DE MEIDOORN
De meidoorn staat volop in bloei wat prachtige beelden geeft, en nu de zon heerlijk schijnt geurt de meidoorn heerlijk.
De meidoorn wordt ingedeeld in de grote familie van de rosaceae (roosachtigen).
De bloemen van de appelachtigen zijn meestal mooi en vrij groot, en worden door insecten bestoven. De vruchten worden gegeten door vogels en zoogdieren, die daarmee zorgen voor de verspreiding van de zaden. Wat de meidoorn betreft gaat het hier vooral om vogels. In het najaar zijn het vooral spreeuwen en vinken, en ook trekvogels die in die periode overtrekken. Kramsvogels en koperwieken die hier overwinteren voeden zich met de overgebleven bessen.
Bij heel wat soorten komen takdoorns voor als bescherming tegen dieren. Dit geldt - zoals zijn naam al zegt - ook voor de meidoorn.(De puntige uitsteeksels die uit een tak ontstaan zijn inderdaad doorns, terwijl uitsteeksels die uit een vervormde bladknop ontstaan stekels zijn. In tegenstelling tot het gezegde zijn er dus wel degelijk rozen zonder doornen, want rozen hebben uitsluitend stekels.)
Voor alle meidoorns geldt verder dat hun bloemen in vertakte bloeiwijzen geschikt staan. Ze hebben één tot drie stijlen, stampers. De meidoornbloesems zijn bloemen met halfverborgen honing, wat betekent dat onder gunstige omstandigheden, bij helder zonneschijn, de honing onmiddelijk zichtbaar is, doch anders min of meer onzichtbaar is. Zij worden vooral bezocht door vliegen, wespen en korttongige bijen. De bloemen zijn protogynisch, wat inhoudt dat de stamper vroeger rijp is dan de helmknoppen.
Geen enkele meidoornsoort is giftig. De bast van alle soorten is aanvankelijk licht bruingrijs en glad, op latere leeftijd bruin en vol barstjes. De meidoornsoorten hebben een opvallende geur, die echter minder uitgesproken is bij de (gekweekte) vormen met dubbele bloemen. In tegenstelling tot de sleedoorn (Prunus spinosa L.) die eerst bloeit en daarna bladeren vormt, verschijnen bij de meidoorn de bloemen na de bladeren.
|