak slaapproblemen en vergeleken met zij die er nooit of soms mee te maken hadden, liepen de slechtste slapers 62% extra risico op obesitas. Ook hier is verder onderzoek vereist.
Bron: Artsenkrant, Nr. 1987 - 24.03.2009, Martine Versonne
Wat is bij kinderen van acht maanden met slaapproblemen na twee jaar het effect van gedragstherapie in vergelijking met standaardzorg op de psychische gezondheid van moeder en kind ?
De aanwezigheid van slaapproblemen bij kinderen bedraagt ongeveer 45% in het eerste levensjaar en daalt tot ongeveer 15% op de leeftijd van twee jaar.
Depressie en angst bij de moeder zijn nauw verbonden met slaapproblemen bij jonge kinderen. Een eerste publicatie van de ‘Infant Sleep Study’ bij kinderen van acht maanden met slaapproblemen toonde aan dat gedragstherapie slaapproblemen bij het kind en depressieve symptomen bij de moeder op korte termijn (na tien en twaalf maanden) verbetert (1). Of deze resultaten behouden blijven op lange termijn (na twee jaar) wordt in deze publicatie verder onderzocht. Daarnaast willen de auteurs nagaan wat het effect is op de moeder-kindrelatie en op de mentale gezondheid van het kind.
739 kinderen van vier maanden oud, werden opgevolgd door een Maternal and Child Health (MCH) verpleegkundige in zes regio’s van Melbourne, waarvan 328 kinderen van zeven maanden oud met een slaapprobleem gerapporteerd door de moeder.
De onderzoeksopzet bestond uit gecontroleerd onderzoek naar het effect van gedragsinterventie (n=174) versus standaardzorg (n=154), uitgevoerd door een MCH-verpleegkundige. De gedragsinterventie bestond uit: ‘graduated extinction’(steeds langer wachten om te reageren op het huilende kind) of ‘adult fading’(steeds minder lang bij het kind blijven vooraleer het inslaapt). De standaardzorg wil zeggen gewone opvolging, zonder specifieke opleiding van de MCH-verpleegkundige.
Een vragenlijst werd door de moeder ingevuld op tien en twaalf maanden en op twee jaar.
Na twee jaar was er significant minder depressie bij moeders in de interventie- versus de controlegroep en vermeldden 46 op 55 moeders een positief effect van de interventie op de moeder-kind relatie.
Besluit van de auteurs De gedragsinterventie door getrainde verpleegkundigen bij ouders met kinderen met slaapproblemen op de leeftijd van acht maanden, resulteerde in een blijvend positief effect op depressie bij de moeder. Op lange termijn kon men geen ongewenste effecten aantonen op de opvoedingsstijl van de ouders of op de mentale gezondheid van het kind. Deze interventie toonde aan dat het mogelijk is om binnen een goed functionerende eerstelijnsgezondheidszorg aan iedereen effectieve secundaire preventie te bieden.
Andere studies In twee overzichtsartikels rapporteerde 94% van de artikels (49/52) over gedragsinterventies voor slaapproblemen (vooral psycho-educatie en graduele extinctie) bij kinderen van 0 tot 5 jaar een klinisch significante verbetering van het slaapprobleem (4,5). Bij gemiddeld 82% van de kinderen verbeterde het slaapprobleem na drie tot zes maanden. Er zijn weinig gegevens over resultaten na meer dan één jaar opvolging. Dezelfde literatuurstudies besloten dat de aanpak van het slaapprobleem positieve effecten had op het algemeen welbevinden van de ouders: minder symptomen van depressie, efficiëntere ouderschapsstijl, verbeterde huwelijkssatisfactie en verminderde ouderlijke stress.
Voor de praktijk De literatuur en de praktijk leren ons dat een gedragsaanpak voor slaapproblemen bij jonge kinderen zeer efficiënt is en de secundaire gevolgen zoals het algemeen welbevinden bij de ouders, kan beperken. Het zou zinvol zijn dat eerstelijnsgezondheidswerkers op de hoogte zijn van deze gedragsaanpak en dit na de nodige vorming toepassen binnen hun praktijk.
(1) Hiscock H, Bayer J, Gold L, et al. Improving infant sleep and maternal mental health: a cluster randomised trial. Arch Dis Child 2007;92:952-8.
(2) International Classification of Sleep Disorders. Second Edition, Westchester IL: American Academy of Sleep Medicine, 2005.
(3) Cox JL, Holden JM, Sagovsky R. Detection of post natal depression: development of a 10-item Edingburg Postnatal Depression Scale. Br J Psychiatry 1987;150:782-86.
(4) Mindell JA, Kuhn B,Lewin DS, et al. Behavioral treatment of bedtime problems and night wakings in infants and young children. An American Academy of Sleep Medicine Review. Sleep 2006;29:1263-75.
(5) Morgenthaler TI, Owens J, Alessi C, et al. Practice parameters for behavioral treatment of bedtime problems an night wakings in infants and young children. An American Academy of Sleep Medicine Report. Sleep 2006;29:1277-80.
Van Hoecke E. Het effect van een slaapinterventie bij baby's met slaapproblemen. Minerva, Juni 2009; vol 8, nr 5, 68-69.
Te weinig slaap is nefast voor een kind, zegt wetenschapster Karen Spruyt.
'Slapen doen we als we dood zijn, wordt vaak gezegd. In onze maatschappij tellen alleen de uren dat je wakker bent. Je slaaptijd is net zo belangrijk als je waaktijd, want zonder goede slaap functioneer je niet optimaal.' Professor Karen Spruyt is slaapexperte, ze doctoreerde aan de VUB over slaapproblemen bij kinderen. In haar boek Slaapproblemen bij kinderen biedt ze ouders en hulpverleners tips en achtergrondinformatie over kinderen en hun slaapgedrag. Ondertussen woont ze in de Verenigde Staten en doet ze onderzoek naar slaapproblemen bij kinderen en obesitas bij Amerikaanse jongeren. 'Daar is de situatie nog wat erger dan hier, iedereen leeft er 24 uur per dag, zeven dagen op zeven. We vermoeden dat er een link is tussen een verstoorde slaap en zwaarlijvigheid bij kinderen. We onderzoeken hoe dat precies in elkaar zit.'
Spruyt komt in haar onderzoek veel kinderen tegen die te weinig slapen. Sommigen hebben daardoor een chronisch slaapstoornis opgebouwd. 'We weten nog niet of kinderen die te weinig slapen later minder intelligent zullen zijn. Er is nog te weinig onderzoek gedaan naar de impact op langere termijn van structureel slaaptekort bij kinderen. Het is wel duidelijk dat te weinig slaap nefast is voor een kind. Ze dommelen overdag vaker in. Hun ouders klagen vaker over hun slechte humeur en moeilijke gedrag. Op school kunnen ze zich moeilijk concentreren. Een schoolgaand kind leeft op de piek van zijn alertheid en dat hangt vast met een optimale slaap. Hij doet kennis op. Hij leert, ontwikkelt en groeit. Dat proces gaat ook voort als het slaapt. Tijdens de non-remslaap scheidt ons lichaam ook groeihormoon af. Dat hormoon zorgt ervoor dat onze weefsels herstellen. Slapen is, bijvoorbeeld, belangrijk voor het geheugen. Om dat proces optimaal te laten verlopen, moeten kinderen lang genoeg keren rem-slaap en non-remslaap afwisselen. En dus lang genoeg slapen.'
