Liriope muscari (leliegras) zou je kunnen vertalen als "het op blauwe druifjes lijkend leliegras". En dat is lang nog zo gek niet want de plant doet sterk aan de bekende blauwe druifjes denken. Zowel de lange, smalle bladeren als de bloemstengel met zijn kleine druifvormige blauwe trosvormige bloemetjes zijn op het eerste zicht zeer gelijkend. Alleen de bloeitijd is duidelijk verschillend. Muscari (blauwe druifje) is een voorjaarsbloeier en is een bloembolletje terwijl Liriope muscari een vaste plant is die pas in nazomer en vroege herfst bloeit, en bovendien de hele winter groen blijft.
Maximale hoogte is ongeveer 30cm. Deze plantjes zijn weinig of niet woekerend en polvormend. Leliegras is ook geen gras, maar een vaste plant met een duidelijk bloemdek die behoort tot de leliefamilie. Je zet ze liefst ergens in de halfschaduw, enkele uurtjes zon kan geen kwaad zolang ze maar niet heel de dag staan te bakken. Ze kunnen ook in potten of bloembakken. Ze passen ook heel mooi in een Japanse tuin. Het zijn taaie plantjes en zeer makkelijk in onderhoud. Door de pollen in het voorjaar te scheuren kan je ze makkelijk vermeerderen. De grond mag niet te voedselrijk zijn want dan krijg je wel grote pollen met heel veel blad maar weinig of geen bloemen. De bloeitijd loopt van augustus tot oktober.
Kruisingen tussen geslachten onderling komen behalve bij orchideeën erg weinig voor. Heucherella is zo’n uitzondering die de goede eigenschappen van beide ouders in zich verenigt. Ze hebben het mooi gevlekte blad van de schuimbloem, Tiarella, en de leuke trossen met bloemetjes, van het purperklokje, Heuchera, die gedurende de gehele zomer bloeien. Reeds in 1912 werd deze kruising door de Franse kweker Lemoine gemaakt. De planten blijven wat lager dan de Heuchera en hebben een mooie herfstkleur. Net als bij Heuchera is het ook hier een wedren om zoveel mogelijk nieuwe selecties te maken. Dat maakt dat eigenlijk minstens de helft van het sortiment overbodig is. Ze bloeien vroeger, sommige al in april. Daarnaast is deze plant gemakkelijk in het onderhoud. Hij kruipt niet uit de grond en heeft minder last van taxuskevers dan Heuchera’s. Welke bodem is geschikt voor Heucherella ? Humusrijke grond niet te droge grond, en lichte schaduw zijn ideaal voor Heucherella. Maar ook een wat zonniger plek is prima, als de grond maar iets vochtig blijft. In het voorjaar het afgestorven blad weghalen om de nieuwe scheuten ruimte te geven. Geef in het voorjaar organische voeding of strooi wat compost rond de planten. Al bij al een mooi plantje waar je niet veel omziens naar hebt en dat donkere hoekjes kan opfleuren met zijn fijne witte bloempjes.
Tot voor enkele jaren zag je hier in de buurt zelden of nooit mussen. Aan vogeltjes geen gebrek maar de mus was er gewoon niet bij. Sinds een jaar of twee is dat veranderd. Een reden zou kunnen zijn dat toen ik een kippenren heb gemaakt waar onze kleine vriendjes samen met de kippen aan de feestdis komen aanschuiven. In het algemeen gaat het niet zo goed met de kleine vogel; de aantallen lopen de laatste decennia sterk terug. Hun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit zaden. Ook zaden van grassen, russen, ganzenvoet en muur staan op het menu, aangevuld met een ruim aanbod aan tafelrestjes. De jongen worden vooral met insecten (bladluizen) gevoederd. In de aanwezige wintergroene heesters hebben ze gezellige vergaderruimtes ingericht, je hoort ze de ganse dag kwebbelen en af en toe stuift er een wolk mussen in of uit het groen richting kippenren en terug.
