Jetlag is een vervelend neveneffect van verre reizen, de ene persoon ondervindt nauwelijks last maar de andere functioneert amper gedurende de eerste dagen. Volgens schattingen lijdt ongeveer twee derde van de reizigers hieraan. Jetlag is het gevolg van een ontregeling, beter gezegd een niet gelijk lopen van de innerlijke klok met de tijdsindruk op de nieuwe bestemming. Het gevolg is moeheid, je functioneert overdag minder goed, je darmen liggen in de knoop, en daarboven op heb je een verstoorde slaap.
Vanaf een tijdverschil van 4 uur raakt onze biologische klok enkele dagen tot weken van streek. Volgens studies van het Amerikaanse ruimteagentschap bedraagt de recuperatietijd één dag per uur tijdverschil.
Met dit artikel zetten we de belangrijkste aanbevelingen nog eens op een rijtje. Meestal wordt aangenomen dat de aanpassing makkelijker is als je naar het westen reist, maar uit onderzoek blijkt dat je lichaamsritme evengoed verstoord is of je naar het westen of het oosten reist.
1. Indien mogelijk kun je enkele dagen tot een week voor de reis het ritme thuis al wat opschuiven in de richting van het dag-nachtritme op de bestemming. Reis je naar het oosten, sta dan elke dag een uur vroeger op, reis je naar het westen is dat een uur later.
2. Als het nacht is op de reisbestemming, probeer dan tijdens de vliegreis zo goed mogelijk te slapen of dutjes te doen. Sluit lawaai buiten door gebruik van oordopjes en draag een oogmasker. Hoe minder licht in je ogen valt hoe beter je inwendige klok afgesteld raakt op het nieuwe uur.
3.Volgens onderzoek (bij muizen) zou honger een goede remedie zijn tegen jetlag. Een ontregelde biologische klok heeft na een korte maar fikse vastenperiode onmiddellijk weer het juiste dag-nachtritme ritme te pakken. Honger en voedsel zijn een veel sterkere regulator van onze ingebakken biologische klok dan de door zonneschijn aangedreven dag-nachtcyclus, zo blijkt uit recent onderzoek in het tijdschrift Science. Volgens Amerikaanse onderzoekers van het Medical Center in Boston (VS) ligt hierin een sleutel om jetlag beter de baas te kunnen of de problemen die nachtwerkers ondervinden aan te pakken. Drink geen cafeïnehoudende dranken (koffie, zwarte thee, cola) tijdens de vliegreis ze houden je wakker als je wil slapen. Ook alcohol is te vermijden omdat de aanpassingsperiode zou kunnen verlengen.
4. Melatonine gedurende de eerste dagen bij het slapengaan kan helpen, hoewel grote overzichtstudies mekaar tegenspreken of dit wel efficiënt is. Vermits het een onschuldige medicatie is kan het geen kwaad om melatonine uit te proberen. Klassieke slaapmedicatie gedurende de eerste dagen kan helpen, maar het is niet bewezen dat ze de aanpassing naar de nieuwe tijdzone verbeteren, daarnaast hebben ze ook bijwerkingen, zodat ze niet worden aangeraden.
5. Helder licht gedurende enkele uren tijdens de nieuwe ochtendtijd na aankomst kan je helpen om aan de nieuwe tijdszone aan te passen. Ook een vaste of moblile lichtbox kan helpen. Als je naar het oosten vliegt: een half uur extra licht in de ochtend, als naar het westen vliegt, een half uur in de avond. Zonlicht overdag of zeker in de voormiddag helpt om sneller aan te passen
6. 's Morgens enkele koppen koffie gedurende de eerste 5 dagen helpen je om wakker te worden. Blijf echter niet de ganse dag koffie drinken wat cafeïne blijft lang nawerken en maakt het je moeilijk om dan op het gewenste uur in slaap te vallen. Wie gevoelig is aan cafeïne drinkt best na 14 uur geen koffie meer.
7. Probeer overdag zo snel mogelijk aan te passen aan de nieuwe tijdzone. Zet je polshorloge al gelijk met de nieuwe tijd vanaf het moment dat je op het vliegtuig stapt. Beweeg overdag, neem deel aan sociale activiteiten. Indien je korter dan 4 dagen in een andere tijdszone verblijft kan het beter zijn om je thuisritme zoveel mogelijk te behouden
8. Voor korte reizen: plan vergaderingen en dergelijke best in de morgen na een vlucht naar het westen en ‘s avonds na een vlucht naar het oosten. In de VS bijvoorbeeld is het 6 uur vroeger, als je daar een vergadering hebt om 10u 's morgens komt dat met jouw gevoel overeen met 16 uur in de namiddag. Dat is best doenbaar, maar een avondvergadering om 20 u voelt aan als 2 uur 's nachts, niet jouw meest lucide moment. In China moet je 8 uur bijtellen, dus een vergadering om 20 uur 's avonds valt dan volgens jouw gevoel om 12u 's middags. Vergader je in China om 10 uur 's morgens, komt dat overeen met 2 uur 's nachts.
Uit een Britse studie, die werd gepubliceerd in de BMJ, blijkt dat een groot deel van de baby’s die overleden aan wiegendood (of sudden infant death syndrome, SIDS) op het moment van overlijden samen met een ander kind of een volwassene het bed deelden.
Vaak ging het om een benarde situatie, zoals in gezelschap met een volwassene die recent drugs of alcohol had gebruikt. Peter Fleming, (University of Bristol, UK) en collega’s wijzen erop dat het aantal gevallen van wiegendood in het Verenigd Koninkrijk opvallend is afgenomen sedert de vroege jaren ’90, maar dat specifieke adviezen over de gevaren van samen-slapen nodig zijn om de sterfte verder terug te dringen. Hun bevindingen zijn gebaseerd op een studie die ze voerden in een zuidwestelijke regio van Engeland, met een bevolking van 4,9 miljoen personen en 184.000 geboortes over een termijn van 4 jaar. De studie focuste op 82 kinderen die overleden aan wiegendood, 87 die ad random werden geselecteerd uit de populatie en 82 met gekende risicofactoren voor wiegendood die echter niet overleden. Uit de resultaten blijkt dat 54% van de overleden kinderen op het moment van het overlijden samen sliep met iemand anders (versus 20% in de controlegroep). In 31% van de gevallen hadden de ouders recent alcohol of drugs gebruikt, versus 3% in de controlegroep. Samen slapen op de sofa kwam meer voor bij SIDS-kinderen dan bij andere baby’s (17% versus 1%). Het gebruik van een hoofdkussen, roken bij de moeder, preterme geboorte en zwakke gezondheid kwamen eveneens vaker voor in de groep van SIDS-kinderen.
Regelmatig wordt de vraag gesteld naar meer informatie over Trazolan (trazodone), in dit artrikel kun je de bijsluiter terugvinden. Het eerste gedeelte betreft de patiëntenbijsluiter, in het tweede gedeelte komt extra informatie uit de volledige medische bijsluiter aan bod.
Trazodone is een kalmerend antidepressivum en wordt vaak gebruikt bij de aanpak van chronische slapeloosheid, ook bij niet depressieve patiënten. Nochtans is de behandeling van slapeloosheid geen officiële indicatie voor het voorschrijven van trazodone. Degelijke studies in dit verband ontbreken immers. Daarom is het aangeraden deze geneesmiddelen voor te behouden voor de gevallen van slapeloosheid geassocieerd met depressie. Bij oudere mensen is voorzichtigheid geboden, zie verder onder de rubriek bijwerkingen.
Voor een overzicht van de andere slaapmiddelen, klik hier.
Bijsluiter Trazolan, Trazodone 100 mg, bron Pharma.be
1. Wat is Trazodone en waarvoor wordt het gebruikt 2. Wat moet u weten voordat u Trazodone inneemt 3. Hoe wordt Trazodone ingenomen 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe bewaart u Trazodone 6. Aanvullende informatie
1. Wat is Trazodone en waarvoor wordt het gebruikt? Trazodone bevat trazodonhydrochloride, een stof die behoort tot de groep der antidepressiva. Trazodone is aangewezen bij depressies van verschillende oorsprong die een geneeskundige behandeling vereisen.
2. Wat moet u weten voordat u Trazodone inneemt? Neem Trazodone niet in - Indien u eerder een overgevoeligheid (allergie) voor trazodon of voor één van de andere bestanddelen van de de medicatie heeft vertoond. Wees extra voorzichtig met Trazodone - als u een slecht functionerende lever of nieren heeft - als u een lage bloeddruk heeft - als u hartritmestoornissen heeft - als u hevige urinaire retentie heeft (belangrijke urine-opstapeling) - als u aan glaucoom lijdt - als u een prostaathypertrofie heeft gehad (verhoging van het prostaatvolume) - als u een aanhoudende erectie heeft. In dit geval moet u de behandeling stopzetten en uw arts raadplegen - als u gelijktijdig Sint-Janskruid inneemt, want bijwerkingen kunnen dan vaker optreden - bij de toediening van trazodon aan adolescenten (> 12 jaar). Dit dient nauwlettend opgevolgd te worden.
Patiënten jonger dan 18 jaar hebben een verhoogd risico op zelfmoordpogingen, zelfmoordgedachten en vijandigheid (voornamelijk agressie, oppositioneel gedrag en woede) als zij behandeld worden met geneesmiddelen uit deze therapeutische klasse. Dit risico kan met trazodon niet uitgesloten zijn. Ondanks dit alles kan uw arts aan patiënten jonger dan 18 jaar Trazodone voorschrijven omdat dit in het belang van de patiënt is. Als uw arts Trazodone heeft voorgeschreven aan een patiënt die jonger is dan 18 en u wilt dit bespreken, dan wordt u verzocht contact op te nemen met uw arts. Indien bij patiënten jonger dan 18 jaar één van de hiervoor genoemde symptomen zich ontwikkelt of verslechtert bij inname van Trazodone, dan wordt u verzocht uw arts hierover te informeren. Lange-termijn-veiligheidsgegevens van Trazodone over groei, ontwikkeling en cognitieve en gedragsontwikkeling ontbreken in deze leeftijdsgroep.
