Je hebt ze waarschijnlijk ook al wel gezien in de tuin. Boomblauwtjes zijn kleine drukke vlindertjes die heel de dag heen en weer schieten door de tuin. Ze vliegen letterlijk van 's ochtends vroeg tot de avondschemering rond. Als ze dan toch eens even stilzitten doen ze dit meestal met gesloten vleugeltjes waardoor je enkel de onderkant van de vleugels ziet. Die is zilverwit met een blauw zweempje en zwarte spettertjes. Het is pas als het beestje ergens met open vleugels gaat zitten dat je de mooie blauwe tekening kan bewonderen. Als je ze plezier wil doen zet dan hulst en klimop in de tuin waarop ze hun eitjes kwijt kunnen.
Boomblauwtjes hebben een gigantisch verspreidingsgebied : van W-Europa tot N-Afrika en Japan en ook in N-Amerika kan je ze tegenkomen.
De zwarte band op de vleugelrand verraadt dat dit een vrouwtje is, mannetjes hebben die niet !
Zo zie je ze meestal zitten, met gesloten vleugeltjes
Hibiscus is er in veel soorten, maar slechts enkelen zijn geschikt voor buiten: Hibiscus syriacus is daar de meest bekende van. Hibiscus is al sinds mensenheugenis in cultuur. Door die lange historie is het niet meer te achterhalen waar de bakermat van Hibiscus ligt. Er zijn veel cultivars bekend, enkelvoudige, dubbele, volledig gevulde bloemen en in verschillende kleuren. Hibiscus zie je overal ter wereld. Of het nu de tropen of subtropen of gematigde klimaten betreft. Ze worden gebruikt als solitaire struik: in pot of in volle grond.
Het zijn makkelijke heesters, ze doen het goed in volle zon maar ook in de halfschaduw en bloeien rijkelijk. Elke bloem houdt het maar één of twee dagen uit maar er zijn er zo veel dat het spektakel wekenlang voortgaat. De struik kan na een paar jaar makkelijk 3-4 m hoog worden. Vind je dat teveel kan je ze zonder problemen snoeien in het najaar. Ze komen pas laat in het blad, dikwijls pas in juni maar afhankelijk van de cultivar bloeien ze van juli tot oktober.
Wollemia nobilis is een conifeer en één van de oudste nog levende planten op aarde. In het tijdperk van de dinosauriërs kenden de Wollemia hun hoogtepunt. Tot zo'n 25 jaar geleden dacht men dat deze plantensoort uitgestorven was. Tot in 1994 in een verlaten regenwoudkloof in Australië een parkwachter enkele kerngezonde exemplaren van de Wollemia ontdekte. Sindsdien wordt de plant met mondjesmaat gekweekt en verkocht.
De originele vindplaats wordt geheim gehouden en bewaakt. Er werd een kweekprogramma opgestart ( de plant is gelukkig makkelijk te vermeerderen) en exemplaren werden naar plantentuinen en arboreta over de hele wereld verstuurd om in geval er iets met de originele vindplaats zou gebeuren de soort niet zou verloren gaan. Vorige winter (zomer in Australië) was het bijna zo ver want de grote bosbranden toen bedreigden ook de site. Met man en macht werd getracht deze plek te redden wat uiteindelijk ook lukte. In België kan je een aantal exemplaren bewonderen in de nationale plantentuin in Meise en in het arboretum in Kalmthout. In Kalmthout kan je ze ook (mondjesmaat) aankopen. Kalmthout heeft de alleenverkoop voor België. Ze mogen niet commercieel vermeerderd worden want de Australische overheid heeft een wereldwijde licentie op de kweek van de soort.
Ze zouden temperaturen tot -10° overleven maar jonge exemplaren verdragen waarschijnlijk geen vorst. Daarom behandel ik mijn exemplaar als kuipplant die binnen overwintert bij zo'n 10°C. Ze zijn ook nogal duur om mee te experimenteren! Vorig jaar werd in Kalmhout een 10 jaar oud exemplaar in volle grond geplant in aanwezigheid van de Australische ambassadeur. Dat zegt weinig over de winterhardheid want vorige winter heeft het amper gevroren!
Ons "Wollemieke" is in 3 jaar ongeveer in grootte verdubbeld, maar vooraleer ie 40 meter hoog wordt zoals in zijn thuisland zal het nog wel even duren! Vorige zomer heb ik de plant uit de volle zon moeten zetten omdat het blad begon te verbranden. Gelukkig waren we er nog net op tijd bij. Sindsdien staat hij in de halfschaduw (enkel wat getemperde ochtendzon) en daar doet hij het uitstekend.