Weetjes over de huismus
In de prehistorie was huismus opvallend zeldzaam in Europa. Het vroegste bewijs voor Noord-Europa is een beendervondst in Zweden uit de late Bronstijd (1.200 - 800 VC). Mogelijk hangt de opkomst van de huismus samen met de domesticatie van het paard.
De Antwerpse schilder Frans Snyders (1579 - 1657) beeldde op zijn schilderijen in de eerste helft van de 17de eeuw slechts één keer duidelijk een mannetje huismus af. Ringmussen, daarentegen, komen vrij regelmatig op zijn schilderijen voor. Mogelijk waren in die periode huismussen schaarser dan ringmussen.
Misschien herinner je dit verhaal nog : op 14 november 2005 vloog een huismus het "Frisian Expo Centre" in Leeuwarden binnen. Daar stonden toen 3,5 miljoen dominosteentjes opgesteld voor de recordpoging Domino Day4 van 18 november. Een binnengevlogen mus deed 23.000 steentjes kantelen. Omdat er speciale tussenschotten waren geplaatst, kon de mus niet door het hele centrum vliegen, maar er bleef omvlieggevaar voor vele andere opgestelde steentjes. De organisatie besloot het bedrijf Duke Faunabeheer de opdracht te geven de vogel te vangen. Nadat een medewerker had geprobeerd het beestje met stokken en netten te vangen, is er overgegaan tot een schot met een luchtbuks. Het doden van de "dominomus" zorgde voor veel protest onder een deel van de bevolking en verschillende dierenrechtenorganisaties. Het Openbaar Ministerie heeft de schutter een boete opgelegd van 200 euro.
Bij mij in de tuin zitten deze kleine vriendjes alleszins veilig. Enkel opletten voor de kat van de buren. Maar mussen zijn sociaal, ze waarschuwen mekaar luidkeels als er gevaar dreigt.
Enkele dialectnamen voor de huismus zijn boerenmus, pannenklutser, papmus en straatloper.
Dat was het eerste dat in mij opkwam toen ik deze rosse schoonheid enkele dagen geleden tegenkwam in de tuin. Deze rosse koningin, want dat is ze, is een boomhommel. Zingen doet ze niet, enkel een beetje zoemen. Dansen wel, van bloempje naar bloempje ondertussen genietend van de laatste zomerzon. Die andere rosse, Annifrid Lyngstad van Abba, zong 40 jaar geleden reeds over de “Dancing Queen”. Dit is al de tweede hommelkoningin die mij met een bezoekje vereert na de koningin van de steenhommel zo’n kleine twee weken geleden. En nu zit dat Abba liedje weer gans de week in mijn hoofd.
Nederlandse naam : Zilverkaars, Oktoberkaars, Christoffelkruid
De meeste soorten Zilverkaars hebben lange bloeiaren en bloeien laat in het seizoen Daardoor zijn het welkome aanvullingen in de tuin. Veel Zilverkaarsen bezitten ook een lekkere geur en prachtige bessen. Het zijn planten voor een koele, schaduwrijke plek. Zilverkaars doet het goed in de halfschaduw op een normale tot matig vochtige grond. Ze zijn volledig winterhard (tot -25°C), en worden 60-70 cm hoog. Goede buurplanten zijn bvb. Adderwortel (Persicaria), Monnikskap (Aconitum) en Pluimspirea (Astilbe). Ook sommige herfstasters bloeien in de halfschaduw rond dezelfde periode en geven mooie combinaties.
Ogenschijnlijk is er geen verband tussen deze. Wacht toch maar even af, ik ga het tegendeel aantonen.
