Hoe ontstaat langdurig benzodiazepinegebruik (slaap- en kalmeermiddelen) en welke rol speelt hierin het eerste voorschrift? Dit werd onderzocht bij patiënten die voor het eerst een voorschrift kregen voor benzodiazepinen. Om langdurig gebruik te voorkomen is het belangrijk dat huisartsen de voor- en nadelen van het opstarten van een benzodiazepinebehandeling duidelijk uitleggen en van bij het begin grenzen stellen.
Al snel na de introductie van de benzodiazepinen als een veiliger alternatief voor oudere slaap- en, kalmeermiddelen in de jaren ’60 werden talrijke ongewenste effecten gerapporteerd: een ‘hang over’, geheugenstoornissen, afvlakking van emoties, gewenning, afhankelijkheid, toegenomen valrisico en meer kans op verkeersongevallen (zie ook bijwerkingen slaapmedicatie). Toch is het gebruik van benzodiazepinen de laatste decennia niet verminderd. Een internationale studie uit de jaren ’80 toonde aan dat België één van de landen was met het hoogste verbruik van slaapmiddelen en angstverlagende medicatie. Het gebruik van benzodiazepinen is sindsdien nog toegenomen.
Internationale aanbevelingen voor huisartsen wijzen niet alleen op de problemen van het chronische gebruik van benzodiazepinen, maar ook op het eerste voorschrift dat langdurig gebruik in de hand werkt. Dit onderzoek over het eerste benzodiazepinevoorschrift bij een patiënt ging na of de opvattingen van eerste gebruikers konden leiden tot het chronische gebruik van benzodiazepinen en of dit op zijn beurt de voorschrijvende artsen beïnvloedde.
Uit de resultaten bleek dat de deelnemers het gevoel hadden ten einde raad te zijn en dat hulp noodzakelijk was. Zij hadden het gevoel dat de situatie buiten hun controle lag en namen een hulpeloze ‘help me’-attitude aan. Zij gaven aan dat zij de situatie niet meer de baas konden en dat hun problemen zo ernstig waren dat hieraan een einde moest komen. Medicatie werd gezien als de enige oplossing. De medicatie bracht ook werkelijk grote opluchting: “Ik nam de medicatie omdat het mijn laatste redmiddel was. Ik denk ook dat het voor mij de enige oplossing was op dat moment.”
Patiënten suggereerden dat ze het benzodiazepinegebruik wilden stoppen om niet afhankelijk te worden, maar vreesden anderzijds te hervallen in hun slapeloosheid of spanningen. Zij waren dus ‘tegen’ de medicatie, maar tegelijkertijd ook bevreesd voor de gevolgen van het staken, omdat zij dachten dat de behandeling de situatie had verbeterd.
Patiënten pasten twee strategieën toe om hun gebruik van benzodiazepinen te rechtvaardigen. De eerste bestond erin hun problemen te maximaliseren en zichzelf ervan te overtuigen dat er geen andere oplossing bestond. Zij rechtvaardigden hun benzodiazepinegebruik door hun klachten als ‘heel erg’ te bestempelen en te zeggen dat zij de grens van hun lijden hadden bereikt. Patiënten beschreven het gebruik van medicatie als ‘essentieel’ of beschouwden het voorschrijven van benzodiazepinen in hun geval als een bevestiging dat slaapmiddelen noodzakelijk zijn. Iemand zei: “Ik kon het niet meer houden.” Een andere patiënt zei: “Ik zag op dat ogenblik geen andere mogelijkheid om de situatie de baas te kunnen. Ik had het moeten zien aankomen, maar toen was er geen andere uitweg… als het nodig is, is het nodig.”
De tweede strategie bestond in het onderschatten van hun benzodiazepinegebruik. De deelnemers zeiden dat zij maar een kleine dosis gebruikten, dat zij minder innamen dan voorgeschreven en dat zij enkel hun benzodiazepine namen als het nodig was. Iemand zei: “Het zijn toch maar kleine pilletjes.” Een ander voegde daaraan toe: “Het is in feite maar een licht pilletje. Ik denk dat ik daarom niet heel de nacht door kan slapen, omdat het zo’n kleine pillen zijn.”
De patiënten vermeldden erg weinig over hun medicatie te weten: “Ik weet niets over dit medicament, behalve dat ik er kalmer van zal worden.” Tegelijkertijd drukten ze geen behoefte aan informatie uit: “Ik wil er niet meer over weten. Het belangrijkste voor mij is dat het mij helpt.” De patiënten bevestigden dat hun relatie met hun arts op vertrouwen gestoeld is en op die manier verklaarden ze waarom ze niet meer informatie nodig hadden. Ze zeiden dat ze ervan uitgingen dat hun dokter altijd het beste met hen voorhad: " Ik heb vertrouwen in mijn dokter en in wat hij mij voorschrijft.”
Zelfs in deze groep van eerste gebruikers bleek psychologische afhankelijkheid zeer snel op te treden. Er werden een aantal kenmerken vastgesteld die typisch zijn voor mensen die afhankelijk geworden zijn van benzodiazepinen. Zo werden ze angstig als hun vervolgvoorschriften voor benzodiazepinen niet tijdig voorhanden waren, hielden zij hun medicatie steeds op zak en namen ze reeds vóór een voorziene stresserende gebeurtenis preventief een extra dosis in. Eén patiënt zei: “Ik moet het bij mij hebben, niet om in te nemen, maar gewoon voor het geval ik het nodig zou hebben.” Een ander zei: “Maar ik zal zeker niet voldoende pillen over hebben. Ik heb het hem gezegd. Ik heb al uitgerekend dat ik met mijn pillen toekom tot 3 april. Dat betekent dat ik er 23 over heb, dus ik zal halve tabletten moet nemen. Dan ga ik zeker terug naar de huisarts.”
