Nara zal het waarschijnlijk al laten weten hebben: Rudo Jr. heeft een zwaar auto-ongeluk gehad om 7h30, vrijdagmorgen. Donderdagavond, rond 24h30, is hij, samen met een groep van ongeveer tien of elf adolescenten, allemaal leden van verschillende protestantse kerken in Rio, naar Belo Horizonte (ongeveer vijfhonderd kilometer ver weg) gereisd, met één van die lichte Vans, om daar, onder zijn leiding, aan een protestants congres deel te nemen. Een twintigtal km vóór hun doeleinde heeft de chauffeur de controle over het voertuig verloren en zijn ze recht op een boom áán gereden. Ter plaatse zijn er drie mensen overleden, vier mensen zwaar verwond geraakt (waaronder Jr.) en drie andere, minder zwaar, zoals Olginha (een buurmeisje met een open beenbreuk en een ribbenbreuk) en Paulinho, haar broer (met een hersenschudding, verlies van zijn "baço" - ik weet de naam niet meer in het Vlaams, maar het ligt juist onder het hart - en een ribbenbreuk).
Rudo Jr. heeft een open beenbreuk, een doorboorde lever en darmen, kaak - en mondbreuken, een schedelbreuk en open halsverwondingen. Hij is niet ter plaatse verstrikt gestorven (door zijn plat gedrukt aangezicht) dank zij de rappe ingreep van de brandweer die hem dadelijk geholpen hebben door de lucht, rechtstreeks door zijn keel naar zijn longen te sturen. Vijf minuten vertraging in hun aankomst zou waarschijnlijk genoeg geweest zijn om ook ter plaatse de dood gevonden te hebben. Hij heeft veel bloed verloren, langs de keel om en door de inwendige schade in zijn buikholte. De eerste inlichtingen waren niet zó slecht, maar naargelang ik de toestand, ter plaatse, beter leerde kennen heb ik mezelf moeten inhouden om niet wanhopig te worden. Ik heb hem, verschrikt, mogen bezoeken gedurende de zaterdagnamiddag. Zijn aangezicht is gewoon onherkenbaar. Het vraagt inspanning om de hoop niet te verliezen. Intussen heb ik de beste hersenschirurg van de streek kunnen vinden (langs de firma om) en die bepaalde onmiddellijke overbrenging naar een private kliniek. De dokters van het openbaar ziekenhuis laten hem echter niet vrij omdat ze nog niet weten of er geen verdere schade is aan de ruggengraat. En dat zullen ze maar kunnen vast stellen nadat ze verdere tomografieën van zijn lichaam zullen gemaakt hebben. Van de andere kant, hij mag ook nog niet verlegd worden. De toestand in die publieke CTI (Centro de Tratamento Intensivo) is daar volledig zonder steriele bescherming. Iedereen bezoekt iedereen, zonder speciale klederen of ontsmetting en het ene bed is één meter weg van het andere. Er is geen geur van ether en alle bedden zijn bezet. Een tiental. Alle bezoekers omhelzen alle patiënten; allemaal tussen het leven en de dood. Dan is er nog het probleem van die protestantse pastoors die overal vrij acces willen verkrijgen in een publiek hospitaal en die vrijdom niet willen verliezen in een private kliniek. Vandaar hun weerstand aan de verplaatsing. Sinds Hilma volledig overmeesterd is door hen en mee doet aan talloze kettinggebeden, wat haar inderdaad rustiger maakt, voel ik mezelf verplicht die ketting niet te verbreken en nog wat geduld te hebben om later, als het mogelijk wordt, Rudo Jr. te laten overhevelen. Vandaag is het zondagnamiddag, achtenveertig uur ná het ongeval. De inlichtingen spreken over vloeistof in de longen, slecht werkende nieren en bloedverlies langs neus en mond. Zijn staat wordt beschreven als "Gravíssimo". Toch vinden ze zijn toestand nu beter dan gisteren. Morgen zal hij overgeheveld worden naar dat privaat hospitaal. Dat is mijn wens, tenware (en alleen maar als) de dokters er absoluut tégen zijn. Ik ben u aan het inlichten omwille van uw koelbloedigheid. Het is nog niet nodig Mama te verwittigen. Als hij het overleeft zal ze het later wel te weten komen. Als hij het niet haalt, weet ge zelf wel wat ge er mee moet doen. In alle geval, zijn hart is volledig in orde en klopt reusachtig hard. Dat is mijn grootste hoop. Hij zal het overleven. Het spijt me voor het slechte nieuws.
Volgende keer beter.
Rudo
- 17/04/2001 - 11u19:
Beste D., G., J. en An en Naraatje (natuurlijk),
Elk uur telt. Het is nu dinsdagmorgen. Gisteren heb ik hem eindelijk kunnen laten interneren in het beste private hospitaal van Belo Horizonte. Een eventuele overheveling naar een ander hospitaal in Rio De Janeiro zal zeker nog een tweetal weken langer kunnen duren. We zitten hier dus vast tot en met er geen levensgevaar meer is.