Wist je dat de moeder van Julius Caesar Aurelia heette? Een echte schoonheid was het niet als we de afbeeldingen uit die tijd moeten geloven. Fotoshop bestond toen nog niet en dat is er aan te zien ook. Ons “Aurelieke” zag er nogal verfomfaaid of verhakkeld uit vind ik persoonlijk. Of dat de reden is dat er later een vlinder zo genoemd werd weet ik ook niet zeker maar ik vind het wel een leuke denkpiste. De gehakkelde Aurelia is één van onze inlandse vlinders, de laatste weken komen ze op sommige plaatsen massaal veel voor.
Even terug naar de Romeinen. Dat Julius Caesar het tot keizer heeft gebracht is algemeen geweten, hij was tevens ook bevelhebber van de troepen. Dit is zo’n beetje vergelijkbaar met de functie van admiraal bij de zeemacht. Van admiraal naar de admiraalsvlinder is maar een klein sprongetje. Nu hoor ik jullie al denken, wij kennen geen admiraalsvlinder maar dat klopt niet. De admiraalsvlinder is beter bekend onder de naam Atalanta, één van onze gekendste vlinders.
En wat hebben Atalanta en gehakkelde Aurelia dan met elkaar te maken? Wel, de rupsen van beide soorten leven van de blaadjes van grote en kleine brandnetel. Et voilà, de cirkel is rond! Wist je dat de Romeinen ook brandnetels gebruikten als afrodisiacum?
Conclusies uit dit verhaal :
1. Ik heb soms last van nogal eigenaardige hersenkronkels 2. Laat ergens in een hoekje van de tuin wat brandnetels staan, je zal er volgende zomer voor beloond worden met een kleurrijk rondfladderend spektakel.
De "drone" op de onderste foto is een toevallig voorbijvliegende libel (een blauwe glazenmaker) die gisteren nog even van het mooie weer kwam genieten. 't Zal vandaag iets minder het geval zijn vrees ik.
Fuchsia magellanica is een min of meer winterharde Fuchsia die ongeveer iedereen wel kent. Je vindt ze in elk tuincentrum bij het begin van de zomer en nu misschien in de uitverkoop. Er moet immers plaats gemaakt worden voor Halloween, Allerheiligen, Kerstmis , … .
Er zijn echter nog honderden andere winterharde cultivars die, mits een beetje afdekken tegen de strengste vorst, vrolijk de winter doorkomen. Hiervoor zul je echter wel naar een gespecialiseerde kweker moeten. Er is natuurlijk ook nog het internet maar ik ben nog van de oude stempel, ik zie graag wat ik koop! De schoonheid op de foto staat bij mij reeds jaren op een beschut schaduwplekje, weg van de koude noorden- en oostenwind. Elk jaar in juni komt ze trouw terug en komt pas vrij laat in het seizoen tot bloei. Dit jaar extra laat, pas vanaf half september, de reden hiervoor weet ik ook niet.
De naam weet ik helaas niet meer, één van de honden heeft wat naamkaartjes verwisseld om mij te testen. Opzoeken op internet is hopeloos, er zijn meer dan 5000 cultivars in omloop! Ik heb deze dan maar zelf omgedoopt tot “Madame Mystery”. Ongeacht de naam toch mooi om naar te kijken.
Als je een tropische sfeer in de tuin wil creëren kan je haast niet om Colocasia heen. Het zijn tropische planten uit Azië en daardoor helaas dus meestal niet echt winterhard te noemen. Ook Colocasia esculenta 'Black Magic' is afkomstig uit Azië en blijft wat kleiner dan de meeste andere varianten van deze familie. Het is een opgaande groeiende plant met lange bordeaux paarse stengels waaraan paars geaderde groene bladeren verschijnen die later naar donkerpaars tot bijna zwart verkleuren. De achterzijde van de bladeren is grijsachtig. De grote pijlvormige bladeren worden tot 50 cm groot. Ik heb er 6 weken geleden in de uitverkoop op de vijverplantenafdeling van een tuincentrum eentje kunnen op de kop tikken voor 1.50 euro. Toen ik dat zag kreeg ik een onbedwingbare drang om deze mee te nemen, ik kon er niet aan weerstaan! Het was een piepklein plantje maar ondertussen toch reeds flink gegroeid.
