MARCHE D’APRES-MIDI.
LES HERMALLIS.
HERMALLE-SOUS-HUY.
In het oude centrum van het dorp bevinden zich het Kasteel van Hermalle-sous-Huy en de Ferme castrale van Hermalle-sous-Huy met twee musea. We wandelen door het dorpje in het centrum staan verschillende beschermde huizen. Maar vooral het kasteel is bijzonder.
Het kasteel is van zandsteen, kalksteen en baksteen gebouwd en heeft een hoefijzervorm rond een voorplein. Het heeft twee ronde torens op drie niveaus, alsook twee vierkante torens en is door een slotgracht omgeven. "Ferme castrale" is de oude versterkte hoeve van het kasteel van Hermalle waarvan de oudste delen dateren uit de 12de eeuw. Vanaf 1993 worden in de hoeve de bibliotheek en museum van de gastronomie, het museum "Postes restantes", de plaatselijke VVV, een taverne en een tweedehandsboekhandel gecreëerd. Het oude hoofdgebouw is een privé-woning en de oude mesthoop is een kleine tuin geworden. De Ferme castrale is gelegen in een natuurgebied. We wandelen door het prachtige landschap en klimmen steeds wat hoger en zo zien we beneden in de vallei de Maas doorstromen.
We wandelen wat verder en genieten van het landschap, langs een klein kasteeltje spijtig dat het er vervallen bij staat hopelijk word het terug in orde gebracht. Weer verder dalen tot bijna aan de Maas weer een mooie zicht op de Maas met haar brug en de steile hellingen. Dan weer een stevige klim het bos in. Boven weer een prachtige zicht op de Maas. Verder met de wandeling.
Vanop de helling een zicht in de verte de abdij van Flône .
De stichting van de abdij gaat terug tot 1075, toen drie lekenbroeders zich hier terugtrokken op een stuk gerond, hen geschonken door Hendrik I van Verdun, prinsbisschop van Luik. De monniken kanaliseerden het riviertje de Flône, bouwden enkele watermolens, en stichtten een herberg voor reizigers over de heerweg van Tongeren naar Aarlen.
Wat verder aan de overzijde van de Maas het Kasteel Rorive.
De Maas stroomt rustig voorbij de façade van het Kasteel Rorive. Dit kasteel ligt in het midden van een groot park.
Vanop de hoogte een zicht op de ruïne van de kerk. We dalen terug naar beneden langs de ruïne van de kerk ”De notre dame” , ze zijn afbraakwerken aan doen aan de kerk. Dan dalen we af en wandelen door de velden en komen aan een prachtige hoeve.
“Ferme de Hottine” die afhankelijk van de Flône abdij was. De hoevetoont trots de ingangpoort van haar portaal bij de beek van Oxhe.
Nog even verder wandelen een we zijn terug aan ons vertrekpunt. Wat een mooie wandeling. We hebben nog wat tijd over en hebben op onze wandeling een infobord gezien waar men verwijst naar de kerk van Amay. Er valt wat te bezien we parkeren op het plein voor de kerk en kijken even rond in het dorp. Dan een bezoekje aan de “Collegiale kerk van Saint-Georges et Sainte-Ode”
De hoofdbeuk en de uitbouw stammen uit 1089. Het is in 2001 prachtig gerestaureerd. De collegiale kerk staat pal in het centrum van Amay, met zijn trotse profiel en typische silhouet, als een lang schip dat uitloopt in de imposante voorbouw, met drie majestueuze torens en scherpe klokkentorens. Het gebouw stamt uit de Ottoniaanse tijd. De kerk werd gebouwd rond 1089 maar onderging in de loop der eeuwen verschillende gedaanteveranderingen.