Gisteren heb ik nog een grote schok ondergaan en voor de eerste keer ging ik praktisch door mijn benen. Ik had niet verwacht dat er nóg een slechte mededeling te doen was en toen de zoon van de eigenaar van het hospitaal (die ook dokter is) me hier voorgesteld werd en langs zijn neus weg om vertelde dat ze na Rudo's toekomst, na een nieuwe tomografie van zijn ruggenwervels gemaakt te hebben, daar ook nog schade hadden ontdekt, heb ik voor de eerste keer in mijn leven ondervonden hoe een mens zich voelt als hij bezwijmt. Sinds Hilma, Júnior nog niet heeft durven zien (wat ik ook vermeid) en altijd, op een veilige afstand, mijn houding bespied om te weten wat er aan het gebeuren is, werd ze ineens woedend kwaad op alle aanwezige dokters, wat een klein schandaaltje in de gang veroorzaakte. Toch wist ze niet wat er gebeurd was. Ik heb rap al mijn benen samen kunnen scharrellen en haar uitgelegd dat ik al vier dagen lang praktisch niets gegeten had en dat de bezwijming een gevolg was van flauwte. Toen ik me, na een half uur, al gereed aan het maken was om er een nacht over te liggen piekeren, kwam die andere hersenschirurg binnen (de beste hier). Ik vroeg hem, zonder veel hoop, of dat probleem een eventuele gedeeltelijke of totale "paralysie" kon veroorzaken en hij stelde mij verbaasd, onmiddellijk gerust. Het is maar een kleine "fissura", zei hij, zonder afwijking van beide delen. Volgens hem zal het geen verdere gevolgen mee slepen (Waarom had die andere dokter dat niet direct gezegd?). In alle geval, nu draagt Júnior die typische nekbescherming en moesten ze het vroeger ontdekt hebben dan zouden ze hem toch niet laten overhevelen hebben, zelfs niet met die bescherming eraan. Gelukkig had ik mezelf van voren in de ambulance gezet en de chauffeur zitten smeken heel traag te rijden, wat hij gedaan heeft. Alle auto's gingen dadelijk uit de weg en ik heb mezelf beloofd altijd het voorbeeld te geven in zo'n geval, in het verkeer, in de toekomst. Toch heeft die specialist me gewaarschuwd dat Júnior, gedurende een jaar of zo, zal sukkelen met slechte "coordenação motoro" aan zijn linkse kant, door de schade aan zijn hersenen. Maar niets dat niet kan verholpen worden door een goede fysiotherapeut. Zo blijft mijn hoop dus opwakkeren voor een gelukkige toekomst. Allez, voor geen slechtere dingen alleszins...
Intussen zal Júnior nog zeker meer dan een week onder sedatie moeten blijven liggen, met rechtstreekse lucht toevoer naar zijn longen, door de keel heen. Ze hebben mij ook verwittigd dat hij waarschijnlijk longontsteking (pneumonie) zal krijgen, veroorzaakt door de lange tijd onder kunstmatige verdoving.
Verder is zijn hart de motor die de machine niet laat stoppen. Na de schok van gisteren begin ik mezelf terug weer zachtjes aan onder controle te krijgen.
De allerbeste groeten nog aan Rita en aan Mama (ge hebt honderd percent gelijk; ze moet nog van niets weten nu).
Rudo
- 17/04/2001 - 14u04:
Beste "iedereen",
Nu is het al dinsdagnamiddag. Niets anders te doen dan te wachten. De specialist heeft me zojuist gebeld om te zeggen dat Rudo's toestand stabiel is..., met uitzondering van zijn nieren, die het een zestal uur geleden hebben óp gegeven. Weeral een stamp in mijn maag. Ik weet niet juist of die door geneesmiddelen terug kunnen "opgewekt" worden. De dokter schijnt van ja te zeggen, maar ik geloof hem niet helemaal. Er is, in alle geval, nog altijd de "hemodialyse" over. Rita zal dat wel beter kunnen uitleggen. Binnen een paar uur zal ik hem terug zien. Rudo, bedoel ik. Maar ook de dokter. Ik hoop dat tegen dan de nieren zullen werken. Wat moet ik nog meer zeggen? Hoe langer her duurt hoe harder de slagen aankomen. Maar ik ben nog niet verslagen en Júnior nog minder. 't Zal wel afkoelen zonder blazen, zoals Mama altijd zegt, met volledig vertrouwen.
Gemakkelijk zijn die "e-mail's" wel. Altijd "vers" nieuws.
Tot binnen enkele uren.
Rudo
- 18/04/2001 - 09u31:
Beste J. en An, D. en Rita, G. en Nara,
Woensdagmorgen. Binnen twee uur zal ik Júnior terug zien. Jája, sedert het ongeluk is hij onder kunstmatige verdoving gehouden geweest. Gelukkig genoeg. Het zou ondraaglijk zijn, vooral voor mij, te weten dat hij bewust is en lijdt. Dat is dus het minste van mijn zorgen. Alhoewel, ik weet het, uit die toestand geraken is de eerste stap om zijn herstelling te bevorderen. Maar nu naar de feiten. Voor het eerst begin ik vaste grond onder mijn voeten te voelen. Gisterenavond heb ik met verschillende dokters kunnen spreken, die (buiten ene smeerlap die beweerde dat Jr. in een mogelijk vegetatieve staat verder zou blijven leven) mij de toekomst met veel hoop hebben laten voorspiegelen. Eerst en vooral heb ik met de hersenschirurg gesproken, die Rudo twee keer per dag onderzoekt. Volgens hem weet die andere dokter, die geen specialist is, er niets van. Gisterenavond heeft hij nog een stukje "watte" tegen Jr.' s oog gedrukt en zijn pupil heeft zich bewogen. De tegenwoordige problemen met nieren en longen (er is zich een proces van lichte infectie aan het starten, vergezeld van koorts) zijn normaal in de omstandigheden en worden bestreden met sterke antibiotica's.
Dan heb ik ook de dokter kunnen vinden die hem "opgeraapt" heeft van de baan en die me nog meer moed heeft gegeven. Toen hij ter plaatse kwam was hij juist op tijd om hem "lucht" te geven, want hij zag er al donkerblauw uit. Op een schaal van 3 tot 15, was zijn bewustzijn 7, wat goed (?) is. Vervolgens heeft Jr. beide armen en benen bewogen, juist ná het accident, wat definitieve schade aan die delen, of aan zijn hersens en/of "coluna vertebral" uit sluiten. Wat wil ik nog meer? Ik heb nu ook gemerkt dat hij wat tanden verloren heeft, maar dat is geen probleem. Ik heb er nog een paar over. Weinige keren gebruikt geweest. Het enige minder goede nieuws is dat hij waarschijnlijk nog een twintigtal dagen in de CTI zal moeten verblijven, wat onze terugkeer naar Rio (en dan nog veel later, terug naar Recife) zal vertragen. In alle geval, de firma steunt me enorm, zelfs met geld, en talloze, lange telefoongesprekken van de eigenaars, vader en zoon. Spijtig dat Lígia hier (nog) niet is, maar misschien binnen een paar dagen toch wel. Ze is nog in Recife.
