WINTERTOCHT.
TONGERSE WANDELVRIENDEN.
TONGEREN.
De wandeling in Tongeren is een ontdekking van een ver verleden en een nog niet zolang verleden, maar alles bij elkaar is het een ontdekking van het waardevolle erfgoed in Belgische oudste stad. We verlaten de start om voor te beginnen eer blik te werpen op een gedeelte van de Romeinse muur.
De Romeinse Muur was niet bedoeld als verdedigingsmuur, maar veeleer als statussymbool voor de macht en het prestige van de trotse stad en het Romeinse bouwvernuft. Van de oorspronkelijke 4544meter lange muur blijft tegenwoordig nog een derde over. We wandelen even tot Beukenberg maar het is er zo modderig dat we beslissen om de stadwandeling te doen, en zo komen we aan de watertoren. In 1897 werd er gestart met een heus waterleidingsnet dat heel Tongeren zou voeden. Daarom bouwde ze in 1903 deze watertoeren met een inhoud van 200m². in 1905 was het net voltooid. We wandelen nu de Grote Markt op de gebouwen dateren uit de 17de en18de en 19de eeuw. Centraal op de Grote Markt staat het standbeeld van Ambiorix. Het bronzen beeld werd in 1866 gegoten. Het stadhuis van 1677 is verdwenen en vervangen door het huidige de bouw startte in 1737 op de plek waar de lakkenhallen stonden, die verwoest werden door de grote brand van 1677.
We dalen af en komen langs een paar Art Nouveauwoningen. Ze dateren van begin 20ste eeuw. Dan komen we aan de Sint Janskerk wij gaan even binnen kijken. Dan komen we aan het begijnhof. Het Sint-Catharinabegijnhof van Tongeren hoort bij de dertien Vlaamse begijnhoven die in 1998 opgenomen zijn in de lijst van het cultureel en natuurlijk werelderfgoed van de Unesco. Tongeren had waarschijnlijk als eerste stad in de Nederlanden een begijnhof. Het huidige begijnhof dateert van de 13de eeuw. Voor de ommuring van het hof werd een deel van de middeleeuwse muur langs de Jeker.
Op het prachtige idyllische pleintje Onder de Linde vind je het begijnhofmuseum Beghina 1660. Deze authentieke begijnenwoning uit 1660 nodigt je uit om een kijkje te nemen in de vervlogen wereld van de begijnen. De begijntjes zijn weliswaar verdwenen maar het warme gevoel van een eigen haard, het oord van rust en welbehagen is gebleven. Wie waren deze begijnen? Deze vrouwen die, los van elke kerkelijk erkende kloosterregel, erin slaagden een zelfstandig leven te lijden, dit ten tijde van de manneneeuwen. Zij zijn noch leek noch kloosterling. Naast de weg naar het huwelijk en naast de weg naar het klooster kiezen ze voor een derde weg.
Ze zijn geen madam of zuster, maar juffrouw. Ze houden het midden tussen leken en kloosterlingen. Ze zijn noch van de wereld, maar leven wel in de wereld, noch van de kerk, maar leiden wel een religieus leven.
Een stukje geschiedenis van het begijnhof.
Reeds vóór 1239 waren er al begijnen aanwezig in Tongeren, ze leefden in de buurt van het oude Sint-Jacobusgasthuis nabij de Kruispoort. Om Tongeren beter te kunnen verdedigen tegen invallen werd tussen 1257 en 1264 een omwalling gebouwd rond het centrum, hierdoor kwam het woongebied van de begijnen buiten de stadsmuren te liggen. Daarom werd in 1257 aan de begijnen een lapje grond toegekend in de buurt van de Jeker en de Moerenpoort. Het begijnhof lag nu binnen de stadsmuren, maar doordat het begijnhof volledig ommuurd, bleef het afgescheiden van de rest van de stad. De eerste eeuwen kende het begijnhof een rustige geschiedenis, die gepaard ging met een bescheiden groei. De bebouwing bleef beperkt tot het centrale gedeelte rond de Sint-Catharinakerk, op de overige delen van het perceel lag een kerkhof en een boomgaard. Na een lange periode van een rustige bloei kwam de woelige 16de eeuw, door oplopende strubbelingen tussen katholieken en protestanten kregen de begijnen het zwaar te verduren. In de tweede helft van de 16de eeuw kwam het tot een escalatie waarbij de bezittingen van de begijnen geplunderd en verwoest werden. In navolging van de contrareformatie kende het begijnhof een ongekende bloei in de 17de eeuw.
