In mijn vorig artikelheb ik vermeld dat je door slaapmedicatie te gebruiken het risico loopt om sneller depressief te worden. Dr. Krypke (Professor of Psychiatry at the University of California, San Diego) heeft erg veel onderzoek gedaan over de risico's van slaapmiddelen en onderhoudt een website om het gebruik van slaapmedicatie te ontmoedigen. In de hieronder volgende studie keek hij na in welke mate depressie voorkwam bij mensen die slaappillen namen, in vergelijking met een placebo (neppil).
Prof Krypke verzamelde gegevens (verkregen via de Food and Drug Administration uit de VS) van 5535 patiënten die slaappillen gebruikten, vergeleken met 2318 personen die een placebo innamen: 2% van de slaappilgebruikers leden aan depressieve klachten en slechts 0.9% van de placebogroep. Het risico lijkt dus verdubbeld door het gebruik van slaapmedicatie. Deze bevinding suggereert dat wie risico loopt op een depressie best geen slaappil neemt, maar wel een antidepressieve therapie volgt met cognitieve gedragstherapie en/of antidepressiva.
We hebben gezien dat slapeloosheid het risico verhoogt op depressie. Let wel dat het er geen oorzaak van is, maar wel een belangrijk teken aan de wand, evenmin als buikpijn een maagzweer veroorzaakt, maar er wel een teken van kan zijn. Een langlopend onderzoek over slapeloosheid,depressie en angst kon niet aantonen dat slapeloosheid een voorspellende factor was voor het krijgen van een depressie 10 jaar later, maar het gebruik van slaapmiddelen wel. Dit doet natuurlijk de interessante vraag rijzen of het inderdaad niet de slapeloosheid zelf is maar wel het geassocieerde gebruik van slaapmiddelen, dat het risico op een toekomstige depressie verhoogt.
Dit zijn nog geen vaststaande feiten, maar de ideeën van Prof. Krypke zetten toch wel aan tot denken. Verder onderzoek op dit vlak is zeker nog nodig om na te gaan wat juist depressie veroorzaakt: slapeloosheid zelf of het gebruik van slaapmedicatie. Wat ik hieruit onthoud is dat slapeloosheid echt moet worden behandeld en vooral zonder slaapmedicatie. Aanpak slapeloosheid: klik hier.
Nog een belangrijk discussiepunt: veel patiënten denken dat ze minder depressief zullen zijn door een betere slaap dankzij slaapmedicatie. Nu blijkt dat het beperkt onthouden van slaap net antidepressief werkt, terwijl wie slaapmedicatie nam een minder verkwikkende slaap genoot. Het is trouwens erg onzeker of de beperkte toename van de slaap door slaappillen de depressieve klachten kan verbeteren.
Bronnen: Kripke DF. Greater incidence of depression with hypnotic use than with placebo. BMC Psychiatry. 2007;7:42 Wirz-Justice, A. van den Hoofdakker, RH. Sleep deprivation in depression: what do we know, where do we go? Biol Psychiatry. 1999.
Wat is het verband tussen slaapgebrek en depressie? Slapeloosheid kan immers zowel een risicofactor zijn voor depressie als het gevolg ervan. Bevolkingsonderzoek toont aan dat maar liefst 70% van mensen met een psychiatrisch probleem ook klagen van slapeloosheid. Als andersom mensen met slaapproblemen ondervraagd werden, bleek bijna de helft te lijden aan psychiatrische klachten, terwijl dit bij goede slapers maar 1 op 6 was!
Slapeloosheid is niet alleen een risicofactor om een depressie te ontwikkelen, maar het heeft ook een voorspellende waarde. Een studie heeft aangetoond dat meer dan 40% van de patiënten al klachten had over de slaap voor hun stemmingsstoornis tot uiting kwam. Een andere studie kon aantonen dat een onopgeloste slapeloosheid het risico verdrievoudigt om binnen het jaar een psychische stoornis te krijgen! Het hoeft niet te verbazen dat het doorbehandelen van slaapproblemen erg belangrijk is om het ontstaan van depressies te verminderen. Behandel ze dan wel op een goede manier, best zonder slaapmedicatie want studies doen vermoeden dan net het gebruik van slaapmiddelen bijdraagt tot een hoger risico op depressie. In mijn volgend artikel kom ik terug op deze toch spectaculaire bevinding.
Dat zowel slapeloosheid als depressie moet worden behandeld blijkt uit de vaststelling dat wie van beide last heeft duidelijk aan levenskwaliteit inboet, zowel op het vlak van lichamelijk gezondheid als van emotioneel en geestelijk welbevinden. Daarnaast is slapeloosheid ook een risicofactor voor zelfdoding bij depressieve mensen. Slaaponderzoek toont een veranderd en onderbroken slaappatroon bij wie met zelfdodinggedachten rondloopt. Erg belangrijk is de rol van serotonine, dit was vaak verlaagd bij patiënten met een poging tot of een geslaagde zelfdoding. Serotonine speelt daarbij een belangrijke rol bij het begin en onderhouden van diepe slaap en remslaap.
In de behandeling van depressie is slapeloosheid een van de meest hardnekkige klachten om te verbeteren en indien niet behandeld, kan dit een snel herval in de hand werken. Bij wie herviel in een depressie bleek in de helft van de gevallen nog aan slapeloosheid te lijden. Aangehouden behandeling van de geassocieerde slaapproblemen kan dus helpen om een herval van depressie te voorkomen.
In de behandeling van depressie met slapeloosheid kan medicatie een snelle verbetering geven op voorwaarde dan dit wordt gecombineerd met meer geleidelijke lange termijn oplossing door gedragstherapie en de juiste slaaphygiëne. Als behandeling wordt dan meestal een combinatie gemaakt van antidepressiva en benzo- of nonbenzodiazepines. Langdurige slapeloosheid wordt uitsluitend niet-medicameteus behandeld, namelijk met een goede slaaphygiëne, stimuluscontrole, relaxatie of autosuggestietechnieken en cognitieve gedragstherapie. In een studie bij depressieve patiënten met slapeloosheid gaf trazodone een significant verhoogde totale slaapduur, een betere slaapefficiëntie, meer diepere slaap (stadium 3 en 4) en minder wakker worden. Er werden ook slechts minimale bijwerkingen vastgesteld.
Bron: Medscape 15/10/2008, Exploring the Relationship Between Insomnia and Depression W. Vaughn McCall, MD, MS. Kripke DF. Greater incidence of depression with hypnotic use than with placebo. BMC Psychiatry. 2007;7:42 Singareddy RK, Balon R. Sleep and suicide in psychiatric patients. Ann Clin Psychiatry. 2001;13:93-101
Wie niet goed heeft geslapen voelt dat de dag erna, dat is best vervelend maar niet ernstig. Naast deze directe gevolgen heb je ook een weerslag op je algemene gezondheid, te weinig slaap geeft immers een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, op overgewicht en diabetes. Je psychisch functioneren lijdt er ook onder, er is een duidelijk verband met depressie beschreven. En last but not least, vergeten we vooral niet de gevolgen op het gebied van veiligheid: denk maar aan de scheepsramp van de Herald of Free Interprise en de Exxon Valdez of aan de talrijke verkeersongevallen, veroorzaakt door slaapgebrek.
Nu wordt ook een verband tussen slaap en bescherming tegen kanker beschreven, zoals blijkt uit het volgende artikel uit de Artsenkrant.
Volgens een Amerikaanse studie verlaagt regelmatige lichaamsbeweging bij vrouwen het risico op kanker, maar enkel als ze ook goed slapen! Slaaptekort zou immers de weldaden van lichaamsbeweging neutraliseren.
Het juiste mechanisme is niet gekend, maar wetenschappers denken dat lichaamsbeweging een belangrijke invloed heeft op verschillende factoren zoals hormoonspiegels, immunologische weerstand en lichaamsgewicht. "We hebben dan ook het verband onderzocht tussen lichaamsbeweging en het ontstaan van kanker."
Het team van James McClain (National Cancer Institute, VS) stelde zijn resultaten voor op de 7de internationale conferentie 'Frontiers in Cancer Prevention Research' van de American Association for Cancer Research op 17 november. De studie mat het energieverbruik van lichaamsbeweging, de slaapduur en de algemene incidentie van kanker, evenals die van borst- en dikdarmkanker bij 5.968 vrouwen boven de 18 jaar bij wie nog geen kanker gediagnosticeerd was. Ze vulden in 1998 een vragenlijst in, en werden gedurende ongeveer tien jaar opgevolgd.
De resultaten wijzen op een duidelijk verband tussen slaap en lichaamsbeweging. Van de 5.968 deelneemsters kregen er 604 kanker, van wie 186 borstkanker. De meest actieve vrouwen liepen significant minder risico op alle soorten kankers en op borstkanker in het bijzonder. Vrouwen onder de 65 jaar die bijzonder actief waren, en minder dan 7 uur per nacht sliepen, liepen meer kans op het ontstaan van kanker, waardoor de beschermende invloed van lichaamsbeweging op dit risico in deze groep sterk gedaald was.
"Volgens onze gegevens verstoort de slaapduur bij vrouwen van jonge en middelmatige leeftijd het verband tussen lichaamsbeweging en risico op kanker van eender welke aard. Een volgende stap moet deze gegevens nog bevestigen en het onderliggende mechanisme van dit verschijnsel verder onderzoeken", concludeert James McClain.
Recentelijk hebben twee gezaghebbende Nederlandse verenigingen voor kinder- en jeugdgezondheidszorg een nieuwe richtlijn voor de preventie van wiegendood uitgebracht. Aan de basis van dit initiatief ligt de vaststelling dat bepaalde risicofactoren weer in frequentie toenemen, waarschijnlijk door een verminderde aandacht voor de problematiek van wiegendood.
Men denkt dat wiegendood wordt veroorzaakt door een combinatie van een eigen gevoeligheid bij het kind en externe factoren. Onderzoek wijst op een stoornis van de hersenstamkernen die een levensbelangrijke rol spelen bij de controle van de ademhaling, waardoor de wekreactie in gebreke zou blijven.
Preventieve maatregelen: zie het artikel: Wiegedood.
Laat je baby regelmatig op zijn buik spelen. De belangrijkste risicofactor voor wiegendood blijft slapen in buikligging. Ouders leggen hun kinderen tegenwoordig in de overgrote meerderheid van de gevallen op de rug te slapen. Maar vanaf de leeftijd van ongeveer drie maanden kan een zuigeling zichzelf vanuit rug- naar buikligging omdraaien. Het risico van wiegendood is het hoogst bij kinderen die voor het eerst op de buik slapen, ook wel ‘onervaren buikslapers’ genoemd. Opvallend is dat bij wiegendood van een onervaren buikslaper, het kind zeer vaak met het gezicht naar beneden wordt aangetroffen. Mogelijk is het beschermingsmechanisme om het hoofd opzij te draaien onvoldoende ontwikkeld bij onervaren buikslapers. In de herziene richtlijn wordt daarom aangeraden om baby’s regel matig onder toezicht op hun buik te laten spelen. Zie ook wiegedood en buiklig.