Ik zal het herhalen voor alle zekerheid en om het goed te laten verstaan: ik voel nu vaste grond onder mijn voeten. Als er nu nog iets gebeurd zal het een feestverbrodder zijn. Ik heb het zelfs gevraagd aan de dokter. Wat kan er nog echt verkeerd gaan? Buiten eventuele nieuwe feiten, wel já..., moest de verpleegster niet zien dat het darmpje in zijn keel er uit is gesprongen, enz...
Wilt ge nog meer nieuws? Wacht dan op mijn volgende e-mail met een nieuwe aflevering van mijn teevee feuilleton: "Rudo's bedenkingen en opmerkingen over de slechtste week van een menselijk leven".
Tot heel binnenkort.
Rudo
- 18/04/2001 - 14u09:
Beste broers en familie,
Het is nu 13h30. Ik ben zojuist gearriveerd het hospitaal. Het dagelijks bezoek is om 10h30. Het was wel vreemd dat het zo lang duurde vóór ik hem mocht zien. Het spijtige is dat er altijd een vriendin van Hilma aanwezig is die, in haar plaats, mij altijd vergezeld. Ze is één van die schandalige types, die geen enkel gevoel kan verbergen. Het is het laatste dat Hilma of ik nodig hebben. Maar ze plakt als een "sjieke". Ze beweert dat ze ook protestant is, maar ze gelijkt meer op een kletterwijf. Soms is haar invloed over Hilma positief, maar meestal gebeurt het omgekeerde.
Nog een slag in de lever. Rudo heeft deze morgen, onverwachts, een algemene achteruitgang in zijn toestand ondervonden. Ik heb te vroeg gejuicht. De dokters hadden getracht het peil van de verdoving te verminderen en hij heeft daar heftig op gereageerd. De bloeddruk is gevaarlijk gezakt, de koorts is gestegen en zijn toestand is weer onstabiel geworden. Toen we daar arriveerden waren ze juist bezig te trachten de controle over de toestand terug in handen te krijgen. Meer verdoving en antibiotica voor de pneumonie. Na drie uur wachten hebben ze me toch nog eens rap binnen gelaten. Hij ziet er rooskleurig uit nu. Beter dan de eerste dagen, toen hij op een lijk geleek. Dan hebben ze die Ana binnen gelaten en is die schreiend terug gekeerd. En dan een pastoor. De dokters hebben hem gevraagd veel te bidden. Nu weet ik niet meer wat ik moet doen. Alleen maar een beetje schrijven. Om 19h30 is er een nieuw bezoekuur. Wachten tot dan.
Ik ben kapot.
Rudo
- 18/04/2001 - 15u26:
Hi folks,
Het is hier nu drie uur in de namiddag. Het spijt me een beetje, jullie altijd maar lastig te blijven vallen, maar ik zit hier maar alléén en de bedoeling is meer iets aan het doen te zijn, dan niets aan het doen te zijn en ook wel om wat stoom af te blazen. TV kijken kan ik toch niet. Ik ben nog niet kapot, wees gerust. Die chef van de CTI, die gisteren zogezegd gezegd had dat Jr. een vegetatief leven zou leiden, heeft dat nu ontkend. Ik heb dat vandaag na gegaan. Het was die domme Ana geweest. Hij had wel beweerd dat dat mogelijks zou kunnen gebeuren. Maar dat is iets anders. Nu, in alle geval, vandaag heeft hij toch tegen mij persoonlijk verklaard dat in alle dodelijke ongevallen, 25% ter plaatse sterven, 35% gedurende de volgende vierentwintig uren en de rest, daarna, laat zeggen binnen de twee weken. Hij wilde natuurlijk bewijzen dat Rudo Jr. nog altijd alle kansen had om te sterven. Hij heeft echter niet gezegd hoeveel percent van al die mensen het wel overleven. Dan is de rekening wel verschillend. In alle ongevallen, veronderstel ik, bijvoorbeeld, sterven er honderd op duizend mensen. Dit is gewoon maar om zijn statistiek te herzien. Dat wil zeggen: 10%. Dus: 2,5% sterven ter plaatse, 3,5% sterven binnen de vierentwintig uren, 4% binnen de volgende twee weken en 90% sterven niet! Dat wil zeggen dat er 96% kansen bestaan dat Jr. blijft leven. Dat zijn uitstekende kansen. Ten andere, het zou in alle geval niet meer zijn van de wonden van het ongeluk zelf en wel als gevolg van de behandeling van de wonden. "Infecções" (hoe schrijft men dat weer in het Vlaams?), enzovoort...
Mijn goesting om te schrijven is weer over. Maar verwacht méér nieuws vandaag. Wilde of wilde niet, tenware dat ge uitdrukkelijk schrijft dat het genoeg is.
Tot dan,
Rudo
- 19/04/2001 - 07u33:
Broers en nichtje,
Het is allemaal over. Rudo Júnior is gisteravond gestorven, om 23u30, na een korte maar hevige strijd tegen een algemene infectie van het lichaam. Ik weet niet waarom die er zo rap en zo krachtig bij is gekomen. Ze spreken van een "shock". 't Kan me allemaal niet veel meer schelen. Ik heb nog getracht zijn zaadcellen te bewaren, maar de specialist beweerde dat die heel waarschijnlijk ook gestorven waren, gedurende de schok van het ongeluk. Op dit moment wordt hij naar Rio gevlogen. Hij zal morgen begraven worden in Rio, om 10 uur. Het heeft geen zin Mama in te lichten. Ik ben toch kapot. Vandaag en morgen. Overmorgen zal ik op iets nieuws denken.