'Slaap is een venster op de hersenontwikkeling', zegt Karen Spruyt. 'Slaappatronen van kinderen veranderen op belangrijke momenten in hun ontwikkeling. Kinderen van drie, zes en negen maand beleven sleutelmomenten in hun ontwikkeling en we zien dat er op die leeftijden ook veranderingen in hun slaappatronen optreden.'
Slaaphygiëne moet goed verzorgd worden, zegt Spruyt. 'Bedtijd is vaak een heikel punt. Kinderen hebben allerlei trucjes om bedtijd uit te stellen. Sommige ouders treden er niet kordaat genoeg tegen op.'
Een duidelijke structuur inbouwen's avonds is essentieel. 'Dat vaste patroon begint al overdag', zegt Spruyt. 'Kinderen hebben geen tijdsbesef. Dus de ouders bepalen hun dagindeling. Zo weten ze, bijvoorbeeld, perfect dat ze na het avondmaal nog even mogen spelen en dan hun bedje in moeten.' Bij kinderen met slaapproblemen moet Spruyt vaak hele opvoedingspatronen veranderen. 'Ik moet ouders grenzen leren stellen. Dat gebeurt met therapie. Een beetje zoals dat bij opvoedingsprogramma's op televisie gaat.'
En die grenzen moeten niet alleen tijdens de week gelden. 'Veel kinderen gaan later slapen in het weekend. Het slaaptekort dat ze in het weekend oplopen, krijgen ze niet meer opgehaald. Als dat structureel gebeurt, kan er een slaapstoornis ontstaan.'
'Een kindje slaapt best gewoon in zijn eigen bedje. De slaapomgeving moet rustig zijn', zegt Spruyt. Een kind moet leren wat bedtijd is. Dat lukt, volgens Spruyt, met behulp van een slaapritueel. 'Een muziekje, bijvoorbeeld, wat hij associeert met bedtijd. Het kind moet er wel rustig van wordt. Wat dat is, hangt af van kind tot kind.' (vdr)
Bron: De Standaard vrijdag 27 maart 2009, Valerie Droeven.
Zorg voor een goede routine, dit wil zeggen een regelmaat in het voeding geven en je baby laten slapen. Als je een duidelijk zicht hebt op wat je gaat doen geeft dit rust en vertrouwen, dat niet alleen erg belangrijk is voor jezelf, maar nog meer voor je baby.
De routine begint met voeding geven, in het begin fles- of borstvoeding, en later vaste voeding. Na de voeding is het tijd voor actie: jong baby’s vermaken zich door te frazelen of naar hun speeltjes te kijken en te grijpen. Naarmate je kindje ouder wordt zal het alsmaar meer met zijn omgeving gaan doen. Zorg ervoor dat je de activiteiten aanpast aan de leeftijd en ook aan de aard van je kind. Een overvloed aan activiteiten en prikkels is vaak de oorzaak van slaapproblemen bij je baby.
Na het voeden en spelen komt er een rustmoment: je baby gaat slapen. Slapen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van je baby, en bovendien zorgen dutjes overdag ervoor dat hij ’s nachts beter doorslaapt. Een kindje dat overdag niet voldoende slaapt is ’s avonds overprikkeld en te moe om ’s nachts goed te slapen. Terwijl je baby slaapt heb je tijd voor jezelf, een moment om voor jezelf te zorgen of om wat bij te rusten.
Als je baby wakker wordt, herbegint de cyclus van voeding – actie – slapen - en tijd voor jezelf.
Een klassiek schema voor een jonge baby bestaat uit een drie-uur routine met vijf voedingen: om ongeveer 7.00, 10.00, 13.00, 16.00, en om19.00 uur, met om 22.00 of 23.00 uur nog een laatste nachtvoeding, ook droomvoeding genoemd. Tussen drie en vier maanden evolueren baby’s van een drie-uur routine naar een vier-uur routine. Ze krijgen dan vier voedingen: om ongeveer 7.00, 11.00, 15.00 en om19.00 uur, met tenslotte een droomvoeding om 23.00 uur.
Rond zeven tot acht maanden kun je deze droomvoeding afbouwen en stoppen.
Bron: Hogg T. en Blau M., De babyfluisteraar lost alle problemen op. De Boekerij bv, Amsterdam. 2006.
Uit een onderzoek van Sihem Sassi, arbeidsgeneesheer bij Attentia, blijkt dat maar liefst 4 op de 10 nachtwerkers kampt met slaapproblemen, zo meldt De Standaard in Jobat.
De slaapstoornissen die ze het vaakst opmerkte in haar onderzoek waren een tekort aan slaap, slecht slapen en moeilijk inslapen. “Overdag slaap je nooit zoveel als ’s nachts, maar altijd minder, gemiddeld zo’n twee uur. Wie verschillende nachten na elkaar werkt, bouwt dus een slaapschuld op die hij nog maar moeilijk kan inhalen. Met vermoeidheid tot gevolg. Zeker wie vijf dagen na elkaar ’s nachts moet opdraven, heeft aan het weekend niet genoeg om te recupereren. Een systeem van enkele dagen nachtwerk en evenveel of meer dagen rust is veel beter”, legt dokter Sassi uit.
Spijsverteringsproblemen zoals constipatie, diarree en maagzweren zijn dan weer het gevolg van slechte voeding - wie ’s nachts werkt, eet vaak ongezond - en van het negeren van ons natuurlijke spijsverteringsritme. Wie ’s nachts eet, doet dat immers op een moment dat het lichaam dat eigenlijk niet verwacht.
De meeste gezondheidsproblemen waar nachtwerkers mee kampen, zijn het gevolg van een verstoord bioritme, iets waar ook ons cardiovasculair systeem onder lijdt met hoge bloeddruk en hartproblemen tot gevolg. Eerdere studies bewezen al dat wie ’s nachts of in ploegen werkt veertig procent meer kans loopt op een cardiovasculaire aandoening. Onlangs heeft het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek nacht- en ploegenarbeid zelfs ingedeeld bij de groep ‘substanties’ die waarschijnlijk kankerverwekkend zijn. Dat deed het instituut als gevolg van een onderzoek naar borstkankerbij airhostessen.
“Nachtwerk is niet de oorzaak van die kanker, maar het brengt het hele proces wel in een stroomversnelling. Als ons natuurlijk ritme verstoord is, zijn we minder beschermd tegen vreemde cellen”, zegt dokter Sassi volgens wie ook de psychosociale gevolgen van nachtwerk niet mogen worden onderschat: vermoeidheid, concentratieproblemen, prikkelbaarheid, depressie ... “En vrouwen die ’s nachts werken, kampen ook met meer menstruatiepijn, verminderde vruchtbaarheid en een verhoogde kans op miskramen en vroeggeboortes.” Ook de kans op een arbeidsongeval ligt ’s nachts hoger: statistieken daaromtrent vertonen een klassieke piek rond de wissel van de nacht- naar de ochtendploeg.
