Hij kan er niet omheen, Van Morrison draagt nu al zijn halve leven de naam van een ouwe knorpot mee, geheel ten onrechte dat wel. Dat hij journalisten niet in zijn hart draagt? Hij zal daar wel zo zijn redenen voor hebben, hij houdt nu eenmaal niet van interviews, wat zijn goed recht is. Alles wat hij te zeggen heeft staat gebeiteld in zijn zo langzamerhand meer dan indrukwekkende songbook. Er zijn er die voor minder een Nobelprijs kregen (en niet kwamen opdagen).
Dat hij een apart compartiment kreeg in mijn platenkast is het gevolg van een jarenlange – ik zou bijna zeggen adoratie, maar dat is niet het juiste woord – “volgzaamheid”aan 's mans oeuvre. Niet dat ik bij elke noot die hij ooit op vinyl of Cd liet persen per se naar de platenwinkel holde, ik ben geen Beatle-fetisjist zoals sommige anderen hier.
Van mag zich sinds hij in 2016 door de handen van Prince Charles op Buckingham Palace tot ridder werd geslagen sir Ivan Morrison noemen. Een tv-verslaggeefster vroeg hem bij het buitenkomen hoe ze hem nu moest aanspreken, zonder verpinken antwoordde hij: “You can still call me Van the Man”.
Een stukje uit een concert van 2017 en tevens een track uit “Rolling with the Punches” een Sam Cooke-klassieker Bring it on home to me met opmerkelijk gitaarwerk van studiomuzikant Dave Keary en sublieme backing vocals. Op het album tekende Jeff Beck voor de solo.
Welja, voor een keer wel kan ik mij verzoenen met de nieuwe generatie popmuzikanten, tenminste toch met deze groep.
Coldplay mag gerust genoemd worden als een van de meest spraakmakende van de laatste tien jaar, zeker in vergelijking met de ongelooflijke shit die er in die periode op ons is afgekomen. Al even merkwaardig is de zielsverwantschap van Chris Martin met het Brusselse fenomeen Stromae die een prominente plaats kreeg op het nieuwste Coldplay-album.
Het gebeurt niet al te gauw dat een groep van dergelijk formaat zo maar een hele plaat gratis en voor niks lanceert via het internet. Het opzet doet een beetje denken aan het ultieme Beatles concert op het dak van de Apple building.
Chris Martin verkoos het dak van een gebouw in Amman in het ochtendgloren, de zonsondergangversie staat er naast.
Bij dit soort performances bekruipt mij de neiging dat het misschien toch nog goed komt met de wereld.
Afijn, ik weet al wat er tegen nieuwjaar op mijn verlanglijstje gaat terecht komen.
Nee hoor, dit is geen schreeuw om aandacht, wel integendeel. Ik zit mij al de hele tijd af te vragen wie er in vredesnaam hier nog zit te wachten op bewegende plaatjes of Photoshop"creaties", in het beste geval kan je daarmee naar een WZC tot de zuster roept dat het tijd is voor toiletbezoek.
Hoog tijd dus voor een duik in mijn archieven - merci YouTube – naar de roots van de populaire muziek. Ongewild, of ongetwijfeld, kom je dan terecht in de Mississippi-delta bij de voedstervaders die heel lang aan de weg geplaveid hebben. Mississippi John Hurt (1892 – 1966) is slechts een van de vele, al mag zijn speciale finger picking style tot voorbeeld gediend hebben voor een resem volgers. Zie bv RL Burnside – the last of the hill country bluesmen – link onderaan. “You got to walk that lonesome valley“ was een oorspronkelijke gospel ballad waarvan de auteur onbekend is, niet ongebruikelijk bij traditionals. De eerste plaatopname van dat nummer staat op naam van de Jenkins family in 1923. John Hurt demonstreert hier in dit filmpje zijn unieke stijl, de duim speelt als een metronoom rhythm terwijl zijn andere vingers de melodie uitlijnen. Het lijkt erop dat dit is opgenomen tijdens een van de vele sessies bij Pete Seeger, al weet ik dat niet zeker.
Ik kom hier al een tijdje niet meer, dat is niet zo verwonderlijk bij het aanschouwen van de dagelijkse hoempapa, hitpureeshit, een stel papoea's en verloren gelopen krautmoffen. Niet mijn stukje taart, dus.
Passons, misschien komt het ooit nog wel eens goed, zo rond 2050 of daaromtrent. Allicht is het een maand of wat nog te vroeg, maar voor Paul Carrack is het altijd te laat als je nog geen weet hebt van wat hij allemaal op zijn cv heeft staan. Ter illustratie dit prachtige stukje gospel - ha, those harmonies! - opgepikt door het Duitse Great Living- Room- Concert @ Martin's home, waarvoor hulde.