Op de rug slapen geeft geen vervorming van de schedel. Sommigen vrezen dat hoofdzakelijk op de rug slapen bij het kind een vervorming van de schedel teweegbrengt. Dit kan verklaren waarom men vroeger zijligging niet afraadde tot de leeftijd van twee weken. Omdat ouders de zijligging mogelijk langer handhaven, waardoor omrollen naar buikligging steeds vaker kan vóórkomen, wordt de zijligging nu vanaf het begin afgeraden. De vrees voor vervorming van de schedel bij het slapen in rugligging is onterecht. Het risico bestaat slechts als er andere factoren aanwezig zijn, zoals een voorkeurshouding van het hoofd bij verzorging en een vertraagde motorische ontwikkeling. In de nieuwe richtlijn wordt daarom aanbevolen om tijdens verzorging het hoofd van het kind afwisselend naar links en naar rechts te leggen.
Passief roken bevordert het vóórkomen van wiegendood, met een duidelijke dosisresponsrelatie. Het effect is groter tijdens de zwangerschap dan vlak na de geboorte. Nicotine belemmert onder andere de expressie en de functie van bepaalde hartreceptoren die het hartritme versnellen. Daardoor ontstaat een verminderde respons op zuurstoftekort met als gevolg een verminderde hersendoorbloeding en een verhoogde kans op hartstilstand.
Nieuw is de vaststelling dat bij de ouders in bed slapen een verhoogd risico van wiegendood veroorzaakt. Vooral als de ouders onder een dekbed slapen en/of twee losse matrassen hebben waartussen het kind klem kan komen te zitten, is de kans op verstikking groter. Ook wanneer de ouders minder wekbaar zijn door vermoeidheid, medicatie of alcoholgebruik, is er een groter risico van wiegendood. De kans neemt af met leeftijd, tot de leeftijd van vier à vijf maanden; ze is hoger bij premature kinderen. Aanbevolen wordt om het kind tot de leeftijd van vier maanden niet bij de ouders te laten slapen. Deze termijn wordt verlengd tot zes maanden als de ouders roken en/of het kind prematuur is.
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat zowat 20% van de gevallen van wiegendood plaatsvindt in de setting van een dagverblijf. Zelfs na een gerichte voorlichting, waardoor het vóórkomen van de hierboven beschreven risicofactoren niet meer verschilt van die in de thuissituatie, blijft de incidentie in dagverblijven ruim tweemaal hoger. Mogelijk veroorzaakt de onbekende omgeving meer stress bij zuigelingen, maar verder onderzoek moet dit bevestigen
Een kind in het bed van zijn ouders laten slapen is geen goed idee, maar in dezelfde kamer als zijn ouders is het veiliger dan waar ook. Europees onderzoek vindt een significant verschil in het risico van wiegendood tussen zuigelingen die op de kamer van hun ouders slapen en zuigelingen die dat niet doen. Het positieve effect is meer uitgesproken bij jonge zuigelingen. De kamer delen met andere kinderen blijkt geen bescherming te bieden. Aanbevolen wordt om tot de leeftijd van zes maanden het kinderbedje op de slaapkamer van de ouders te plaatsen.
Het kinderbedje kan maximaal beveiligd worden. Men raadt bijvoorbeeld aan het kind neer te leggen met zijn voeten tegen het voeteneinde van het bed. Het bed moet strak worden opgemaakt zodat het kind niet te veel beweegt. Ook overdag slaapt de zuigeling niet in een groot bed. Hoofdkussens en de aanwezigheid van grote knuffels moeten vermeden worden. Ten slotte moet men ervoor zorgen dat het kind niet in slaap valt buiten zijn bed terwijl het alleen is: jonge kinderen slapen niet in een box en worden ook niet alleen gelaten als ze in hun box aan het spelen zijn.
Lager risico bij gebruik van een speen. Op het ogenblik dat het kind in zijn bedje wordt gelegd, kan het best een speen meekrijgen. Onderzoek laat eenduidig een lager risico van wiegendood zien bij kinderen aan wie een speen wordt toegestopt. Over het mechanisme achter dit effect bestaan slechts hypothesen. Mogelijk bemoeilijkt de aanwezigheid van de speen het omrollen naar buikligging. Daarnaast stabiliseert de speen de tong en voorkomt op die manier de obstructie van de luchtweg. Misschien werkt de speen geruststellend en gaan zuigelingen daardoor minder bewegen in hun slaap. Ook wordt verondersteld dat speengebruik misschien gastrooesofagale reflux beperkt. Ten slotte geeft onderzoek aanwijzingen dat het gebruik van een speen de auditieve wekdrempel zou verlagen. Omdat speengebruik mogelijk nadelig is voor de borstvoeding, wordt aanbevolen een speen bij kinderen met borstvoeding pas aan te bieden als de borstvoeding op gang gekomen is.
Een verder positief effect kan worden verwacht van borstvoeding. Retrospectief onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die aan wiegendood overleden, minder vaak borstvoeding kregen. In 2007 nog werd een meta-analyse uitgevoerd van alle studies die sinds 1993 de correlatie tussen wiegendood en borstvoeding hebben onderzocht. Onderzoek toont aan dat kinderen met borstvoeding een lagere wekdrempel hebben. Het effect van borstvoeding zou onder andere toe te schrijven zijn aan de samenstelling van de vetten in de moedermelk, die de rijping van de hersenen bevordert.
Niet oninteressant is dat het overzicht van de nieuwe richtlijn in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde terloops wijst op een conceptueel verschil tussen wiegendood en wat in de Angelsaksische literatuur wordt aangeduid als Sudden Infant Dead Syndrome (SIDS). Wiegendood wordt gedefinieerd als de plotselinge, onverwachte dood van een kind onder de twee jaar, bij wie geen lichamelijke afwijking wordt vastgesteld die het overlijden kan verklaren. Van SIDS spreekt men als het postmortaal onderzoek, inclusief een volledige autopsie, nog steeds geen verklaring biedt. SIDS is dus een subcategorie van wiegendood.
We komen ook te weten waarom buikligging moet vermeden worden: in buikligging is de intrinsieke wekdrempel hoger. De prikkel om een wekreactie tot stand te brengen moet tot 1,5 maal sterker zijn bij een kind in buikligging dan bij een kind in rugligging. De reden is dus niet dat een kind in buikligging een hoger risico heeft om op zijn neus te gaan liggen, wat men misschien intuïtief zou verwachten.
Bron: De Huisarts 4/12/08, nr 900, Dr. M. Langdries Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152(24): 1370-1374 Canadian Paedriatric Society (www.cps.ca): Recommendations for the use of pacifiers.
Een kwartiertje pitten. Dat kan een slaperige bestuurder voor onheil behoeden. Slaperigheid en vermoeidheid zouden een factor zijn in tot een vijfde van de ongevallen.meldt De Standaard.
Het gebeurt in de late nacht of de vroege ochtend. Een slaperige bestuurder houdt minder goed koers, stuurt bruusker, houdt een minder constante snelheid aan, reageert niet alert op onverwachte situaties. Als hij even in slaap valt, al is het maar een seconde, kunnen de gevolgen desastreus zijn.
'Slaap dringt zich op, je kunt het niet uitstellen zoals honger', zegt slaapexpert professor Raymond Cluydts (VUB). 'Vandaar dat het ook zo gevaarlijk is op de weg.'
In hoeveel van de ongevallen vermoeidheid of slaperigheid een oorzaak is, kan niet teruggevonden worden in de statistieken. Europees onderzoek gaat ervan uit dat het een factor is in 10 tot 20 procent van de ongevallen.
Vermoeidheid vormt een probleem voor wie te lang achter het stuur zit. Maar ook wie te weinig of een slechte nachtrust gehad heeft, loopt gevaar. Ook tijdens korte ritten. Het effect van 24 uren zonder slaap staat gelijk met 1 promille alcohol in het bloed. 17 uur niet slapen is 0,5 promille, de wettelijke limiet. 'Vermoeidheid is zelfs een groter probleem dan alcohol achter het stuur', meent Cluydts', 'wie in slaap valt, is meteen alle controle kwijt. Vandaar dat Bob behalve nuchter ook goed wakker moet zijn.'
Er zijn vier risicogroepen: beroepschauffeurs, mensen die in ploegen werken, mensen die aan een slaapstoornis lijden en jongeren (vooral mannelijke).
Vooral bij die laatste groep is het probleem zorgwekkend, omdat hun levensstijl ertoe leidt dat ze vaker moe in de auto stappen. 'Jongeren bouwen een slaapachterstand op tijdens de week door systematisch te laat op te blijven', legt Cluydts uit. 'Zaterdag werken ze, nadien gaan ze uit en tegen de vroege ochtend slaat de vermoeidheid toe.'
Voor ouderen ligt het anders. Zij krijgen een dipje na de middag en doen dan beter een dutje dan de auto te nemen. 'Dit staat lijnrecht op het advies dat ze soms van een politierechter meekrijgen: rij alleen buiten de spits, wanneer het niet druk is', aldus Cluydts.
Het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) liet in maart van dit jaar een enquête uitvoeren bij bestuurders tussen 18 en 34 jaar. 41 procent van hen gaf toe het afgelopen jaar minstens één keer te moe te hebben gereden. Bij de andere leeftijden is dat 28 procent.
Om de slaperigheid te verdrijven zijn koffie, luide muziek of frisse lucht lapmiddelen. Het enige wat echt helpt, is even halt houden op een veilige stopplaats en een kwartiertje tukken. Waarom 15 minuten? Omdat de slaap dieper wordt als het langer duurt en je dan minder fris ontwaakt. Wel nuttig kunnen twee koppen koffie zijn. Die maken dat je na een slaapje sneller weer alert bent.
Professor Cluydts is voorstander van striktere Europese medische voorschriften bij de toekenning van het rijbewijs aan beroepschauffeurs. 'De chauffeurs zijn bang voor hun baan, maar dat is onterecht. Stoornissen zoals slaapapneu zijn te behandelen.'
Het BIVV heeft in samenwerking met de Europese Commissie en de verzekeraar Axa een mediacampagne gestart, die vooral op jongeren mikt. Die gaat onder de slogan 'niet storen, ik neem een pitstop'. Een verwijzing naar de haltes van racewagens en ook een woordspeling met pitten, slapen.
Guy Van Hyfte (47 jaar) is al 22 jaar autocarchauffeur. 'Vermoeidheid zit ingebakken in ons werk' legt hij uit.
'De mens is een dagdier. Plots omschakelen naar nachtwerk is niet gezond. Dat is wat autocarchauffeurs moeten doen als ze vrijdagavond aan een trip beginnen.'
'Vermoeidheid is een groot probleem op de pendelreizen die autocars afleggen op en af naar het zuiden of naar de skigebieden. Ik erken dat nachtritten een economische realiteit zijn. Veel chauffeurs vragen ernaar. En de klanten evenzeer.'
'Ik heb nog geen ongeval door vermoeidheid meegemaakt. En voor zover ik weet, ook geen van mijn collega's. Maar ik heb wel al dergelijke ongevallen zien gebeuren.'
Merk je aan jezelf dat je in gevaar komt? 'Plots begin je beestjes te zien. Je dommelt in, soms heel kort, maar die ene seconde van onoplettendheid kan fataal aflopen. Als je wakker wordt, merk je dat je over de witte lijn gegaan bent. Die microslaapjes vormen een groot risico in ons vak.'