Ondanks al die gevaren zitten nacht- en ploegenwerk nog steeds in de lift. Een evolutie waarin niet alleen de werkgevers - omwille van fiscale tegemoetkomingen van de overheid - vragende partij zijn, maar ook de werknemers zelf. Voor hen is nachtwerk, omwille van de premies, niet alleen financieel interessant, soms ‘verlicht’ het ook de gezinssituatie. Wie ’s nachts werkt, kan overdag immers een handje toesteken in het huishouden.
De meeste werknemers zijn zich volgens dokter Sassi ook helemaal niet bewust van de gevaren die nachtwerk inhoudt. “Het is pas als ik vragen stel dat ze zich realiseren dat ze heel wat symptomen vertonen.”
Toch zijn sommige mensen beter bestand tegen een nachtritme dan anderen. Maar ook nachtraven stapelen na een tijdje de vermoeidheid op. En omdat omschakelen naar een dagjob binnen hetzelfde bedrijf vaak heel moeilijk is, geven heel wat nachtwerkers er na tien of vijftien jaar de brui aan. “Hoe ouder je wordt, hoe minder je nachtwerk verteert. Enkel zij die na verloop van jaren min of meer gewend raken aan het ritme blijven over; het is een vorm van natuurlijke selectie”, zegt dokter Sassi. “De meest gevoeligen gaan eruit, de sterksten werken verder.”
Als kinderen onvoldoende slapen kan dit aanleiding geven tot ADHD-achtige gedragsproblemen, zo suggereert recent Fins onderzoek. ADHD is de afkorting van Attention Deficit en Hyperactivity Disorder, vroeger hyperkinetisch gedrag genoemd. Kinderen van 7 of 8 jaar, die minder dan 7.7 uren sliepen, hadden significant meer kans om hyperactief te zijn of aandachtsproblemen te hebben.
Er bestaat al een massa literatuur die het verband beschrijft tussen slaapmoeilijkheden en gedragsproblemen. Deze studie toont aan dat korte slaap rechtstreeks gelinkt is met gedragsproblemen, zo legt Dr. Paavonen uit.
Om de rol van de slaapduur vast te stellen werden 280 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 8 jaar onderzocht. Hun ouders vulden een schaal in voor telkens 26 items, de kinderen kregen een bewegingsmetertje rond de pols om te volgen hoelang ze effectief sliepen en er werden dagboeken bijgehouden betreft het tijdstip om te gaan slapen en opstaan en tenslotte werden dagelijkse problemen die de slaap kunnen verstoren zoals ziekte genoteerd. Om ADHD-achtig gedrag te kunnen evalueren werd een ADHD Rating Scale gebruikt.
Eigenaardig genoeg, of net niet, was er een belangrijk verschil tussen de slaapduur zoals de ouders hem inschatten en de werkelijk gemeten slaapduur. Dat komt natuurlijk omdat sommige ouders niet weten hoelang hun kind echt slaapt.
De onderzoekers merkten bij het analyseren van de gegevens dat kinderen met slaapmoeilijkheden hoger scoorden op alle ADHD klachten, inbegrepen hyperactiviteit/impulsiviteit en aandachtstekort.
Dit suggereert dat te korte slaap een onafhankelijke risicofactor is voor gedragsproblemen bij kinderen. Het handhaven van een goed slaapschema is blijkbaar erg belangrijk in de preventie van gedragsproblemen.
Natuurlijk is te korte slaap verschillend van het ene kind ten opzichte van het andere, kortslapers hebben nu eenmaal minder slaap nodig, maar bij kinderen met gedragsproblemen is het erg belangrijk om te kijken wat meer slaap hieraan doet.
Een vroegere Europese studie toonde aan dat het verlengen van de slaap met een half uur kinderen significant beter liet scoren bij denkvaardigheidstesten. Extra motiverend is het feit dat deze verbetering tot stand kwam op minder dan een week na de slaapverlenging.
Volgens bevolkingonderzoek neemt niet minder dat 1 tot 7 procent van de volwassenen slaapmedicatie. Verder blijken chauffeurs die slaapmiddelen nemen oververtegenwoordigd te zijn bij autoaccidenten.
Als je slaapmedicatie neemt heb je een groter risico om te crashen met je auto en wat erg belangrijk is, dit verhoogd risico is gemeten bij normale doseringen, dus niet bij misbruik van slaapmiddelen. Slaappillen blijven dus de dag na inname nog belangrijke na-effecten hebben. Dit werd niet alleen aangetoond in een onderzoekscentrum met rijsimulatoren, maar ook uit onderzoek van verkeersaccidenten. Hieruit bleek dat een groot deel van de bestuurders die een ongeval veroorzaakten chronische gebruikers waren van slaapmedicatie.
De verschillende soorten slaapmedicatie lijken een ander effect te geven naar gelang de werkingsduur, hoeveelheid en tijdstip van inname. Een halflang- of langwerkend benzodiazepine zoals loramet of lexotan laat één op vier chauffeurs nog slechter presteren dan wanneer ze 0,5 promille alcohol in hun bloed hebben.
Een korter werkend niet-benzodiazepine product zoals zolpidem, dat toch veiliger wordt geacht, gaf 4 uur na een nachtelijke inname nog significant slechtere rijprestaties. Zopiclone (Imovane) gaf een verviervoudiging van het risico op een ongeval, wat vergelijkbaar is met grote hoeveelheden alcohol. Zaleplon (Sonata) bleek minder invloed te hebben op iemands rijprestaties.
Een belangrijke opmerking is dat deze studies zijn uitgevoerd met jonge gezonde vrijwilligers, dus voor wat het effect bij ouderen is kunnen we enkel ons hart vasthouden. Zij zijn immers niet alleen gevoeliger voor de effecten en bijwerkingen van slaapmedicatie, maar zij nemen meestal nog andere medicamenten die het effect van slaapmedicatie kunnen versterken.
Dr. M. Jackson waarschuwt dan ook voor het effect van slaapmedicatie op de rijveiligheid: een heet hangijzer voor gebruikers en voorschrijvers. Wees voorzichtig met slaappillen, gebruik ze zo kort mogelijk, en vraag advies aan je arts.
Er bestaan veel misverstanden over slaap. Dat blijkt uit een onlinepeiling, georganiseerd door de Belgian Association for Sleep Research and Sleep Medicine (BASS) naar aanleiding van de Internationale Dag van de Slaap op 21 maart.
Ongeveer 61 procent van de deelnemers denkt dat ze acht uur slaap nodig heeft om overdag goed te functioneren. Bij mensen die minstens één keer per week slaapmedicatie nemen, ligt dat percentage nog hoger.
Veel Belgen geloven dat als je langer in je bed blijft liggen, je de oplossing voor je slaapprobleem hebt gevonden. Maar langer in je bed liggen, in een poging om toch meer te slapen, gaat vooral leiden tot meer woelen en frustratie in bed. Op lange termijn kan dit een verstoring van het slaappatroon met zich teweegbrengen. Uitgebreide studies tonen namelijk aan dat je een minder lange nacht niet volledig moet inhalen.