Je kan ze behandelen als moerasplant in de oeverzone van de vijver, in aquacontainers zodat ze ’s winters naar binnen kunnen of in een pot ingraven in de grond (je moet ze dan wel wat extra water geven zodat ze vochtig blijven). Ik heb ze in een pot zonder drainage gezet zodat ik dat laatste probleem veel minder heb, teveel water kan in dit geval geen kwaad). Zet ze zeker niet in de volle zon! Licht tot halfbeschaduwd is prima.
Colocasia esculenta “Black Magic” is niet echt winterhard te noemen in ons klimaat. Tot -8°C is er nog kans dat de plant het overleeft. Eventueel kan je ze behandelen als dahliaknollen als je geen plaats hebt om de plant in zijn geheel te overwinteren. Er is ook nog een neefje in deze familie dat wel winterhard zou zijn en die wel in de volle grond kan blijven (eventueel met wat winterbescherming) : Colocasia esculenta “Pink China”. Deze zou winterhard zijn tot -15°C en staat op mijn verlanglijstje voor volgend jaar. De bladeren van Pink China zijn tot 1m groot. Ze zijn wel groen en niet zwart gekleurd maar je kan niet alles hebben in het leven. Als je er nu nog eentje moest vinden is het toch reeds veel te laat in het seizoen om deze nog in volle grond te zetten, tenzij je vlak aan zee of in de stad zou wonen.
Zo hebben we weeral iets om naar uit te kijken volgend jaar!
Paddenlelie of armeluisorchidee zijn twee niet zo fraaie namen voor een plant die eigenlijk een ereplaats dient te krijgen in de schaduwtuin. Officieel noemen deze vaste plant Tricyrtis formosana, dit geeft al een idee waar ze vandaan komen. Hun origine ligt inderdaad in vochtige bossen in Japan en O-Azië. Ze staan graag in de schaduw en liefst ook nog een beetje vochtig (alhoewel dat laatste bij mij niet helemaal klopt). Ze zijn niet 100% winterhard, een normale winter komen ze zonder problemen door maar bij langdurige strenge vorst komen ze in de problemen. Afdekken met wat bladeren kan al veel onheil voorkomen. De planten vormen een pol maar kunnen door korte rhizomen soms ook wat op wandel gaan. Ze behoren tot de lelieachtigen (Liliaceae). De plant is vrij onopvallend tot in september in de bovenste oksels de bloemen verschijnen. Het loont de moeite om eens te bukken en de bloemen van dichtbij te bekijken want het zijn ware kunstwerkjes. Ze hebben wel wat weg van een orchidee. Ze zijn diep paarsroze gespikkeld met een geel streepje aan de keel van de bloem. De bloemstelen worden 60-90cm hoog. Ze bloeien vanaf eind september tot een heel eind in oktober. Ze zijn vrij ongevoelig voor ziekten en hebben ook weinig last van bladluizen of meeldauw.
Caryopteris clandonensis “Inoveris” (je mag ook blauwe spirea zeggen) heeft prachtige blauwe bloemen en begint pas met bloeien als de meeste andere planten het voor bekeken houden. Bloeitijd van september tot oktober. Dit heestertje staat het liefst in de volle zon op niet te natte of voedzame grond. Ik heb dus weer geluk in mijn Kempische zandbak! Halfschaduw wordt ook nog verdragen. In de volle schaduw worden te scheuten te lang en komen er bijna geen bloemen aan. Caryopteris kan goed in de border gebruikt worden. In het najaar is het een welkome nectar- en pollenbron voor bijen, hommels en vlinders! In het voorjaar kan je ze terugsnoeien om ze compact te houden.