Vorig jaar hebben we het hier ook al eens over het scheefbloemwitje gehad. Dit vlindertje is een schoolvoorbeeld van de gevolgen van de klimaatopwarming. Vijf jaar geleden had niemand hier ooit een scheefbloemwitje gezien. Toen doken ze op, het eerst rond de Sint Pietersberg in Maastricht (NL) en Kanne (B). Van daaruit werd gaandeweg heel langzaam Limburg ingepalmd. Toen ging het snel, twee jaar geleden dook het eerste in de prov. Antwerpen op (dat was hier op Bernerhof nota bene). Ondertussen heb ik hier al meer dan 60 officiële waarnemingen gedaan en zitten ze behalve W-Vlaanderen zowat in elke Belgische provincie.
Deze zomer heb ik er al zo'n 35 keer één of meerdere gezien. Vooral dan in de eerste 3 weken van juli waren ze talrijk. Toen werd het even stil, vlinders komen in generaties en waarschijnlijk heeft de droogte ervoor gezorgd dat de rupsjes in juli niet genoeg eten vonden. En nu, na een paar regenbuien de afgelopen dagen, zijn ze sinds vrijdag terug van weggeweest!
Weet je hoe je mannetjes van vrouwtjes kan onderscheiden? En dit geldt voor alle witjes (dus ook koolwitjes). Vrouwtjes hebben twee vlekken naast mekaar per vleugel, mannetjes slechts één! Ik laat het aan jullie over te ontdekken wie meneer en wie mevrouw is op onderstaande foto's!
Deze voormiddag is de temperatuur in zoverre gezakt dat de Berners terug iets actiever zijn geworden ! Ik zou niet graag in hun plaats geweest zijn bij temperaturen van 35° en meer en met dan nog zo'n bontjas aan.
Vandaag kwamen de 2 jongsten eens proberen of het niet te warm was om een spelletje te spelen. Daarna effe samen uitrusten !
Plantenkwekers zijn drankorgels. Hoe verklaar je anders dat deze Persicaria "Pink Elephant" noemt ?Volgens mij moet je zelf al roze olifantjes zien vooraleer je een nieuwe cultivar zo'n naam geeft. In dit geval was het een Vlaamse tuinarchitect die hiermee op de proppen kwam.Enfin, het plantje trekt het zich niet aan, dus iedereen gelukkig !
Persicaria amplexicaulis 'Pink Elephant' is een laagblijvende duizendknoop met lichtroze bloeiende "slurfjes". De hoogte van Persicaria amplexicaulis 'Pink Elephant' bedraagt doorgaans tussen de 30 en 50 cm. De bloei is van juli tot oktober en deze duizendknoop is ook in de halfschaduw gelukkig. In strenge winters kieper je best wat schors of blad over de plant als bescherming tegen de vorst.
Bernerhof is in twee fasen ontstaan. Het originele deel is zo'n 25 jaar geleden aangelegd en is grotendeels een schaduwtuin omsloten door dennen, eik en een gigantische berk. Toen ik zes jaar geleden met pensioen ging kreeg ik de kans het aangrenzende braakliggend stuk grond bij te kopen zodat de totale opppervlakte meer dan verdubbelde. In plaats van alles open te gooien tussen de 2 percelen heh ik geopteerd om enkel twee doorgangen te voorzien waardoor de bomen werden ontzien en het karakter van de originele tuin behouden bleef. Als je langs daar binnenkomt heb je niet direct een zicht op het nieuw gedeelte. Dat nieuw gedeelte is veel meer open van karakter. Enkel achteraan aan het vlonderterras staan ook enkele (nog jonge) eiken en enkele dennen. Centraal ligt de uitgegraven vijver en met de grond die daaruit kwam is het perceel min of meer vlak gemaakt.
Ik heb dus twee tuinen voor hetzelfde geld en ben nog steeds tevreden met de twee verschillende stijlen. De doorgangen zijn zo'n 2 resp. 4 meter breed en er is geen verharding. Het gazon loopt gewoon door. Aan de smalle doorgang groeit geen gras meer wegens te donker enerzijds en 12 trippelpootjes van de Berners anderzijds. Ik ga in het najaar proberen of daar een schaduwgazon wil groeien. Hopelijk regent het nog eens een paar keer tegen dan want anders zal het niet lukken.