Uit de enquête blijkt ook dat zeven op de tien zeventig-plussers denkt dat ze acht uur slaap nodig heeft. Volgens experts zou dat een "onrealistische verwachting kunnen zijn die bij veel mensen tot onnodige zorgen kan leiden". Een verandering in je slaapduur en -kwaliteit is een aspect van het normale verouderingsproces. Daardoor zal je ook wat minder lang slapen slapen en neemt de hoeveelheid diepe slaap af.
Veel deelnemers denken ook dat ze harder moeten proberen in slaap te vallen, als ze daar moeite mee hebben. Uit internationale studies blijkt echter dat je pas naar bed moet gaan als je echt slaperig bent. Vroeger naar bed gaan, heeft geen zin voor wie geen vlotte slaper is.
De peiling vond plaats bij 910 Belgen, onder wie 39 procent mannen en 61 procent vrouwen. Ook de verschillende leeftijdscategorieën waren ruim vertegenwoordigd in de enquête.
Welke conclusies trekken auteurs van een belangrijk overzichtsartikel in Pharmacotherapy (1) over de verschillende soorten slaapmedicatie? Om tot gefundeerde aanbevelingen te komen zochten ze in een reusachtige medische database, MEDLINE genoemd, naar studies, verschenen tussen 1996 en 2006 over de behandeling van slapeloosheid en verkregen ze verder informatie vanuit recente professionele meetings.
Een groot aantal studies hebben aangetoond dat de aanpak zonder slaapmiddelen doeltreffend is in de aanpak van slapeloosheid. Als er toch naar slaapmedicatie wordt gegrepen is dat onder strikte voorwaarden en beperkt in de tijd, namelijk bij recente slapeloosheid, dus korter dan 3 weken aanwezig, als ze zeer ernstig is en bij hoge psychische nood. De behandeling wordt best gestopt na 1 tot 2 weken.
Benzodiazepines zoals lorazepam (Loramet bvb) zijn eerste keuze in de korte termijnbehandeling van acute slapeloosheid. Ze verbeteren de snelheid van inslapen en het doorslapen. Er is echter geen bewijs of ze blijven werken bij langdurig gebruik. Ook de officiële bijsluiter vermeldt dat ze enkel voor korte periodes mogen worden voorgeschreven, dat wil zeggen enkele dagen tot 2 weken en maximum 4 weken, inclusief de ontwenningsperiode. ‘Een langdurig ononderbroken gebruik is niet aangewezen’ staat letterlijk in de bijsluiter (2). De aanbeveling om na 2 weken te stoppen is dus helemaal niet uit de lucht gegrepen.
Welk bijwerkingen worden beschreven? Benzodiazepines verstoren de slaaparchitectuur, ze geven minder diepe slaap en REM slaap (nodig voor lichamelijk en geestelijk herstel). Ze kunnen sufheid overdag geven, ze verminderen de intellectuele prestaties en het geheugen. Bij stoppen geven ze ontwenningsverschijnselen en herval van slapeloosheid, met soms tijdelijk slechter slapen dan ervoor. Verder bestaat een verhoogd risico op vallen bij bejaarden.
Wat het meest voorkomt is ochtendsufheid, duizeligheid en hoofdpijn. Sufheid overdag komt vooral voor bij gebruik van langwerkende producten.
Mijn conclusie: hoewel benzo's bewezen hebben dat ze werken, moeten we ons er bewust van zijn dat ze gepaard kunnen gaan met een hele reeks bijwerkingen. Zeker op oudere leeftijd kunnen deze bijwerkingen meer tot uiting komen omdat je nieren en of lever de producten minder snel uit je lichaam verwijderen. Over de werkzaamheid bij langdurig gebruik bestaat geen bewijs.
Zolpidem (stilnoct bvb) is een van de drie zogenoemde Z-slaapmiddelen en is uit die groep het meest gebruikte. De andere twee zijn zaleplon (sontata bvb) en zopiclone (imovane bvb) Zolpidem werkt snel en kort, de halfwaardetijd bedraagt 2,5 tot 3 uur, het versnelt het inslapen en verhoogt de totale slaaptijd. Nochtans bewijst slaaponderzoek dat het aantal keren dat je 's nachts wakker wordt niet verschilt van placebo.
Hoewel studies mekaar tegenspreken, heeft een grote multicenter studie aangetoond dat het plots stoppen met zolpidem net zoals de benzo's aanleiding kan geven tot ontwenningsverschijnselen en terug slechter slapen.
Om gewenning en onafhankelijkheid bij langer gebruik te voorkomen kan een intermittente inname worden uitgeprobeerd. Je neemt dan vijf dagen na mekaar zolpidem en vervolgens twee nachten niets (of een placebo).
Zolpidem poogt meer selectief op slaap te werken en zou minder bijwerkingen moeten geven dan de klassieke benzo’s. Nochtans is het lijstje mogelijke bijwerkingen lang: hoofdpijn, ochtendsufheid, moeheid en duizeligheid komen het meest voor. Verder wordt in mindere mate beschreven: sufheid overdag, gebrek aan werkzaamheid, verwardheid, desoriëntatie, dwanggedachten, delirium en zelfs psychose.
Sommige mensen durven 's nachts een tweede tablet innemen als ze niet goed kunnen slapen. Dit is niet zo'n goed idee, omdat twee tabletten zolpidem de ademhaling onderdrukken en bij mensen met slaapapneu het zuurstofgehalte in het bloed doet dalen. Indien maximaal 1 tablet wordt genomen, lijkt er geen negatief effect op het functioneren overdag en is de kans op afhankelijkheid, gewenning of slechter slapen na het stoppen eveneens minimaal. Nochtans vermeldt zelfs de bijsluiter dat een ’zeker’ verlies van efficiëntie kan ontstaan na herhaaldelijk gebruik gedurende enkele weken. Het gebruik kan leiden tot een lichamelijke en psychische afhankelijkheid, waarna een plotse stopzetting gepaard gaat met ontwenningsverschijnselen, zo lezen we verder.
Zaleplon (bvb Sonata) werkt net als zolpidem selectiever op slaap dan de klassieke benzo’s. Het werkt erg kort, na 1 uur is de helft van dit product reeds uit het lichaam verwijderd, zodat het vooral nuttig is bij inslaapproblemen.
Zaleplon geeft minder verstoring van het geheugen en de spierwerking dan zolpidem. Hoofdpijn wordt het meest gemeld als bijwerking, andere neveneffecten komen maar voor bij een klein percentage van patiënten, en als ze ontstaan zijn ze ook sneller verdwenen dan bij zolpidem.
Eszopiclone wordt als laatste Z-product besproken, het is een variant (S-isomeer) van zopiclone, beter gekend als Imovane. Ook dit product werkt selectiever op slaap dan de benzodiazepines, maar in minder mate dan zolpidem en zaleplon. De eliminatie-halveringtijd bedraagt 5 uur.
Uit studies blijkt eszopiclone niet alleen het inslapen te verbeteren, maar evengoed het doorslapen als de totale slaaptijd. Het zou minder na-effecten geven de dag erna.