Als u reeds andere geneesmiddelen gebruikt; gelieve ook de rubriek ‘Gebruik met andere geneesmiddelen’ te lezen. Raadpleeg uw arts indien één van de bovenstaande waarschuwingen voor u van toepassing is of dat in het verleden is geweest. Raadpleeg uw arts vóór elke wijziging van de behandeling die uwerd voorgeschreven. Gebruik met andere geneesmiddelen Men dient steeds zijn arts te informeren over het gebruik van andere geneesmiddelen die werkzaam zijn ter hoogte van het centrale zenuwstelsel zoals opiaten (sterke pijnstillers), barbituraten (slaapmiddelen), neuroleptica (geneesmiddelen bij mentale ziekten), selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI’s) (geneesmiddelen tegen mentale ziekten), benzodiazepines (slaapmiddelen), Sint-Janskruid, bloeddrukverlagende middelen, warfarine (bloedverdunner), digoxine (geneesmiddel gebruikt bij hartfalen) of fenytoïne (geneesmiddel tegen epilepsie). Waarschuw uw arts als u één van de volgende geneesmiddelen inneemt, omdat een dosisverlaging van Trazodone of toezicht nodig kunnen zijn: ketoconazol (geneesmiddel tegen schimmels), ritonavir en indinavir (antiviraal middel / protease-inhibitor). Omgekeerd kan een dosisverhoging van Trazodone nodig zijn als u carbamazepine inneemt (in geval van epilepsie). Vertel uw arts of apotheker in als u andere geneesmiddelen gebruikt of kort geleden heeft gebruikt. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Gebruik van Trazodone met voedsel en drank: Het gebruik van alcohol tijdens een behandeling met Trazodone wordt afgeraden.
Zwangerschap en Borstvoeding: Raadpleeg uw geneesheer alvorens Trazodone te gebruiken. Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel inneemt. Hoewel tot op heden geen teratogene risico's werden gemeld met Trazodone, dient het gebruik ervan tijdens de zwangerschap te worden afgeraden. Het gebruik wordt eveneens afgeraden tijdens de borstvoedingsperiode.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines: Voorzichtigheid wordt aangeraden bij het besturen van een voertuig en het gebruik van machines, vanwege de slaperigheid die kan optreden bij sommige personen. Dit risico wordt verhoogd door het gelijktijdig gebruik van alcohol.
Belangrijke informatie over enkele bestanddelen van Trazodone: Trazodone bevat lactose. Indien uw arts u eerder verteld heeft dat u bepaalde suikers niet kunt verdragen, raadpleeg dan uw arts voordat u dit geneesmiddel inneemt.
3. Hoe wordt Trazodone ingenomen? Volg bij het innemen van Trazodone nauwgezet het advies van uw arts. Raadpleeg bij twijfel uw arts of apotheker. De dosis zal bepaald worden door de arts en aangepast worden in functie van elke patiënt. Het antidepressief effect treedt pas op na 2 tot 3 weken behandeling terwijl het kalmerend effect al merkbaar wordt na enkele dagen. Trazodone is niet aangewezen bij kinderen onder de 12 jaar. Uw arts zal u vertellen hoe lang u Trazodone moet gebruiken. De behandeling niet vroegtijdig stopzetten en niet zonder de toelating van uw geneesheer.
Wat u moet doen als u meer van Trazodone heeft ingenomen dan u zou mogen? Een vrijwillige of toevallige overdosering veroorzaakt in het algemeen volgende symptomen : bewusteloosheid, convulsies, blijvende erectie, ademnood, hartritmestoornissen, duizeligheid, slaperigheid, braken. Zoals bij elke overdosering, dient men rekening te houden met de mogelijkheid dat ook andere producten gelijktijdig werden ingenomen. Wanneer u te veel van Trazodone heeft ingenomen, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts, apotheker of het Antigifcentrum (070/245.245).
Wat u moet doen wanneer u bent vergeten Trazodone in te nemen? Indien u een dosis vergeten bent, neem dan de volgende dosis op het voorziene uur. Neem geen dubbele dosis van TRAZOLAN om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van Trazodone. Ontwenningsverschijnselen kunnen uitzonderlijk optreden bij het stopzetten van de behandeling. Vastgestelde ontwenningsverschijnselen zijn: vermoeidheid, misselijkheid, braken, diarree, anorexia, buikpijn, hoofdpijn, rillingen, hartkloppingen, spierpijn. De symptomen zijn in het algemeen zwak van intensiteit, verschijnen spontaan, onmiddellijk na vermindering of stopzetten van de behandeling en verdwijnen na 3 tot 4 dagen. Om deze symptomen te vermijden moet de behandeling geleidelijk aan afgebouwd worden.
4. Mogelijke bijwerkingen: Zoals alle geneesmiddelen kan Trazodone bijwerkingen veroorzaken, hoewel niet iedereen deze krijgt.
Hartaandoeningen: Tachycardie (te snel hartritme), palpitaties (hartkloppingen), aritmie (onregelmatig ritme) (voornamelijk bij patiënten met een reeds bestaande hartziekten).
Anticholinergische effecten zijn zeldzaam en bestaan voornamelijk uit droogte van de mond.
Maagdarmstelselaandoeningen: misselijkheid en braken, in zeldzame gevallen droge mond, gewichtswijzigingen (gewichtsverlies of gewichtstoename), darmstoornissen of buikklachten, verstopping, buikloop, smaakstoornissen, eetlustvermindering, verhoogde speekselvloed.
Lever- en galaandoeningen: in zeldzame gevallen tekens van levertoxiciteit.
Bloedvataandoeningen: hoge of lage bloeddruk, flauwvallen.
Oogaandoeningen: gezichtsstoornissen, jeuk in de ogen.
Voortplantingsstelsel: enkele gevallen van erg lang aanhoudende erectie werden vastgesteld.
Huid- en onderhuidaandoeningen: allergische reacties, roodheid.
Ademhalingsstelsel: neusverstopping.
Wanneer een van de bijwerkingen ernstig wordt of als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter is vermeld, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
5. Hoe bewaart u Trazodone? Buiten het bereik en het zicht van kinderen houden. Bewaren op kamertemperatuur (15°-25°C) in de oorspronkelijke verpakking. Gebruik Trazodone niet meer na de vervaldatum die staat vermeld op de buitenverpakking na ‘EXP’.
6. Aanvullende informatie Wat bevat Trazodone tabletten? Het werkzame bestanddeel van Trazodone is trazodonhydrochloride : elke tablet bevat 100 mg trazodonhydrochloride. - De andere bestanddelen zijn: lactose, calciumwaterstoffosfaat, maïszetmeel, polyvidon, natriumzetmeelglycolaat, microkristallijne cellulose, magnesiumstearaat, Opadry 0Y-29020, Opadry 0Y-S-29019.
Deze bijsluiter is voor het laatst herzien in: Augustus 2007
De aanvangsdosis bedraagt 100 mg per dag en wordt om de 3 tot 4 dagen met 50 mg verhoogd tot een optimaal therapeutisch effect wordt bereikt. Deze dosis mag opgevoerd worden tot 400 mg per dag bij ambulante patiënten en wordt dan over 2-3 innamen verdeeld. Bij gehospitaliseerde patiënten en in geval van zeer ernstige depressie kan uitzonderlijk de dosis op 600 mg per dag gebracht worden. Om de behandeling stop te zetten, is het aangeraden de dosis geleidelijk aan te verminderen. Bij oudere patiënten of patiënten met een gestoorde nier- of leverfunctie, zal men bij voorkeur met een halve dosering beginnen.
Het geneesmiddel is niet aangewezen bij kinderen onder 12 jaar. Bij het begin van de behandeling is bijzonder toezicht noodzakelijk bij patiënten met zelfmoordneigingen. Daarom zal men steeds aanraden bij de start van de behandeling een kleine verpakking voor te schrijven. Bij patiënten met een gestoorde nier- of leverfunctie dienen de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen in acht te worden genomen. Gevallen van hypotensie werden gemeld. Hierop dient speciaal gelet, vooral bij het begin van de behandeling. Gevallen van aritmie werden beschreven, voornamelijk bij patiënten met een onderliggende hartaandoening. Voorzichtigheid is in dit geval geboden. Gevallen van priapisme werden gemeld. Het is noodzakelijk de behandeling stop te zetten zodra dit verschijnsel optreedt.
Hoewel trazodon geen anticholinergische effecten heeft, wordt voorzichtigheid aangeraden in geval van voorafgaande prostatische hypertrofie, van hevige urineretentie en van glaucoom. Trazodon kan de INR (International normalized ratio betreffende de PT) wijzigen bij patiënten behandeld met warfarine. Stijging van de serumwaarden van digoxine en fenytoïne werden eveneens gemeld (zie rubriek “Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie”). Bij gelijktijdige toediening van Sint-Janskruid, kunnen bijwerkingen vaker voorkomen. Toediening van trazodon aan adolescenten (> 12 jaar) dient nauwlettend opgevolgd te worden.
In pediatrische klinische studies met SSRI/SNRI (andere klassen van antidepressiva), werden suïcidaal gedrag (zelfmoordpogingen en zelfmoordgedachten) en vijandelijkheid (hoofdzakelijk agressie, onaangepast gedrag en woede-uitbarstingen) vaker waargenomen onder kinderen en adolescenten die behandeld werden met SSRI/SNRI in vergelijking tot degenen die behandeld werden met placebo. Dit risico kan met trazodon niet uitgesloten worden. Indien, op grond van een klinische noodzaak, desalniettemin een besluit om te behandelen wordt genomen, moet de patiënt zorgvuldig worden gecontroleerd op de manifestatie van suïcidale symptomen. Er zijn geen veiligheidsgegevens op lange termijn beschikbaar betreffende de groei, de rijping, en de cognitieve en gedragsontwikkeling bij kinderen en adolescenten.
Lactose: Patiënten met zeldzame, erfelijke problemen van galactose-intolerantie, Lapp-lactase- deficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie mogen dit geneesmiddel niet innemen.
De gelijktijdige toediening van antihypertensiva met trazodon kan een vermindering van de dosering van het antihypertensivum vereisen. In geval van gelijktijdige inname van Sint-Janskruid of andere antidepressiva zoals selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI’s), bestaat de kans op een serotoninesyndroom.
Ontwenningsverschijnselen kunnen uitzonderlijk optreden bij het stopzetten van de behandeling hoewel de beschikbare preklinische en klinische gegevens niet aantonen dat trazodon afhankelijkheid veroorzaakt. Deze vastgestelde ontwenningsverschijnselen zijn: vermoeidheid, misselijkheid, braken, diarree, anorexia, buikpijn, hoofdpijn, tremor, palpitaties, spierpijn. De symptomen zijn in het algemeen zwak van intensiteit, verschijnen spontaan, onmiddellijk na vermindering of stopzetten van de behandeling en verdwijnen na 3 tot 4 dagen. Om deze symptomen te vermijden moet de behandeling geleidelijk aan afgebouwd worden.