Dank u voor uw medeleven.
Rudo, Hilma en Lígia (ze komt vandaag)
- 20/04/2001 - 23u06:
Beste broers (inclusief G.-zonder-computer), neven en nichtjes,
Eens rap al die getuigenissen van medeleven beantwoorden. Rudo Jr. is vredig begraven geweest op de top van een klein heuveltje in een hoek van het beste kerkhof in Rio, met recht op het zicht van een schoon natuurlijk landschap (een enorme stenen berg met een steile helling, tweehonderd meter hoog, bedekt met groen struikgewas en het geluid, ver weg, van een kraaiende haan) van den ene kant en de rest van het kerkhof, daar beneden, aan de andere kant. De trap naar boven en het algemeen breed uitzicht gelijken echt op de situatie van het huis waar hij het grootste part van zijn leven heeft door gebracht en zijn vrienden en vriendinnen heeft ontmoet. Het zal hem deugd doen. We hebben, op aanvraag van Hilma, een familiegraf gekocht, waar hij nu de eerste plaats in betrokken heeft. Ik ben er zeker van dat zijn moeder, vroeger of later, daar boven zal willen gaan liggen. Ik ben nu zelf aan het betwijfelen of ik ook, vroeg of laat, hem daar niet zal willen vergezellen. België, met dat koeler klimaat en als veiligere haven, had totnogtoe, mijn voorkeur. Door het tropisch klimaat is het hier de gewoonte de mensen te begraven de dag volgende op de dood. Daardoor dat het hier altijd moeilijk is familieleden die in het buitenland verblijven er op tijd bij te krijgen. Het spijt mij echt, want ik had het een beetje nodig. Ik vind niet dat het aangeraden is, nu hals over kop naar Brazilië te komen rennen. Ge zoud er weinig van profiteren. Het zou beter zijn die reis te organiseren op een middenlange tijdspanne. Laat ons zeggen, in de loop van een jaar of zo. Dan zouden we er eens echt goed gebruik van kunnen maken om nog eens alle mogelijke bokkensprongen te maken. In Recife en in Rio, waar ik met alle plezier Rudo Jr.'s finale rustplaats zal willen tonen. Nu het zover is dat Mama het al weet (wat spijtig is), zeg haar a.u.b. dat ik nu méér bekommerd ben om háár dan om Júnior. Het belangrijkste is dat ze weet dat ik nu al veel minder áf zie ('d er is toch niets ne meer aan te doen) en nu iedere keer méér aan háár denk, naargelang ze zich mijn lijden te veel aan trekt. Het belangrijkste nu, is dat zij het goed stelt en gezond blijft. Tussen haakjes moet ik zeggen dat Júnior, in zijn kort bestaan, honderd keren méér vrienden en bewonderaars heeft kunnen samen trommelen, dan ik, in mijn gehele leven. Het was ongelooflijk hoeveel mensen er waren op zijn begrafenis. Het geleek op de begrafenis van een filmster. Een zee van mensen. Vooral veel jonge mensen, allemaal aan het bidden en aan het schreien. En op het moment dat ze begonnen te zingen was de emotie onvoorstelbaar. Hij was, zonder overdrijving, een leider. In de familie van Hilma (met negen broers en zusters, neven en nichten; iedereen met twee, drie kinderen), werd hij beschouwd als een onmogelijk te kopiëren voorbeeld. Ge kent dat, de jeugd schenkt weinig aandacht aan goede mensen. Ze verkiezen artiesten met honderd piercings in hun neus en navels. Júnior was een uitzondering. Hij had geen enkel uitwendig teken nodig om de aandacht te trekken. Het zal onmogelijk zijn voor een tweede keer zo goed het doel te treffen. Ik moet dringend op nieuwe kinderen denken (zijn er geen "occasies" beschikbaar in de familie?).
Wel, dat is het voor het ogenblik. Alles is rap gebeurd en slecht afgelopen. Vandaag is het de eerste dag van een nieuw leven. Net alsof ik nog een tweede kans aan het krijgen ben. Maar altijd met Lígia.
Dank voor al de hulp en het genegen.
Rudo en Lígia
PS: Hilma heeft zich de gehele tijd ferm gehouden, alhoewel altijd licht verdoofd. Ik heb schrik van de volgende dagen, weken en maanden. Ze zendt ook al haar beste wensen voor iedereen in de familie, maar speciaal aan G. en Nara.
- 26/04/2001 - 10u14:
Beste broers, liefste Nara en verder iedereen die deze e-mail's meeleest,
Het is waar wat ge schrijft. Hoe meer dagen er voorbij gaan, hoe meer ik besef dat ik mijn zoon niet echt gekend heb. Langzaam aan beginnen mijn "vadersgevoelens" over te slaan in oprechte bewondering. Hoe is dat mogelijk geweest? Was ik zo ongevoelig? Intussen heb ik ook al ontdekt dat hij geen grote bewondering koesterde voor mensen die drinken. Wel, nogal een spijtige toestand natuurlijk. Ik ben ten andere ook nooit perfect geweest. In de bestaande omstandigheden was dat zeker en vast ook het slechtste niet. Het is eigenlijk ook een hele gemakkelijke manier om andere mensen te oor- en veroor- delen. Beter dat dan slechter. Leugenaar, bedrieger, uitbuiter, dief, oneerlijken... en weet ik nog meer. Er is een groot verschil tussen: de vader is de zoon niet waard en de vader is verre van de zoon gevallen. Misschien ben ik zelfs gebuisd geweest in de examens van Rudo Júnior. Maar kom, wees gerust, mijn geweten, mijn beul, begint me te kwellen en niets beters om het geweten te vermurwen dan hem een twee of drietal caipirinhas en talloze biertjes naar het hoofd te zenden. Ophouden staat ook niet in mijn woordenboek. Dus, bekwame broers, laat ons bewijzen dat drinkers ook goede mensen kunnen zijn (D. mag met zijn "één-biertje-alléén-maar" blijven. Wij, G. en J., zullen zijn deel goed meester kunnen).