Typisch voor dit product is de kans op een onaangename smaak in de mond, dit komt namelijk voor bij 34% van de gebruikers. Verder kan ook hoofdpijn of duizeligheid optreden. Bij langer gebruik werd minder gewenning vastgesteld en minder ontwenningsverschijnselen na het stoppen. Dit blijkt echter niet uit de bijsluiter, die evengoed als de voorgaande producten waarschuwt voor gewenning en ontwenningsverschijnselen.
Zijn deze Z-slaapmiddelen zoveel beter dan de klassieke benzo's? Even kijken wat de officiële aanbevelen hierover besluiten.
Het Brits Nationaal Instituut voor Gezondheid (2) concludeert dat er onvoldoende bewijs is om onderscheid te maken tussen de benzo's en Z-slaapmiddelen, betreft efficiëntie, bijwerkingen of risico op afhankelijkheid. De Z-slaapmiddelen dienen met dezelfde voorzichtigheid te worden genomen als de benzo's. Ook de Nederlandse standaard biedt de keuze aan tussen de 2 groepen.
Het besluit in de Belgische Folia (3) van oktober 2002 luidt: er zijn geen argumenten dat de z-slaapmiddelen doeltreffender zijn dan de benzo's. Bovendien is hun bijwerkingprofiel vergelijkbaar, met inbegrip van tolerantie en afhankelijkheid.
Trazodone (bvb Trazolan) is een antidepressivum met kalmerende werking, en wordt almaar meer voorgeschreven voor de behandeling van chronische slapeloosheid, ondanks dat het niet goedgekeurd is door de FDA als slaapmiddel. Factoren die hierin een rol spelen zijn onder andere het idee dat er minder bijwerkingen zouden zijn, de lage kost en het feit dat je het kunt blijven doornemen.
Echt stevig bewijs via degelijke studies dat de werking van trazodone ondersteunt, ontbreekt echter. De belangrijkste bevindingen zijn een verbeterde slaapkwaliteit gedurende de eerste 2 weken en een vermindering van het 's nachts wakker worden. Er werd geen verbetering gezien van het inslapen of van de totale slaaptijd.
De belangrijkste bijwerkingen zijn hoofdpijn en slaperigheid overdag. Ook duizeligheid, droge mond, misselijkheid en/of overgeven, moeilijke stoelgang, lage bloeddruk en zichtproblemen worden beschreven. Zelden treden meer ernstige bijwerkingen op zoals hartritme- of hartdoorbloedingsstoornissen.
Vooral bij ouderen of bij mensen met reeds bestaande hartklachten moet hier voldoende aandacht aan worden besteed.
(1) Therapeutic Options for Sleep-Maintenance and Sleep-Onset Insomnia Anna K. Morin, Pharm.D. et all Pharmacotherapy 2007;27(1): 89-110 (2) Compendium 2008. (3) www.prodigy.nhs.uk/insomnia (4) www.bcfi.be Folia, oktober 2002.
We weten dat slaapgebrek psychische en lichamelijke gevolgen heeft, maar nu blijkt uit recent onderzoek dat aanslepende slaapproblemen ook een duidelijk verhoogd risico betekenen voor zelfdodinggedrag. En dit is vastgesteld ook bij afwezigheid van psychische aandoeningen.
Dr. M. Wojnar (Universiteit Michigan) volgde bijna 6000 personen gedurende een jaar en wie kampte met slaapproblemen bleek drie keer meer kans op een zelfdodingpoging te hebben dan wie geen slaapklachten ondervond!
Zowel het moeilijk inslapen, het slecht kunnen doorslapen als 's morgens te vroeg wakker worden was geassocieerd met zelfdodinggedachten, -plannen en - pogingen.
Deze bevindingen werden onlangs voorgesteld op het World Psychiatric Association International Congress on Treatments in Psychiatry, in Florence, Italië.
Aandacht aan het probleem zelfdoding in superbelangrijk, het is immers de belangrijkste doodsoorzaak van vroegtijdig overlijden, namelijk ongeveer 30.000 personen per jaar in de VS overlijden door zelfdoding. En bijna 400.000 bezoeken aan de spoedgevallen in de VS zijn te wijten aan niet fatale pogingen.
Het juiste mechanisme waardoor slaapproblemen zelfdodinggedrag beïnvloeden begrijpen we nog niet duidelijk, legt Dr. Wojnar uit. maar we gaan ervan uit dat slaaptekort een negatieve invloed heeft op iemands denken, wat zijn beoordelingsvermogen en het controleren van impulsieve gedachten vermindert.
Combineer dit met toegenomen vermoeidheid en een gevoel van hopeloosheid en je krijgt een gevaarlijke mix die leidt tot zelfdodinggedachten en - gedrag. Daarnaast is het mogelijk dat een slechte slaapkwaliteit je eigen serotonineproductie verstoort, wat aanleiding kan geven tot psychische problemen en zelfmoord.
De negatieve invloed van aanslepend slaaptekort op de gezondheid wordt steeds duidelijker. In het kader van een Europees project bestuderen onderzoekers van het CHU Vésale in Charleroi de invloed van slaaptekort op de waakzaamheid en op de markers van risicofactoren voor hart- en vaataandoeningen.
Het Europees project Sleep Restriction (Marie Curie) wordt gecoördineerd door de universiteit van Helsinki en geeft ons een beter inzicht in de slaapmechanismen. Zes verschillende partners namen er aan deel, waaronder het laboratorium voor experimentele geneeskunde van de ULB in het CHU van Charleroi (Hôpital Vésale, Montigny-le-Tilleul). De bedoeling was om moleculaire, fysiologische, gedragsmatige en sociologische elementen aan te tonen als gevolg van slaaptekort, waaronder ook bv. zwaarlijvigheid, hart- en vaatziektenof suikerziekte.
Er werden gecontroleerde studies uitgevoerd met gezonde vrijwilligers die gedurende een tiental dagen minder lang sliepen. "Bij een bepaalde proef sliepen vrijwilligers drie basisnachten gedurende acht uur, nadien vijf nachten gedurende vijf uur, gevolgd door drie nachten recuperatie. Waarom vijf nachten? Om enigszins een normale werkweek na te bootsen, waarin we de neiging hebben om het aantal uren slaap te beperken, om die dan te recupereren tijdens het weekend."
Het onderzoek wees op een stijging van de oxidatieve stress tijdens de vijf nachten van vijf uur slaap. Merkwaardiger is dat er na één of twee nachten basisslaap geen onmiddellijke recuperatie optrad. Na de eerste recuperatienacht was er zelfs bij het ontwaken een hogere oxidatieve stress. Oxidatieve stress wil zeggen dat er een overdaad aan vrije radicalen in het lichaam aanwezig is en wordt aanzien als de oorzaak van vrijwel alle chronische ziekten en het normale verouderingsproces. Vrije radicalen zijn zuurstofverbindingen die ontstaat als bijproduct van het omzetten van zuurstof tot energie in ons lichaam en kunnen onze eigen lichaamcellen beschadigen.