Overdosering: Een vrijwillige of toevallige overdosering veroorzaakt in het algemeen volgende symptomen: bewusteloosheid, convulsies, priapisme, ademnood, hartritmestoornissen, duizeligheid, slaperigheid, braken.Er is geen specifiek antidotum bekend voor trazodon. Rekening houdend met de mogelijkheid van overdosering in combinatie met andere geneesmiddelen, zal de patiënt gehospitaliseerd worden in een gespecialiseerd centrum. Een symptomatische behandeling zal ingesteld worden, bestaande uit een snelle evacuatie van de maaginhoud of inname van geactiveerde kool, onder bewaking van de vitale functies.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Trazodon is een antidepressivum met sederende werking en met een chemische structuur en farmacologisch profiel die verschillen van deze van tricyclische en tetracyclische antidepressiva. Trazodon is een triazolopyridinederivaat.
Werkingsmechanisme Het mechanisme van de antidepressieve werking van trazodon bij de mens is nog niet volledig opgehelderd. Het farmacologische profiel van trazodon verschilt duidelijk van dat van de tricyclische antidepressiva of van de M.A.O-remmers. Trazodon versterkt de aminedepletie geïnduceerd door reserpine of tetrabenazine en remt de mono-aminergische werking in de testen welke bij de screening van antidepressiva gebruikelijk zijn. Naargelang de dosis en de proefopstelling bezit trazodon een anti-serotonine of een serotonine-mimetische werking; deze laatste is waarschijnlijk gebonden aan een selectieve inhibitie van de 5-H.T.-heropname.
Farmacokinetische eigenschappen
Trazodon wordt snel en volledig geresorbeerd in de gastro-intestinale tractus : na orale toediening wordt bij de mens de plasmapiek bereikt na 1,30 u (nuchter) tot 2,30 u (na de maaltijd). De uitscheiding verloopt in twee tijden: een eerste snelle fase met een halflevenwaarde van 1 u gevolgd door een tragere fase met een halflevenwaarde van gemiddeld 8 u. Trazodon wordt verdeeld over gans het organisme met hogere concentraties in lever, ruggenmerg en hersenen, meer bepaald in hippocampus, thalamus en hypofyse. Trazodon wordt volledig uitgescheiden, onder de vorm van metabolieten, voor 70 % via de urine en voor 30 % via de faeces. Het onveranderde product vertegenwoordigt 62 % van de plasmapiek terwijl er in de urine slechts sporen van onveranderd trazodon worden gevonden. Trazodon is voor 89 tot 95 % eiwitgebonden. In vergelijking met een éénmalige toediening wijzigt herhaalde toediening de kinetiek niet; er is geen accumulatie.
In-vitro-studies in humane levermicrosomen tonen aan dat trazodon hoofdzakelijk gemetaboliseerd wordt door het cytochroom P4503A4 (CYP3A4).
Mensen die te veel alcohol drinken, gaan er na verloop van tijd chronisch belabberd bijlopen. Dat komt onder andere omdat ze hun dagnachtritme verstoren, zoals met een dierexperiment duidelijk is aangetoond.
foto: seniorennet
Alcohol verstoort de centrale biologische klok, die zich bevindt in een kern in de hersenen. Deze klok zorgt ervoor dat allerlei processen in het lichaam gesynchroniseerd blijven op de afwisseling van dag en nacht. Stoornissen van de biologische klok worden onder andere in verband gebracht met een verhoogd risico van hart- en vaatziekten, kanker en depressie.
Wat alcohol precies met de klok doet, werd onderzocht bij hamsters. Ook bij deze dieren wordt de activiteit door licht en donker geregeld, met dien verstande dat ze vooral ’s nachts actief zijn. De studiepopulatie bestond uit drie groepen, waarvan er één zuiver water dronk, een tweede water met 10% alcohol, en de derde een oplossing van 20% alcohol. De dieren dronken naar believen. Oorspronkelijk leefden ze volgens een regelmatig ritme met 14 uur licht en 10 uur duisternis per etmaal.
Tegen het einde van de donkere periode, ongeveer drie uur voor de dieren zouden gaan slapen, staken de onderzoekers een zacht licht aan, dat vergelijkbaar was met het ochtendgloren. Als je zoiets in normale omstandigheden met een hamster doet, dan gaat hij op het gewone ogenblik slapen, maar wordt vroeger wakker. De lichtstimulatie verplaatst de biologische klok naar voren.
De resultaten wezen uit dat hamsters die alcohol dronken, moeilijker op de zachte lichtstimulatie reageerden dan de andere dieren. Ze werden veel minder vroeger wakker. Toen de dieren na twee tot drie dagen geen alcohol meer kregen, reageerden ze andermaal afwijkend: onder invloed van lichtstimulatie begonnen ze dit keer vroeger te ontwaken dan de controledieren. De stoornis bleef nog drie dagen bestaan.
Toegepast op de mens betekent dit volgens de auteurs dat mensen die drinken niet meer adequaat reageren op daglicht, zodat hun biologische ritme verstoord raakt. Het gevolg hiervan kan zijn deze personen actief zijn als anderen slapen, en omgekeerd. Gedacht wordt dat blootstelling aan helder licht ’s morgens kan helpen om resynchronisatie te bewerkstelligen. Ook na stoppen van de alcoholconsumptie blijven de stoornissen van het dagnachtritme aanhouden, wat een factor kan zijn bij de moeilijkheden die men ondervindt om een alcoholstop vol te houden.
Bron: De Huisarts 15/10/09 nr 938, Dr. Michèle Langendries ScienceDaily (How alcohol blunts ability of hamsters to rise and shine, Am J Physiol Regul Integr Comp Physiol. 2009 Sep;297(3):R729-37).
Gemiddeld 17 procent van de patiënten klaagt bij de huisarts over slaapproblemen, bij de apotheker is dat zelfs 22 procent. Dat blijkt uit een enquête bij 150 apothekers en 150 huisartsen die Valdispert, producent van voedingssupplementen voor een natuurlijke rust, liet uitvoeren door onderzoeksbureau iVOX.
Nota: Dit groot aantal mensen met slaapproblemen is dus wat apothekers en huisartsen opmerken. Het werkelijke aantal zal nog een stukje hoger liggen, want niet iedereen kaart zijn slaapprobleem aan als hij of zij bij zijn huisarts langs gaat.
Je kunt je de vraag stellen wat men verstaat onder slaapproblemen, is dat een nachtje minder goed slapen of de ene nacht na de andere geen oog toedoen? Recent onderzoek uit de VS toont aan dat we de klacht slapeloosheid niet moeten onderschatten. Meer dan 400.000 mensen werden ondervraagd. Ze kregen de vraag hoe ze hun slaap beoordelen van de laatste voorbije 30 dagen. 11% rapporteerde 30 slechten nachten op rij, bijna 17% kreeg tussen 14 - 29 nachten onvoldoende slaap en 41% sliep tussen de 1 en 13 dagen slecht. Slechts 31% sliep elke nacht goed.
Psychologische factoren zoals stress, angst en depressie zijn volgens zowat alle ondervraagde huisartsen en apothekers de belangrijkste oorzaken van de slaapproblemen. In mindere mate spelen factoren als ploegenwerk, medicatie, slaapapneu, lawaai op straat en snurkende partner een rol, zegt Valdispert over het onderzoek, dat begeleid werd door huisarts en slaapcoach Bruno Ariens en slaapspecialist en dokter Albert Lachman.
De enquête geeft volgens de mededeling aan dat de patiënt doorgaans een 'snelle' oplossing wil voor zijn slaapprobemen, terwijl de arts voor een voorzichtige aanpak kiest. Verder is het geven van advies belangrijk voor apothekers, wordt valeriaan als het meest efficiënte natuurlijke middel beschouwd door de ondervraagden en vermijden vooral vrouwelijke huisartsen klassieke slaapmiddelen. De helft van de apothekers is tegen het voorschrijven van klassieke middelen.
Huisartsen en apothekers krijgen ook veel klachten over kinderen met slaapproblemen. Het is belangrijk om deze klacht ernstig te nemen en goed op te vangen. Gewoon afwachten is geen goed idee omdat deze problemen anders jaren kunnen aanslepen. Ouders groeien mee in het slaappatroon van hun kindje en wachten dikwijls te lang om hulp te zoeken. De eerste aanpak is gedragsmatig en kan het probleem meestal op redelijk korte termijn oplossen.
16 Procent van de oudere patiënten is in staat te stoppen met klassieke slaapmedicijnen na advies van de arts. Dat is een erg bemoedigend cijfer. Er over spreken en ouderen motiveren om er mee af te bouwen en te stoppen loont dus de moeite.
Ariens schreef op vraag van Valdispert de patiëntenbrochure 'Gids voor een rustige nacht'. Ze bevat een vragenlijst en een slaapdagboek voor patiënten. Daarmee kan hun arts sneller tot een adequate behandeling komen. De brochure ligt bij de apotheker en de huisarts en is beschikbaar op www.valdispert.be.
Bron: De Standaard online, Belga, woensdag 10 maart 2010.
Vrouwen hebben in het algemeen meer slaapproblemen dan mannen. Dit verschil uit zich op verschillende leeftijden. Jonge vrouwen hebben soms last van een gespannen gevoel voor de maandstonden, premenstruele tensie genoemd, wat slaapverstorend werkt. Als ze later zwanger raken verstoort de zwangerschap dan weer de slaap. Op latere leeftijd hebben ze dan makkelijk last van nachtelijke opvliegers.
Naast deze hormonale invloed liggen vrouwen meestal langer wakker in bed. Zij kunnen minder makkelijk de knop omdraaien en zien de film van de gebeurtenissen van de laatste dag of uren nog voor hun ogen afspelen. zie ook: 'De slaap bij vrouwen'.Daarnaast komen depressieve of angstklachten meer voor bij vrouwen, en dat werkt ook slaapverstorend.
Maar nu komt het goede nieuws. Recent onderzoek toonde aan dat oudere vrouwen beter slapen dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. Maar dat is niet de indruk die ze hebben.
Op oudere leeftijd gaan mensen wel eens over hun slaap klagen. Ouderen hebben kortere nachten en neigen tot fragmentatie van hun slaap: wat ze ’s nachts niet geslapen hebben, halen ze overdag in.
Een recente Nederlandse studie in het tijdschrift Sleep toont aan dat oudere vrouwen het op alle objectieve slaapparameters beter doen dan hun mannelijke leeftijdsgenoten: ze slapen iedere nacht een kwartier (16 minuten) langer en hebben een minder fragmentarische slaap. Bovendien hebben ze een 1,2% hogere slaapefficiëntie - dat is het quotiënt van de totale slaaptijd en de tijd die men in bed doorbrengt om dat totaal te halen. Dit werd vastgesteld in een populatie van bijna duizend personen tussen de 59 en 79 jaar. Toen deze mensen werden ondervraagd, bleken de vrouwen echter hun slaapkwaliteit te onderschatten, terwijl de mannen aan het omgekeerde euvel leden. Vrouwen dachten dat ze 13 minuten minder lang sliepen dan mannen en dat hun slaapefficiëntie lager was. Maar globaal hadden de vrouwen een juister beeld van hun slaap dan de mannen, want ze hadden kleinere verschillen tussen wat werd gemeten en wat ze zelf dachten. Wat je zelf ervaart is uiteraard niet ondergeschikt aan wat wordt gemeten: de manier waarop een persoon zijn slaap waarneemt, is bepalend voor de levenskwaliteit.