Zondagavond keer ik terug naar Recife. Alléén, want Lígia wil nog een paar dagen in Rio verblijven. Ze verkiest persé een show van de "Back Street Boys" bij te wonen, op de derde mei. Ze heeft een ander hoofd.
Natuurlijk zijd ge welkom rond de 24ste van mei. Misschien is het beter, voor praktische redenen, rechtstreeks naar Rio te vliegen. Alhoewel, ik zou u liever ontvangen in Recife. We zouden er toch eens echt moeten van kunnen profiteren en veel caipirinhas drinken, gemengd met talloze biertjes. Zonder, natuurlijk, het hoofd op de gevouwen armen te laten neer zinken. Kunt ge beide steden niet op uw vluchtplan zetten?
Gisteren was het Júniors verjaardag. We hebben onlangs ontdekt dat hij regelmatig een "abrigo" (weeshuis?) bezocht, ongeveer honderd kilometer ver weg van Rio. We zijn er met twee auto's naar toe gereden, gepakt met eten en drinken (zonder alcohol natuurlijk) dat Rudo Jr., een week of twee geleden, met zicht op zijn eigen verjaardagsfeest al had besteld en ook, met zijn speelgoed, dat al jaren lang, in een verlaten kamertje, aan het vergaan was. Het heeft een tijdje geduurd vóór we het weeshuis gevonden hebben, maar dan, uiteindelijk, was het toch de moeite waard. Tientallen kleine kindjes, tussen de vijf en de dertien, de meerderheid met alle graduaties van bruin gekleurd vel. Iedereen plakte aan onze vingers, onze duimen, onze buik (veel plaats), onze schouders. Hebt ge eten mee gebracht? Hebt ge speelgoed mee? We zijn daar enkele uren gebleven. Prachtig hoe die kindjes liefde (genegenheid?) geven en vragen. Ongelooflijk verleidend. Men zou er direct een drie of vier willen uitkiezen om óp te voeden. Als ge er mee akkoord gaat, kunnen we daar een dag verblijven als ge hier toekomt. Het is een landelijke streek, in de bergen. We zouden daar ook een nacht kunnen slapen. Rustig en koel. Iets waar Rudo Jr. belang aan hechtte. Zeg maar aan Mama dat ze zich absoluut geen zorgen over mij hoeft te maken. Ik heb niets van mijn originele humeur verloren. Ik ben treurig, maar niet verslagen. Ik heb nu zelfs een diabolisch plan in mijn hoofd. Drie kinderen in enen keer "in vitro" te verwekken; één voor Lígia, één voor Hilma en één in een willekeurige buik, als extra garantie. Ik zal een advertentie in "De Weekbode" laten zetten. Ge zult zien... Met Lígia is het al af gesproken. Ik moet alléén maar aan jonge eicellen geraken (daardoor: "De Weekbode"). Een blondje, een brunette en een negerinnetje. Ik zal mijn best doen eens extra goed te vogelen. Misschien zal ik zelfs eerst wat moeten sparen, om dan woester te zijn. Met al die triestigheid is het wat in de vergeten kant geraakt. Maar nu zal ik volop her-OP-leven. Gereed voor de strijd, met de lans naar voren...
Dat is alles voor vandaag. Binnen een paar uur wordt de "mis van de zevende dag" gelezen en moet ik flink en fris zijn. Misschien beter eerst eens rap een caipirinha (in het geheim) gaan drinken.
Tot morgen of zo.
Rudo, Hilma (zendt haar beste wensen) en Líginha
PS 1: we zullen het wel regelen om naar België te reizen. In de herfst waarschijnlijk. En misschien met Hilma erbij.
PS 2: ik heb deze e-mail gisteren geschreven en vandaag op gezonden.
Vandaag is het de vierentwintigste april. De verjaardag van de geboorte van mijn enige, ondertussen overleden, zoon Rudo André Van Leuven Junior. Enkele dagen geleden, de achttiende april, was het de verjaardag van zijn dood.
Om dat te herinneren plaats ik hieronder de inhoud van een e-mail die ik naar Annie, mijn nichtje in Laarne, heb verzonden, enkele jaren daarna:
Liefste Annie,
Zoals beloofd en alhoewel ik er absoluut niet zeker van ben dat je dat allemaal wel precies wilt weten, hieronder volgt een uitbreidig verslag over hoe juist en in welke omstandigheden ik mijn enige zoon, Rudo André Van Leuven Junior, heb verloren, in April 2001.