Waarom was er zelfs bij het ontwaken een hogere oxidatieve stress? "Omdat er wellicht een ophoping is van stress die ook na de eerste recuperatienacht aanhoudt. Zo zien we bijvoorbeeld dat tijdens de recupslaap het hartritme in alle slaapstadia hoog blijft. Er is blijkbaar een ophoping van stress die na één nacht nog steeds gedeeltelijk aanwezig is. De hypothese is dat we in het dagelijkse leven slaap tekortkomen en dat we die nooit volledig kunnen recupereren. Verdere studies moeten dit nog bevestigen."
Het weekend alleen kan het slaaptekort van de week niet goedmaken. Zou een middagdutje geen oplossing zijn? "In een bepaalde studie konden vrijwilligers na de middag een half uur slapen. We merkten dat dit middagdutje niet alleen een positieve invloed had op de waakzaamheid in de namiddag, maar dat hierdoor ook de ontstekingsreactie na de recuperatienacht beperkt werd. Die positieve invloed wordt verklaard door het feit dat de mensen heel moe zijn en dus onmiddellijk in een diepe slaap vallen. Tijdens de recuperatienacht zou de slaap immers iets minder diep zijn. Dat zou één van de factoren zijn die een rol spelen, maar de gegevens worden nog verder onderzocht."
Hoe wordt diepe slaap in de hand gewerkt? "Mensen met veel lichaamsbeweging slapen dieper. Remmend hierbij zijn stimulerende middelen, sigaretten, koffie, minder lichaamsbeweging en hogere leeftijd. Om dieper te kunnen slapen, is meer lichaamsbeweging ten stelligste aanbevolen."
Myriam Kerkhofs en haar medewerkers onderzochten de waakzaamheid overdag en kwamen tot de conclusie dat vooral de eenvoudige dagtaken het meest onder het slaaptekort te lijden hebben. "Wanneer mensen niet zeer aandachtig moeten zijn, raken ze vrij makkelijk verstrooid. Voor complexere handelingen is de motivatie groter en wordt er ook een grotere inspanning geleverd."
Volgens verschillende studies verloren we in 50 jaar tijd één uur slaap. Dat heeft ongetwijfeld gevolgen op het dagelijkse leven, en de laatste tijd komt er nog meer druk op de ketel: door de economische crisis zou meer dan een kwart van de Amerikanen slecht slapen. Dat blijkt uit een studie bij 1.000 volwassenen, die wijst op een stijging van het aantal mensen met slaapstoornissen met 13% sinds 2001. Het aantal Amerikanen dat elke nacht minder dan zes uur slaapt, steeg van van 13 tot 20%, terwijl 10% minder langer dan acht uur slapen.
Dat slaaptekort wordt soms in verband gebracht met overgewicht en stoornissen in de stofwisseling. Dat was echter niet het onderwerp van de Belgische studie. "De strijd tegen zwaarlijvigheid is vrij complex, maar we merken wel dat de slaapduur in de VS vermindert terwijl tegelijkertijd zwaarlijvigheid toeneemt. En wat doen we als we niet slapen? We eten, kijken naar televisie, en maken kans op nog meer stress. Dat kan allemaal een rol spelen. Mensen denken dat ze ongestraft hun slaaptijd kunnen inkorten: we wonen ver ons werk, staan vroeg op om files te vermijden, komen laat terug thuis…"
"In elk geval moeten we klachten over slaapstoornissen en slaperigheid in het oog houden en mensen de raad geven het nodige aantal uren slaap in acht te nemen. Dat verschilt wel sterk van persoon tot persoon. Tekenen van slaapstoornissen, onweerstaanbare slaapdrang, snurken,… verdienen zeker de nodige aandacht en verder onderzoek."
Bron: Artsenkrant, Nr. 1985 - 17.03.2009, We hebben meer slaap nodig, Martine Versonne.
Moeilijk behandelbare gevallen van slaapapneu kan men nu ook behandelen met een implanteerbare zenuwstimulator die tijdens de slaap verhindert dat de tong de keelholte afsluit. De nieuwe behandeling werd voor het eerst toegepast in het multidisciplinair slaapcentrum van het UZA.
Bij obstructief slaapapneu wordt de keelholte tijdens het slapen regelmatig geheel of gedeeltelijk door de tongbasis afgesloten. Dat leidt tot zuurstoftekort, luidruchtig snurken, verstoord slaappatroon, slaperigheid overdag met kans op autoongevallen, en op lange termijn tot levensbedreigende hart- en vaataandoeningen. In België treft deze aandoening niet minder dan 4% van de volwassen mannen en 2% van de vrouwelijke bevolking.
Er werden voor slaapapneu reeds heel wat behandelingen beschreven en toegepast. Naast de klassieke hygiënische maatregelen – afslanken en vermijden van alcohol- bestaat de standaardbehandeling momenteel uit een beademingsmasker of CPAP (Continuous Positive Airway Pressure) waarmee de patiënt elke nacht dient te slapen. Een andere methode is het gebruik van een specifieke en op maat vervaardigde mondprothese, het zogenaamde MAD (Mandibular Advancement Device).
"Bij 70% van de patiënten zijn deze behandelingen doeltreffend. Voor de overige patiënten, die de CPAP of MAD niet verdragen of hiermee onvoldoende resultaten bereiken, moeten we dus andere oplossingen zoeken", zegt NKO-arts Prof. Paul Van de Heyning.
Na enkele jaren dierexperimenteel onderzoek werd nu een nieuwe methode ontwikkeld, het Inspire II-systeem, op basis van ritmische stimulatie van de tongzenuw. Dit toestel bestaat uit een implanteerbare neurostimulator, een druksensor en een zenuwelektrode. De druksensor wordt tussen de ribben geplaatst en moet op het einde van de uitademing een signaal doorgeven naar de stimulator, die zoals voor een pacemaker, onder het sleutelbeen wordt ingeplant. Vandaar loopt een elektrode, eveneens onder de huid, naar de tongzenuw. Bij elke stimulatie worden de tongspieren geprikkeld met verhoging van de spierspanning als gevolg. Zo wordt bij iedere ademhaling voorkomen dat een afsluiting van de luchtweg optreedt.
De ingreep zelf is weinig belastend voor de patiënt en vergt hooguit twee overnachtingen in het ziekenhuis. Nadien kan in het slaaplab de stimulatie fijn worden afgesteld op maat van de patiënt.
"Het is zeker niet de bedoeling om in de toekomst alle patiënten met slaapapneu met deze methode te behandelen. Deze ingreep richt zich tot een welbepaalde groep patiënten, die met de klassieke methoden niet geholpen worden. Ze ondergaan een strenge selectie en moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals o.a. een apneu-index hoger dan 30 en een BMI van hoogstens 32. Het gaat dus om moeilijk te behandelen gevallen, die aan bepaalde voorwaarden beantwoorden", benadrukt Van de Heyning.
De behandeling wordt momenteel uitgevoerd in het slaapcentrum van het UZA, onder leiding van Prof. Paul Van de Heyning (NKO) en Prof. Wilfried De Backer (pneumologie).
Bron: Artsenkrant Nr. 1983 - 10.03.2009, Jean-Marie Segers.