De auteurs van de studie denken trouwens dat het verschil in beoordeling tussen mannen en vrouwen te wijten is aan het feit dat mannen minder slaap nodig hebben. Eenzelfde hoeveelheid slaap kan volstaan voor een man, maar niet voor een vrouw.
Hierbij nog een kleine kanttekening: het verschil in de metingen wordt gedeeltelijk verklaard door het gebruik van slaapmiddelen en alcohol. De vrouwen gebruikten meer slaapmiddelen terwijl de mannen tweemaal zoveel alcohol dronken.
Bron: DE HUISARTS 29 oktober 2009 Nr. 940 25 Dr. Michèle Langendries. Medical News Today (Elderly women sleep better than they think – studie gepubliceerd onder de referentie Sleep 2009; 32(10): 1367-1375).
We zitten in België opgezadeld met een verkeerd begrip over de juiste plaats van slaapmiddelen. Veel mensen willen snel en gemakkelijk van hun slaapprobleem afgeholpen worden en vragen slaapmedicatie aan hun huisarts. Ook deze voelt mee met de wanhoop van zijn patiënt en komt tegemoet aan diens wens.
foto: DS online
Er is wel een plaats voor klassieke slaapmedicatie, maar die is erg beperkt: alleen bij recent ontstane slapeloosheid, als ze zeer ernstig is (je slaapt bijna niet) en tenslotte bij het ervaren van een erg hoge psychische druk overdag.
Volgens de internationale richtlijnen wordt het gebruik best beperkt tot 1 à 2 weken. Dit is niet zo uit de lucht gegrepen, want ook op de bijsluiters van slaapmedicatie staat vermeld: niet langer te gebruiken dan 4 weken, afbouwperiode inbegrepen. In alle andere gevallen dan de hierboven beschreven situatie is de aanpak vooral gedragsmatig, namelijk het naleven van juist slaapadvies.
De actie van de overheid 'Slaappil is geen dagelijks brood' is belangrijk om de bevolking bewust te maken over het gebruik van slaappillen. We nemen er met zijn allen immers teveel: 730.000 slaap- en kalmeringspillen per dagin België alleen.
Veel mensen zeggen 'ik slaap er toch goed van, en baat het niet, het schaadt ook niet, waarom zou ik er mee stoppen?' Dit lijkt te kloppen, maar in werkelijkheid is dat toch niet zo. Wie slaappillen neemt 'slaapt' wel, maar deze slaap is lichter dan een natuurlijke slaap, je hebt minder diepe slaap en ook minder droomslaap onder slaapmedicatie. Je bent dus wel weg van de wereld, maar de kwaliteit (diepte) van je slaap is slechter. Het is juist deze diepe slaap en droomslaap die nodig is om goed uitgerust te zijn.
Slaapmedicatie, en dan bedoelen we benzodiazepines, geven ook altijd spierverslapping 's nachts. Veel gebruikers hebben de indruk dat ze toch stevig op hun benen staan als ze een keer uit bed moeten om te plassen, des te beter natuurlijk, maar ongemerkt hebben ze toch iets minder controle over hun spieren. Hierdoor vergroot de kans om 's nachts te vallen, met als mogelijk gevolg een heupfractuur en alle ellende vandien. Recent onderzoek wijst uit dat de kans om 's nachts te vallen 50% hoger is bij wie slaap- of kalmeermiddelen neemt.
Naast een minder diepe slaap en een hoger risico om te vallen hebben benzo's ook invloed op je brein. Je staat dikwijls met een minder frisse kop op en je geheugen functioneert niet zoals je zou willen. Ja maar, hoor ik zeggen, ik neem maar een kortwerkend middel, en 's morgens is dit volledig uitgewerkt. Leuk, maar dan verlies je twee adders onder het gras uit het oog. Om te beginnen worden veel mensen 's nachts wakker, en dan slikken ze midden in de nacht of zelfs tegen de ochtend nog een halve of hele slaappil. En die is natuurlijk nog niet uitgewerkt als je dan uit de veren moet. Het resultaat zien we onder andere in het verkeer door het hoger risico op verkeersongevallen.
Ten tweede is een slaap zonder slaappillen erg belangrijk voor een goed functionerend geheugen. Om dit laatste te begrijpen leg ik kort uit hoe ons geheugen werkt. Overdag doen we allerlei indrukken op, leren we nieuwe dingen, en dit wordt allemaal voorlopig opgeslagen in een structuur diep in de hersenen: de hippocampus. 's Nachts wordt deze informatie naar de hersenschors overgedragen, waar ze verankerd en geassocieerd wordt met vroegere herinneringen. Deze overdracht gebeurt vooral tijdens de diepe slaapfasen en tijdens de droomslaap. Juist die slaapfasen worden onderdrukt door benzodiazepines, en dit mechanisme kan een verklaring vormen waarom je geheugen minder goed functioneert onder slaapmedicatie, zelfs al heb je overdag geen last van sufheid.
Een laatste motivatie om te stoppen met slaapmiddelen is het feit dat ze na twee tot vier weken in feite niet meer echt werken. Door het ontstaan van gewenning is er maar erg weinig toegevoegd effect in vergelijking met een neppil. Dat klopt niet zeggen fervente slaappilgebruikers, als ik toevallig een pilletje vergeet in te nemen slaap ik niet, dus ik heb ze nodig. Dat lijkt wel zo, maar het niet slapen zonder slaapmedicatie is in dat geval een ontwenningsverschijnsel. Je slaapt in het begin inderdaad slechter als je plots stopt. Het stoppen moet dus altijd geleidelijk gebeuren, liefst in combinatie met goede niet-medicamenteuze maatregelen. Stoppen met slaapmiddelen is een beetje zoals oorlog voeren: je stuurt een soldaat toch niet ongeoefend en zonder wapens naar het slagveld. Wie goed geoefend is in de niet-medicamenteuze aanpakvan slapeloosheid zal meer kans hebben om zijn slaapmiddelenverslaving te overwinnen.
Bron Medscape. Psychotropic Medications Associated With Falls in Elderly Patients. Laurie Barclay, MD 12/04/2009, Archives of Internal Medicine 23/11/09. Psyche & Brein nr 7 2007 De grote slaapupdate p 46-54. Jackson M. Hypnotic hangovers and driving risk. Breathe 2009; 5: 248-251 Ariens B. Uitgeslapen wakker worden. Standaard Uitgeverij. 2008.
Meer risico op hart- en vaatziekten bij te weinig slaap?
31-12-2009
Het wordt alsmaar duidelijker dat een te korte slaaptijd een mogelijke risicofactor is voor hart- en vaatziekten. Als mogelijke oorzaak worden drie hypothesen naar voor geschoven. Via een effect op de suikerhuishouding waardoor het risico op diabetes type 2 stijgt. Via activatie van de stresssystemen met vrijstelling van adrenaline en bloeddrukverhoging. En tenslotte via een toestand van verhoogde ontsteking thv de bloedvaten. Zie ook: 'slaap is goed voor je hart'.
In talloze studies werd een verband aangetoond tussen een kortere slaaptijd, slaapklachten en een hogere kans op hart- en vaataandoeningen, zo melden onderzoekers van het slaaplabo van Charleroi, een afdeling van de ULB (Université Libre de Bruxelles). Het juiste mechanisme waardoor slaapgebrek het risico verhoogt is nog niet helemaal duidelijk, maar ze zijn wel een aantal logische hypothesen.
1. In meerdere studies werd aangetoond dat slaaptekort gepaard kan gaan met afwijkingen van de suikerhuishouding in je lichaam. Vooral een tekort aan diepe slaap (slaapfase 3 en 4) gaf een negatief effect op de suikerstofwisseling. Dat kan het risico verhogen op type 2-diabetes (ouderdomssuikerziekte) en op die manier de kans op hart- en vaataandoeningen.
2. Als mensen niet lang genoeg of niet diep genoeg slapen worden de stresssystemen geactiveerd. Tijdens stress krijg je een activatie van het 'vecht- en vluchtzenuwstelsel', het sympatische zenuwstelsel genoemd, met vrijstelling van adrenaline in het bloed. Ook wanneer de slaap van gezonde proefpersonen wordt beperkt kunnen verhogingen van adrenaline in het bloed worden gemeten. Deze verhoogde adrenalineconcentratie en de daarmee samenhangende bloeddrukverhoging bleven hoog gedurende de eerste dagen na de slaapbeperking, zelfs al sliepen ze terug normaal. Slaapbeperking stimuleert dus het sympatische zenuwstelsel waardoor adrenaline vrijkomt in het bloed. Verder is bewezen dat een hoge activiteit van de stresssystemen op termijn verkalking van de kransslagaders in de hand werkt.
3. De derde hypothese stelt dat een te korte slaap bijdraagt tot een lichte ontstekingstoestand in de bloedvaten, die op langere termijn aanleiding kan geven tot hart- en vaataandoeningen. Onderzoekers van de ULB. Ze onderzochten jonge gezonde niet-rokende mannen. Deze pechvogels moesten drie nachten na mekaar na 4 uur slaap al uit de veren. Via bloednames werd nagekeken of er tekens van ontsteking waren terug te vinden. Bij controlepersonen werden geen wijzingen gevonden, maar bij wie maar 4 uren slaap had genoten werd een verhoging van bepaalde witte bloedcellen vastgesteld. Deze neutrofielen kunnen de binnenwand van de kransslagaders beschadigen, wat de ontwikkeling van hart- en vaataandoeningen in de hand zou werken.
Niet alleen neutrofielen maar ook vrije radicalen kunnen de vaatwand beschadigen, zo blijkt uit onderzoek van de ULB in Charleroi. Zie 'we hebben meer slaap nodig'.
Deze resultaten bewijzen des te meer het belang van een goede slaap en dat slapen geen tijdverlies is. Daarenboven beklemtonen ze de noodzaak van een goede slaap bij patiënten met hart- en vaatziekten om het risico op verergering van hun problemen mee te voorkomen.
Een andere studie bevestigt deze verhoging van het risico op hartaandoeningen door Ct-scans te nemen van de kransslagaders bij 500 personen. Wie gedurende 5 jaar te kort sliep vertoonde meer verkalkingen, dus vernauwingen van de kransslagaders. Zie: 'het belang van een goede nachtrust'.