Gisterenavond weer een goed bui gehad voor de tuin. Niet te fel, geen hagel, geen wind. Ik ben een tevreden mens zo !
Ze komen nooit in grote getale naar hier maar elke zomer zie ik er toch wel enkele in de tuin passeren. Ik denk niet dat ze zich hier voortplanten want dat doen ze normaal enkel in beekjes met vers stromend water. In ieder geval kan het nooit veraf zijn want het vrouwtje op de onderste foto was pas uitgeslopen en zat nog op te drogen. Libellen brengen het grootste deel van hun leven onder water door als larve. Op het laatst kruipen ze via een rietstengel of zoiets boven water om aan hun laatste fase te beginnen. Ze moeten dan eerst even opdrogen en dat kan je zien aan de fraai blinkende vleugels. Oudere exemplaren hebben ook dikwijls beschadigingen aan de vleugels en dat is hier duidelijk niet het geval.
Als je niet beter weet zou je de mannetjes en de vrouwtjes voor een aparte soort kunnen houden, zo verschillend van kleur zijn ze. De mannetjes zijn fraai blauw en de vrouwtjes koperkleurig met een mooie tekening. Tot half september kan je nog beekoeverlibellen tegenkomen, afhankelijk van het weer.
Na de verkwikkende bui van gisterenavond oogt de tuin deze ochtend veel frisser. Ook een aantal tropische planten waren er blij mee, ze hebben het weliswaar graag warm maar de meesten houden absoluut niet van hete woestijntoestanden. Neem nu de Dicksonia fibrosa, een neefje van de Dicksonia antarctica. Fibrosa is smaller en hoger dan antarctica en neemt daardoor minder plaats in in de winterberging. Qua leefomstandigheden zijn ze identiek. Dat betekent volgens de literatuur winterhard tot -5°C maar daar heb ik slechte ervaringen mee. En het zijn nogal dure planten om een experimentje mee te beginnen. Hier gaat ie 's winters de veranda in en bij de daar heersende temperatuen van zo'n 10-15° blijft de plant wintergroen.
De tropische allocasia links op de voorgrond wordt op dezelfde manier overwinterd. Deze is sinds mei, toen de plant de tuin in mocht, bijna verdubbeld in omvang. Meer nog dan de boomvarens is dit een echte schaduwplant. In de zon verbrandt het blad in no-time.
Fatsia is een ander verhaal. Ooit heeft iemand de moed gehad een Fatsia, tot dan bekend als kamerplant, 's winters in de tuin laten staan en dat ging probleemloos. Dit exemplaartje is slechts 6 jaar oud en is nu al meer dan 3 m hoog. Deze plant heeft al -10°C doorstaan, het blad hangt er dan slap bij (zoals bij rododendron). Eens de vorstperiode voorbij wordt alles terug normaal. Er bestaat ook een bontbladige vorm van Fatsia, even winterhard maar wel een veel tragere groeier dan deze !
Uiterst links zie je nog net een paar bladeren van Trachycarpus fortunei, deze is ook perfect winterhard tot -15°C en staat liefst in de halfschaduw. Trachycarpus komt uit China en groeit daar in bossen op de uitlopers van de Himalaya. Het zijn dus geen woestijnplanten maar bosplanten ! Dit exemplaartje is op 6 jaar ook reeds meer dan 3m hoog geworden !
Dit hoeft vandaag even niet meer ! Net een onweertje gehad met daarbij een malse regenbui. Niks spectaculairs, geen wolkbreuk, geen hagel, maar wel een zegen voor alle plantjes in de tuin. En ook meer dan 10° frisser (van 34 naar 23°C) op een uur tijd, een verademing !!!
Al eens gehoord van de tronkenbij ? Ik ook niet, tot voor een paar dagen dan toch. Ik was op jacht naar hommeltjes toen ik dit bijtje tegenkwam. Het viel me op dat dit beestje vrij donker gekleurd was. Ik wil het woord "dikkop" niet gebruiken maar het had toch een redelijk ontwikkeld kopke.