Gisteren is Laïka, onze oudste Berner Sennen, 12 jaar geworden. Voor een Berner is dit reeds een gezegende leeftijd. Ze is nog goed fit, geniet nog volop van wandelen, eten en knuffelen en in het zonnetje liggen wegdromen. Doe zo nog een paar jaar voort lieve sloeber!
Al eens gehoord van de 4 Heemskinderen en het Ros Bayard? (Ros Beiaard). In de streek van Dendermonde en aan de Maaskant in Wallonië weten ze er alles van. Anders moet je maar eens "googelen". Op de foto een lokale versie van dit oude verhaal. Er werd niks in scene gezet, de kikkers zijn niet afgericht en hebben uit vrije wil meegewerkt!
Voor de specialisten : het zijn groene bastaardkikkers
Niet in het voorjaar maar wel op het einde van de zomer of begin herfst steken deze krokusvormige bloemen hun hoofdjes boven de grond. Ze kondigen niet de lente aan, maar wel het einde van de zomer. De eerste keer dat ik hun naam hoorde dacht ik dat de persoon die het mij vertelde een “splaakgebrek” had maar neen, ze noemen wel degelijk herfsttijloos (Colchicum autumnale). Stijlloos betekent dat ze bloeien zonder hun bladeren, deze komen pas in het voorjaar tevoorschijn. Bij deze (grote) bollen komen er meerdere bloemen per bol tevoorschijn. Meestal hebben ze een lichtpurperen kleur. Opgepast, dit is één van de gifstigste planten die je bij ons in de tuin kan tegenkomen. Er was een tijd dat kinderspeelgoed vooral uit de natuur werd gehaald. In de zaaddozen van de herfsttijloos rammelen de zaden. Kinderen plukten deze zaaddozen soms en die werden dan een levensgevaarlijk rammelaartje. Jonge kinderen hebben de neiging alles ook eens te proeven en zaten al snel aan een dodelijke dosis colchicine. De dodelijke dosis wordt geschat op circa 20 mg. Eén zaad bevat ongeveer 4 mg colchicine. Opletten dus, ook met huisdieren, bij mij staan ze achter een omheining voor de veiligheid van de honden. Er zijn ongeveer 30 verschillende soorten, in Europa, Noord Afrika, Midden Azië en Centraal Azië. Het is zeer waarschijnlijk dat de naam Colchicum komt van Kolchis, een kustomgeving dichtbij de Zwarte Zee, het thuis van Medea, de bekende mixer van vergif. Gelukkig zijn ze wel zonder veel risico's mooi om naar te kijken!
Een iets minder giftige herfstbloeier, die wel erg lijkt op de herfsttijloos, is de herfstbloeiende krokus. Hiertoe behoort ook de saffraankrokus. Van deze soort worden de meeldraden gedroogd en als keukenkruid gebruikt, dit is dan ook het enige eetbare deel van de plant. Hierover later meer.
Gisteren werd mijn tuin vereerd met een bezoek van de “Queen”. Niet dat oude besje uit Brexitland, daar was mijn security niet op voorbereid. Wel een zwarte schoonheid met rood achterwerk ( ik weet het, zo spreek je niet over een koningin). Maar het betreft hier dan wel de koningin van de steenhommel. Wat hare Majesteit ertoe gedreven heeft een uitstapje te maken weet ik ook niet. Normaal houdt zij zich bezig met te zorgen dat er nageslacht geboren wordt. Zoals het een echte koningin betaamt heeft ze een gans gevolg van “nannies” om voor de kindjes te zorgen. Nu was mevrouw alleen op uitstap. Misschien op verkenning om een nieuw koninkrijk te stichten of gewoon een uitje omdat het mooi weer was? In ieder geval, het was weer eens iets anders. Zou ik nu het predicaat “koninklijk” mogen gebruiken als ik het over de tuin heb? Of is dat er over?