Gewoonlijk zit hij weggedoken achter z'n Hammond B3 op tournee met Eric Clapton & band, deze keer laat hij het niet aan z'n hart komen met een simpele akoestische gitaar.
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus komt op geregelde tijden de MCP (Male Chauvinist Pig) van onder zijn platte steen gekropen, al ben ik niet zo'n tettenhek als een bepaalde andere poster. Ook niet West-Vleuteraars zullen wel behrijpen over wie ik het heb. Passons...
Juice Newton (1952) had een al bij al bescheiden carrière, ondanks enkele uitstekende songs en albums, in het C&W genre. Onderstaande zal u ongetwijfeld bekend in de oren klinken, al zullen versies van Queen of Hearts van Dave Edmunds, die twee jaar eerder uitkwam, in onze contreien allicht meer gedraaid werden.
Anyway, Juice etaleert hier haar onmiskenbare rock chick-gehalte die bovendien live meer dan aardig overweg kan met een 12-string - nee, da's geen onderbroek - en een Danelectro. Ze kan bovendien ook nog zingen, kijk maar op 3:50, een ongekende luxe dezer dagen.
Angel of the morning werd geschreven door Hank de Vito, jarenlang steun en toeverlaat op pedal steel bij de fabuleuze Hot Band van Emmylou Harris in de gloriedagen met o.m. Glenn D. Hardin, Emory Gordy, Rodney Crowell en uiteraard gitarissimus Albert Lee.
Alle begin is moeilijk zegt het spreekwoord, maar op tijd stoppen blijkbaar nog lastiger. Meestal gaat het dan om sporters die er per se nog een jaartje willen bij doen, ondanks dat de tekenen van verval al onmiskenbaar aan de prestaties knabbelen: eens bejubelde voetballers raken geen bal meer en wielrenners kunnen niet meer volgen bij wat men ietwat denigrerend kermiskoersen noemt.
Ze geraken niet meer aan contracten tenzij aan minimumvoorwaarden en de tijd dat ze bovenaan de affiche garant stonden voor een volkstoeloop is vervangen door een berichtje achteraan de sportpagina's.
Sommigen, de verstandigste, houden de eer aan zichzelf en zoeken nieuwe horizonten, van ploegbegeleider tot materiaalman die de kegeltjes mag uitzetten bij zijn vroegere werkgever.
Dat geldt evenzeer in het muziekwereldje, enkele krasse knarren zullen het geheel terecht nog wel een tijdje uitzingen. Anderen daarentegen, zoals de Rolling Stones zijn verworden tot een pijnlijke parodie van zichzelf.
Daaraan moest ik denken toen ik op Youtube – de hemel en zijn goden weze geprezen voor dit formidabele beeld- en klankarchief – het afscheidstournee van Mark Knopfler tegenkwam opgenomen in Barcelona eind april van dit jaar. Vermoedelijk verschijnt daar nog wel een DVD van, kwestie van het pensioentje wat aan te vullen, vandaar dat de opname begint - en tussendoor ook nog wel, opgevrolijkt wordt met sfeerbeelden langs de overbekende monumenten van wat uitgegroeid is tot de hipste stad – veel tot spijt van de locals – van Europa.
Deze uitgesponnen introductie is deels een maskerade voor de ontgoocheling die blijven hangen is na het evenement.
Het eerste uur kabbelt en kabbelt als een bergriviertje dat maar niet tot bij de eerste stroomversnelling geraakt, al hebben we intussen bijna de hele gitaarverzameling (Gibson, Strats, National, Danelectro, PRS et j'en passe) van Knopfler de revue zien passeren. Niet dat dat voor veel animo zorgt: “I love you Barcelona” en “I am an old grandpa” met een hand op de schijnbaar versleten heupgewrichten draagt daar ook niet veel toe bij.
We zijn intussen een minuut en luttele seconden in het tweede uur aanbeland en zowaar verschijnt een minzame glimlach bij ondergetekende: “Done With Bonaparte” dat eventjes de illusie opwekt dat het toch nog goedkomt. Geen kwaad woord over de elfkoppige begeleidingsgroep waarbij ik mij zit af te vragen of die doedelzak, bouzouki, dwarsfluit en andere folktoestanden thuishoren bij het afscheidsconcert van wat ooit het belangrijkste onderdeel van rocklegende Dire Straits was.
Kijk, als ik filmmuziek wil horen ga ik wel naar de cinema en voor smooth jazz-achtige dingen kun je nog altijd, mits de juiste opdrachtregel, bij YT terecht.