Hij was toen pas afgestudeerd van de Federale Universiteit van de Staat van Rio De Janeiro (gratis voor de studenten die er in slagen door de strenge toegangsexamens te geraken en waar hij daar, vijf jaar eerder, de tweede plaats in de algemene rangschikking had veroverd, voor de cursus van productie ingenieur) en was reeds volop aan het werk, fulltime, als verantwoordelijke voor de kwaliteitsafdeling van een fabriek (Richard's) in Rio, met filialen in de meeste hoofdsteden, gespecialiseerd in de confectie van herenkleren. Hij zou zijn vierentwintigste verjaardag gevierd hebben, was hij niet gestorven enkele dagen daarvoor. Toen beheerste hij al vlot drie talen, terwijl hij een vierde aan het studeren was (Spaans). Niettegenstaande het feit dat ik een katholieke opvoeding heb gehad, zonder daarvoor ooit mijn handen in het vuur te hebben willen steken en zijn moeder (Hilma) een beetje van alles was, afhangende van wat de voordelen ervan waren, had Junior zich laten aantrekken door één van de vele protestantse kerken, waar hij in een oogwenk directeur werd verklaard, speciaal om jongens en meisjes te leiden en spiritueel te verzorgen, ook als koorverantwoordelijke. Ik was toen al gescheiden van mijn eerste vrouw Hilma (vandaag, één van mijn beste vriendinnen). Bewust dat een moeder belangrijker is voor de opvoeding van een kind, dan de vader, had ik zonder weerstand, hem onder haar zorgen laten wonen in Rio De Janeiro. Ze is advocaat en een echt Vlaams werkpaard, zodat ze (nu nog altijd) soms ná de tienen, 's avonds laat, thuis arriveert. Ze bezit haar eigen kantoor en verdient nu, gelukkig, meer dan ik, alhoewel, gedurende onze vriendschappelijke echtscheiding, ik de helft van mijn eigendommen, vrijwillig, aan haar heb afgestaan. Ik woonde toen al (dat was vóór 1990) samen met mijn tweede vrouw (Ligia), in een comfortabel huis, ook in Rio. Het lag boven op een heuvel, in een privaat condominium, in een wijk die echter niet helemaal veilig was, reden waarom ik er drie Duitse schapers op ná hield en toen ik eindelijk besloot de lang gekoesterde droom om naar het noordoosten van Brazilië te verhuizen, verwezenlijkte, heb ik Junior geroepen met de bedoeling hem gerust te stellen. Hij had me daar regelmatig bezocht en veel vriendinnen en vrienden veroverd in dat condominium. We kwamen uitstekend overeen en respecteerden elkaar. Ik realiseerde mij dat, bij Hilma, hij niet helemaal gelukkig was, vooral vanwege haar altijd op-wakkerende woedegolven, waaraan ik eerst en daarna ook hij, hevig onder leden. Ik stelde hem vóór het huis niet te verkopen, zodat hij, elke keer hij de nood voelde, zich daar zou kunnen "verbergen". Daarom ook besloot ik mijn meid te blijven behouden en ook de honden. Alles was er compleet. Wat heeft hij dan gedaan? Diezelfde dag nog, toen ik vertrok naar Recife, heeft hij zijn valiezen gepakt en het huis definitief gaan bezetten. Hilma beseft dat dat mijn doelwit niet was geweest, maar hij was toen al ongelooflijk verantwoordelijk, eigenaar van zijn neus en wijs genoeg om te weten wat er juist en wat er verkeerd was. Toch had hij een beetje schrik daar, vooral van de eenzaamheid. Mijn meid (toen rond de vijfentwintig) leefde daar wel, maar leerde, 's avonds laat, "lezen en schrijven" in een aangepaste school dichtbij en het is dikwijls gebeurd dat hij thuis kwam van de universiteit, vast stelde dat de meid niet aanwezig was en besloot beneden op haar te blijven wachten, zittend op de rand van het voetpad, met zijn hoofd tussen zijn knieën (dat beeld ergert mij nu ongelooflijk). Zoals ik al eerder vermelde, het huis lag boven op een heuvel en om daar te geraken moest hij bijna honderd trappen betreden. Eens daar boven echter, had men een ongelooflijk zicht op part van de stad, tot aan de haven. Wat is er dan gebeurd? De moeder van enkele van zijn vriendinnen, heeft hem uitgenodigd bij hen thuis te blijven wachten, alle dagen, tot de meid eraan kwam. Van 't één kwam 't ander en op den duur bleef hij daar ook slapen. Nog wat later begon hij hen te vergezellen naar hun protestantse kerk en nog wat later heeft een pastoor daar, hem ópgemerkt en vast gesteld dat hij over alle gaven beschikte om ook pastoor te worden. Hilma heeft me toen nog verschillende keren gebeld om hem ervan te overtuigen van die kerk wég te blijven, maar dat heb ik natuurlijk niet aanvaard en tenandere ik zou er waarschijnlijk toch nooit in geslaagd zijn. Van diene kant gezien heeft die protestantse kerk zijn leven gered, vind ik. Van de andere kant heeft ze mij, zijn leven ontnomen...
Enkele dagen voor zijn dood hadden G. (mijn jongere broer) en Nara (zijn dochter) een reis georganiseerd naar Rio De Janeiro en doordat ik daar niet meer woonde had ik aan Hilma's medewerking gevraagd om hen overal wat rond te leiden, terwijl ik Junior had overtuigd hen op de luchthaven af te halen (alhoewel hij toen al drie autos kapot had gereden). Wat ik niet wist, was dat Junior, juist op diene zelfde avond ook een reis had gepland naar Belo Horizonte, waar er een conferentie zou gehouden worden van een hele reeks verschillende protestantse kerken en hij, als verantwoordelijke van zijn kerk, daarvoor een "Van" had gehuurd, samen met een chauffeur, om hem, vergezeld van een tiental andere jonge mensen, daar naar toe te rijden. Vijfhonderd kilometers weg, te overbruggen in ongeveer acht uren. Hij heeft mijn verzoek voldaan en in plaats van om acht uur 's avonds te vertrekken, is hij om middernacht vertrokken, na G. en Nara bij Hilma thuis te hebben gevoerd. Maar dat wist ik toen nog niet, want anders zou ik het hem waarschijnlijk verboden hebben. Maar je weet het, als het noodlot toe slaat, slaat het altijd hard toe... en ik heb nooit ne meer met hem kunnen spreken.