Bron: Medi-Sfeer 10 december nr 343 p 41-44. Tasali E.,Leproult R.,Ehrmann D., and Van Cauter E. Slow-wave sleep and the risk of type 2 diabetes in humans. Proc Nat Acad Sci USA 2008:105:1044-9. Meerlo P, Sgoifo A, Suchecki D. Restricted and disrupted sleep: effects on autonomic function, neuroendocrine stress systems and stress responsivity. Sleep Med Rev 2008 Jun;12(3):197-210.
Niet iedereen met rusteloze benen beseft dat hij of zij lijdt aan het rusteloze benen syndroom, ook RBS of restless legs syndrome (RLS) genoemd. Als je dus rusteloze benen ervaart, blijf er dan even bij stilstaan en controleer of je inderdaad geen RLS hebt. RLS gaat gepaard met een onaangenaam gevoel in de benen dat je bijna dwingt om je benen te bewegen, het treedt typisch 's avonds op in rust en verbetert met bewegen. Het verstoort de slaap in die mate dat je er overdag vermoeid bijloopt en dat het risico op hart- en vaatlijden zelfs verdubbelt. Doe er dus iets aan, en je zult je niet alleen beter uitgerust, maar ook gezonder voelen.
We hebben al enkele artikeltjesgewijd aan RLS en de aanpak ervan, maar nu zou ik graag kort ingaan op het uiteindelijke mechanisme van wat er fout loopt.
Hoewel de klachten zich laten voelen in de benen, is op die plaats niets mis, de oorzaak zit namelijk in het zenuwstelsel, en meer bepaald ter hoogte van de hersenen zelf. RLS heeft te maken met ijzertekort thv van bepaalde kernen in je hersenen. Moest je je bloed laten nakijken kan dit een normaal ijzergehalte aantonen, dat is natuurlijk prima, maar zegt helemaal niets over hoe de toestand in je hoofd is. Het gaat namelijk om een deficiënt ijzertransport thv zenuwcellen (neuronen) die het signaal van de boodschapperstof (neurotransmitter) dopamine moeten ontvangen. Dopamine wordt vooral geproduceerd thv van de substantia nigra, een bepaalde kern (in de basale ganglia) in je hersenen, en oefent zijn invloed uit thv een andere gedeelte van die basale ganglia: het striatum.
Het probleem is dan ook niet echt een tekort aan dopamine, maar een tekort aan goedwerkende ontvangstmodules (receptoren) van dopamine thv de zenuwcel die het signaal ontvangt in het striatum. Normaal heb je een evenwicht tussen twee groepen dopaminereceptoren: D1 en D2 receptoren. Bij RLS zijn net die D2 receptoren onvoldoende aanwezig. Volledigheidshalve moet ik er bij vertellen (met het risico om teveel in detail te gaan) dat de groep D1 receptoren D1 en D5 omvat en de groep D2 receptoren D2, D3 en D4. Er zijn er dus meer dan twee.
In de behandeling is naast een aantal hygiënische maatregelenhet innemen van ijzer de eerste stap. Lukt dit niet, dan worden middelen die de werking van dopamine nabootsen (dopamine-agonisten) voorgeschreven, en met name diegene die op de D2 receptoren vasthechten. De enige D2 dopamine-agonist die in ons land erkend is en terugbetaald wordt voor de werking van RLS is pramipexol (Sifrol). Sifrol bindt zowel op de D2, D3 als op de D4 receptoren.
We hebben gesproken over de substantia nigra, een kern die dopamine produceert. Bij de ziekte van Parkinson (als ik even mag uitwijden) gaan de zenuwcellen in de substantia nigra stuk, ze produceren geen dopamine meer en het stiatum ontvang deze neurotranmitter niet voldoende. Daardoor gaan de bewegingsmogelijkheden voor een groot deel verloren.
Bron: Tempo Medical, update in neurology, nr 315, augustus/september 2009, Prof R. Poirrier, slaaplabo in het CHU te Luik.
Slaapverlamming treedt meestal op net bij het in slaap vallen. Je hebt het gevoel van nog wakker te zijn, maar je kunt je niet bewegen, je spieren zijn verlamd. Dit geeft je een enorm gevoel van angst terwijl je vruchteloos probeert om wakker te worden.
Mensen met slaapverlamming ondervinden dikwijls ook een vorm van extreem levendige droombeelden die soms nauwelijks van de werkelijkheid zijn te onderscheiden. Tijdens de droom ziet, hoort en voelt men van alles, dikwijls met een beangstigend en bedreigend karakter. Deze hallucinaties duren meestal slechts enkele minuten en zelden langer dan tien minuten. Ze treden niet alleen 's nachts op, maar ook wanneer men overdag in slaap valt. Deze droombeelden worden hypnagoge hallucinaties genoemd.
Vaak gerapporteerde uitlokkende factoren zijn moeheid, angst, belangrijke veranderingen in de dagelijkse routine ( vakantie, verhuis, verandering van werk). Belangrijke oorzaken zijn verder stress en slaapproblemen.
Het mechanisme van slaapverlamming bestaat in het onmiddellijk starten met droom (REM)slaap bij het in slaap vallen. Droomslaap gaat immers gepaard met verlamming van de spieren. Gelukkig maar, het zou wat zijn moesten we onze dromen beginnen uitvoeren.
Slaapverlamming gaat dikwijls gepaard met narcolepsie, een aandoening waarbij je te pas en te onpas in slaap valt. Nochtans zijn er veel mensen die last hebben van slaapverlamming zonder dat ze tekens hebben van narcolepsie. Het komt soms voor in families, maar er is geen goede verklaring waarom iemand er last van heeft. Gelukkig kan het geen kwaad, alhoewel het wel erg eng is als je niet weet wat je overkomt. Wie lijdt aan de hypnagoge hallucinaties kan soms het gevoel hebben dat er iemand in de kamer is, of zelfs op zijn borst zit en het gevoel krijgen om te stikken.
Wat kan eraan gedaan worden? Weten hoe het ontstaat en dat je altijd wakker wordt kan een deel van de angst wegnemen. Probeer om rustig te ademen en een kleine beweging maken zoals het bewegen van je oogleden, je tenen of je vingers kan helpen om wakker te worden. Spreek eventueel met je partner af om je te wekken als hij of zij bemerkt dat je in problemen bent.
Probeer een goede slaaphygiëne te volgen door voldoende en op regelmatige tijdstippen te slapen, stress te verminderen, overdag voldoende beweging te nemen en een ontspannend bedtijdritueel te volgen. Vermijd om laat te eten, alcoholgebruik in de loop van de avond, cafeïnehoudende dranken te nuttigen na 14 uur of veel te roken niet voor het slapengaan. Lig best niet op je rug, want dan zou de kans op slaapverlamming een stuk groter zijn.
Bij wie er erg vaak last van heeft kan medicatie worden gebruikt.
Slaapmedicatie kan terugvloei van maagzuur (reflux) naar de slokdarm verergeren. Laat reflux tijdens de slaap nu net een oorzaak zijn van een belangrijke verstoring van de slaap. Dan moet iemand die slecht slaapt door reflux hiervoor worden behandeld en geen slaapmedicatie krijgen. (bron foto: Mandarin consulting)
Studies tonen aan dat slaapmiddelen de zuurtegraad in de slokdarm significant verhogen in vergelijking met placebo. Tijdens een wat verdoofde slaap ga je minder gemakkelijk reageren om het opstijgende zuur in de slokdarm weg te slikken. Tijdens de slaap slik je immers bijna niet, je slikt vooral tijdens natuurlijke korte slaaponderbrekingen, en deze worden verminderd door slaappillen.
Slaapgebonden reflux kunnen we best niet onderschatten. Het veroorzaakt niet alleen hogere graden van ontsteking thv de slokdarm met belangrijke gevolgen. Maar daarnaast is het geassocieerd met een slechtere slaapkwaliteit, meer wakker worden tijdens de slaap, met moeheid overdag en verminderde werkproductiviteit.
Een studie bij 750 volwassenen toonde een verbeterde slaapkwaliteit, minder verloren werkuren en een verhoogde productiviteit als ze werken behandeld voor reflux met zuurremmers.
Slaapgebonden reflux veroorzaakt dus slaapproblemen, maar patiënten realiseren zich dit niet altijd. Als ze dan hulp vragen voor hun slaapprobleem en ze krijgen slaappillen voorgeschreven in plaats van een behandeling voor reflux (zuurremmers) wordt hun reflux erger en dus ook de verstoring van hun slaap. Om deze vicieuze cirkel te vermijden dienen we dus slaapgebonden reflux te herkennen als mogelijke oorzaak van slapeloosheid en de reflux behandelen in plaats van slaapmedicatie voor te schrijven.
Bron: Susan M. Harding, MD. Sleep-Related Gastroesophageal Reflux: Evidence Is Mounting … Clinical gastro-enterology en hepatology. 25 May 2009.
Eén op de vijf Europeanen is volgens een nieuw onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) 's nachts regelmatig aan lawaai blootgesteld en kan daar ziek van worden. Ze lopen risico op slapeloosheid, hoge bloeddruk en hartinfarcten en zelfs een vroege dood, zo meldt De Standaard.
Het regionaal kantoor van de WHO voor Europa beveelt daarom richtlijnen aan voor de nachtelijke geluidshinder. De nieuwe grenswaarde is een jaarlijks gemiddeld nachtelijk geluidsniveau van maximaal 40 decibel (dB) - wat overeenstemt met het geluidsniveau van een rustige straat in een woonzone.
Wie bij het slapen aan een hogere geluidshinder wordt blootgesteld, kan aan slaapstoornissen of slapeloosheid lijden, berichtte het WHO-kantoor donderdag in Bonn.
Een langdurige geluidshinder boven de 55 decibel, wat ongeveer overeenstemt met het geluidsniveau van een drukke straat, kan een oorzaak voor hoge bloeddruk en hartinfarcten zijn. 'Een op de vijf burgers van de Europese regio's krijgt regelmatig te kampen met een dergelijk geluidsniveau.'
Volgens het nieuwe onderzoek kan lawaai niet alleen gehoorschade veroorzaken, maar ook belangrijke gezondheidsproblemen teweegbrengen.'Ook als mensen slapen, reageren hun gehoor, hun hersenen en hun lichaam verder op geluiden.' Dit wordt duidelijk bevestigd en uitgelegd door psychologe Elke De Valck van de VUB.
De huidige geluidsniveaus in onze woonomgeving veroorzaken vooral hinder en slaapverstoring. Daarnaast kan blootstelling aan geluid leiden tot een verminderd prestatievermogen. Blootstelling aan geluid kan via lichamelijke stressreacties leiden tot een verhoogde bloeddruk en daarmee tot hart- en vaatziekten. Lichamelijke stressreacties manifesteren zich meestal pas na jarenlange blootstelling aan (zeer) hoge geluidsniveaus in woon- of werkomgeving.
