Het is vandaag een illusie te hopen op droog weer en de kans op tijd voor verfwerk buiten. Dus zit ik achter mijn computer en schrijf wat voor me uit. Sinds gisterenavond ging het trouwens niet al te best meer. Mijn hersenen dirigeren mijn lichaam niet meer ad rem. Ik mors met de siliconen, vergeet een potje houtlijm goed te sluiten, laat natte verfborstels vallen in het zand, mistrap me op het laddertje, als er iets mis kan gaan gaat het mis Geen twintig meer! crasht het dan door mijn hoofd. Ben ik er nu al aan toe om zulke dagelijkse karweien uit te geven? Alweer een confrontatie die me ongemakkelijk in de buik valt. Angst en boosheid om de ouderdom die aankomt en waarvan ik me afvraag hoe ik die zal dragen. Ik weer me. Ik wil niet. Ik heb nog zoveel dat me te doen staat. Zal ik nu al mijn werk afbouwen? Of net niet toegeven aan het verzoek van die oude vriend die ongevraagd op visite komt.
Nog altijd is hij er die oude merel
die jaren geleden arriveerde in mijn tuin
De jonge vogel herkende ik uit de duizend
aan zijn doffe flanken met de sprietige witte veren
Hij nestelde zich jaar na jaar
in de haag aan het terras
De jonge durfal werd een vaste waarde
uren kon hij me plezieren met zijn gekke luchtdansen
Geboeid volgde ik zijn speelse capriolen over het gazon