Rond zeven uur 's morgens, minder dan twintig kilometer van Belo Horizonte, op een recht stuk van de baan, bergaf, heeft de chauffeur de controle over het stuurwiel verloren en is de "Besta" (dat is de naam van de wagen) tegen een boom, aan de andere kant van de snelweg, te pletter geslagen. Op dat moment zijn er drie mensen onmiddellijk gestorven, inclusief de chauffeur (gelukkig maar, anders had ik hem waarschijnlijk zelf zijne nek om gedraaid) en heeft mijn zoon mij nog een week lang op de proef gesteld. Ze hebben mij verwittigd, enkele uren daarna, hier in Recife en ik heb het eerste het beste vliegtuig genomen naar Sao Paulo, om van daaruit naar Belo Horizonte te vliegen. De afloop van de verdere gebeurtenissen kan beter gereflecteerd worden door een letterlijke afschrijving te maken van de verschillende e-mail's die ik toen naar mijn broers in België heb verzonden, gedurende enkele van de meest ongelukkige dagen van mijn leven:
Deze vorige episode deed me eigenlijk áf wijken van mijn gepland onderwerp: belangrijke eigenaars van grote (en minder grote) kranten. Hier gaat de eerste:
Teotônio Villela: Senator voor de staat van Alagoas, poëet, schrijver, eigenaar van een suikerriet en alcohol fabriek en die vooral als boémio bekend was, wat SLECHT vertaald: vagebond, betekent, iets wat hij absoluut niet was, maar zo werd bestempeld omdat hij ook nog een krant bezat die links gericht was. Hij had me mijn machine gekocht, zonder veel discussie, gewoon omdat onze drukpers nu eenmaal de beste was in de markt en de handelsman er uit zag als een eerlijke rode neus, zoals hemzelf, veroorzaakt door die extra glazekes bier, elke dag, waarvan het Vlaams spreekwoord komt: wie niet drinkt, zijn gatje stinkt (= niet te vertrouwen is??) of was het wie het eerste riekt, zijn gatje piekt...??, allez, ik weet het niet meer). Het probleem bestond er in dat hij, daarna, af en toe vergat de afbetalingen van de drukpers te maken op de afgesproken dagen. En daar ging ik weer, nu naar Brasilia, waar hij ons zeker niet zou kunnen ontsnappen, samen met onze (algemene) manager, een Duitse Jood (had ik dat al gezegd?), die ooit eens een collega van mij had uitgenodigd bij hem te gaan avondmalen en daarna suggereerde wat van klassieke muziek te genieten, daarvoor twee stellen afzonderlijke hoorapparaten gebruikend (om de buren niet te storen, zekers?) en een half uur later, opeens, recht sprong, het hoorapparaat bruusk van zijn hoofd verwijderend en de verbaasde gast verraste met de volgende commentaar, terwijl zich naar zijn vrouw wendde: laat ons gaan slapen schat, want onze gast wil naar huis gaan. Hij heeft die wens voldaan, zonder tegen te pruttelen, alhoewel hij zich niet echt belangrijk heeft gevoeld, daarna.
Terugkerend naar het onderwerp van deze post, we waren dus in Brasília verzeild geraakt, die bepaalde dag en omdat de vergadering met de klant (in het Senaat's gebouw) geregeld was voor vroeg in de namiddag, besloten wij éérst te gaan middagmalen. Ik voeg er hier aan toe dat ik bewust was van zijn uiterst rechtse, politieke, mening en zijn onvermurwbare afschuw en zelfs haat voor iedereen die maar ietwat links gezind was (een beetje zoals onze dierbare Nonkel Fons - over dat wezen, mijn Papaatje, zal ik nog veel schrijven) die hij, moest het van zijn oordeel en vonnis afhangen, allemaal in een vliegtuig zou duwen, met recht op alléén maar de heenreis en ze over de oceaan, laat ons zeggen nooit verder dan vierhonderd kilometer van de kust, uit een luik zou stuiten om te kunnen vast stellen wie er bekwaam was, levend, dat avontuur verder te vertellen.
Ik verschoot me echter een bult toen hij besliste zichzelf met een dubbel "caipirinha" te bedienen (voor mij bestelde hij een simpel colaatje) en het in één teug binnen te slingeren, blijkbaar om zich voor te bereiden op een lawaaierige ontmoeting met veel gillende stemmen. En waarlijk, alhoewel de Senator een voorstel deed om de afgesproken interest wat te verlagen en de afgesproken duur van de lening wat te vergroten (met de buik verderop duwen, zoals ze het hier gepast uitdrukken), wist onze manager van geen compassie en bleef stevig in zijn besluit: of ge betaalt onmiddellijk zoals origineel onderhandeld of we nemen de machine terug.
Hij heeft uiteindelijk de pers toch helemaal betaald, ná verdere onderhandelingen, zonder die manager erbij en heeft, een beetje vóór zijn dood, de machine cadeau gegeven aan zijn werknemers, die dan de krant (zonder advertenties en reclame van de Joden in de streek, die negentig percent van de markt vertegenwoordigen) nog enkele jaren verder hebben kunnen mee slepen (Tribuna De Alagoas) tot de krant aan een andere groep werd verkocht. Dat was het einde van een schaarse idealist en het fruit van al zijn werk.
Een andere kranteigenaar is een zekere meneer Antônio Bonfim van Aracaju, hoofdstad van de Staat van Sergipe, eigenaar van een wekelijkse editie daar, die succes begon te verzamelen in zijn ondernemingen, eens hij besloot, op de eerste bladzijde, denunciërende reportages te publiceren over de Gouverneur, die daar niet op gesteld was, natuurlijk. Zware, maar gedempte, bedreigingen werden geuit vanwege deze publieke meneer die over alle middelen beschikte om ze uit te voeren. Verdachte mensen begonnen zich voor het krantgebouw te bewegen gedurende de dag; s nachts werden er schoten gevuurd op de hevel van het gebouw en de telefoniste ontving tientallen vreemde, dreigende, verbindingen. De eigenaar besloot een gespecialiseerde firma te contracteren die hem en het gebouw, vierentwintig uur per dag moest beschermen.