Was er dan helemaal niets goeds aan? Toch wel, Mark's gitaarspel heeft nog maar weinig of niets van de vroegere brille ingeboet, alleen zit ik mij af te vragen of het echt nodig was drie verschillende gitaren en evenveel uitgesponnen solo's in hetzelfde nummer (Telegraph Road) uit de kast te halen.
Zelfs Money for Nothing - met een intro van de onverslijtbare Guy Fletcher (keyboards) als vocal stand-in voor Sting – beroert nauwelijks. Verder viel mij de fysieke gelijkenis op van bassist Glenn Worf met Dire Straits' John Illsley die tegenwoordig omgeturnd is tot pubeigenaar en kunstschilder van gitaren en blote madammen waar hij schijnbaar enig succes mee boekt.
Om het goed te maken bij de die hard MK-fans dit stukje uit "Real Live Roadrunning" uitgebracht in 2006 met Emmylou Harris - waarvoor MN sinds 1975 (of was het '76, de Gruyèrekaas van mijn geheugen allicht) en haar concert met de formidabele Hotband in de Roma - een speciale boon voor heeft.
Zowat alle muzikanten uit die tournee zitten ook nog op de reeks afscheidsconcerten (Fletcher - Worf - Richard Bennett, MK's eerste luitenant) waarbij opvalt dat MK zowaar een whammy bar (= tremolo) en een pick (=plectrum) hanteert wat hij anders vrijwel nooit deed.
Ik ga er altijd van uit dat je omzichtig moet omspringen met superlatieven, bij deze laat ik die omzichtigheid voor wat ze is: compleet overbodig. Katie Kissoon, dames en heren, is een totaal ten onrechte naar back ground vocals verbannen muze. Niemand in dit ondermaanse rijk zal haar haar jeugdige onbevangenheid kwalijk nemen ten tijde van de bubblegumrage van Chirpy Chirpy Cheep Cheep – in Europa ging Middle of the Road (hu, who?) met de bloemen lopen – of de heerlijke funk van You're the One. https://www.youtube.com/watch?v=UcFjof4vbws
Niet te geloven dat ze bijna twintig jaar haar tijd zat te verdoen bij die bloody James Last eer de grote namen haar ontdekten, van Roger Waters tot Eric Clapton en Van Morrison. Platenlabel Sony, wat een verschrikkelijke geldwolven zijn dat toch, haalde de complete versie van Waters' Mother offline wegens copyright ingfringement – kan het nog belachelijker, maar op Youtube staat voorlopig toch nog het mooiste stukje met Katie online. Voor de geïnteresseerden: ook AFL (Andy Fairweather-Low, al een eeuwigheid tweede gitarist bij Clapton) en zowaar Doyle Bramhall II, ook een long time vriend van EC die een nogal ongewone snaarsetting hanteert, waren van de partij. Ik ken geen andere linkshandige gitarist die zijn snaren upside down – als een rechtshandige dus – bespeelt, de solo is van zijn hand.
Zal ik er nog eentje bij doen? Deze dan met een adembenemend slot van de eeuwige Clapton-klassieker Wonderful Tonight. Geen wonder dat hij na afloop een diepe buiging maakt voor darling Katie, plus, het is wat mij betreft een van de beste versies ooit van de meester, uit 1999 in Madison Square Gardens, bijgestaan door een rits oude getrouwen: Andy, Nathan, Steve... Hij is altijd al een man geweest met heel veel respect voor wie mee op het podium stond, van de backing vocals tot AFL, Paul Carrack, Nathan East, Chris Stainton, Steve Gadd, David Sancious en talloze anderen.
Net las ik op een ander blog de verheerlijking van het lichtelijk onnozele fenomeen Ed Sheeran die blijkbaar hoge toppen scheert met een nummer (Galway Girl) van Steve Earle. Niet dat die nitwit ook maar het flauwste idee heeft van 's mans oeuvre. Steve kan maar gelukkig zijn met de opbrengsten van de royalties, hem weze het van harte gegund. Wie met die teenkrullende versie van Ed S. kan leven hoeft niet verder te lezen.
Een joch dat als een middeleeuwse monarch zijn net verworven rijkdom etaleert door in Suffolk een aantal eigendommen op te kopen om verlost te zijn van eventueel lastige buren in wat intussen werd omgedoopt tot Sheeranville. Ach ja, celebrities laten het graag breed hangen. Tot op de dag dat het wat minder gaat en de vergetelheid wenkt.