'Het gevaarlijkste moment is het einde van de nacht, de vroege ochtend. Je merkt dat ook aan de ongevallen met vrachtwagens. Die doen zich vaak voor op dat tijdstip. De eentonigheid van de weg doet ook geen deugd.'
Jullie rijden toch met twee chauffeurs? 'Ja, terwijl de ene rijdt, rust de andere. Maar als je een slaapaanval krijgt, kun je je collega niet zomaar wakker schudden en vragen over te nemen. Stel dat hij zelf nog maar een uur geslapen heeft. Dan is hij niet uitgerust.'
'Chauffeurs die de nachtshift gedaan hebben, worden verondersteld overdag te slapen. Maar dat lukt niet altijd in de hotels waar we ondergebracht worden. Autocarchauffeurs mogen 15 uur werken. Als ze met twee zijn, 21 uur. Daarvan rij je tien uur. Da's langer dan een gewone dagtaak, hé. Vermoeidheid zit gewoon ingebakken in ons werk.'
Word je ooit op vermoeidheid gecontroleerd? ''s Nachts is er sowieso weinig politiecontrole. En hoe zouden ze dat controleren? Je ziet het niet aan een mens. Je kunt er doodmoe uitzien, maar je toch kiplekker voelen. Het enige wat ze kunnen controleren, zijn de rij- en rusttijden.'
Heb je trucjes om wakker te blijven? 'Het beste is even te stoppen en de benen te strekken of een sigaretje te roken. Maar de reizigers appreciëren dat niet altijd. Zeker die van de korte skitrips willen geen tijd verliezen. Ze willen zo lang mogelijk op de latten staan. Je hebt overtuigingskracht nodig om uit te leggen dat het belangrijk is voor ieders veiligheid.'
'Koffie drink ik niet. Je moet sowieso opletten met eten, drank en snoep. Een raampje opendraaien voor frisse lucht geeft dan weer veel lawaai voor de eerste rijen.'
'Muziek beluisteren helpt. Maar als de passagiers slapen, kun je ze niet op de luidsprekers zetten. De iPod is voor mij een zegen. Die stelt me in staat naar mijn favoriete songs te luisteren, zonder dat ik iemand in de bus stoor. Abba, Beatles, Presley. Geen klassieke muziek. Daarvan val je in slaap.'
In de lente leidt de uurverandering tot meer hartinfarcten, terwijl het winteruur het omgekeerde effect heeft, dit meldt de Artsenkrant.
Twee Zweedse onderzoekers, Imre Janszky en Rickard Ljung (Stockholm), onderzochten de invloed van de uurverandering op het aantal diagnoses van hartinfarct. Hiervoor hebben ze het aantal hartinfarcten gedurende de eerste zeven dagen na de uurverandering vergeleken met die van de weekdagen twee weken ervoor en erna. Ze maakten daarbij gebruik van het Zweedse infarctregister dat deze hartinfarcten sinds 1987 bijhoudt.
De onderzoekers ontdekten dat tijdens de eerste drie dagen na de uurverandering in de lente het aantal infarcten significant gestegen was met 5%. Deze uurwisseling treedt in Europa op de laatste zondag van de maand maart, waarbij de tijd een uur later wordt ingesteld. Daarentegen noteerden ze na de uurwisseling in de herfst, het laatste weekend van oktober, als de tijd met een uur vertraagd wordt, op maandag een risicodaling. Over de hele week is deze daling minder belangrijk dan de stijging die in de lente wordt waargenomen.
Het effect van de uurwisseling in de lente is iets meer uitgesproken bij vrouwen dan bij mannen, terwijl in de herfst het omgekeerde wordt waargenomen. De invloed van de uurwisseling is veel duidelijker merkbaar bij mensen onder de 65 jaar dan bij oudere personen.
Gevaarlijke maandag Volgens de auteurs is de meest plausibele uitleg het tekort aan slaap met zijn nadelige werking op het hart- en bloedvatenstelsel. Experimentele studies hebben aangetoond dat dit negatieve effect gepaard gaat met een overheersing van het stressgerelateerde zenuwstelselen met een stijging van ontstekingsveroorzakende stoffen in het bloed. "Volgens onze gegevens zouden kwetsbare personen bruuske veranderingen van hun biologische ritme moeten vermijden."
Waarom zijn er meer risico’s op maandag? Door de mentale stress van een nieuwe werkweek en de verhoogde activiteit die ermee gepaard gaat, zeggen de Zweden. Het kan echter ook het gevolg zijn van het verstoorde slaap-waakritme tijdens het weekend.
De onderzoekers leggen ook de nadruk op het feit dat Westerlingen een chronisch slaaptekort hebben: tijdens de 20ste eeuw daalde de gemiddelde duur van de slaap van 9 naar 7,5 uren. "Daarenboven moet worden nagegaan of langere slaap wel voordelen biedt. Het feit dat bijkomende slaap tijdens de eerste werkdag na de overgang naar het winteruur een beschermende functie heeft is wel een eigenaardige ontdekking."
Studies over slaapagenda suggereren dat tijdens het weekend de mensen meestal later gaan slapen en opstaan. Het vroegere opstaan de eerste weekdag, evenals het kleine slaaptekort dat ermee gepaard gaat, zijn een mogelijke verklaring van de nadelige invloed op hart en bloedvaten bij bepaalde personen. Het zou dan ook logisch zijn dat deze werking minder uitgesproken is tijdens de winteruurwisseling.
Studies moeten uitmaken of een stabieler ontwaak- en inslaapmodel tijdens de week of een later ontwaken op maandag een aantal hartinfarcten kan voorkomen.
Meer over de gevolgen van de zomertijd: klik hier.
Bron: Artsenkrant 18/11/2008, nr 1956. Martine Versonne NEJM 2008;359:1966-8
Herhaaldelijk snurken, een typische uiting van verhoogde weerstand in de bovenste luchtweg, komt vaak voor bij kinderen; ongeveer 10 % snurkt regelmatig. Na de leeftijd van negen jaar vermindert dat gevoelig. Van de snurkende kinderen ondervindt 2 tot 3% een lichaamlijke weerslag.
Zowat twintig jaar geleden waren te grote keelamandelen de belangrijkste oorzaak van slaapapneu bij kinderen. In het begin van de jaren 90 leed amper 15% van de snurkende kinderen aan zwaarlijvigheid. Tijdens de laatste twee à drie jaar vinden Amerikaanse onderzoekers in bevolkingsonderzoek meer dan 50% gevallen van zwaarlijvigheid bij kinderen die naar gespecialiseerde centra worden doorverwezen met een vermoeden van slaapapneu. Daarom wordt nu voorgesteld twee groepen van slaapapneu bij kinderen te onderscheiden, naargelang er sprake is van zeer grote keelamandelen zonder zwaarlijvigheid, of van zwaarlijvigheid met matig vergrote keelamandelen. Slaapapneu komt ongeveer evenveel voor bij jongens als bij meisjes, hoewel jongens tijdens de puberteit in sommige onderzoeken een iets grotere groep vormen.
Slaapapneu veroorzaakt ook bij kinderen ernstige complicaties. Meer dan bij volwassenen staan bij het kind gedragsstoornissen op de voorgrond: hyperactiviteit en agressiviteit kunnen optreden, zelfs als er op andere momenten van de dag slaperigheid wordt genoteerd. Daarnaast hebben kinderen met slaapapneu cognitieve stoornissen, wat zich uit in slechte schoolresultaten. De hyperactiviteit en de slechte schoolresultaten kunnen samen aanleiding geven tot het verkeerdelijk stellen van de diagnose ADHD. Zie ook ADHD, slaap en ademhaling.
Hart- en vaataandoeningen doen zich voor bij kinderen met slaapapneu, voornamelijk onder vorm van hoge bloeddruk en een verdikking van de linker hartkamer. Net zoals bij volwassenen stelt men vast dat slaapapneu bij kinderen een onafhankelijke risicofactor is voor het ontstaan van suikerziekte en daaraan gerelateerde stoornissen in de stofwisseling: kinderen met zwaarlijvigheid én slaapapneu hebben dus een hoger risico dan kinderen met slechts één van beide. Ook groeistoornissen zijn beschreven bij slaapapneu, maar men weet nu dat de frequentie hiervan in het verleden overschat is: ten hoogste 5% van de patiëntjes is erdoor getroffen.
Aangezien kinderen met slaapapneu bijna altijd te grote keelamandelen hebben, is het wegnemen ervan in de meerderheid van de gevallen van matige tot ernstige slaapapneu aangewezen (als de adempauzes meer dan 5x/u optreden), ook bij zwaarlijvige kinderen. Toch zal dit de slaapapneu niet in alle gevallen doen verdwijnen. Volgens de literatuur bedraagt het succespercentage 85%, en mogelijk is het lager in de subgroep van de zwaarlijvige kinderen. Als de slaapapneu niet volledig verdwijnt en de symptomen matig tot ernstig blijven, dan neemt men zijn toevlucht tot CPAP. Bij kinderen met een lichte vorm van slaapapneu is niet duidelijk aangetoond dat het verwijderen van de amandelen meer voordelen dan risico’s met zich meebrengt. Toch hebben ook deze kinderen een verhoogd risico op lichamelijke afwijkingen door slaapapneu. CPAP biedt hier niet echt een oplossing omdat deze techniek in aanwezigheid van te grote keelamandelen niet erg doeltreffend is. Bij deze kinderen wordt soms een plaatselijke behandeling, bijvoorbeeld met corticoïden, voorgesteld.
Ernstiger in Azië Te grote amandelen en zwaarlijvigheid zijn de belangrijkste determinanten van slaapapneu, maar een hele reeks andere factoren kan het ontstaan van de aandoening bepalen, zoals de structuur van schedel en aangezicht en de manier van ademen. Dit kan mogelijk verschillen tussen bevolkingsgroepen verklaren. Men heeft bijvoorbeeld vastgesteld dat Aziatische kinderen voor een bepaalde graad van zwaarlijvigheid meteen een ernstiger vorm van slaapapneu ontwikkelen dan kinderen uit Europese bevolkingsgroepen. Bij het zoeken naar een verklaring hiervoor moet men niet alleen rekening houden met erfelijke factoren, maar ook met een mogelijke rol van laattijdige diagnose in streken met een minder ontwikkelde medische infrastructuur. Net zoals in de volwassen populatie wordt slaapapneu bij kinderen gediagnosticeerd aan de hand van een slaaponderzoek.
Bron: De Huisarts, 6 november 2008, nr 896, Dr. M. Langendries. Bronnen: Proc Am Thorac Soc. 2008;5:274-82. Ann Acad Med Singapore 2008;37:701-5.
Wanneer je slaapt zijn je hersenen het meest actief tijdens de droomslaap, zo dachten we toch, dat blijkt namelijk niet zo te zijn. Luikse onderzoekers toonden aan dat tijdens de diepe slaap de hersenactivitiet niet vermindert, maar dat bepaalde specifieke hersenzones een hogere voorbijgaande en zich herhalende activiteit vertonen. Meer info over slaapfasen: klik hier.
