Moeilijk behandelbare gevallen van slaapapneu kan men nu ook behandelen met een implanteerbare zenuwstimulator die tijdens de slaap verhindert dat de tong de keelholte afsluit. De nieuwe behandeling werd voor het eerst toegepast in het multidisciplinair slaapcentrum van het UZA.
Bij obstructief slaapapneu wordt de keelholte tijdens het slapen regelmatig geheel of gedeeltelijk door de tongbasis afgesloten. Dat leidt tot zuurstoftekort, luidruchtig snurken, verstoord slaappatroon, slaperigheid overdag met kans op autoongevallen, en op lange termijn tot levensbedreigende hart- en vaataandoeningen. In België treft deze aandoening niet minder dan 4% van de volwassen mannen en 2% van de vrouwelijke bevolking.
Er werden voor slaapapneu reeds heel wat behandelingen beschreven en toegepast. Naast de klassieke hygiënische maatregelen – afslanken en vermijden van alcohol- bestaat de standaardbehandeling momenteel uit een beademingsmasker of CPAP (Continuous Positive Airway Pressure) waarmee de patiënt elke nacht dient te slapen. Een andere methode is het gebruik van een specifieke en op maat vervaardigde mondprothese, het zogenaamde MAD (Mandibular Advancement Device).
"Bij 70% van de patiënten zijn deze behandelingen doeltreffend. Voor de overige patiënten, die de CPAP of MAD niet verdragen of hiermee onvoldoende resultaten bereiken, moeten we dus andere oplossingen zoeken", zegt NKO-arts Prof. Paul Van de Heyning.
Na enkele jaren dierexperimenteel onderzoek werd nu een nieuwe methode ontwikkeld, het Inspire II-systeem, op basis van ritmische stimulatie van de tongzenuw. Dit toestel bestaat uit een implanteerbare neurostimulator, een druksensor en een zenuwelektrode. De druksensor wordt tussen de ribben geplaatst en moet op het einde van de uitademing een signaal doorgeven naar de stimulator, die zoals voor een pacemaker, onder het sleutelbeen wordt ingeplant. Vandaar loopt een elektrode, eveneens onder de huid, naar de tongzenuw. Bij elke stimulatie worden de tongspieren geprikkeld met verhoging van de spierspanning als gevolg. Zo wordt bij iedere ademhaling voorkomen dat een afsluiting van de luchtweg optreedt.
De ingreep zelf is weinig belastend voor de patiënt en vergt hooguit twee overnachtingen in het ziekenhuis. Nadien kan in het slaaplab de stimulatie fijn worden afgesteld op maat van de patiënt.
"Het is zeker niet de bedoeling om in de toekomst alle patiënten met slaapapneu met deze methode te behandelen. Deze ingreep richt zich tot een welbepaalde groep patiënten, die met de klassieke methoden niet geholpen worden. Ze ondergaan een strenge selectie en moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals o.a. een apneu-index hoger dan 30 en een BMI van hoogstens 32. Het gaat dus om moeilijk te behandelen gevallen, die aan bepaalde voorwaarden beantwoorden", benadrukt Van de Heyning.
De behandeling wordt momenteel uitgevoerd in het slaapcentrum van het UZA, onder leiding van Prof. Paul Van de Heyning (NKO) en Prof. Wilfried De Backer (pneumologie).
Bron: Artsenkrant Nr. 1983 - 10.03.2009, Jean-Marie Segers.
|