Voor andere gezondheidseffecten van geluid, zoals aantasting van het hormoon- en immuunsysteem, psychische stoornissen en een verlaagd geboortegewicht, is de wetenschappelijke bewijslast nog onvoldoende (Van Kamp et al., 2004). De omvangrijkste bron van geluid in de woonomgeving is wegverkeer.
Meer informatie over de manier waarop nachtlawaai inwerpt op ons lichaam is te lezen in het artikel 'Nachtlawaai'.
Voor informatie over de invloed van windturbines op de slaap, klik hier.
'Vanaf wanneer kunnen we spreken van een slaapprobleem of van slapeloosheid' is een vaak terugkerende vraag. Je hebt natuurlijk nog geen slaapprobleem als je een nachtje slechter hebt geslapen, ook niet na twee nachtjes, maar vanaf wanneer dan wel?
We spreken pas over slapeloosheid als er klachten zijn over een verstoorde slaap, waarbij je overdag minder goed functioneert, dus last hebt van moeheid, slaperigheid, prikkelbaar zijn, zich minder kunnen concenteren.
Bij slapeloosheid slaap je onvoldoende uren of je slaap is van onvoldoende kwaliteit om ’s morgens uitgeslapen wakker te worden. Het kan gaan om moeilijk in slaap te vallen, ’s nachts dikwijls wakker worden en dan slecht in slaap raken of ’s morgens te vroeg wakker worden. Anderen kunnen overdag voortdurend nood hebben aan dutjes zonder zich uitgerust te voelen. We spreken van een slaapprobleem als je daar minstens driemaal per week last van hebt.
Een belangrijk punt is het onderscheid tussen acute, dwz kortdurende slapeloosheid en chronische of langdurende slapeloosheid. Kortdurende slapeloosheid is minder dan 3 weken aanwezig, en langdurende meer dan 3 weken. Het onderscheid is belangrijk voor de behandeling. Als er een nood aan medicatie moest zijn, wordt dit voorbehouden voor bepaalde situaties bij acute slapeloosheid en niet bij langdurende slapeloosheid. Voorbijgaande slapeloosheid daarentegen gaat meestal vanzelf voorbij en duurt niet langer dan 7 dagen.
Onlangs kwam een man van 52 jaar op raadpleging, en op het einde vraagt hij, dokter kunt u me iets voorschrijven om beter te slapen, ik slaap al jaren slecht, en nu is het erger. Ik antwoord dat een slaappil niet zo’n goede oplossing is, maar dat er wel andere mogelijkheden zijn indien nodig. Na iets doorvragen blijkt dat hij goed inslaapt, ’s nachts weinig problemen heeft, maar vooral te vroeg wakker is. Overdag is hij perfect in orde, hij is niet moe of slaperig, en hij is heel actief.
Dit is een voorbeeld van ‘vermeende slapeloosheid’ dus geen echte slapeloosheid: deze man had klachten over de slaap, maar functioneerde overdag prima.
Moest een slaap-waakonderzoek gebeuren, dan blijkt dat hij een verkeerde indruk heeft over zijn slaap, en in werkelijkheid beter slaapt dan hij denkt. De nodige uitleg was voor hem voldoende.
Wie een behandeling ondergaat voor kanker heeft veel kans om daar bijwerkingen van te ondervinden. Haarverlies, diarree, bloedarmoede, een te laag aantal witte bloedlichaampjes, misselijkheid en een branderig gevoel in de mond zijn de meest gekende bijwerkingen. Klachten die ook vaak voorkomen, maar niet altijd goed herkend worden zijn vermoeidheid en slaapproblemen.
De oorzaak van moeheid bij kanker is door meerdere factoren bepaald, waaronder depressie, pijn, bloedarmoede, infecties, bijwerkingen van medicatie en ook slaapverstoring. In een studie (1) werd bij 200 vrouwen die chemotherapie kregen voor borstkanker het verband onderzocht tussen verstoring van de slaap en kankergebonden moeheid. Uit deze studie bleek dat 93% van de vrouwen moeheid ondervonden en meer dan 77% hadden last van slaapverstoring. Moeilijk inslapen werd het meest gerapporteerd.
Ook bij mensen met longkanker die chemotherapie kregen ging een studie (2) na wat de invloed van slaapverstoring was op hun levenskwaliteit. Wie slechter sliep functioneerde mentaal en lichamelijk duidelijk minder goed. Het besluit van de onderzoekers was een oproep om voldoende aandacht te schenken aan slaapverstoring tijdens de behandeling van kanker.
Een kleinere studie (3) bij kinderen met leukemie en chemotherapie suggereerde ook een verstoring van de levenskwaliteit van hun ouders, veroorzaakt door de pijnklachten, slaapverstoring en moeheid. Ook deze onderzoekers benadrukten het belang van niet alleen een goede pijncontrole maar ook van de juiste hulp voor moeheid en slaapklachten.
Door deze slaapverstoring goed aan te pakken (toepassen van stimulus controle, slaap restrictie, relaxatie therapie en een goede slaaphygiëne) was de slaapkwaliteit significant hoger en de vermoeidheid beduidend beter. (4) J Clin Oncol.
Via welke mechanismen kan kanker de slaap verstoren? (5) 1. Wegens angst en depressie, deze zijn nauw verbonden met slaapproblemen en komen natuurlijk vaak voor bij het stellen van de diagnose van kanker, tijdens de behandeling of ziekenhuisopname.
2. Kanker zelf kan de slaap verstoren, bijvoorbeeld door overproductie van bepaalde hormonen (steroiden) of tumorinvasie van weefsels. Maag-darmproblemen zoals diarree, onvrijwillig stoelgangverlies, verstopping, misselijkheid of klachten van de urinewegen zoals onvrijwillig urineverlies, irritaties of niet kunnen plassen kunnen de slaap ook erg verstoren. Ook pijn, koorts, hoesten, kortademigheid, jeuk, zweetopstoten en moeheid hebben een erg slaapverstorend effect.
3. Gebruikte medicaties kunnen slaapverstorend werken, zoals cortisone, sterke antibraakmiddelen (neuroleptica), middelen om te luchtwegen open te zetten, chemotherapie, en nog een waslijst van andere medicaties.
4. Opnames in een ziekenhuis zijn op zich al niet bevorderlijk voor een goede slaap, denk maar aan de behandelingsschema's, ziekenhuisroutines of eventuele kamergenoten. Zeker als je een operatie moet ondergaan geeft dit natuurlijk nog een bijkomende slaapverstoring wegens pijn, moeilijk kunnen bewegen, regelmatige controles door het personeel en extra gebruik van pijnverdovers.
Aanbevelingen: (5) Veel mensen met slaapproblemen maken te weinig werk van een goede slaaphygiëne, bijvoorbeeld ze roken of ze drinken alcohol of koffie tot vlak voor het slapengaan. Daarom is een goede slaaphygiëne een absolute must. Daarnaast zijn algemene maatregelen om het comfort te verbeteren ook belangrijk.
Verzorg de huid om jeuk te vermijden, massages op pijnlijke plaatsen, gebruik van kussens en dekens om drukpunten op te vangen en voldoende warm toedekken. Niet teveel drinken tijdens de laatste uren voor het slapengaan of gebruik van een condoomkatheder bij incontinentie. Zorg voor een goede darmwerking met eventueel middelen om de stoelgang te verzachten, vezels of laxativa. Voorzie eventueel een snack met veel proteïnes een 2 tal uren voor het slapengaan. Gebruik losse zachte slaapkledij.
Indien nodig kan slaapmedicatie worden gebruikt, maar dan gedurende een beperkte periode (1 tot 2 weken) en aan de minimaal noodzakelijke dosis. Langer gebruik van slaapmedicatie geeft immers een vermindering van de slaapkwaliteit, bijwerkingen en gewenning.
(1) The relationship between sleep disturbance and cancer-related fatigue in breast cancer patients receiving chemotherapy. Heather A. Lankes (2) Sleep disturbances and quality of life in lung cancer patients undergoing chemotherapy. Lung Cancer, Volume 62, Issue 3, Pages 391-400 M. Chen, C. (3) Pain, sleep disturbance, and fatigue in children with leukemia and their parents: a pilot study. Gedaly-Duff V. et al. Oncol Nurs Forum 006;33(3):641-6. (4) J Clin Oncol 26: 2008 (May 20 suppl; abstr 9580) A. M. Berger et al. (5) National Cancer Institute
'Terug naar school' lees je te pas en te onpas en tot grote frustatie van onze kinderen op allerhande plaatsen als de vakantie amper half bezig is. Toch is het nuttig om tegen het einde van de vakantie je kinderen terug wat vroeger naar bed te sturen zodat ze op tijd wennen aan een normaal ritme. Als ze tijdens de vakantie te laat gaan slapen zijn ze niet in staat om op een vroeger tijdstip in slaap te vallen als ze terug naar school gaan. Vergelijk dit best met een jetlag die ze moeten overwinnen.
Bij onderzoek in scholen blijken veel leerlingen moeilijkheden te hebben om zich wakker te houden door te laat gaan slapen. Het resultaat zijn kinderen die in slaap vallen in de klas, die voortdurend moe zijn of die zich moeilijk kunnen concentreren. 'Door gemakzucht van ouders liggen veel kinderen te laat in hun bed', leggen leerkrachten uit tijdens een interview aan 'De Standaard'.
'Gisterenmiddag is er in mijn klas in alle drukte een kindje in slaap gevallen.' Juf Ann - Ann De Clercq - is lerares in het eerste leerjaar. De meeste leraressen in de leraarskamer van basisschool Wonderwijzer in Meerbeke hebben wel een of twee kinderen in de klas zitten die bijna voortdurend moe zijn omdat ze te weinig slapen. 'En dat is elk jaar zo', klinkt het.
Hoewel het eigenlijk hun eindtermen ver overschrijdt, proberen de meeste leraressen de kinderen met slaapproblemen toch te begeleiden. 'Voor één leerling wissel ik met de ouders een gedragskaart uit', zegt juf Ann. 'Overdag vul ik in wat er gebeurt en hoe het kind zich gedraagt. De ouders doen 's avonds hetzelfde. 's Morgens moet ik het kind een standje geven als het niet op tijd in bed lag. Alleen van mij heeft hij nog schrik. Wat zijn ouders hem zeggen, raakt hem niet meer.'