De diepe slaap (non-REM) treedt op bij het begin van de nacht, terwijl de droomslaap (REM) vooral tegen de ochtend voorkomt. De diep slaap wordt meestal als een rustperiode beschouwd waarbij de hersenen kunnen recupereren na hun intense activiteit overdag. Beeldvorming van de hersenen heeft immers aangetoond dat de hersenactiviteit tijdens de diepe slaapfase minder intens is dan tijdens de wakkere periode.
Een onderzoeksteam onder leiding van Dr. Thanh Dang-Vu en Prof. Pierre Maquet (Cyclotron en dienst neurologie van de ULg) heeft aangetoond dat de hersenactiviteit in feite sterk beïnvloed wordt door spontane trage ritmes die de werking van de hersencellen tijdens de diepe slaap beheren.
"REM-slaap wordt beschouwd als een zeer actieve toestand met een verhoogd glucose- en zuurstofverbruik, een toegenomen doorbloeding van de hersenen, en waarbij de mentale activiteit tot dromen leidt en tot al wat met de droomwereld te maken heeft"¸ zegt Pierre Maquet, onderzoeksdirecteur in het centre de recherche du Cyclotron (Luik). "Bij de mens daarentegen werd de trage slaapfase steeds geassocieerd met een verlaagd endergieniveau van de hersenstoswisseling. Dit aspect van de trage slaap bij de mens kwam niet overeen met hetgeen gekend was over de trage slaap bij dieren. Wanneer in de hersenschors van een slapende kat elektroden geplaatst worden, zien we dat de gemiddelde ontladingsactiviteit van de zenuwcellen niet erg verschillend is van die tijdens de waakfase, maar dat ze een ander tijdspatroon vertoont. In plaats van een constante activiteit gaat het om een gepulseerde activiteit met trage trillingen, die alle andere trage slaapritmen beheert."
Door de combinatie van verfijnde scanners en EEG hebben de Luikse onderzoekers deze hogere voorbijgaande activiteit tijdens de trage slaap in het licht gesteld. Ze scanden jonge gezonde personen met een normaal slaappatroon tijdens het eerste deel van de nacht, met de meeste periodes van diepe slaap. Zo konden ze zones aantonen met een significant hogere activiteit die telkens met een trage golf op het EEG overeenstemde. "De trage slaap die we bij dieren reeds kenden komt dus volledig overeen met die bij de mens. Het is niet langer een toestand waarbij de hersenen hun activiteit sterk verminderen, zich van de wereld afsnijden en hun bewustzijn van de buitenwereld op een laag pitje zetten... Het is een toestand waarbij de hersenactiviteit in de tijd anders georganiseerd is, met trage trillingen en om de seconde een impuls."
Micro-ontwaakperiodes Met activatie van zones zoals de hersenstam, die meestal in verband gebracht wordt met het wakker zijn en met het ontwaken, kunnen deze diepeslaaptrillingen in feite beschouwd worden als 'micro-ontwaakperiodes' tijdens dewelke de hersenen cruciale functies kunnen vervullen, zelfs tijdens de diepste slaap.
Zijn de activiteitsimpulsen verschillend bij slaaptekort? Deze vraag staat bij de Luikse onderzoekers op het programma. In een samenleving waar de slaaptijd in gevaar komt, is het antwoord op deze vraag van cruciaal belang. "Volgens een recente peiling in de Verenigde Staten zouden de Amerikanen gemiddeld zes uur per nacht slapen tijdens de week, en zeven uur en een half tijdens het weekend. Alleen het verschil tussen beide slaaptijden bewijst dat de mensen tijdens de week een zeker slaaptekort opstapelen, maar vooral dat ze gemiddeld een uur minder lang slapen dan hun grootouders. Te weinig slaap verstoort echter niet alleen de cognitieve vaardigheden, maar heeft wellicht ook een invloed op het geheugen. Dit is vooral nadelig voor kinderen en adolescenten tijdens het leerproces. Het gaat echter niet alleen over de hersenfunctie, aangezien slaaptekort ook negatieve effecten heeft op de suikerstofwisseling bijvoorbeeld. Indien een gezonde, magere persoon gedurende zeven dagen te weinig slaapt, bevindt hij zich in een pre-diabetische toestand. Rekening houdend met de pandemie van diabetes en obesitas, moeten we ons daar toch grote zorgen over maken. Slaap mag zeker niet als tijdsverlies beschouwd worden, maar kan ons wel degelijk tijd doen winnen, met een hogere productiviteit, meer cognitieve vaardigheden en ook een beter geheugen. De huidige tendens streeft naar een activiteit van 7 dagen/7, 24u/24, met een permanente blik op de computer voor binnenkomende e-mails… We weten echter niet of onze genen in staat zijn om zo'n belangrijk slaaptekort te verwerken", concludeert Pierre Maquet.
bron: Artsenkrant Nr. 1951 - 24.10.2008; Martine Versonne PNAS 2008;105(39):15160-5
Hoe ontstaat langdurig benzodiazepinegebruik (slaap- en kalmeermiddelen) en welke rol speelt hierin het eerste voorschrift? Dit werd onderzocht bij patiënten die voor het eerst een voorschrift kregen voor benzodiazepinen. Om langdurig gebruik te voorkomen is het belangrijk dat huisartsen de voor- en nadelen van het opstarten van een benzodiazepinebehandeling duidelijk uitleggen en van bij het begin grenzen stellen.
Al snel na de introductie van de benzodiazepinen als een veiliger alternatief voor oudere slaap- en, kalmeermiddelen in de jaren ’60 werden talrijke ongewenste effecten gerapporteerd: een ‘hang over’, geheugenstoornissen, afvlakking van emoties, gewenning, afhankelijkheid, toegenomen valrisico en meer kans op verkeersongevallen (zie ook bijwerkingen slaapmedicatie). Toch is het gebruik van benzodiazepinen de laatste decennia niet verminderd. Een internationale studie uit de jaren ’80 toonde aan dat België één van de landen was met het hoogste verbruik van slaapmiddelen en angstverlagende medicatie. Het gebruik van benzodiazepinen is sindsdien nog toegenomen.
Internationale aanbevelingen voor huisartsen wijzen niet alleen op de problemen van het chronische gebruik van benzodiazepinen, maar ook op het eerste voorschrift dat langdurig gebruik in de hand werkt. Dit onderzoek over het eerste benzodiazepinevoorschrift bij een patiënt ging na of de opvattingen van eerste gebruikers konden leiden tot het chronische gebruik van benzodiazepinen en of dit op zijn beurt de voorschrijvende artsen beïnvloedde.
Uit de resultaten bleek dat de deelnemers het gevoel hadden ten einde raad te zijn en dat hulp noodzakelijk was. Zij hadden het gevoel dat de situatie buiten hun controle lag en namen een hulpeloze ‘help me’-attitude aan. Zij gaven aan dat zij de situatie niet meer de baas konden en dat hun problemen zo ernstig waren dat hieraan een einde moest komen. Medicatie werd gezien als de enige oplossing. De medicatie bracht ook werkelijk grote opluchting: “Ik nam de medicatie omdat het mijn laatste redmiddel was. Ik denk ook dat het voor mij de enige oplossing was op dat moment.”
Patiënten suggereerden dat ze het benzodiazepinegebruik wilden stoppen om niet afhankelijk te worden, maar vreesden anderzijds te hervallen in hun slapeloosheid of spanningen. Zij waren dus ‘tegen’ de medicatie, maar tegelijkertijd ook bevreesd voor de gevolgen van het staken, omdat zij dachten dat de behandeling de situatie had verbeterd.
Patiënten pasten twee strategieën toe om hun gebruik van benzodiazepinen te rechtvaardigen. De eerste bestond erin hun problemen te maximaliseren en zichzelf ervan te overtuigen dat er geen andere oplossing bestond. Zij rechtvaardigden hun benzodiazepinegebruik door hun klachten als ‘heel erg’ te bestempelen en te zeggen dat zij de grens van hun lijden hadden bereikt. Patiënten beschreven het gebruik van medicatie als ‘essentieel’ of beschouwden het voorschrijven van benzodiazepinen in hun geval als een bevestiging dat slaapmiddelen noodzakelijk zijn. Iemand zei: “Ik kon het niet meer houden.” Een andere patiënt zei: “Ik zag op dat ogenblik geen andere mogelijkheid om de situatie de baas te kunnen. Ik had het moeten zien aankomen, maar toen was er geen andere uitweg… als het nodig is, is het nodig.”
De tweede strategie bestond in het onderschatten van hun benzodiazepinegebruik. De deelnemers zeiden dat zij maar een kleine dosis gebruikten, dat zij minder innamen dan voorgeschreven en dat zij enkel hun benzodiazepine namen als het nodig was. Iemand zei: “Het zijn toch maar kleine pilletjes.” Een ander voegde daaraan toe: “Het is in feite maar een licht pilletje. Ik denk dat ik daarom niet heel de nacht door kan slapen, omdat het zo’n kleine pillen zijn.”
De patiënten vermeldden erg weinig over hun medicatie te weten: “Ik weet niets over dit medicament, behalve dat ik er kalmer van zal worden.” Tegelijkertijd drukten ze geen behoefte aan informatie uit: “Ik wil er niet meer over weten. Het belangrijkste voor mij is dat het mij helpt.” De patiënten bevestigden dat hun relatie met hun arts op vertrouwen gestoeld is en op die manier verklaarden ze waarom ze niet meer informatie nodig hadden. Ze zeiden dat ze ervan uitgingen dat hun dokter altijd het beste met hen voorhad: " Ik heb vertrouwen in mijn dokter en in wat hij mij voorschrijft.”
Zelfs in deze groep van eerste gebruikers bleek psychologische afhankelijkheid zeer snel op te treden. Er werden een aantal kenmerken vastgesteld die typisch zijn voor mensen die afhankelijk geworden zijn van benzodiazepinen. Zo werden ze angstig als hun vervolgvoorschriften voor benzodiazepinen niet tijdig voorhanden waren, hielden zij hun medicatie steeds op zak en namen ze reeds vóór een voorziene stresserende gebeurtenis preventief een extra dosis in. Eén patiënt zei: “Ik moet het bij mij hebben, niet om in te nemen, maar gewoon voor het geval ik het nodig zou hebben.” Een ander zei: “Maar ik zal zeker niet voldoende pillen over hebben. Ik heb het hem gezegd. Ik heb al uitgerekend dat ik met mijn pillen toekom tot 3 april. Dat betekent dat ik er 23 over heb, dus ik zal halve tabletten moet nemen. Dan ga ik zeker terug naar de huisarts.”
Wij merkten een conditionering op in verband met de vrees voor een terugkeer naar de toestand van stress of slapeloosheid, als zij de medicatie zouden stoppen: “Ik denk dat hij weet dat ik de medicatie niet zou nemen als ik ze niet nodig had. Maar als ik ze niet neem, lig ik meer dan een uur wakker; ik denk echt dat ik ze niet kan laten.”
