Misschien moet ik mij wel gaan specialiseren in het schrijven van in memoriams, nog maar net is Levon Helm niet meer onder de levenden, zopas verneem ik het verscheiden van de legendarische bassist Donald "Duck" Dunn, auteur van de onvergetelijke bassloopjes bij Booker T. & MG's, de originele Blues Brothers en een lange reeks andere muzikanten.
Respect, Dock Of The Bay, I've Been Loving You Too Long, Hold On I'm Coming, In The Midnight Hour zijn maar enkele van een schier eindeloze serie hits waarop Dunn zijn stempel drukte.
"I tried the guitar but it had two strings too many" waarmee hij zijn voorliefde voor de bas placht aan te geven en het gitaarwerk aan z'n maatje Steve Cropper overliet. Ze hadden al een bandje (The Royal Spades) toen ze nog op high school zaten dat opging in The Mar-Keys en zowaar een hitje scoorden. Goed genoeg om full time sessiemuzikanten te worden voor het al even legendarische STAX-label en hun stempel te drukken op wat zou uitgroeien tot een van de meest succesvolle en vernieuwende genres in de popmuziek: soul!
Hier een live-versie van het onsterfelijke Green Onions:
Ondank is 's werelds loon, onbekend is onbemind, sommige bands weten daarvan mee te spreken niettegenstaande ze toch een meer dan behoorlijke platenverkoop realiseerden.
Zo'n bandje zijn de Britse Restless, geënt op oer-rockabilly maar met een geheel eigen geluid. Ondanks de minimale bezetting (gitaar, double bass en drums) kunnen ze makkelijk in het rijtje staan bij hun (commercieel) meer succesvolle broeders à la Stray Cats of Matchbox qua originele sound en ijzersterke covers.
Jammer genoeg hadden ze geen iconen, zoals Dave Edmunds dat was voor Setzer & co, achter zich om uit te groeien als topacts in het genre.
Rockabilly Rat is zo'n pareltje waar geen rechtgeaarde vetkuif kan blijven bij stilzitten:
Eric Clapton verklaarde ooit dat The Band de enige groep was waar hij onvoorwaardelijk deel wou van uit maken maar anderzijds was het nog een geluk dat het bij losse samenwerking bleef of hij was allicht zijn goede vrienden Richard Emmanuel en Rick Danko gevolgd.
Een paar weken geleden - 19 april om precies te zijn - overleed in New-York Levon Helm aan de gevolgen van keelkanker waarvan hij in 2008 nog genezen werd verklaard. Zijn muzikale nalatenschap als lid van een van de invloedrijkste groepen van de vorige eeuw mag toch wel indrukwekkend genoemd worden, ik koester hun LP's als waren het goudklompjes. Het verhaal gaat dat Levon en Robbie Robbertson zich na hun decennialange geruzie (over de auteursrechten van de Band-songs) zouden verzoend hebben bij zijn sterfbed.
Als eresaluut nog een sublieme live-versie uit 1996 van Levon's pièce de résistance Evangeline samen met de harmonies van Sheryl Crow op accordeon (!) en Emmylou Harris.
Een steeds weerkerend fenomeen bij bluesartiesten is het gebruik van de slide-techniek, helemaal verwonderlijk is dat niet want gitaren hadden nog geen tremolo- of whammy pedaal om bepaalde effecten te creëren.
Eigenlijk zou de basis liggen bij éénsnarige West-Afrikaanse gitaarachtige instrumenten (diddley bow of jitterbug in het jargon) en later terug te vinden zijn in viersnarige Hawaiiaanse gitaren, ook wel steel gitaren genoemd omdat ze met een metalen cilindertje werden bespeeld.
Al van in de vroege jaren twintig van vorige eeuw gingen artiesten als Sylvester Weaver de boer op met dit instrumentarium, al gebruikten die een mes, of zelfs een heus scheermes, als hulpstuk.
Elmore James daarentegen begon te experimenteren met een gemodificeerde akoestische gitaar en bottleneck wat in 1952 resulteerde tot een elektrische versie van het aan Robert Johnson toegeschreven Dust My Broom, intussen een klassieker die zowat iedereen die naam en faam heeft op het repertoire heeft staan.
Niet alleen leverde dat James de bijnaam King of Slide Guitar op,
Voor velen is hij de founding father voor wat Alan Freed even later Rock-'n-Roll zou dopen.