Zorg voor een goede routine, dit wil zeggen een regelmaat in het voeding geven en je baby laten slapen. Als je een duidelijk zicht hebt op wat je gaat doen geeft dit rust en vertrouwen, dat niet alleen erg belangrijk is voor jezelf, maar nog meer voor je baby.
De routine begint met voeding geven, in het begin fles- of borstvoeding, en later vaste voeding. Na de voeding is het tijd voor actie: jong baby’s vermaken zich door te frazelen of naar hun speeltjes te kijken en te grijpen. Naarmate je kindje ouder wordt zal het alsmaar meer met zijn omgeving gaan doen. Zorg ervoor dat je de activiteiten aanpast aan de leeftijd en ook aan de aard van je kind. Een overvloed aan activiteiten en prikkels is vaak de oorzaak van slaapproblemen bij je baby.
Na het voeden en spelen komt er een rustmoment: je baby gaat slapen. Slapen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van je baby, en bovendien zorgen dutjes overdag ervoor dat hij ’s nachts beter doorslaapt. Een kindje dat overdag niet voldoende slaapt is ’s avonds overprikkeld en te moe om ’s nachts goed te slapen. Terwijl je baby slaapt heb je tijd voor jezelf, een moment om voor jezelf te zorgen of om wat bij te rusten.
Als je baby wakker wordt, herbegint de cyclus van voeding – actie – slapen - en tijd voor jezelf.
Een klassiek schema voor een jonge baby bestaat uit een drie-uur routine met vijf voedingen: om ongeveer 7.00, 10.00, 13.00, 16.00, en om19.00 uur, met om 22.00 of 23.00 uur nog een laatste nachtvoeding, ook droomvoeding genoemd. Tussen drie en vier maanden evolueren baby’s van een drie-uur routine naar een vier-uur routine. Ze krijgen dan vier voedingen: om ongeveer 7.00, 11.00, 15.00 en om19.00 uur, met tenslotte een droomvoeding om 23.00 uur.
Rond zeven tot acht maanden kun je deze droomvoeding afbouwen en stoppen.
Bron: Hogg T. en Blau M., De babyfluisteraar lost alle problemen op. De Boekerij bv, Amsterdam. 2006.
|