De proefpersonen gaven aan dat hun relatie met hun arts berustte op vertrouwen. Een goed gesprek met hun huisarts hielp de patiënten een heel stuk verder en werd als zeer positief ervaren. Vooral het feit dat de huisarts hun voorgeschiedenis en hun familiale situatie kende, vonden ze een voordeel: “Ik vind het wel goed dat ik af en toe met mijn huisarts kan praten. Hij heeft zijn beroepsgeheim en je kunt toch niet alles aan je familie vertellen. Hij kent ook mijn familiale geschiedenis. Er bestaat dus al een band en ik voel me er veilig bij. Als je naar iemand anders gaat, moet je heel de zaak van voor af aan herbeginnen.” De patiënten stelden zelf geen expliciete vragen naar niet-medicamenteuze alternatieven. Door de goede arts-patiëntrelatie waren zij meer geneigd de voorstellen van hun arts te aanvaarden. Zij waren echter terughoudend voor het initiatief om een psychotherapeut te raadplegen, omwille van de daarmee samenhangende stigmatisering: “De huisarts stelde mij voor een psycholoog te raadplegen. Maar je denkt eerst ‘ik ben altijd gezond geweest’, dus je denkt niet om te gaan.” Als ze door hun arts in zo’n therapie terechtgekomen waren, waren ze ook actief betrokken bij hun gedragsverandering, wat ze als positief ervaarden: “De dokter stelde voor dat ik een psycholoog zou raadplegen. Ik denk dat het zeer belangrijk is de patiënten daarvoor te motiveren, hen voldoende informatie te geven en hen te zeggen dat het wérkt en écht kan helpen. Mensen zijn er bang voor en hebben er veel grote vragen bij, maar eigenlijk is het zo erg nog niet.”
Patiënten legden de verantwoordelijkheid voor het voorschrift bij hun huisarts, omdat zij meenden geen controle meer te hebben over hun situatie. Zij veronderstelden dat de voorschriften noodzakelijk waren omdat zij voorgeschreven werden door hun huisarts die zij vertrouwden. Op deze manier rechtvaardigden zij hun benzodiazepinegebruik. Het is voor artsen belangrijk zich van dit proces bewust te zijn en hun patiënten te begeleiden naar realistischere verwachtingen over de behandeling.
In de literatuur wordt gewaarschuwd voor het probleem van afhankelijkheid dat zich reeds na enkele weken of maanden kan ontwikkelen bij regelmatig of herhaald benzodiazepinegebruik. De behandelingsduur is een belangrijke factor in de blootstelling van patiënten aan dit afhankelijkheidsrisico. Uit deze studie blijkt dat psychologische afhankelijkheid zeer snel kan optreden. Artsen en patiënten zouden zich daarvan meer bewust moeten zijn. Er treedt blijkbaar een verschuiving op van een focus op de symptomen naar een focus op de behandeling (inname van medicatie). Het is belangrijk dat artsen ook rekening houden met de mechanismen die patiënten gebruiken om hun benzodiazepinegebruik te rechtvaardigen, als zij willen praten over de afbouw ervan. Patiënten zouden kunnen denken dat artsen de ernst van hun problemen niet voldoende inschatten, wanneer zij hun benzodiazepinen ‘afnemen’.
Besluit: Patiënten die voor het eerst benzodiazepinen gebruikten, vroegen hulp voor hun lijden, maar legden de verantwoordelijkheid voor de oplossing bij hun huisarts. Zij rechtvaardigen hun benzodiazepinegebruik door hun problemen te maximaliseren. Ook al bestaat bij eerste gebruikers de vrees voor afhankelijkheid, toch vragen zij geen informatie noch voelen zij de nood aan meer informatie. Het is belangrijk dat huisartsen de voor- en nadelen van het opstarten van benzodiazepinebehandeling duidelijk uitleggen en van bij het begin grenzen stellen. Dit zal hen helpen om eerste gebruikers van benzodiazopinen effectiever te begeleiden en om langdurig gebruik te voorkomen.
Bron: Huisarts Nu, september 2008; 37(7) 383 Benzodiazepinen opstarten in de huisartsenpraktijk, S. Anthierens, H. Habraken, M. Petrovic, M. Deveugele, J. De Maeseneer, T. Christiaens.
S. Anthierens is als socioloog verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent; H. Habraken is als psycholoog verbonden aan het Projekt Farmaka te Gent; M. Petrovic is als geriater verbonden aan de afdeling Geriatrie van het Universitair Ziekenhuis Gent en aan de vakgroep Farmacologie van de Universiteit Gent; M. Deveugele is als psycholoog verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent; J. De Maeseneer is huisarts en voorzitter van de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent; T. Christiaens is als huisarts verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg en aan de vakgroep Farmacologie van de Universiteit Gent.
Slaapproblemen komen vaker voor dan we denken, zo blijkt uit een enquête van het onderzoeksbureau Ipsos, meldt De Standaard.
Drieëntwintig procent van de Belgen, of ongeveer een Belg op de vier, heeft problemen met het slapen en die problemen zijn zo ernstig dat ze invloed hebben op het dagelijks functioneren. Belangwekkender is dat de helft van de personen met slaapproblemen zich niet laten behandelen. Nochtans leiden slaapproblemen tot gezondheidsproblemen, waarschuwen de onderzoekers.
Moeite hebben om in te slapen, te vroeg wakker worden, moeilijk opnieuw in slaap raken als je 's nachts wakker wordt of gewoon te weinig slapen zijn veel voorkomende situaties. Wie daar echter minstens driemaal per week mee geconfronteerd wordt, en dat gedurende een half jaar, kampt met een slaapprobleem.
'Uit de Ipsos-enquête bij 967 personen blijkt dat drieëntwintig procent van de Belgen met dergelijke problemen kampt en die problemen hebben invloed op hun functioneren overdag', zegt Elke De Valck van de Vrije Universiteit Brussel. 'Het gaat voornamelijk om vijftigplussers. Mensen die een partner hebben, zijn minder vatbaar voor slaapproblemen, vrijgezellen nog minder. Gescheiden mensen hebben er blijkbaar meer last van. In het algemeen blijkt trouwens dat achtenzestig procent van de mensen met slaapproblemen vrouwen zijn.'
Nog opvallender is dat de helft van de mensen die met slaapproblemen kampen, zich niet laat behandelen. 'Dat is zorgwekkend omdat het verband tussen slaapproblemen en gezondheidsproblemen vaststaat', gaat De Valck voort. 'Zo is het bekend dat chronische insomnie kan leiden tot depressie en andere psychologische problemen en tot fysieke kwalen. Vandaag heeft vijf procent van de Belgen problemen met het geestelijk en lichamelijk functioneren, maar zij maken wel een derde uit van de groep mensen die slaapproblemen heeft.'
Mensen grijpen ook vaak naar slaappillen, terwijl er andere manieren zijn om een slaapprobleem aan te pakken. Zie ook een van de vorige artikels, 'Mijn partner slaapt slecht'.
We kunnen niet genoeg benadrukken dat wie slecht slaapt best hulp zoekt. Je kunt terecht bij je huisarts, een gedragstherapeut of je kunt groepslessen volgen in een van de academische ziekenhuizen.
Het zelfhulpboekje 'Uitgeslapen wakker worden' legt in klare taal uit wat belangrijk is om te weten en wat je moet doen of best laat om beter te slapen. Het geeft je daarbij via de cd met autosuggestieoefeningen een fantastisch hulpmiddel in handen om het piekeren in die mate af te leiden dat je toch ontspannen genoeg raakt om in slaap te vallen.
bron: De Standaard woensdag 29/10/08, Belga Uitgeslapen wakker worden, Bruno Ariens, Standaard Uitgeverij. 2007.
Ik vind het belangrijk om de reactie van Yessie op de voorgrond plaatsen omdat dit een alsmaar terugkerend probleem is, dat prima kan worden behandeld.
Zeg Bruno, als ik na 20 minuten al terug moet opstaan als ik dan nog niet in slaap ben, dat is rap hoor, ik lig meestal uuuuuuuren in bed voordat ik de slaap te pakken heb. In mei ll.heb ik een fietsongeval gehad met drie polsbreuken en Sudeck tot gevolg, nu ben ik gewend aan slaappillen (anders kon ik niet meer slapen van de pijn) en raak er nog moeilijk vanaf. Maar als ik terug ok ben, ga ik toch proberen want ook ik wil niet verslaafd zijn aan die rotzooi.
GROETJES UIT TURNHOUT. YESSIE - Geschreven op 24-10-2008 door Yessie
Dag Yessie, Jouw slaapprobleem is een mooie illustratie van hoe de meeste slaapproblemen ontstaan. Het begint met een medisch probleem, een ziekenhuisopname, piekeren over ernstige familiale problemen of dikwijls een combinatie van meerdere factoren. Daardoor slaap je uiteraard slecht, en als dit meer dan 3 weken duurt zit je opgezadeld met een conditionering waarbij het bed automatisch de betekenis krijgt van de plaats waar ik wakker lig. Je gaat in je bed liggen en automatisch voel je een wakker gevoel, soms gespannen of zelf een angstig gevoel. Conditionering wil zeggen: prikkel, en automatisch een reactie, zonder erbij te hoeven nadenken. Net zoals de honden van Pavlov begonnen kwijlen bij het horen van een belletje.
Het komt er dus absoluut op aan om dit te doorbreken, en dat kun je alleen maar doen door te vermijden om lang wakker te liggen in je bed. Wat je zeker moet vermijden is het opbouwen van spanning. Daarom is het essentieel om uit je bed te stappen voor je onrustig wordt of voor je angst voelt opkomen. Je staat dus op en je gaat naar een andere kamer waar je iets saais doet, een tijdschrift doornemen, een stripboek lezen, wat je maar wil, maar geen leuk tv-programma opzetten, of een activiteit waar je wakker van wordt. Als je dit keer op keer doet, bouw je een andere conditionering op: het bed krijgt terug de betekenis van de plaats waar ik mij comfortabel, ontspannen voel, en dat heb je nodig om in slaap te vallen, want slaap is een natuurlijk gevolg van diepe ontspanning.
Ik hoor je al zeggen, 'ja, maar als ik zo elke keer moet opstaan kom ik helemaal niet aan slaap toe, en ik slaap nu al zo weinig'. Weet je, als je zoals nu toch al uren wakker ligt in bed, slaap je ook niet, dus waarom zou je het niet proberen, je kunt er niets mee verliezen.
Handig is om autosuggestieoefeningentoe te passen als je de slaap niet goed kunt vatten. Je doet die oefening zelf in bed, dus zonder de cd, zo heb je meer kans om voldoende ontspannen te raken en ben je beter in staat om het piekeren in die mate af te leiden dat je er geen last meer van hebt. Val je niet in slaap, sta dan op.
Dit blijf je 3 weken volhouden, en na die periode heb je een nieuwe conditionering ontwikkeld: je stapt in je bed en je voelt automatisch een gevoel van ontspanning, comfort en slaperigheid.
Uiteraard zijn alle andere tips om goed te slapen van belang, zoals koffie- en alcoholgebruik, het afbouwen van je activiteiten naar de avond toe en het toepassen van een bedtijdritueel. zie: '10 tips om beter te slapen'.
Eens je dit goed hebt ingeoefend kun je in samenspraak met je huisarts je slaapmedicatie afbouwen en stoppen. zie ook 'Stoppen met slaapmedicatie'.