Wij merkten een conditionering op in verband met de vrees voor een terugkeer naar de toestand van stress of slapeloosheid, als zij de medicatie zouden stoppen: “Ik denk dat hij weet dat ik de medicatie niet zou nemen als ik ze niet nodig had. Maar als ik ze niet neem, lig ik meer dan een uur wakker; ik denk echt dat ik ze niet kan laten.”
De proefpersonen gaven aan dat hun relatie met hun arts berustte op vertrouwen. Een goed gesprek met hun huisarts hielp de patiënten een heel stuk verder en werd als zeer positief ervaren. Vooral het feit dat de huisarts hun voorgeschiedenis en hun familiale situatie kende, vonden ze een voordeel: “Ik vind het wel goed dat ik af en toe met mijn huisarts kan praten. Hij heeft zijn beroepsgeheim en je kunt toch niet alles aan je familie vertellen. Hij kent ook mijn familiale geschiedenis. Er bestaat dus al een band en ik voel me er veilig bij. Als je naar iemand anders gaat, moet je heel de zaak van voor af aan herbeginnen.” De patiënten stelden zelf geen expliciete vragen naar niet-medicamenteuze alternatieven. Door de goede arts-patiëntrelatie waren zij meer geneigd de voorstellen van hun arts te aanvaarden. Zij waren echter terughoudend voor het initiatief om een psychotherapeut te raadplegen, omwille van de daarmee samenhangende stigmatisering: “De huisarts stelde mij voor een psycholoog te raadplegen. Maar je denkt eerst ‘ik ben altijd gezond geweest’, dus je denkt niet om te gaan.” Als ze door hun arts in zo’n therapie terechtgekomen waren, waren ze ook actief betrokken bij hun gedragsverandering, wat ze als positief ervaarden: “De dokter stelde voor dat ik een psycholoog zou raadplegen. Ik denk dat het zeer belangrijk is de patiënten daarvoor te motiveren, hen voldoende informatie te geven en hen te zeggen dat het wérkt en écht kan helpen. Mensen zijn er bang voor en hebben er veel grote vragen bij, maar eigenlijk is het zo erg nog niet.”
Patiënten legden de verantwoordelijkheid voor het voorschrift bij hun huisarts, omdat zij meenden geen controle meer te hebben over hun situatie. Zij veronderstelden dat de voorschriften noodzakelijk waren omdat zij voorgeschreven werden door hun huisarts die zij vertrouwden. Op deze manier rechtvaardigden zij hun benzodiazepinegebruik. Het is voor artsen belangrijk zich van dit proces bewust te zijn en hun patiënten te begeleiden naar realistischere verwachtingen over de behandeling.
In de literatuur wordt gewaarschuwd voor het probleem van afhankelijkheid dat zich reeds na enkele weken of maanden kan ontwikkelen bij regelmatig of herhaald benzodiazepinegebruik. De behandelingsduur is een belangrijke factor in de blootstelling van patiënten aan dit afhankelijkheidsrisico. Uit deze studie blijkt dat psychologische afhankelijkheid zeer snel kan optreden. Artsen en patiënten zouden zich daarvan meer bewust moeten zijn. Er treedt blijkbaar een verschuiving op van een focus op de symptomen naar een focus op de behandeling (inname van medicatie). Het is belangrijk dat artsen ook rekening houden met de mechanismen die patiënten gebruiken om hun benzodiazepinegebruik te rechtvaardigen, als zij willen praten over de afbouw ervan. Patiënten zouden kunnen denken dat artsen de ernst van hun problemen niet voldoende inschatten, wanneer zij hun benzodiazepinen ‘afnemen’.
Besluit: Patiënten die voor het eerst benzodiazepinen gebruikten, vroegen hulp voor hun lijden, maar legden de verantwoordelijkheid voor de oplossing bij hun huisarts. Zij rechtvaardigen hun benzodiazepinegebruik door hun problemen te maximaliseren. Ook al bestaat bij eerste gebruikers de vrees voor afhankelijkheid, toch vragen zij geen informatie noch voelen zij de nood aan meer informatie. Het is belangrijk dat huisartsen de voor- en nadelen van het opstarten van benzodiazepinebehandeling duidelijk uitleggen en van bij het begin grenzen stellen. Dit zal hen helpen om eerste gebruikers van benzodiazopinen effectiever te begeleiden en om langdurig gebruik te voorkomen.
Bron: Huisarts Nu, september 2008; 37(7) 383 Benzodiazepinen opstarten in de huisartsenpraktijk, S. Anthierens, H. Habraken, M. Petrovic, M. Deveugele, J. De Maeseneer, T. Christiaens.
S. Anthierens is als socioloog verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent; H. Habraken is als psycholoog verbonden aan het Projekt Farmaka te Gent; M. Petrovic is als geriater verbonden aan de afdeling Geriatrie van het Universitair Ziekenhuis Gent en aan de vakgroep Farmacologie van de Universiteit Gent; M. Deveugele is als psycholoog verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent; J. De Maeseneer is huisarts en voorzitter van de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent; T. Christiaens is als huisarts verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg en aan de vakgroep Farmacologie van de Universiteit Gent.
|