Anyway, dit is het origineel uit 2000:
Als toetje de versie van de grootste flashmob ter wereld met 15.000 deelnemers, juist ja: in Galway op 16 juni 2016 waarover ik het in een vorig bericht het ook al had. Een performance die er allicht in grote mate toe bijgedragen heeft dat de stad zich met recht en reden volgend jaar Culturele Hoofdstad van Europa mag noemen.
Onder de artiesten Sharon Shannon, Mundy, We Banjo 3, Amazing Apples, Roisin Seoighe, Lackagh Comhaltas, Galway Rose Rosie Burke en talloze anderen.
Omdat dat vermaledijde gedoe met de editor en het posten bij sennet blijkbaar maar niet opgelost geraakt – sorry zunne mannekes, ik weet heus wel hoe een forum of een nieuwsgroep werkt, ik kocht mijn eerste pc in 1988 (Foxbase, Lotus, Wp enz...) – een welgemeende: stelletje amateurs!
Over tot de orde van de dag.
Wie dacht hier nog een nakomertje van Martha Reeves (78, dezer dagen) and The Vandellas of Bowie/Jagger te vinden is eraan voor de moeite. Mijn jongste uitstapje – figuurlijk dan – is bestemd voor het Ierse stadje Galway, volgend jaar culturele hoofdstad van Europa als het god, Klein Pierke en Boris Johnson belieft. Dat Ieren kunnen feesten als de be(e)sten is genoegzaam bekend, zeker als de kalender rond 17 maart aanwijst.
Vergeet dat idiote ice bucket challenge – of hoe dat stompzinnige internetgedoe ook moge heten – en maak plaats voor echt straatamusement in het voornoemde stadje in gezelschap van Lisa Mc Hugh.
Hoeft het nog gezegd dat ik, voor mijn doen, helemaal vrolijk wordt van dit soort perfomances? Ik denk van niet, er is al genoeg ellende iedere dag.
Dat ik nog nooit van Lisa McHugh gehoord had is bij deze uit de wereld geholpen, Schotse van geboorte uit Ierse ouders en sinds 2010 definitief ingezetene van de groene parel waar ze sedertdien het mooie weer maakt in de Country&Western charts, zelfs tot in het Mekka van de Grand Ole Opre in Nashville toe.
Als toemaatje deze nog:
Pretentieloze C&W met alle nodige ingrediënten: een frisse snoet en voor de rest alles op zijn plaats (als ik nu maar geen ambras krijg met de eventuele feministen hier) lekker gitaartje in de background, pedal steel en fiddle, meer moet dat niet zijn.
Niet dat ik daarvoor zelf nog zou in aanmerking voor komen, in het beste geval wordt dat spoedgevallen in het dichtstbijzijnde UZ voor mijn eventuele partner. Nu ja, je hebt dat of je hebt dat niet, bij mij is dat double negative.
In mijn apenjaren kon je nu eenmaal niet anders of je geraakte niet aan een lief, mijn dance moves indachtig kwam het erop aan geduldig te wachten tot het (meestal) lokale bandje een trage inzette en de zaallichten gelukkig doofden. Bij alles wat zich sneller aanmeldde dan een tango - of wat daar moest voor doorgaan - was dat het signaal om linea recta een spurtje richting tapkast in te zetten. Eigenaardig genoeg verdween een groot pak van de gène naarmate de hoeveelheid pilsjes toenam en ik mij zelfs geroepen voelde mij tussen de joelende bende te begeven bij godsamme The Hucklebuck of The Hippy Hippy Shake. Nog een geluk dat er toen nog geen smartphones bestonden want het schaamrood zou mij heden ten dage nog parten spelen.
Tweede probleem, hoe moest je bij zo'n slow in vredesnaam bij een wildvreemd meisje - hoewel, in een dorp kende iedereen iedereen - enige indruk maken in de hoop ooit nog eens een afspraakje te versieren? Mmm, afspraakje, veel verder dan komde gij volgende week naar de kermis in M. ging dat niet. Om het ijs te breken probeerde ik het met "en wa peisde van de internationale betrekkingen?" leverde doorgaans niet meer op dan een rare blik in haar ogen en een bedankje voor de volgende dans. Tja, vrouwen...
Maar goed, over tot de orde van de dag: The Lennerockers! Je houdt het niet voor mogelijk maar het zijn wis en waarachtig Teutonen, toch een volkje waarvan je niet direct zou verwachten dat ze van rockabilly een levensdoel zouden maken. Boogie Woogie Queen als decor voor een stukje onvervalste jive. Waarschijnlijk zijn het allemaal doorwinterde amateurs of professionals in dit filmpje waar enkele fantastische acts het beste van zichzelf geven. Wie hierbij blijft stilzitten is rijp voor een WZC.