Wetenschappers proberen het mysterie rond wiegedood alsmaar verder te ontrafelen. Wat de juiste mechanismen zijn die tot wiegedood leiden blijft onduidelijk. In het vorige artikelhebben we besproken wat je kunt doen om het risico op wiegedood met ongeveer 50 procent te verminderen en welke baby's van nabij moeten worden gevolgd, maar dat verklaart nog niet wat er precies gebeurd.
Recent onderzoek wijst op het gevaar om de uitgeademde lucht, rijk aan koolzuurgas, opnieuw in te ademen. Dit kun je voorkomen door voldoende verluchting toe te passen of eventueel een ventilator te gebruiken en vooral door de preventieaanbevelingen te volgen.
In het oktobernummer van 'Archives of Disease in Childhood' verscheen een studie over het belang van de juiste slaaphouding. Dr. S.R. Yiallourou (Melbourne, Australia) constateerde een verlaging van de bloeddruk als baby's op hun buik sliepen.
Wiegedood is geassocieerd met slapen op de buik en het instorten van de bloedcirculatie is een belangrijke factor die leidt tot het overlijden. Daarom werd nagegaan wat het effect is van buiklig op het hartritme en bloeddruk bij baby's tot 6 maanden.
Wat bleek uit de resultaten? Alle baby's vertoonden een verlaging van de bloeddruk als ze op hun buik sliepen. De jongste groep (tussen 2 en 4 weken) en de oudste groep (tussen 5 en 6 maanden) compenseerden deze bloeddrukdaling door een versneld hartritme, met andere woorden, zij brachten snel hun bloeddruk terug op peil. Bij baby's tussen 2 en 3 maanden, die trouwens het grootste risico lopen op wiegedood, bleef de bloeddruk verlaagd, zij slaagden er niet in om de bloeddrukdaling te compenseren met een verhoogd hartritme. Deze verlaagde bloeddruk verhoogt de kans op het falen van de bloedcirculatie en dus op wiegedood bij baby's die er gevoelig aan zijn.
Een mogelijk verklaring voor de bloeddrukdaling in buiklig is de bevinding dat de huidtemperatuur van de buik hoger was. Dit wijst erop dat buiklig het openstaan van de bloedvaatjes in de huid bevordert en op die manier de bloeddruk verlaagt.
bron: Medscape, Sleep Position May Affect Infant Blood Pressure, 10/10/2008, Dr. Laurie Barclay.
Je baby dood in zijn wiegje aantreffen is een afschuwelijk moment in je leven. Naast het verlies van je kindje zit je meteen ook opgezadeld met een heleboel vragen en schuldgevoelens. Wat heb ik verkeerd gedaan? Wat is de oorzaak? Hoe had ik dit kunnen voorkomen?
Niemand weet precies waarom en hoe wiegendood zich voordoet. Van ziektepatronen is geen sprake; slechts bij uitzondering zijn er tot nog toe erfelijke patronen aangetroffen. Er zijn wel allerlei risicofactoren ontdekt die, veelal in combinatie met elkaar, een slapend kind in problemen kunnen brengen. Wiegedood komt vooral voor bij baby's jonger dan 1 jaar, zelden in het tweede levensjaar.
Wat we kunnen doen is om te beginnen een aantal maatregelen nemen waarvan we weten dat ze het risico op wiegedood met 50% verminderen, en ten tweede is het belangrijk om risicobaby's te herkennen, zodat die intensiever kunnen worden opgevolgd.
Welke maatregelen verminderen het risico op wiegedood, en zouden dus voor elke baby moeten worden toegepast?
1.Het kind op de rug leggen en voorkomen dat het op de buik draait, behalve indien uw arts een andere raad geeft.
2.Tijdens de slaap mag de baby het niet te koud of te warm hebben. Indien het kind jonger is dan 8 weken mag de temperatuur van de kamer waar het slaapt niet hoger liggen dan 20°C. Vanaf 8 weken volstaat 18°C. Het kind lichtjes toedekken tijdens de slaap. Het volstaat een laken en deken over het lichaam te leggen of een lichte slaapzak. Het aangezicht bloot laten. Dekbedden of donsdekens worden afgeraden.
3. Het kind laten slapen op een stevige matras, die precies past in het kader en het houtwerk van het bed. Geen oorkussen geven. Elk risico op verstikking moet worden vermeden. Hou daarom de volgende voorwerpen uit de buurt : koordje om de nek, snoer in het bed, plastic of andere objecten waarmee het gelaat van het kind kan bedekt worden. Indien het kind in een kooibed slaapt, mag de afstand tussen de spijlen niet meer dan 8 cm bedragen, zodat z'n hoofdje er niet tussen kan.
4.Het wordt sterk afgeraden te roken tijdens de zwangerschap en na afloop van de bevalling. Nooit roken in de kamer waar het kind zich bevindt.
5. De baby nooit geneesmiddelen zonder doktersadvies geven, o.a. hoestsiroop die een kalmerend middel bevat. Moeders die de borst geven, mogen geen geneesmiddelen innemen zonder doktersadvies.
Algemene aanbevelingen
Algemeen moet men het levensritme van kind respecteren en een regelmatig tijdschema volgen. Op die manier komt het kind geen slaap tekort. Schenk ook aandacht aan de volgende tips: 1.Borstvoeding geniet de voorkeur. 2.Als het kind in slaap is gevallen na een huilbui, controleren of alles in orde is. 3.De kamer waarin het kind slaapt verluchten. 4.Huisdieren niet in de kamer toelaten waar een kind ligt te slapen. 5.In de zomer het kind regelmatig laten drinken om uitdroging te voorkomen. 6.Bij afwijkende gedragingen met het kind naar de dokter gaan.
Ga zeker met het kind naar de dokter indien het een of meerdere van de volgende symptomen vertoont:
1.Anale temperatuur hoger dan 38°C of lager dan 36°C bij kinderen jonger dan 6 maand zonder aanwijsbare reden voor de temperatuursverandering. 2.Een plotse gedragswijziging: het kind is ongewoon kalm of opgewonden. 3.Het kind gaapt abnormaal tijdens de slaap en als het wakker is. 4.Het kind braakt of weigert voedsel. 5.Het kind vertoont ademhalingsmoeilijkheden. 6.Het kind ziet zeer bleek. 7.Het kind transpireert abnormaal veel tijdens de slaap (kleding nat van het zweet), zonder aanwijsbare reden. 8.Luidruchtige ademhaling die niet veroorzaakt wordt door een infectieziekte
Welke baby's lopen een verhoogd risico op wiegedood?
- prematuur of vroeggeborenen. - pasgeborenen van ouders die reeds een kindje verloren aan wiegendood. - gekend drugsgebruik bij de moeder. - een near-miss, kinderen die specifieke symptomen vertonen tijdens de slaap (o.a. overmatig zweten, snurken, lange adempauze, bleekheid). - kinderen met een positief slaaponderzoek.
Risicokinderen zullen doorverwezen worden naar een gespecialiseerd centrum voor verder onderzoek waarbij het slaaponderzoek het belangrijkste is. Door middel van registratie van een aantal vitale parameters kan men registreren in welke fase van de slaap een kind problemen vertoont en ook apnoe-aanvallen(= ademhalingsstilstand minder dan 15 sec) opsporen. Dit onderzoek gebeurt op de leeftijd van 6 tot 8 weken, wat optimaal is voor een goede beoordeling van het onderzoek. De ouders krijgen de kosten van het onderzoek terugbetaald van het RIZIV en staan enkel in voor de kosten verbonden aan de dagopname in het ziekenhuis. Video slaaponderzoek bij volwassenen: klik hier.
In welbepaalde gevallen worden ouders een apnoe- of ademhalingsmonitor voor thuisbewaking van hun baby toegestaan. Dit is een klein toestelletje dat verbonden wordt met een elektrode die op de buik van de baby gekleefd is. Het alarm wordt ingesteld op 20 sec ; indien baby gedurende 20 sec niet ademt gaat een alarm af. De zuigelingen die hier recht op hebben zijn de volgende :
• kinderen met positief slaaponderzoek • near-miss • broertje of zusje overleden aan wiegendood • prematuren van 30 weken zwangerschap of minder • baby’s met een geboortegewicht lager dan 1700 gram in afwachting van een slaaponderzoek • kinderen van druggebruiksters en dit ook tot het slaaponderzoek
In dit geval draagt het ziekenfonds de kosten van de monitor bij tot de leeftijd van maximum 18 maanden. De kinderarts dient een aanvraag in bij de adviserend geneesheer. Wanneer ouders echter op eigen vraag een apnoemonitor willen gebruiken (vb. overdreven ongeruste ouders) kunnen ze dit via privé-firma’s huren, wat wel heel duur kan zijn. Aan de ouders die een monitor toegewezen krijgen worden ook steeds de grondbegrippen van een goede reanimatie aangeleerd ; zij blijven ook onder toezicht van het centrum.
Recente informatie wijst op het belang van voldoende verluchting van de slaapkamer. Het gebruik van ventilators zou het risico op wiegedood met 72% verminderen. Een studie hierover verscheen in het oktobernummer van 'the Archieves of Pediatric & Adolescent Medicine.'
Deze toch spectaculaire vermindering was het duidelijkst bij wie niet de juiste slaapadviezen opvolgde. Slapen met het raam open toonde ook een verbetering, maar deze was niet statistisch significant, dus een ventilator is meer aangewezen. Een mogelijke verklaring volgens Dr. K. Coleman-Phox is dat wiegedood wordt veroorzaakt door het terug inademen van de uitgeademde lucht (rijk aan CO2), die in de omgeving van het gelaat van de baby blijft hangen. Door meer beweging te brengen in de lucht rond het slapende kind zou dan het opstapelen van CO2 rond de neus van de baby worden voorkomen, en dus het risico om dit koolzuur terug in te ademen worden verminderd.
Bron: Folder:Hoe baby's veilig laten slapen. Hoe wiegedood voorkomen. Astra Stichting. www.wiegedood.org www.wiegedood.nl www.gezondheid.be Medscape, Using a Fan During Sleep May Help Prevent Sudden Infant Death Syndrome, 6/10/2008, Dr. Laurie Barclay.
Iemand met langer bestaande slaapproblemen heeft soms de neiging om daarin te berusten. Hij of zij denkt dat er toch niets aan te doen is en blijft maar wat aanmodderen. Of het gebeurt dat je partner er zich niet van bewust is dat hij met een slaapprobleem zit. Sommige mensen stellen een bezoek bij de huisarts uit omdat ze de (verkeerde) indruk hebben dat ze dan meteen aan de pillen moeten, en dat zien ze terecht niet zo zitten.
Probeer je partner te motiveren om er iets aan te doen en eventueel een afspraak te maken bij de huisarts. Ook slaapklachten die al jarenlang bestaan kunnen nog met goed gevolg worden behandeld! Een langer bestaand slaapprobleem wordt net niet met pillen behandeld, maar met het geven van juiste informatie, gedragsmaatregelen en bijkomende behandelingen zoals autosuggestieoefeningen.
Het is immers belangrijk om eerst een aantal medische problemen uit te sluiten. Vervolgens kan de niet-medicamenteuze aanpak worden gestart, maar dit vraagt flink wat motivatie en doorzettingsvermogen. Juist hiervoor is jouw steun erg belangrijk om vol te houden.