De begijnen werden welgesteld en de houten huisjes werden vervangen door stenen huisjes, tussen 1610 en 1716 werd het ganse perceel volgebouwd. In 1677 kwam er aan deze bloei bijna een abrupt einde, Tongeren werd getroffen door een grote brand, dankzij een compromis met de Franse troepen bleef het begijnhof gespaard van deze ramp.
Aan het begin van de 18de eeuw kende het begijnhof haar hoogtepunt; het begijnhof telde bijna 100 woningen en meer dan 300 begijnen, het begijnhof was opgetrokken rond acht straten. Voorts waren er drie waterputten en enkele openbare gebouwen. Tijdens de Franse Revolutie, in 1798, werd het begijnhof door de bezettende Fransen onteigend en verkocht aan particulieren. In 1818 werd de enige begijnhofpoort afgebroken, in 1841 werd het aanpalende poorthuis en een deel van de begijnhofmuur gesloopt. Andere delen van de ommuring werden omgevormd tot woningen, de muren werden geïntegreerd in de gevels, in de woningen aan de buitenkant van het begijnhof is de oorspronkelijke muur nog duidelijk te herkennen in de gevels.
Ook het oude kerkhof van het begijnhof werd volledig gesaneerd en omgevormd tot binnenhof. Het begijnhof werd minder en minder een 'stad in de stad', maar werd geïntegreerd in de rest van stadscentrum.
Stadsbrouwerij Au Phare.
Om Tongeren recht te doen wedervaren moeten we hier eigenlijk het meervoud gebruiken: stadsbieren. In het begin van de twintigste eeuw waren er in Tongeren immers nog twaalf brouwerijen actief. Na de Tweede Wereldoorlog bleven er daar maar vier van over: brouwerij De Engel van de familie Bremans, de Brasserie de la Croix Blanche, uitgebaat door de weduwe van Jules Nartus, brouwerij Edelquell van Paul Arckens en brouwerij St.-Anna van M.J. Nicolaers. Vooral de Bock van Arckens, met de afbeelding van Ambiorix op het etiket, was zeer populair in de vooroorlogse jaren en zou met recht hebben kunnen dingen naar de titel van stadsbier. Bremans, Nartus en Arckens staakten hun brouwactiviteiten in 1954. Nicolaers zou het nog volhouden tot 1968, maar hield het toen ook voor bekeken. Het vuur onder alle Tongerse brouwketels was gedoofd.
In Tongeren ontbrak er één ding tot juni 2009 : een lekker eigen stadsbier om de dorst van de bezoekers van de stad (en de eigen bevolking!) te laven
In het voorjaar van 2009 namen Tongenaren Bart Durlet en Davy Daniels het initiatief om een stadsbier te ontwikkelen, te brouwen en op de markt te brengen. Bart kreeg als brouwmeester van Brouwerij De Dool in Helchteren de kans om het bier te ontwikkelen en te brouwen. Davy nam ondertussen de commerciële aspecten van het project voor zijn rekening. De timing was goed, aangezien in de zomer van 2009 de zevenjaarlijkse Kroningsfeesten georganiseerd werden. Meteen werd het bier door vele duizenden toeristen ontdekt en zo waren de eerste 5000 liter van het Tongerse stadsbier al snel uitverkocht en moest er al snel een nieuw brouwsel gemaakt worden. Het Tongerse stadsbier Amburon dat werd ontwikkeld door een Tongenaar nu ook in een Tongerse brouwerij kunnen brouwen
Het leek een droom
maar ze werd werkelijkheid.. Op 28 maart 2012 was het dan eindelijk zover. Het historische Café Au Phare is klaar om de geschiedenis in te duiken als Stadsbrouwerij Au Phare, waar het stadsbier Amburon Blond gebrouwen wordt in het bijzijn van de stamgasten!
We wandelen nog even door de stad om zo de ring terug over te steken en zo terug op ons vertrek te komen. Tongeren een stad waar er altijd wat te zien en beleven is. Een mooie en aangename wandeling om het jaar af te sluiten.
Voor het fotoalbum de link volgen
|