Wie mijn log regelmatig bezoekt , heeft mijn interessen naar de verwonderings- en bewonderingswaardige werking van onze zintuigen in het algemeen kunnen volgen. In het hierna volgende heb ik mijn gedachten in het bizonder gericht op het"horen"en "zien". Dat is eigenlijk niets bizonders,want, zoals u weet, hebben in de historie van onze cultuur- en geestgeschiedenis daarover op spectaculaire wijze grote geesten nagedacht. Wat dat betreft niets nieuws onder de zon, maar toch??!!.. je weet het nooit echt zeker. Om maar eens te beginnen met Plato(427 v. Chr. - 347 v. Chr.) Zo zegt hij in de "Staatsman"2.86 a,b:
Voor sommige dingen bestaan er van nature overeenkomsten,die zintuigelijk waarneembaar zijn....Vraagt iemand om nadere uitleg over die dingen, .... dan valt het helemaal niet moeilijk om deze overeenkomsten aan te duiden en kan men afzien van een relaas in woorden. Maar voor de belangrijkste en kostbaarste dingen bestaat er geen enkele afbeelding....In deze gevallen kan er niets zichtbaars aangewezen worden om de zoekende geest te bevredigen. ....Daarom is het nodig dat we onszelf trainen om .... van elk ding een verklaring in woorden te geven. Want de dingen die niet zichtbaar zijn.... en dat zijn juist de schoonste en voornaamste die er bestaan....zijn enkel in woorden aantoonbaar, ze kunnen niet op een andere manier gevat worden.
Plato is wel zo eerlijk om het probleem van de zeggingskracht van woorden en zinnen te onderkennen. In "zijn" zevende brief richt hij zich tegen het schrijven. We laten even in het midden of dat door hem zelf geschreven is of door een van zijn hoogbegaafde leerlingen. Hierin wordt dan wel geschreven, dat het schrijven "de kiem van de vergetelheid zal zaaien"; wanneer we vertrouwen op het geschreven woord zullen we "ermee ophouden ons geheugen te trainen " Hierdoor verklaart hij dan o.a. een groot wantrouwen tegen het geschreven woord. Dat gaat dus precies tegen het hierboven vermelde fragment uit de "Staatsman"!!! Ja, hij gaat zelfs zover te zeggen , dat het geschrevene niet kan antwoorden op vragen en rekenschap van zichzelf kan afleggen en zich verdedigen en niet kan kiezen tot wie het zich richt. Het valt daardoor vaak in verkeerde handen en "zwalkt het overal rond"
Welnu zijn we in het strijdperk beland waarin het filosofisch gevecht wordt gestreden tussen de relatie van ons zien, denken en ons bestaanszijn . Ik sluit vooralsnog dit eerste essay daarom af met mijn eigen "gerijmelde"conclusie:
We zitten met een brein
vol beelden en verhalen
we denken daarmee een/De waarheid
en De "werkelijkheid " te kunnen achterhalen
maar helaas , dat alles is alleen maar SCHIJN
Tot ziens bij het volgende essay
MAUP.
|