Soms kan iemand ernstige slaapproblemen hebben, maar er totaal niets van weten. Bij het slaapapneu-syndroomkunnen spectaculaire ademstilstanden optreden met hevig kort wakker schrikken, zonder dat je je daar bewust van bent. Ik hoor soms vrouwen vertellen hoe ze hun man een elleboogstoot geven om hem terug aan het ademen te krijgen. In dat geval moet je je man (of je vrouw) absoluut overtuigen om zijn/haar huisarts te raadplegen en een slaaponderzoek af te spreken. Als je partner je niet gelooft, (hij of zij merkt er immers niets van) neem het dan op op cassette of cd. Een opname zegt soms meer dan honderdduizend woorden.
Besluit: Als je partner slaapproblemen heeft is jouw inbreng erg belangrijk om de nodige hulp te zoeken en zeker als steun om de behandeling vol te houden. Slaapstoornissen zoals slaapapneu worden vooral door de partner opgemerkt zodat zijn of haar hulp essentiëel is om tot een diagnose en behandeling te komen.
Te weinig nachtrust, ook al is het maar eenmalig, werkt ontsteking in de hand, althans bij vrouwen.
Volgens verschillende studies zouden slaapstoornissen gepaard gaan met ontstekingsverschijnselen en aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, gewrichtsontsteking, en diabetes. Amerikaanse onderzoekers aan de universiteit van Californië in Los Angeles hebben onderzocht wat de gevolgen zijn van slaapstoornissen op de activatie van een welbepaalde factor (NF-?B) die een kritieke rol speelt in de kettingreactie van ontsteking.
Michael Irwin et al bepaalden bij 14 gezonde volwassenen (7 vrouwen en 7 mannen) de concentratie van NF-?B in het bloed. Ze telden ook de verschillende soorten witte bloedlichaampjes, ‘s morgens na een normale nachtrust, na een slaaptekort met wakkere periode tussen 23 en 3 uur, en na een normale en verkwikkende nachtrust.
Ze ontdekten dat ‘s morgens na een onvolledige nachtrust de activatie van het NF-?B significant hoger was dan na een gewone nacht met normale recuperatie. Deze hogere ontstekingsrespons trad echter alleen bij de vrouwen op.
Slaaptekort van zelfs enkele uren kan als gevolg hebben dat het afweersysteem gezonde weefsels en organen aantast. Daarentegen vermindert een normale nachtrust het risico op hart- en vaataandoeningen en auto-immuunziekten zoals reuma.
Volgens de auteurs zijn deze gegevens belangrijk omdat ze het celmechanisme ontrafelen waarbij slaaptekort het ontstekingsproces in de hand werkt en het risico op heel wat aandoeningen vergroot. Dit geldt zowel voor hart- en vaataandoeningen als voor gewrichtsontsteking, diabetes, bepaalde kankers en obesitas.
Steeds meer onderzoeken over de slaap benadrukken de voordelen van een normale nachtrust. Fysieke en psychologische stress, door het werk, de school en de maatschappij in het algemeen, verstoort de nachtrust van heel wat mensen.
"Amerikanen hebben geen gezonde slaapgewoonten", zegt Michael Irwin, de eerste auteur van de studie. "Onze resultaten wijzen er op dat zelfs een klein slaaptekort een rol kan spelen bij courante stoornissen die verschillende bevolkingsgroepen kunnen aanbelangen." Met andere woorden: een normaal slaappatroon zorgt voor een optimale gezondheid, voor zover hierover nog enige twijfel bestond.
Bron: Artsenkrant Nr. 1940 - 16.09.2008. Martine Versonne
Problemen met de biologische klok. Soms houdt de biologische klok iemand tot later in de avond actief. Deze mensen hebben dan uitsluitend inslaapproblemen. ’s Morgens worden ze, nog moe, door de wekker uit hun slaap gerukt. Andersom worden mensen dan weer te vroeg wakker. Zij zijn ’s avonds vroeger moe en slaperig dan gemiddeld. Door lichttherapie kunnen we proberen de biologische klok te verzetten: zo gaan de actieve periode en de slaapperiode langzaam verschuiven. Deze mensen krijgen dan gedurende enkele weken één keer per dag zeer sterk kunstmatig licht (2500 lux), zonder UV, aangeboden gedurende een tweetal uren. Ofwel ’s morgens vroeg bij wie ’s avonds te laat actief is, ofwel gedurende de latere avond indien de biologische klok te vroeg is ingesteld.
Lichttherapie bij jetlag, reactie van een stewardess. (meer info over jetlag, klik hier)
'Ik ben stewardess en heb dus wekelijks te maken met een jetlag. Melatonine, vasten, stug volhouden en doen of je neus bloedt, van alles geprobeerd maar niets helpt. Vasten ook niet want je valt om van de honger, zeker als je actief moet zijn. Wat wel echt helpt is een nieuwe mobiele lichttherapielamp. Dit werkt dus wel en heel goed. Het is al heel lang bekend dat je met lichttherapie je biologische klok direct gelijk kan laten lopen aan de nieuwe locale tijd, maar die lampen waren echter zo groot dat je ze niet mee kon nemen. Met deze nieuwe lampen dus wel. Fly to the east, licht in de ochtend, fly to the west, licht in de avond. Heel simpel, een keer is genoeg. Echt een aanrader die werkt.'
Lichttherapie bij dementie.(volledig artikel, klik hier) Dr Philip Sloane onderzocht of extra helder licht overdag de slaap en het dagnachtritme kan verbeteren bij mensen met dementie (zie ook lichttherapie bij Alzheimer). Zesendertig ouderen met dementie werden 's morgens, of 's avonds of de ganse dag aan 2.500 lux extra helder licht blootgesteld en vergeleken met een groep die het gewone standaard licht kreeg.
Het onderzoeksteam concludeert dat helder licht een bescheiden, maar meetbaar effect heeft op de slaap en vooral bij mensen met een ernstige tot zeer ernstige dementie. De totale slaapduur was gemiddeld 11 tot 16 minuten langer en verhogen van het omgevingslicht gaf betere resultaten dan lichtboxen.
Deze op het eerste zicht bescheiden verbetering is vergelijkbaar met het effect van slaapmedicatie bij oudere personen. Het effect van extra toegediend helder licht is dus vergelijkbaar of zelfs nog beter dan slaapmedicatie, alleen met veel minder neveneffecten.
Ochtendtoediening van licht gaf de beste resultaten: namelijk 16 minuten extra slaap. Mensen met de ziekte van Alzheimer hebben een vertraging van de piek in het dag- en nachtritme van ongeveer 2 uur in vergelijking met milde dementie. Door ochtendlicht toe te dienen word deze piek vervroegd, wat kan verklaren waarom de beste resultaten werden bekomen bij ernstige dementie.
Winterdip of depressie.
Iedereen heeft wel eens last wanneer het dagenlang somber weer is. Maar naar schatting één op tien tot twintig mensen hebben hiervan zoveel last hebben dat ze moeite hebben om nog normaal te functioneren. Vrouwen hebben om een of andere reden vier maal meer last van een winterdepressie dan mannen. Winterdepressies komen iets frequenter voor in noordelijk gelegen landen in vergelijking met zuiderse landen met meer zonlicht, maar ook in Italië wordt het percentage geschat op ong. 10 procent. Misschien zijn mensen uit noordelijke landen genetisch beter aangepast aan het tekort aan licht. Wel lijken winterdepressies meer voor te komen in families met een verleden van alcoholmisbruik.
Bemerk je meerdere van onderstaande klachten? Het zou wel eens kunnen te maken hebben met winterblues. Vermoeidheid Overmatige behoefte aan slaap Somberheid, je wat depressief voelen Concentratieproblemen Langer slapen en toch niet uitgeslapen wakker worden Prikkelbaar, agitatie Onverklaarbare lichamelijke klachten zoals hoofdpijn en spierpijn Toegenomen eetlust (m.n. koolhydraatrijk voedsel als pasta, chocolade en snoep) Verminderde behoefte aan intimiteit en seks Passiviteit Minder behoefte aan sociale contacten Gewichtstoename
Om van een echte winterdepressie te kunnen spreken, moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn. • de klachten moeten gedurende tenminste twee opeenvolgende winterseizoenen optreden • de klachten verdwijnen spontaan in de lente • er zijn geen andere redenen om de depressie te verklaren (verlies van een geliefd persoon, verlies van werk, vereenzaming,... )
Vaak is het moeilijk om een diagnose te stellen omdat verschillende factoren verantwoordelijk kunnen zijn voor een depressie.
Wat ook de oorzaak is, feit is dat heel veel mensen met een winterdepressie heel goed reageren op licht. Lichttherapie wordt tegenwoordig dan ook als de voorkeurbehandeling beschouwd, ook al is het precieze mechanisme waarop dit werkt niet bekend en werkt het ook niet altijd. Men vermoedt dat hierdoor de afscheiding van melatonine wordt geregulariseerd, de lichaamseigen vrijstelling van cortisol en dopamine wordt gestimuleerd en mogelijk is er een effect op serotonine.
De laatste jaren is uit onderzoek naar voren gekomen, dat ‘therapeutisch helder licht’, waaruit het infrarode- en ultravioletlicht zijn gefilterd, de verstoorde biologische ritmen kan herstellen en reguleren. Het licht moet voldoende helder zijn. Tenminste 2500 lux is noodzakelijk. Dit is vijf maal zo helder als een goed verlicht kantoor. Een normale huiskamer heeft een verlichting rond de 150 lux. Meer helder licht tot 10.000 lux werkt sneller. In tegenstelling tot eerdere overtuigingen hoeft het licht niet geheel overeen te komen met het spectrum van het daglicht.
bron: Medscape, High-Intensity Environmental Light in Dementia: Effect on Sleep and Activity, Philip D. Sloane, MD, MPH J. Am Geriatr Soc 2007;55(10):1524-1533, 16/11/2007. Uitgeslapen wakker worden, Bruno Ariens, Standaard Uitgeverij 2007. http://www.gezondheid.be
Vrouwen van 70 jaar of ouder die minder dan vijf uur per nacht slapen hebben een groter risico om te vallen dan wie zeven of acht uur slaapt. Zo luidt het besluit van een studie, gepubliceerd in de 'Archives of Internal Medicine' op 8 september 2008. Zie ook 'gevolgen van slapeloosheid'.
Vroegere studies suggereerden het verband tussen slapeloosheid en een verhoogd risico om te vallen, zo schrijft Dr. Katie L. Stone uit San Francisco, California. 'Maar naar ons weten onderzocht geen enkele studie de rechtstreekse invloed van slaaptekort op het risico om te vallen.'
Dr. Stone en haar collega's volgden bijna drie duizend vrouwen van 70 jaar of ouder. Met een polsbandje konden ze gedurende gemiddeld 90 uren na mekaar nagaan wanneer iemand wakker was of sliep.
Tijdens het daarop volgende jaar werd drie keer een vragenlijst rondgestuurd naar al deze vrouwen om te informeren naar het aantal keren dat ze gevallen waren en naar hun medicatiegebruik.