Wat blijft er nu eigenlijk over van de originele bouw? Eigenlijk weinig: het hoge middenschip, aan beide zijden doorbroken door vijf rondboogvensters, en twee zijtorens. De middentoren is pas van na 1525. In de 18de eeuw werd het gebouw grondig onder handen genomen onder abt Lambert Walthère van den Steen. In deze verbouwing verliest de kerk haar oorspronkelijk zeer strenge karakter. De torens, die voordien geen openingen hadden behalve schietgaten en enkele vensters op de hogere verdiepingen, worden opengewerkt door twee monumentale poorten. De kruisbeuk wordt versierd en verfijnd. De daken worden verhoogd en het profiel verzacht. In feite wordt de kerk vanaf 1765 aangepast aan de 'mode van de dag'. Vóór de huidige collegiale kerk stond op deze plek een kerk uit de Late Middeleeuwen, die op haar beurt rustte op een oude Romeinse nederzetting. De ontdekkingen van de Archeologische kring 'Hesbaye-Condroz' tonen aan dat de huidige site gedurende 18 opeenvolgende eeuwen gebruikt werd als plaats ter verering, eerst van heidense goden, later van Christus. Het primitieve Romaanse karakter van de kerk is niet meer zichtbaar aan de binnenkant van de kerk, maar we vinden er wel sporen van in het mooie architecturale geheel. Rond 1641 worden sierlijke toscaanse zuilen geplaatst om de hoofdbeuk te ondersteunen. Nog geen eeuw later wordt het oude Romaanse, platte plafond vervangen door de huidige gewelven (onder abt baron de Wanzoulle). Het koor werd in 1725 aangepast, wat blijkt uit de twee aanwezige jaartallen: één ervan is in steen gegrift en bevindt zich aan de buitenkant van de koorgang. Dit eerste jaartal is zichtbaar vanuit de binnenplaats van de kloostergangen. Het tweede jaartal bevindt zich in een medaillon van de sluitsteen van het koor.
De collegiale kerk herbergt verschillende waardevolle schatten: beeldhouwwerken uit de 17de en 18de eeuw, reliekhouders, bas-reliëfs, koorlessenaars van koper en grafstenen die ons herinneren aan de tijd dat Amay een avouerie was. Vier monumentale doeken (3x4 m) bevinden zich in het koor van de kerk: (De vlucht naar Egypte, Christus en de Samaritaanse, de doop van Christus en De verheerlijking). Deze doeken werden geschilderd tussen 1725 en 1729. Bij het schilderen moest rekening gehouden worden met het resultaat van de verbouwingen die er hadden plaatsgevonden. De schilder was door de aanwezigheid van de deuren van de sacristie tussen twee doeken verplicht om het onderwerp buiten het centrum te plaatsen, ofwel naast de deuren, ofwel erboven. De schilders in kwestie waren Englebert Fisen voor de personages en Jean-Baptiste Juppin voor de landschappen. Een ander, kleiner doek bevindt zich boven het altaar aan de noordzijde. Dit tafereel beeldt de Liefdadigheid van de Heilige Ode uit en is eveneens van de hand van Fisen, die er in 1681 een bestelling voor ontving van René François de Sluse, abt van Amay.
De sarcofaag van Sancta Chrodoara
In het midden van het koor is een groot venster in de vloer aangebracht, waardoor u de sarcofaag van Sancta Chrodoara kunt bewonderen. De sarcofaag werd in 1977 ontdekt en vormt een hoogtepunt van de Merovingische kunst. Het deksel is aan vier zijden bewerkt en gemaakt van kalksteen uit de streek rond Saint-Dizier. De vijfde zijde is glad gepolijst. Aan de bovenzijde zien we een afbeelding van een vrouwelijke figuur, gekleed in een lang gewaad en met een stok in de rechterhand. De tekening is van een opmerkelijke kwaliteit en de uitvoering is zeer verfijnd. De platte kant en de zijkanten werden opgesierd met vlechtwerk en plantenmotieven. De sarcofaag van Sancta Chrodoara is hoogst uitzonderlijk. Het kunstwerk is zowat uniek in zijn genre, omdat in die tijd slechts zelden sarcofagen gemaakt werden met menselijke afbeeldingen, juist omdat dit bijzondere artistieke vaardigheden vereiste. En deze kwaliteit komt in de sarcofaag van Amay zeer goed naar voren. Op een van de wanden van het deksel is een inscriptie te lezen waaruit we kunnen opmaken dat Chrodoara, een adellijke persoon, heiligdommen verrijkte met haar eigen bezittingen. De sarcofaag is vrijwel leeg, omdat men na de ontdekking ervan de relikwieën heeft overgeplaatst naar de relikwieënkast.
De relikwieënkast van Sainte-Ode
De schat van de collegiale kerk omvat de relikwieënkast van Saint-Georges en Sainte-Ode (enkel te bezichtigen op de Open Monumentendagen), uit 1240-1250. Hierin zijn de relikwieën ondergebracht van Sainte-Ode en andere illustere figuren. De puntzijden zijn voorzien van afbeeldingen van Saint-Georges en Sainte-Ode. Op de lange zijden zien we de twaalf apostelen. De bovenkant is versierd met zes zilveren bas-reliëfs, die het levensverhaal vertellen van de twee heiligen. Op een van de bas-reliëfs vinden we een afbeelding van drie schelpen op de knapzak van een pelgrim. Dit is de eerste afbeelding die we in deze streek vinden van een pelgrim van Saint-Jacques.
Voor het fotoalbum de link volgen
|