Voor wie er nog aan twijfelt, er is een nieuw seizoen op komst. Toen ik deze morgen de gordijnen opentrok was het redelijk nevelig. Daarbovenuit kwam een schuchter zonnetje piepen. Het zal ongetwijfeld een mooie dag worden ondanks een frisse start. Vier graden, dat was al dat de thermometer deze morgen aanwees in de Kempen. Het kwik zal een serieus spurtje moeten maken richting 20° en liefst nog iets meer tegen straks. De vogeltjes zijn terug en blijkbaar druk bezig de planning voor de volgende maanden aan het opmaken. Er klinkt terug vrolijk gekwebbel en getjilp uit de struiken, nog niet zo lang geleden was het redelijk stil in vogelland. De kikkers houden af en toe nog een kleine repetitie, waarschijnlijk reeds een oefensessie voor het concert van volgend jaar. Als het 's avonds begint te schemeren draaien de vleermuizen ook nog hun rondjes rond de vijver. Nog eens lekker wat insecten bijeenscharrelen, nu die er nog in overvloed zijn. De natuur maakt zich klaar voor de veranderingen die op til zijn. En ik? Ik kijk rond en observeer, en vergeet niet om te genieten. Morgen de BBQ nog eens aansteken!
Gisteren is Hibiscus “Fireball” in bloei gekomen. En gisterenavond is er in België en Nederland een vuurbol aan de hemel gespot. Toeval? Waarschijnlijk wel. Feit is dat je er in beide gevallen niet naast kunt kijken. En mijn "vuurbal" blijft wel iets langer zichtbaar om van te genieten.
Hibiscus “Fireball” is een subtropische Hibiscus maar dan wel eentje die je vrolijk het ganse jaar in de tuin kan laten staan. Zet ze op een droog zonnig plekje met liefst wat andere lagere beplanting aan de voet zodat de grond in de zomer niet te fel uitdroogt. Als ze in de winter de voetjes relatief droog kunnen houden, kunnen ze makkelijk -15°C overleven. En ik vergeet dan meestal nog om de voet van de plant wat te beschermen. Ze verdwijnen volledig bovengronds maar komen wel elk jaar terug. Niet panikeren als er begin juni nog niets te zien valt, tegen het einde van de maand zijn ze er wel! Voor de bloemen moet je wachten tot in september maar het wachten is wel de moeite waard.
Wat wel opvalt : ik heb nog geen enkele vlinder of bij deze bloemen weten bezoeken. Dit in tegenstelling met de Sedum die enkele meters verderop staat te bloeien. Gisteren telde ik ongeveer 30 dagpauwogen en nog enkele andere vlinders (Atalanta’s, koolwitjes, kleine vuurvlinders) en ontelbare bijtjes en hommels. En zo is iedereen gelukkig!
En om nog even in het rood te blijven, toen ik met de honden ging wandelen kon ik op de lindebomen om de hoek niet naast deze kleine rode beestjes kijken. Het zijn vuurwantsen, ze leven vooral graag op lindenbomen (wat een toeval)! Echt schadelijk zijn ze meestal niet, ze leven vooral van plantensappen van reeds dode bladeren en zuigen af en toe ook wel eens een insectje leeg. Ze komen soms met honderden voor op de stam van lindenbomen waar ze wat sap uit de bast halen. Bestrijden doet meestal meer kwaad dan goed. Ze kunnen, als ze met veel zijn, wel wat geurhinder geven want de meeste wantsen stinken wel enigszins. Soms hoor je dat ze verzot zouden zijn op Hibiscus maar dat heb ik zelf nog nooit ondervonden. En zo zijn we terug bij Hibiscus beland, de cirkel is weer rond!
Ik ben Roger
Ik ben een man en woon in de Kempen (België) en mijn beroep is jong gepensioneerde.
Ik ben geboren op 29/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: tuinieren, fotografie, zeewateraquarium, modelbouw, ....