Fotoherkenning van Natuurpunt was bij de pinken en gewapend met de juiste naam en de hulp van meester Google kwam ik één en ander te weten over deze beestjes. Tronkenbijen verzamelen hun stuifmeel op een wel heel speciale manier. Ze doen dit door met hun achterlijf bloemen te bekloppen. Het stuifmeel wordt vervoerd tussen de verzamelharen op de buik. Verder vindt je ze bijna uitsluitend op gele composieten (Asteraceae, vb Senecio sp. ). Dus deze volgt netjes de door henzelf opgestelde spelregels door op de gele coreopsis te landen. Ze nestelen zich graag in verlaten kevergangetjes of in holle rietstengels. Spijtig voor hen zijn er niet veel huisjes meer met rieten dak !
Een paar weken geleden dachten we nog dat 2020 een typisch Belgisch kwakkelzomertje zou brengen. Ondertussen weten we wel beter. Niet alleen zitten we ondertussen al met de derde dag code rood voor de temperatuur en de wetenschap dat het nog wel minstens tot donderdag of vrijdag zal duren voor de dagtemperaturen onder de 30° zullen uitkomen. Tot dan blijft het bakken en braden en kunnen we ons in de tropen wanen. Mijn Musa ensete (rode bananenboom) produceert nu elke week een blad van anderhalve meter lang. Ons boompje heeft daarvoor wel enkele litertjes water en de nodige meststoffen van doen, maar toch. Zulke planten met hun mega bladeren verdampen redelijk wat water dat moet aangevuld worden. Hetzelfde geldt voor de tetrapanax. Het verschil is dat de laatste in volle grond staat, want winterhard, maar dan wel in de schaduw. Alhoewel je hem dus als vaste plant kan beschouwen moet je hem bij deze temperaturen toch dagelijks een emmertje water geven. Maar dat heb ik er graag voor over.
Van water gesproken. Ik kan me niet herinneren vroeger naar een regendag te hebben uitgekeken, tegenwoordig is dat enigzins anders. 't Kan verkeren zei Bredero !!!
Tetrapanax in volle grond, op de voorgrond Dioon (een zeldzame plant uit de familie van de cycaspalmen).
De Spaanse vlag is een grote nachtvlinder (5-7 cm) die ook overdag actief is. Deze zuidelijke gast was tot voor kort heel zeldzaam in onze contreien. Nu duiken ze meer en meer op verspreid over Vlaanderen. In Nederland zijn ze, op een enkele uitzondering na, beperkt tot het zuiden van de provincie Limburg. Vanuit het Waalse deel van de Sint Pietersberg nabij Maastricht koloniseren ze beetje bij beetje de omgeving. Het is zo'n beetje hetzelfde verhaal als het Scheefbloemwitje. De Spaanse vlag is één van de "gelukkige" nachtvlinders die beschermd worden met een Europese Habitat-richtlijn. Cruciaal voor deze vlindersoort zijn zuidelijk gerichte hellingen me een warm microklimaat en geschikte planten.
Mijn aandacht werd gisterenavond getrokken door iets rood dat voorbij fladderde. Nu zijn er niet zoveel rode vlinders waar ik woon, dus ik direct op zoek. In een conifeer naast de hibiscusstruik was het bingo. In rust zie je enkel zwarte vleugels met een soort lichtgeel strepenpatroon. Het rood zie je pas als de vlinder wat actiever wordt en zijn vleugels wil openplooien. Lievelingsbloemen van deze vlinder zijn koninginnenkruid en vlinderstruik die hier allebei vertegenwoordigd zijn. De rupsen hebben het meer voor smeerwortel, vergeet-me-nietjes of bramen. Daarmee zijn die bramen waar ik het mee aan de stok heb toch nog voor iets goed !
Hé hé, 22° in de schaduw ! Zaaalig ! Maar je moet er wel vroeg voor opstaan tegenwoordig. Volgens het weerbericht gaan we straks naar code rood met temperaturen van 37-38° in de Kempen. Een mens zou voor minder denken dat hij in de tropen is. Het leuke is dat je niet moet aanschuiven op een veel te drukke luchthaven, geen Corona formulieren moet invullen, zelfs mondmaskers zijn hier niet verplicht !
Gisteren hebben we de tuinvijver moeten bijvullen. Het waterpeil is zover gezakt dat de moeraszone dreigde droog te vallen en dat hebben de oeverplanten niet zo graag. Alleen is het een paar uur pompen om enkele cm te winnen. Het zou dringend eens mogen regenen, geen stortbui maar malse regen, liefst een hele nacht. Op welke (betrouwbare) website kan ik die bestelling plaatsen ?
De twee oudste Berners doen nog een dutje, alleen de jongste is nog enigzins actief. Zou hij een krokodil gezien hebben in de vijver, of is het toch maar een gewone kikker ?