Het is lang niet het enige verhaal dat we tijdens de speeltijd in de leraarskamer te horen krijgen. Leen Treutems vertelt hoe ze ouders op een oudercontact aansprak over het feit dat hun dochter altijd vermoeid in de klas zat. 'Ze wilde nooit gaan slapen, zeiden haar ouders. En dus bleef ze wakker', zegt de juf van het vierde leerjaar. 'Ze vroegen of ik 's avonds bij bedtijd niet even kon bellen om haar te zeggen dat ze haar bed in moest. Als zij het deden, had het geen effect meer.'
Juf Ann knikt, ze herkent het verhaal. Ze wijt het probleem aan nonchalance.
'Tegenwoordig zijn het de kinderen die bepalen om hoe laat ze moeten gaan slapen. Ik verwonder me er altijd over welke tv-programma's de kinderen nog allemaal gezien hebben. In de week kijken ze bijna allemaal naar Thuis of Familie. Kinderen van het eerste leerjaar zouden op het uur dat die programma's uitgezonden worden al lang in hun bed moeten liggen.'
De nonchalance gaat verder dan het uur waarop de kinderen hun bed in moeten. 'Heel veel ouders bouwen geen regelmaat in. En dat is voor een kind heel belangrijk om de slaap te vatten. Dat begint als de kinderen heel klein zijn. Het is een opvoedingsstijl. En je moet consequent zijn, maar steeds meer ouders lijken daar niet in te slagen.'
Het valt hen op dat de kinderen vooral maandag moe zijn. 'Ouders laten kinderen in het weekend vaak nog veel later op dan in de week. Ze denken dat hij of zij dat wel zal bijslapen voor het maandag is, maar ze vergeten dat het weekend maar twee dagen duurt. Dus echt veel tijd om bij te slapen is er niet. En verloren slaap die kan je niet inhalen.'
De gevolgen in de klas zijn nochtans niet te onderschatten volgens Juf Ann. 'Ze zijn passief, kunnen zich moeilijk concentreren en ze zitten constant te geeuwen. Hun punten gaan soms ook drastisch achteruit.'
Martine heeft twee zoontjes, eentje is elf, het andere is negen. Ze is leesmoeder in het schooltje en probeert zo veel mogelijk aandacht te besteden aan bedtijd bij haar kinderen. 'In de week kruipen ze rond negen uur hun bed. Alleen als de voetbaltraining uitloopt, mogen ze ook wat later hun bed in.'
Martine waakt heel streng over die avondroutine. 'Als ze een boek willen lezen in bed, moeten ze er een kwartiertje vroeger inkruipen. Om negen uur gaat het licht onverbiddelijk uit. Als ze te laat in bed liggen, moeten ze de avond nadien net zoveel tijd vroeger hun bed in. Elke minuut telt.'
Ondanks haar strenge houding is Martine in het weekend een pak lakser. 'Dan hebben ze geen uur. Het kan het wel eens laat worden. We gaan op zaterdagavond vaak bij vrienden op bezoek en dan nemen we de kinderen gewoon mee. Dus middernacht is geen uitzondering.'
Directeur Beatrice Meulders heeft het probleem de laatste jaren flink zien stijgen. 'De school kan niet waken over het uur waarop kinderen gaan slapen. We werken op school al rond gezonde voeding en sporten. We kunnen niet alles op ons nemen', zegt ze.
Bron: De Standaard. vrijdag 27 maart 2009, Valerie Droeven.
Wie tijdens de week minder dan zes uur per nacht slaapt, loopt bijna vijf keer meer risico op het ontwikkelen van glucose-intolerantie dan langere slapers.
Kan de slaapduur het risico op glucose-intolerantie voorspellen? Lisa Rafalson en haar team van de universiteit van Buffalo (New York) volgden zes jaar lang 1.455 deelnemers op van de Western New York Study. Bij 91 van hen evolueerde de nuchtere suikerwaarde van minder dan 100 mg/dl bij aanvang van de studie in 1996-2001 naar 100-125 mg/dl tijdens de follow-up in 2003-2004.
De onderzoekers deelden die patiënten en 273 controlepersonen in volgens hun slaapduur tijdens de week: kortslapers (minder dan zes uur), langslapers (meer dan acht uur) en matige slapers (tussen zes en acht uur). Na correctie voor verscheidene variabelen stelden ze een significante toename vast van het risico op glucose-intolerantie bij de kortslapers vergeleken met de matige slapers. Ten opzichte van die laatste groep vertoonden de langslapers geen link met een verstoorde nuchtere bloedsuikerwaarde.
"We hebben geen weet van een genetische aanleg voor slaapstoornissen die onze resultaten kan verklaren", preciseerde Lisa Rafalson op de 49ste bijeenkomst van de American Heart Association over epidemiologie en preventie van cardiovasculaire aandoeningen (van 11 tot 14 maart 2009 in Florida). "Waarschijnlijker is dat een wisselwerking van hormonen met het zenuwstelsel een rol speelt in de associatie slaapstoornis/glucose-intolerantie."
In een andere studie die in Florida werd voorgesteld, ontdekten onderzoekers een link tussen slaapduur en risico op hoge bloeddruk bij vrouwen. Door het aantal uren slaap te vergelijken bij 3.027 personen van middelbare leeftijd (43,5% mannen en 56,5% vrouwen), stelden ze vast dat vrouwen die weinig slapen (minder dan zes uur) een significant groter risico lopen op hypertensie dan zij die tussen zes en acht uur per nacht slapen. Voor mannen geldt dit verband niet. Het effect van de slaap was overigens duidelijker bij vrouwen voor de menopauze dan bij dames die al in de menopauze zaten. Bijkomend onderzoek moet deze bevindingen bevestigen.
Een derde studie voorgesteld op het congres betrof 967 leerlingen (9-14 jaar) en toont aan dat de slaapkwaliteit samenhangt met het risico op obesitas bij kinderen. De onderzoekers maten en wogen de leerlingen en verzamelden informatie over hun slaapkwaliteit (vaak, soms, nooit slaapproblemen). Uit de resultaten blijkt dat 22% kampte met overgewicht en dat 10,3% obees was. 36% had vaak slaapproblemen en vergeleken met zij die er nooit of soms mee te maken hadden, liepen de slechtste slapers 62% extra risico op obesitas. Ook hier is verder onderzoek vereist.
Bron: Artsenkrant, Nr. 1987 - 24.03.2009, Martine Versonne
Wat is bij kinderen van acht maanden met slaapproblemen na twee jaar het effect van gedragstherapie in vergelijking met standaardzorg op de psychische gezondheid van moeder en kind ?
De aanwezigheid van slaapproblemen bij kinderen bedraagt ongeveer 45% in het eerste levensjaar en daalt tot ongeveer 15% op de leeftijd van twee jaar.
Depressie en angst bij de moeder zijn nauw verbonden met slaapproblemen bij jonge kinderen. Een eerste publicatie van de ‘Infant Sleep Study’ bij kinderen van acht maanden met slaapproblemen toonde aan dat gedragstherapie slaapproblemen bij het kind en depressieve symptomen bij de moeder op korte termijn (na tien en twaalf maanden) verbetert (1). Of deze resultaten behouden blijven op lange termijn (na twee jaar) wordt in deze publicatie verder onderzocht. Daarnaast willen de auteurs nagaan wat het effect is op de moeder-kindrelatie en op de mentale gezondheid van het kind.
739 kinderen van vier maanden oud, werden opgevolgd door een Maternal and Child Health (MCH) verpleegkundige in zes regio’s van Melbourne, waarvan 328 kinderen van zeven maanden oud met een slaapprobleem gerapporteerd door de moeder.
De onderzoeksopzet bestond uit gecontroleerd onderzoek naar het effect van gedragsinterventie (n=174) versus standaardzorg (n=154), uitgevoerd door een MCH-verpleegkundige. De gedragsinterventie bestond uit: ‘graduated extinction’(steeds langer wachten om te reageren op het huilende kind) of ‘adult fading’(steeds minder lang bij het kind blijven vooraleer het inslaapt). De standaardzorg wil zeggen gewone opvolging, zonder specifieke opleiding van de MCH-verpleegkundige.
Een vragenlijst werd door de moeder ingevuld op tien en twaalf maanden en op twee jaar.
Na twee jaar was er significant minder depressie bij moeders in de interventie- versus de controlegroep en vermeldden 46 op 55 moeders een positief effect van de interventie op de moeder-kind relatie.
Besluit van de auteurs De gedragsinterventie door getrainde verpleegkundigen bij ouders met kinderen met slaapproblemen op de leeftijd van acht maanden, resulteerde in een blijvend positief effect op depressie bij de moeder. Op lange termijn kon men geen ongewenste effecten aantonen op de opvoedingsstijl van de ouders of op de mentale gezondheid van het kind. Deze interventie toonde aan dat het mogelijk is om binnen een goed functionerende eerstelijnsgezondheidszorg aan iedereen effectieve secundaire preventie te bieden.
Andere studies In twee overzichtsartikels rapporteerde 94% van de artikels (49/52) over gedragsinterventies voor slaapproblemen (vooral psycho-educatie en graduele extinctie) bij kinderen van 0 tot 5 jaar een klinisch significante verbetering van het slaapprobleem (4,5). Bij gemiddeld 82% van de kinderen verbeterde het slaapprobleem na drie tot zes maanden. Er zijn weinig gegevens over resultaten na meer dan één jaar opvolging. Dezelfde literatuurstudies besloten dat de aanpak van het slaapprobleem positieve effecten had op het algemeen welbevinden van de ouders: minder symptomen van depressie, efficiëntere ouderschapsstijl, verbeterde huwelijkssatisfactie en verminderde ouderlijke stress.
Voor de praktijk De literatuur en de praktijk leren ons dat een gedragsaanpak voor slaapproblemen bij jonge kinderen zeer efficiënt is en de secundaire gevolgen zoals het algemeen welbevinden bij de ouders, kan beperken. Het zou zinvol zijn dat eerstelijnsgezondheidswerkers op de hoogte zijn van deze gedragsaanpak en dit na de nodige vorming toepassen binnen hun praktijk.
(1) Hiscock H, Bayer J, Gold L, et al. Improving infant sleep and maternal mental health: a cluster randomised trial. Arch Dis Child 2007;92:952-8.
(2) International Classification of Sleep Disorders. Second Edition, Westchester IL: American Academy of Sleep Medicine, 2005.
(3) Cox JL, Holden JM, Sagovsky R. Detection of post natal depression: development of a 10-item Edingburg Postnatal Depression Scale. Br J Psychiatry 1987;150:782-86.
(4) Mindell JA, Kuhn B,Lewin DS, et al. Behavioral treatment of bedtime problems and night wakings in infants and young children. An American Academy of Sleep Medicine Review. Sleep 2006;29:1263-75.
(5) Morgenthaler TI, Owens J, Alessi C, et al. Practice parameters for behavioral treatment of bedtime problems an night wakings in infants and young children. An American Academy of Sleep Medicine Report. Sleep 2006;29:1277-80.