Dit weekeinde spelen we opnieuw met de tijd. In de nacht van zaterdag 28 op zondag 29 maart draaien we de klok een uur vooruit en gaat de zomertijd opnieuw in.
In de nasleep van de oliecrisis van 1973 voerde Frankrijk de zomertijd in 1976 in om energie te sparen. De Britse eilanden kenden de zomertijd al van daarvoor en de Benelux volgde in 1977. De Europese en Belgische regelgeving leggen de zomer- en de wintertijd op, met als laatste wapenfeit een Koninklijk Besluit van 19 december 2001.
De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne verwoordde in zijn verslag aan koning Albert II de kern van de verplichting volmondig als: "krachtens deze richtlijn wordt er verduidelijkt dat de periode van de zomertijd, namelijk de periode van het jaar waarin het uur vooruitgezet wordt met zestig minuten ten opzichte van het uur van de rest van het jaar, vanaf het jaar 2002 en voor een onbepaalde periode, zal beginnen op de laatste zondag van de maand maart, om 1 uur 's morgens, wereldtijd (2 uur, plaatselijke tijd) en zal eindigen op de laatste zondag van de maand oktober, om 1 uur 's morgens, wereldtijd (3 uur, plaatselijke tijd)". Zo stond letterlijk in het Staatsblad van 28 december 2001.
Anders gezegd: zondagmorgen 29 maart om 02.00 uur draaien we de klok een uur vooruit, zodat het eensklaps 03.00 uur wordt. Slimmerds verrichten deze operatie uiteraard voor het slapengaan en niet midden in de nacht.
Voor wie telkens twijfelt of men bij het ingaan van zomer-of wintertijd de klok voor- of achteruit moet zetten, is er een makkelijk ezelsbruggetje: in het VOORjaar gaat de klok een uur VOORuit.
Dankzij de zomertijd kunnen we 's avonds langer van het daglicht profiteren en zou er minder elektrisch licht nodig zijn.
De Belgische Vereniging tegen de Zomertijd (BVZT) is al jaren tegen de ingreep, met als argument dat die schadelijk zou zijn voor de gezondheid. De organisatie gewaagt van een "schending van de mensenrechten". Onder aanhaling van rapporten en publicaties met een verschillende graad van wetenschappelijkheid, ziet de BVZT een relatie tussen enerzijds slaperigheid, overconsumptie van slaap- en kalmeringsmiddelen (met alle gevolgen vandien voor de ziekteverzekering), verkeersonveiligheid en anderzijds de zomertijd. Die is ook de oorzaak van een verhoging van luchtverontreiniging en fotochemische polluenten.
Nog andere tegenargumenten: Door de toenemende omschakeling naar spaarlampen wordt minder energie opsgeslokt dan door de gewone lampen op het ogenblik dat de zomertijd werd ingevoerd. Ouders van baby's klagen over dag- en nachtritmestoornissen bij hun oogappels bij het jongleren met de tijd. Tegenstanders zeggen ook dat luchtverversingssystemen meer moeten werken door de zomertijd.
Tips om zo goed mogelijk aan te passen: - Ga op tijd naar bed gedurende de week voor de verandering naar zomertijd. - Laat je kind op vrijdag, zaterdag en zondag een half uur vroeger naar bed gaan. - Wek je kind vrijdag en zaterdag een half uur vroeger, op zondag een uurtje. - Maak de slaapkamer extra donker.
Neem slapeloosheid ernstig en behandel het vroegtijdig. Dat is de kernboodschap van slaapspecialisten Dr. Neubauer en Dr. Morin. Hoe vroeger je slapeloosheid behandelt, hoe beter.
Drie vierde van mensen met slaapproblemen heeft er na één jaar nog last van heeft en de helft slaapt na drie jaar nog slecht. Slecht slapen betert dus meestal niet vanzelf, maar heeft de neiging om te blijven duren. Wie vanzelf of met hulp van medicatie terug beter slaapt bleek trouwens een grote kans op herval te hebben. Deze laatste bevinding onderlijnt nogmaals het belang van het aanleren van goede slaapgewoonten, los van het feit of je medicatie neemt of niet.
Dr Morin (Quebec) volgde gedurende 3 jaar 388 volwassenen met slapeloosheid, de gemiddelde leeftijd was 49 jaar. Slapeloosheid was gedefinieerd als minimum 3 nachten per week klachten ondervinden over de slaap gedurende ten minste 1 maand, met gevolgen overdag zoals concentratieproblemen of moeheid.
Mensen met slaapproblemen hebben overdag wel last van concentratieproblemen en moeheid maar voelen zich daarom overdag niet abnormaal slaperig. Blijkbaar verschillen zij van personen die geen last hebben van slapeloosheid, in die zin dat wat hun slaapprobleem veroorzaakt hen ook overdag beïnvloedt en hen wakker houdt. Onderscheid tussen moeheid en slaperigheid, klik hier.
Het team van Dr. Morin volgde de 388 deelnemers jaarlijks op en onderzocht wie nog last had van zijn slaapprobleem. Daaruit bleek dat 74% nog last had na 1 jaar en 46% na een periode van 3 jaar. 54% herstelde van zijn slapeloosheid, maar 27% herviel.
Dr. Morin bevestigt dat aanslepende slapeloosheid het risico verhoogt op depressie, angststoornissen en op middelenmisbruik. Hij benadrukt dat slapeloosheid erg hardnekkig kan zijn en dat als een behandeling lukt op korte termijn, een goede opvolging erg belangrijk is om herval te vermijden.
Voor een kortdurende of situatiegebonden slapeloosheid is niet altijd een behandeling noodzakelijk. Maar als iemand klaagt van slaapproblemen 's nachts met gevolgen overdag, mag deze klacht niet licht worden opgevat. We moeten ze behandelen of we zien deze mensen na 2 of 3 jaar terug met nog steeds dezelfde klachten benadrukt Dr.Moris.
Bron: Medscape, Insomnia Lasts for Years Unless Treated, Janis Kelly, March 11, 2009. Arch Intern Med. 2009;169:447-453.
Het belang van een goede nachtrust is dubbel bevestigd, zo meldt De Huisarts. Zeker als de winter ons belaagt met zijn achterban van hinderlijke virussen, hebben we er alle baat bij iedere nacht voldoende lang in dromenland te blijven. Maar een goede slaap is ook het hele jaar door belangrijk voor het behoud van een gezond lichaam. Dat hebben twee studies zopas aangetoond.
De eerste studie (1) onderzocht of een gebrekkige slaap gecorreleerd is met een slechte weerstand tegen infecties. Dat zou kunnen inhouden dat slechte slapers vatbaarder zijn voor verkoudheden, maar zoiets was nog nooit aangetoond. Uit de resultaten bleek dat personen die minder sliepen, een hogere kans hadden om verkouden te worden. Voor meer details zie: 'Minder ziek door goed te slapen'.
De boodschap is duidelijk: niet afdingen op slaapbehoefte als koning Virus heerst. En zich fris voelen is geen excuus om uit bed te blijven.