De grote rupsendoder heeft een op het eerste zicht zeer fragiel lichaam met een achterhelft die er zo zou kunnen afvallen. Maar vergis je niet : dit is een monster dat zo uit een horrorfilm zou kunnen komen. Deze graafwesp is tot gruwelijke dingen in staat: ze verlamt en ontvoert – in verhouding – gigantische rupsen naar haar nest om toekomstige larven te voeden.
Wanneer het vrouwtje bevrucht is, graaft ze een nest in het zand dat bestaat uit een steile gang (tot 20 cm lang) die uitmondt in een nestkamer. De ingang wordt afgesloten met een steentje. Vervolgens gaat ze op zoek naar een rups, die ze meebrengt naar het nest. Het nest wordt geopend en geïnspecteerd voordat ze de rups naar binnen sleurt. Pas wanneer het voedsel voor de toekomstige larve afgeleverd is, legt de rupsendoder een ei op de rups. De nestgang wordt nu volgepropt met zand en met de kop aangestampt. Een steentje en wat camouflagemateriaal maken het geheel af. Op die manier zijn de eitjes en larven niet alleen onvindbaar voor predatoren, maar beletten de wespen ook dat andere rupsendoders met hun rupsen gaan lopen. Als het eitje uitkomt voedt de larve zich met de nog levende rups. Eens volwassen voeden ze zich vreedzaam met nectar alsof er niks aan de hand was.
Deze avond toen de temperatuur langzaam begon te dalen kwam er nog eens een glasvleugelpijlstaart op bezoek. Ze beginnen hier regelmatig op te duiken (vorig jaar voor het eerst) en dit jaar al een keer of vijf. Dit vlindertje uit het zuiden voelt zich kiplekker bij de huidige hoge temperaturen ! Klimaatopwarming of toeval ?
Straks gaan we de oven in, het kwik zal vlotjes de 30° passeren en dat zullen we geweten hebben ! De tuin zet zich schrap, vooral het gazon zal in de klappen delen ! We hebben preventief de robotmaaier buiten dienst genomen, kan ie ook even zomervakantie genieten. De bedoeling is dat de sprietjes wat langer worden en zo schaduw op de grond tussenin geven zodat deze het vocht langer kan vasthouden. We zullen wel zien wat het geeft, ik hou mijn hart vast. Kan dat eigenlijk wel, je hart vasthouden ? Momenteel valt het, dankzij sproeien, nog redelijk mee maar een buitje zou welkom zijn. Op de onderste foto zie je mijn hoofdkwartie voor de volgende dagen. Onder het dak van het tuinpaviljoentje is het relatief koel, het dak zelf wordt van de felste zon afgeschermd door de eikenboom. Met een aantal koele drankjes erbij zullen we het wel overleven zeker ?
De Franse veldwesp is van andere wespen te onderscheiden door het iets afgeplatte, slankere lichaam, meer oranje voelsprieten en een overwegend zwarte kleur met gele dwarsstrepen. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden doordat ze gekromde uiteinden van de voelsprieten hebben en daarnaast hebben mannetjes groene ogen en de vrouwtjes zwarte ogen. De Franse veldwesp wordt ongeveer 12 tot 18 millimeter lang en is het hele jaar te zien, de koningin overwintert op beschutte plaatsen in bomen maar ook wel in huizen.
Deze sociale wesp wordt steeds vaker in België en Nederland gesignaleerd. Zij hebben een sociale levenswijze en leven in een volk van meestal minder dan honderd stuks. Het grote verschil tussen de Franse veldwesp en de “limonade” wespen die wij kennen is dat zij meestal geen overlast bezorgen en een open nestbouw hebben. Daardoor zijn zij goed te observeren. Het zijn dus "brave" tuinwespen die een levenswijze hebben die sterk op die van bijen lijkt.
Op de tweede foto zie je een Franse veldwesp (rechts) en een Gewone knoopwesp (links). De twee waren geen dikke vriendjes want ze hadden het regelmatig met elkaar aan de stok. Overigens kan je de knoopwesp ook terugvinden onder de naam Grote snuittordoder. Kan je nog volgen ?
Ik ben Roger
Ik ben een man en woon in de Kempen (België) en mijn beroep is jong gepensioneerde.
Ik ben geboren op 29/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: tuinieren, fotografie, zeewateraquarium, modelbouw, ....