Van Hoecke E. Het effect van een slaapinterventie bij baby's met slaapproblemen. Minerva, Juni 2009; vol 8, nr 5, 68-69.
Te weinig slaap is nefast voor een kind, zegt wetenschapster Karen Spruyt.
'Slapen doen we als we dood zijn, wordt vaak gezegd. In onze maatschappij tellen alleen de uren dat je wakker bent. Je slaaptijd is net zo belangrijk als je waaktijd, want zonder goede slaap functioneer je niet optimaal.' Professor Karen Spruyt is slaapexperte, ze doctoreerde aan de VUB over slaapproblemen bij kinderen. In haar boek Slaapproblemen bij kinderen biedt ze ouders en hulpverleners tips en achtergrondinformatie over kinderen en hun slaapgedrag. Ondertussen woont ze in de Verenigde Staten en doet ze onderzoek naar slaapproblemen bij kinderen en obesitas bij Amerikaanse jongeren. 'Daar is de situatie nog wat erger dan hier, iedereen leeft er 24 uur per dag, zeven dagen op zeven. We vermoeden dat er een link is tussen een verstoorde slaap en zwaarlijvigheid bij kinderen. We onderzoeken hoe dat precies in elkaar zit.'
Spruyt komt in haar onderzoek veel kinderen tegen die te weinig slapen. Sommigen hebben daardoor een chronisch slaapstoornis opgebouwd. 'We weten nog niet of kinderen die te weinig slapen later minder intelligent zullen zijn. Er is nog te weinig onderzoek gedaan naar de impact op langere termijn van structureel slaaptekort bij kinderen. Het is wel duidelijk dat te weinig slaap nefast is voor een kind. Ze dommelen overdag vaker in. Hun ouders klagen vaker over hun slechte humeur en moeilijke gedrag. Op school kunnen ze zich moeilijk concentreren. Een schoolgaand kind leeft op de piek van zijn alertheid en dat hangt vast met een optimale slaap. Hij doet kennis op. Hij leert, ontwikkelt en groeit. Dat proces gaat ook voort als het slaapt. Tijdens de non-remslaap scheidt ons lichaam ook groeihormoon af. Dat hormoon zorgt ervoor dat onze weefsels herstellen. Slapen is, bijvoorbeeld, belangrijk voor het geheugen. Om dat proces optimaal te laten verlopen, moeten kinderen lang genoeg keren rem-slaap en non-remslaap afwisselen. En dus lang genoeg slapen.'
'Slaap is een venster op de hersenontwikkeling', zegt Karen Spruyt. 'Slaappatronen van kinderen veranderen op belangrijke momenten in hun ontwikkeling. Kinderen van drie, zes en negen maand beleven sleutelmomenten in hun ontwikkeling en we zien dat er op die leeftijden ook veranderingen in hun slaappatronen optreden.'
Slaaphygiëne moet goed verzorgd worden, zegt Spruyt. 'Bedtijd is vaak een heikel punt. Kinderen hebben allerlei trucjes om bedtijd uit te stellen. Sommige ouders treden er niet kordaat genoeg tegen op.'
Een duidelijke structuur inbouwen's avonds is essentieel. 'Dat vaste patroon begint al overdag', zegt Spruyt. 'Kinderen hebben geen tijdsbesef. Dus de ouders bepalen hun dagindeling. Zo weten ze, bijvoorbeeld, perfect dat ze na het avondmaal nog even mogen spelen en dan hun bedje in moeten.' Bij kinderen met slaapproblemen moet Spruyt vaak hele opvoedingspatronen veranderen. 'Ik moet ouders grenzen leren stellen. Dat gebeurt met therapie. Een beetje zoals dat bij opvoedingsprogramma's op televisie gaat.'
En die grenzen moeten niet alleen tijdens de week gelden. 'Veel kinderen gaan later slapen in het weekend. Het slaaptekort dat ze in het weekend oplopen, krijgen ze niet meer opgehaald. Als dat structureel gebeurt, kan er een slaapstoornis ontstaan.'
'Een kindje slaapt best gewoon in zijn eigen bedje. De slaapomgeving moet rustig zijn', zegt Spruyt. Een kind moet leren wat bedtijd is. Dat lukt, volgens Spruyt, met behulp van een slaapritueel. 'Een muziekje, bijvoorbeeld, wat hij associeert met bedtijd. Het kind moet er wel rustig van wordt. Wat dat is, hangt af van kind tot kind.' (vdr)
Bron: De Standaard vrijdag 27 maart 2009, Valerie Droeven.
Zorg voor een goede routine, dit wil zeggen een regelmaat in het voeding geven en je baby laten slapen. Als je een duidelijk zicht hebt op wat je gaat doen geeft dit rust en vertrouwen, dat niet alleen erg belangrijk is voor jezelf, maar nog meer voor je baby.
De routine begint met voeding geven, in het begin fles- of borstvoeding, en later vaste voeding. Na de voeding is het tijd voor actie: jong baby’s vermaken zich door te frazelen of naar hun speeltjes te kijken en te grijpen. Naarmate je kindje ouder wordt zal het alsmaar meer met zijn omgeving gaan doen. Zorg ervoor dat je de activiteiten aanpast aan de leeftijd en ook aan de aard van je kind. Een overvloed aan activiteiten en prikkels is vaak de oorzaak van slaapproblemen bij je baby.
Na het voeden en spelen komt er een rustmoment: je baby gaat slapen. Slapen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van je baby, en bovendien zorgen dutjes overdag ervoor dat hij ’s nachts beter doorslaapt. Een kindje dat overdag niet voldoende slaapt is ’s avonds overprikkeld en te moe om ’s nachts goed te slapen. Terwijl je baby slaapt heb je tijd voor jezelf, een moment om voor jezelf te zorgen of om wat bij te rusten.
Als je baby wakker wordt, herbegint de cyclus van voeding – actie – slapen - en tijd voor jezelf.
Een klassiek schema voor een jonge baby bestaat uit een drie-uur routine met vijf voedingen: om ongeveer 7.00, 10.00, 13.00, 16.00, en om19.00 uur, met om 22.00 of 23.00 uur nog een laatste nachtvoeding, ook droomvoeding genoemd. Tussen drie en vier maanden evolueren baby’s van een drie-uur routine naar een vier-uur routine. Ze krijgen dan vier voedingen: om ongeveer 7.00, 11.00, 15.00 en om19.00 uur, met tenslotte een droomvoeding om 23.00 uur.
Rond zeven tot acht maanden kun je deze droomvoeding afbouwen en stoppen.
Bron: Hogg T. en Blau M., De babyfluisteraar lost alle problemen op. De Boekerij bv, Amsterdam. 2006.
Uit een onderzoek van Sihem Sassi, arbeidsgeneesheer bij Attentia, blijkt dat maar liefst 4 op de 10 nachtwerkers kampt met slaapproblemen, zo meldt De Standaard in Jobat.
De slaapstoornissen die ze het vaakst opmerkte in haar onderzoek waren een tekort aan slaap, slecht slapen en moeilijk inslapen. “Overdag slaap je nooit zoveel als ’s nachts, maar altijd minder, gemiddeld zo’n twee uur. Wie verschillende nachten na elkaar werkt, bouwt dus een slaapschuld op die hij nog maar moeilijk kan inhalen. Met vermoeidheid tot gevolg. Zeker wie vijf dagen na elkaar ’s nachts moet opdraven, heeft aan het weekend niet genoeg om te recupereren. Een systeem van enkele dagen nachtwerk en evenveel of meer dagen rust is veel beter”, legt dokter Sassi uit.
Spijsverteringsproblemen zoals constipatie, diarree en maagzweren zijn dan weer het gevolg van slechte voeding - wie ’s nachts werkt, eet vaak ongezond - en van het negeren van ons natuurlijke spijsverteringsritme. Wie ’s nachts eet, doet dat immers op een moment dat het lichaam dat eigenlijk niet verwacht.
De meeste gezondheidsproblemen waar nachtwerkers mee kampen, zijn het gevolg van een verstoord bioritme, iets waar ook ons cardiovasculair systeem onder lijdt met hoge bloeddruk en hartproblemen tot gevolg. Eerdere studies bewezen al dat wie ’s nachts of in ploegen werkt veertig procent meer kans loopt op een cardiovasculaire aandoening. Onlangs heeft het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek nacht- en ploegenarbeid zelfs ingedeeld bij de groep ‘substanties’ die waarschijnlijk kankerverwekkend zijn. Dat deed het instituut als gevolg van een onderzoek naar borstkankerbij airhostessen.
“Nachtwerk is niet de oorzaak van die kanker, maar het brengt het hele proces wel in een stroomversnelling. Als ons natuurlijk ritme verstoord is, zijn we minder beschermd tegen vreemde cellen”, zegt dokter Sassi volgens wie ook de psychosociale gevolgen van nachtwerk niet mogen worden onderschat: vermoeidheid, concentratieproblemen, prikkelbaarheid, depressie ... “En vrouwen die ’s nachts werken, kampen ook met meer menstruatiepijn, verminderde vruchtbaarheid en een verhoogde kans op miskramen en vroeggeboortes.” Ook de kans op een arbeidsongeval ligt ’s nachts hoger: statistieken daaromtrent vertonen een klassieke piek rond de wissel van de nacht- naar de ochtendploeg.
Ondanks al die gevaren zitten nacht- en ploegenwerk nog steeds in de lift. Een evolutie waarin niet alleen de werkgevers - omwille van fiscale tegemoetkomingen van de overheid - vragende partij zijn, maar ook de werknemers zelf. Voor hen is nachtwerk, omwille van de premies, niet alleen financieel interessant, soms ‘verlicht’ het ook de gezinssituatie. Wie ’s nachts werkt, kan overdag immers een handje toesteken in het huishouden.
De meeste werknemers zijn zich volgens dokter Sassi ook helemaal niet bewust van de gevaren die nachtwerk inhoudt. “Het is pas als ik vragen stel dat ze zich realiseren dat ze heel wat symptomen vertonen.”
Toch zijn sommige mensen beter bestand tegen een nachtritme dan anderen. Maar ook nachtraven stapelen na een tijdje de vermoeidheid op. En omdat omschakelen naar een dagjob binnen hetzelfde bedrijf vaak heel moeilijk is, geven heel wat nachtwerkers er na tien of vijftien jaar de brui aan. “Hoe ouder je wordt, hoe minder je nachtwerk verteert. Enkel zij die na verloop van jaren min of meer gewend raken aan het ritme blijven over; het is een vorm van natuurlijke selectie”, zegt dokter Sassi. “De meest gevoeligen gaan eruit, de sterksten werken verder.”