In vergelijking met vrouwen die 7 tot 8 uur of meer per nacht sliepen, hd wie minder dan 5 uur sliep een hoger risico om twee of meer keren te vallen gedurende het daarop volgende jaar. Een eventueel meer verbruik van slaapmiddelen kon dit verschil niet verklaren. Ook wie 's nachts regelmatig wakker werd, dus wie een gefragmenteerde slaap had, liep ook een hoger risico om te vallen.
Dr Stone besluit dan ook dat bij oudere vrouwen een te korte nachtrust en een gefragmenteerde slaap geassocieerd zijn met een verhoogd risico om te vallen.
Jammer genoeg spreekt deze studie zich niet uit over andere groepen zoals rusthuisbewoners, mannen of jongere personen. Evenmin kon worden nagegaan over welk slaapprobleem het in het bijzonder ging en in welke omstandigheden de personen vielen.
Verdere studies zijn nodig om te bewijzen of slaaptherapie het risico op vallen vermindert.
Informatie over valpreventie: www.valpreventie.be
bron: Less Sleep Linked to Greater Risk of Falling in Eldery Woman. Medscape 9 september, 2008, dr. L. Barclay en Dr. D. Lie.
Uit Zweeds onderzoek blijkt dat kinderen die opgroeien met huisdieren, een grotere kans hebben om later te gaan snurken.
Het onderzoek, uitgevoerd door universiteitsziekenhuis Umea, is gepubliceerd in het blad Respiratory Research. Het toont aan dat baby's die opgroeien met bijvoorbeeld een hond in hun nabijheid, 26% meer kans hebben om als volwassene te gaan snurken. Als oorzaak wordt een mogelijke allergische reactie genoemd, die de luchtwegen permanent kan aantasten.
In hetzelfde onderzoek worden meer factoren genoemd die bijdragen tot een verhoogd risico op snurken: herhaaldelijke oorontstekingen, ontstekingen aan de luchtwegen voor het tweede levensjaar en opgroeien in een groot gezin.
Buiten het feit dat snurken wellicht vervelend is voor eventuele bedpartners, brengt het ook de nodige gezondheidsrisico's met zich mee. Zwaar snurken en slaapapneu (zie snurken van nabij bekeken) wordt in verband gebracht met vroegtijdig overlijden, hartfalen en hersenbloedingen.
Snurken bij kinderen.
Ook snurken zonder apneu is niet onschuldig (zie ADHD, slaap en ademhaling). Recente onderzoeken tonen aan dat snurken bij kinderen toch gedragsveranderingen overdag en 's nachts veroorzaakt. Je kind heeft dan meer kans op concentratieproblemen, leerproblemen, emotionele problemen en slaapstoornissen.
Militaire dril voor snurkers
De meest volhardende snurkers van Groot-Brittannië zoeken hulp in een speciaal kamp waar ze een militair regime zullen ondergaan.
Maar liefst 200 Britten hebben zich al ingeschreven voor het slechts zes plaatsen tellende 'boot camp' voor snurkers in Birmingham.
In het kamp zullen de snurkers op militaire wijze gedrild worden.
De deelnemers mogen noch roken noch alcohol consumeren, ze worden op een streng dieet gezet en er wacht hen een uitputtend fitnessprogramma. Er zal ook medische begeleiding aanwezig zijn.
"Snurken kan levens verstoren", aldus de organiserende vereniging 'Help Stop Snoring' in The Times. "Voor sommigen is zo'n kamp de enige oplossing."
Er zijn al kampen voor moeilijk opvoedbare jongeren, druggebruikers en zwaarlijvigen, maar dit is het eerste kamp dat snurkproblemen aanpakt.
Bron: Arsenkrant 29/82008, 1935. Respiratory Research 2008, 9:63 (22 August 2008) Artsenkrant 5/9/2008, nr.1937. Spruyt Karen. Slaapproblemen bij kinderen. Lannoo nv, Tielt, 2007.
Eén van de aanbevelingen om goed te slapen is om 's morgens altijd rond hetzelfde tijdstip op te staan. Op die manier krijg je een goede afstelling van je inwendige klok, zodat die 's avonds rond slaaptijd voor zandmannetje kan spelen. Doordat het wakkerhoudend signaal wegvalt val je dan inderdaad veel makkelijker in slaap.
We hebben vroeger al een artikel besproken waaruit blijkt dat bijna de helft van de Amerikaanse tieners slaapproblemen heeft. Dit heeft alles te maken met het feit dat ze in het weekend te lang uitslapen en een soort van mini jetlag doormaken, waardoor ze in de week dan ook niet op een normaal uur in slaap raken, overdag moe zijn enz.
Ook schoolvakanties kunnen aanleiding geven tot het tot ontwikkelen van zo'n jetlag, zoals blijkt uit onderstaand artikel uit de 'Standaard'.
Voor veel ouders betekent het begin van het nieuwe schooljaar opnieuw een gevecht om hun kinderen op tijd in en uit bed te krijgen. Dat die oogappel de voorbije twee maand pas rond de middag uit zijn of haar bed rolde, maakt het er niet makkelijker op. Per uur dat een kind vroeger opstaat, moet je zoals bij een jetlag op een dag aanpassingstijd rekenen, bevestigt dokter Stijn Verhulst van het Slaapcentrum voor Kinderen.
'Zeker voor kinderen is een regelmatig slaapritme erg belangrijk. De jongste tijd zien we dat het sociale leven van kinderen en tieners zich steeds meer 's avonds begint af te spelen. Dat betekent dat het moment van naar bed gaan steeds verder wordt uitgesteld en dat de kinderen dus te weinig slapen. In het weekend slapen ze uit en zo raakt hun ritme helemaal in de war. Dat fenomeen wordt nog eens versterkt na een schoolvakantie.'
Bovendien is september een heel slecht moment om een slaaptekort op te lopen. 'In de herfst en de winter doen er meer infecties en virussen de ronde en dan hebben de kinderen hun slaap zeker nodig.'
Verhulst raadt ouders aan om tijdens de laatste vakantieweek al over te schakelen op het 'schooljaarritme'. Met behulp van een aantal basisregels zou de aanpassing dan zonder problemen moeten verlopen. 'Neem voldoende tijd voor het slaapritueel en zorg dat het kind tot rust kan komen. Maak van de slaapkamer een aangename omgeving, zonder speelgoed of andere zaken die het kind kunnen afleiden. Wijk niet af van het vooropgestelde uur van slapengaan en stuur het kind niet naar bed als straf. Leer het kind alleen in te slapen en geef een beloning als het goed slaapt.'
Door slaapproblemen bij kinderen overzichtelijk in te delen, krijg je een beter inzicht in de manier waarop ze ontstaan. He boek van Dr. Karen Spruyt biedt ons een goed hanteerbaar overzicht over slaapproblemen bij kinderen. Ik beperkt me hier tot de stoornissen die te maken hebben met het inslapen of doorslapen, vervolgens bekijken we welke problemen kunnen optreden tijdens de overgang tussen waken en slapen en tenslotten nemen we enkele ontwaakproblemen onder de loep. Een aantal problemen hebben we vroeger al besproken, je hoeft dan maar op de link te klikken voor meer informatie.
1 Stoornissen bij het inslapen en doorslapen.
Ongeveer 30% van alle kinderen heeft te kampen met inslaap- en/of doorslaapproblemen. Hierbij denken we in de eerste plaats aan het niet naar bed willen gaan, moeilijk in slaap vallen, ’s nachts wakker worden of moeilijk inslapen na ’s nachts wakker te worden. Tenslotte kunnen kinderen zich ook angstig voelen bij het inslapen. Uit onderzoek blijkt dat één op de vijf kleuters bang is om in het donker te slapen (karen Spruyt).
Om deze problemen aan te pakken of liefst te voorkomen is het erg belangrijk om duidelijke grenzen te stellen, te zorgen voor een gepast en regelmatig slaap-waakpatroon, een goede slaaphygiëne en het toepassen van een bedtijdritueel.
Angst bij het inslapen mag niet worden geminimaliseerd of ‘weggeduwd’ door streng op te treden. Praat daar overdag over, laat voelen dat je erbij betrokken bent, laat je kind er iets over tekenen of het in een spel verwerken. Bij kinderen vanaf de lagere schoolleeftijd kunnen autosuggestieoefeningen worden toegepast.
2. Overgangsstoornissen tussen waken en slapen
1.Slaapstuipen of slaapschokken
Dit zijn ongecontroleerde schokkende spierbewegingen bij het inslapen die bijna iedereen wel eens ervaart. Je voelt plots je rechter of linker been schokken, soms je arm. Soms kun je ook beelden zien, een lichtflits bijvoorbeeld, een geluid horen of een pijnlijk gevoel ervaren.
Deze slaapstuipen zijn onschuldig en je om ze te verminderen hoeft je alleen maar de gewone aanbevelingen voor een goede slaaphygiëne op te volgen.
2.Periodieke beenbewegingen
Hierbij ondervind je ritmische samentrekkingen in beide benen, zelden in je armen. Ze komen niet alleen voor bij het inslapen, maar ook ’s nachts gedurende het stadium 2 van de rustige slaap. Je slaapt er meestal doorheen, maar doordat je aan minder diepe slaap toekomt ben je overdag minder uitgerust.
Het is raadzaam om dit te laten nakijken bij je arts om onderliggende oorzaken uit te sluiten. Ook een bezoek in een slaap- waakcentrum is nuttig.
3. Rusteloze benen
Bij rusteloze benen ervaar je een vervelend prikkelend gevoel in je benen dat je bijna dwingt om je benen te bewegen. Door ze te bewegen gaat dit gevoel voorbij, toch tijdelijk tenminste. Je voelt dit typisch ’s avonds als je rustig in je zetel zit of als je net in bed ligt.
Rusteloze benen gaat vaak samen met periodieke beenbewegingen en resulteert ook in een vermindering van de hoeveelheid diepe slaap. Hierdoor ben je overdag minder fit, zodat een behandeling noodzakelijk is. Meer info, klik hier.
4. Kuitkrampen
We kennen allemaal de erg pijnlijke krampen in de kuiten. Gelukkig zijn ze onschuldig. Ze worden veroorzaakt door een verhoogde elektrische prikkelbaarheid van je kuitspier of door een verstoorde stofwisseling.
Het kan gebeuren dat je net bij het inslapen een soort van droom beleeft samen met een gevoel om verlamd te zijn. Dit noemt men een hypnagoge hallucinatie. Alhoewel deze ervaring erg beangstigend is, is het onschuldig.
Deze stoornissen starten bijna altijd tijdens of aan het einde van diepe slaap (slaapfase 4). Bij de overgang naar de lichtere slaapfase loopt het fout, je zit als het ware gevangen tussen de diepe slaap en een volledige ontwaking (zonder tekens van wakker te zijn).
Nachtmerries ontstaan tijdens je droomslaap (remslaap) en komen dan ook voor tijdens het laatste gedeelte van de nacht. Je kunt je kind gemakkelijk wakker maken uit een nachtmerrie omdat de slaap veel lichter is.
3. Slaapwandelen
Dit uit zich door automatische gedragingen die starten in de diepe slaap. Meer info: klik hier
Bron: Spruyt Karen. Slaapproblemen bij kinderen. Lannoo nv, Tielt, 2007.