Een paar weken eerder had een andere studie erop gewezen dat een slaaptekort mogelijk op langere termijn een ernstige weerslag kan hebben op het lichaam (2). Bij een vijfhonderdtal personen tussen 35 en 47 jaar werd vastgesteld dat een korte slaapduur na vijf jaar aanleiding geeft tot een verhoogde vorming van kalkplaten in de kransslagaders. Dergelijke vaststellingen doen, is tegenwoordig een koud kunstje met scanner voor hartbloedvaten.
De slaapduur werd gemeten met een apparaat dat de polsbewegingen registreert. Eén uur slaap meer deed de kans op kalkafzettingen met 33% dalen.
Jammer is dat mensen met een korte slaapduur hier niet in meerdere groepen werden onderverdeeld naargelang ze al dan niet aan hun slaapbehoefte voldeden. Veel mensen slapen weinig omdat ze te laat naar bed gaan en er de volgende morgen willens nillens uit moeten. Anderen zullen maar een paar uur slapen, zelfs als ze vroeg naar bed gaan en ad libitum kunnen pitten. Als ook deze laatste categorie een verhoogd risico heeft, dan is dat echt een strop?
Bron: De Huisarts, 5 maart 2009 Nr. 911 21, Dr.michèle Langendries Referenties: 1. Medical News Today. De studie is verschenen onder de referentie: Arch Int Med. 2009:169(1):62-67. 2. JAMA 2008;300(24):2859-66.
In het januarinummer van 'American Family Physician', het huisartsenblad in Amerika, werd de niet medicamenteuze aanpak van slapeloosheid onder de loep genomen. De besluiten bevestigen punt voor punt de Belgisch richtlijn, zodat ik ze graag met u overloop.
Studies tonen aan dat de niet-medicamenteuze behandeling van slapeloosheid betrouwbare en blijvende verbeteringen teweeg brengt in het slaappatroon, zonder nood aan slaappillen. In vergelijking met slaapmedicatie bewees cognitieve gedragstherapie even goed te zijn, maar met behoud van zijn gunstig effect gedurende 12 tot 24 maanden later, wat niet zo was bij slaapmedicatie. Cognitieve gedragstherapie gaf in vergelijking met slaappillen een grotere tevredenheid bij patiënten en een groter aantal normale slapers.
Het doel van cognitieve gedragstherapie is om te weten te komen welke verkeerde ideeën een slapeloze heeft over slaap en om deze te verbeteren. Verder wordt gebruik gemaakt van een goede slaaphygiëne, stimuluscontrole, slaaprestrictie, paradoxale aanpak en relaxatietherapie.
Wat zijn de belangrijkste aanbevelingen op het gebied van slaaphygiëne? - Vermijden van cafeïne en nicotine, vooral later in de dag. - Geen grote sportinspanningen tot 4 uur voor het slapengaan. Beweging overdag is wel belangrijk om goed te slapen. - Geen zware maaltijden voor het slapengaan. - Vermijden van dutjes overdag. - Op regelmatige uren gaan slapen en 's morgens opstaan. - Zorgen voor een comfortabele temperatuur in de slaapkamer. - De slaapkamer zo donker als mogelijk houden. - Een moment van ontspanning houden voor het slapen, een terugkerende slaapritueel, met gebruik van relaxatietechnieken. - Gebruik van oordopjes bij lawaai. - Blootstelling aan daglicht 's morgens gedurende minstens 30 minuten.
Stimuluscontrole leert de patiënt om het bed en de slaapkamer terug te associëren met slaap en seks, in plaats van met wakkerhoudende activiteiten. Zie ook: 'Het bed als uitnodiging tot slaap.'
Slaaprestrictie probeert de tijd die je wakker bent in bed zo kort mogelijk te houden, om de slaapefficiëntie te verhogen. Zie ook: 'hoe werkt slaaprestrictie.'
Paradoxale technieken raden de patiënt aan om wakker te blijven, om op die wijze de angst om niet in slaap te kunnen vallen weg te nemen.
Relaxatietechnieken proberen om het te hoge spanningsniveau waardoor iemand niet in slaap raakt te verminderen. - Autogene training: voorstellen van een warmte en zwaartegevoel in het lichaam, voorstellen van een rustige omgeving. - Visuele of auditieve biofeedback: training om specifieke functies te leren controleren. - Hypnose. - Autosuggestie: maakt gebruik van visualisatietechnieken. Zie ook: 'Hoe werkt autosuggestie?' - Meditatie, buikademhaling. - Ademhalingstechnieken. - Progressieve spierrelaxatie: alle spieren een voor een opspannen en ontspannen. - Repetitief focussen een woord, geluid, gebed, zin of spieractiviteit.
Wat zijn de besluiten uit het artikel? - Cognitieve gedragstherapie is eerste keus behandeling bij langdurige slapeloosheid. - Cognitieve gedragstherapie is in vergelijking met slaapmedicatie even efficiënt, maar de resultaten blijven langer aanhouden. - Bij acute slapeloosheid kan medicatie worden gebruikt als een snel effect nodig is. - In de behandeling van langdurige slapeloosheid zijn stimuluscontrole en slaaprestrictie efficiënt.
Bron: Medscape, 22/1/2009, L. Barclay, Nonpharmacologic Treatment of Chronic Insomnia Reviewed. Am. Fam. Physician 2009;79: 125-130.
Om het effect van lawaai tijdens je slaap te begrijpen is het nodig om even de de slaaparchitectuur onder ogen te nemen. Tijdens onze slaap evolueren we voortdurend van lichte naar diepe slaap (slaapfase 3 en 4) en omgekeerd. Wie te weinig heeft geslapen zal de volgende nachten relatief meer diepe slaap doormaken om dit tekort te compenseren.
Nachtelijke geluiden halen je telkens uit je diepe slaap naar een lichter stadium zonder dat je ervan wakker wordt. Maar daar zit juist het venijn: je hebt de indruk dat je 'aangepast' bent aan het geluid van windturbines of overvliegende vliegtuigen en dat je goed hebt doorgeslapen. Je bent je dus niet bewust van de voordurende verstoring van je diepe slaap.
Wat zijn hiervan de gevolgen?
Verstoring van het geheugen en leervermogen. Meer info, klik hier. Vermindering van de pijndrempel overdag. Verscheidene aandoeningen zoals fibromyalgie zijn trouwens geassocieerd met een verstoorde slaap. Verstoring van de productie van groeihormoon, dit wordt voornamelijk vrijgesteld tijdens de diepe slaap en is naast het aanzetten tot groeien erg belangrijk voor het herstel van weefsels. Het risico op het ontwikkelen van suikerziekte is hoger bij gebrek aan diepe slaap. Het vecht- en vluchtzenuwstelsel is actiever, wat onder andere een verhoogde druk in je bloedvaten geeft. Slaapproblemen komen erg vaak voor bij mensen met slepende ontstekingsziekten zoals rheuma of astma en kan hun aandoening verergeren.
Het is dus duidelijk (en bewezen) dat een verstoring van diepe slaap aanleiding geeft tot een overvloed aan klachten en aandoeningen.
Bron: Pathophysiology and Slow Wave Sleep. David N. Neubauer, MD, Medscape, February 12, 2009.