Ik wist daar echter nietenmedalle van, natuurlijk, toen ik daar arriveerde, maar ontving de boodschap dat hij me wilde ontmoeten in het restaurant van het meest centraal gelegen hotel van de stad, waar ik toevallig ook aan het logeren was. Toen ik binnenstapte zag ik hem onmiddellijk achter een ronde tafel, met zijn rug naar een grote muur toe gedraaid, onder de zorgen van een bewaker die duidelijk gewapend en op een zekere afstand van hem, rechtstaand, plaats had genomen. Ik aanvaarde zijn uitnodiging, juist vóór hem, aan de tafel, plaats te gaan nemen en terwijl hij mij het waarom van de gehele toestand begon uit te leggen, kwam ik ineens tot de conclusie dat ik op dat ogenblik, als het ware, als zijn beschermingschild aan het dienen was, mij juist in de lijn van een eventueel schot plaatsend en heb ik me beleefd, na er weinig over gepeinsd te hebben, óp gericht om aan te kondigen dat ik echt ne keer dringend moest gaan kakken....
Ik ben niet meer terug gekeerd naar die tafel, niet omdat ik bang was natuurlijk (ge kent me wel, hé?), maar omdat de klant toch onmogelijk krediet zou verkrijgen in de locale banken, om iets méér te kunnen kopen dan een simpele meiskesfiets bijvoorbeeld, ge weet wel, de die met die twee extra wielekes aan de achterkant....
Vroeg of laat zult ge mij vragen waarom ik overal zo goed ontvangen werd (diene keer, wat minder eigenlijk), mijn mening algemeen gerespecteerd werd en ik, op technisch gebied, gedurende dertig jaar ongeveer, de klanten nooit heb moeten bedriegen of de verkeerde solutie heb moeten suggereren, terwijl ik op zoek was naar grotere of gemakkelijker winsten voor mijzelf of voor de firma en mijn naam heb kunnen blijven associëren met integriteit. De reden ligt onder andere in het feit dat ik gedurende die jaren verschillende reizen heb ondernomen naar het buitenland om mijn kennis bij te werken en professioneel gezien rijper te worden. Zo heb ik (alles samen gerekend) verschillende maanden door gebracht in het RIT (Rochester Institute of Technology) in Rochester (VS), in de Solna fabriek in Stockholm (Zweden), in the Photon en Ultre fabrieken in Massachusetts (VS), in de Rockwell/Goss fabriek in Chicago (VS), in een enorme drukkerij in Bern (Zwitserland) en gedurende tientallen exposities in steden zoals Las Vegas, New York, Miami, Boston, Orlando, Atlanta, Parijs, São Paulo, Londen, Lissabon, Dusseldorf, Frankfurt, Lausanne en andere, waar ik ook meerdere fabrieken heb kunnen bezoeken, beroepshalve.
Wie een gat bezit knijpt hem onwillekeurig toe als hij schrik heeft..
Eigenaardig, maar ik was net aan die anekdote aan het denken toen ik alleen, in mijn honderdste stamcafé (want de vorige negenennegentig waren allemaal failliet gegaan ik begin er mezelf van te verdenken dat ik een pé frio ben iemand die, zonder het te beseffen, tegenslag méé brengt, overal waar hij passeert), een lauw biertje aan het uitzuipen was en er opeens twee politiewagens naast de deur stopten, waaruit een zestal, sterk gewapende, politieagenten sprongen en zich, in het café, onmiddellijk naar een jongen (een punkachtig geval) wendden, die ik niet eerder had opgemerkt en me rond de achttien jaar scheen te zijn, terwijl hij zonder iets te drinken, een plaatselijk voetbalspel aan het volgen was op de TV. Ze bevielen hem kortaf recht te staan, zochten al zijn zakken af en voelden langdurig tussen zijn benen en onder zijn oksels, terwijl de jonge eigenaar van het café de bevelgever van de wagens opzocht om hem uitbundig te gaan bedanken(!?). De politie, echter, vond niets, wapens of drugs en zo rap ze binnen waren gesprongen, zo rap reden ze weg. Ik voelde mij een beetje ongepast eigenlijk, want ik zat juist naast hem, maar het volgende ogenblik kwam de jonge eigenaar terug óp duiken om hem, met opgezwollen aders in zijn rode hals en met veel woorden uit te leggen dat hij zich helemaal niet ongerust moest maken, dat het allemaal louter toeval was geweest en dat niemand speciaal op hem had gelet, maar de punk bleef maar rond kijken en zich af vragen waarom HIJ alleen maar onderzocht was geweest en waarom de eigenaar zo uitbundig de commandant was gaan bedanken... tot zijn frank viel en hij de eigenaar strak in zijn ogen keek, terwijl hij brabbelend op merkte, wie veel uitleg heeft moet veel uitleg geven... hebde gij ze geroepen misschien..??... bijlange niet... zeker en vast niet...t is allemaal puur toeval geweest, maak u niet ongerust... wilde misschien een biertje drinken op de kosten van het huis??.. t Is uiterst heet vanavond en ge zijt nogal ferm aan het zweten, hé ...!!
Goed, nee, hij wilde geen biertje drinken, nee en hij zou nu wel rap weg gaan, jaja, maar hij zou, binnen een kwartiertje, ongeveer, nog wel ne keer terug binnen springen, ja, oké..?.. knipoogde hij...
De jonge eigenaar begon ongerust over en t were te lopen, wist niet precies wat hij moest doen, of laten te doen en ik bleef daar maar wat grijnzend zitten.. wat een flater hé... als ge persé vuil werk moet doen.. dan moet ge dat volledig en in enen keer doen hé en niet een beetje nu en dan een beetje morgen... dat doet men toch alleen maar met de goede daden..??
Oké, zeker, ik had niets te vrezen... maar ik hoorde alle dagen over stommelingen die op de verkeerde plaats hadden gezeten op het verkeerde moment en die de statistieken over het aantal vermoorde mensen per dag, getroffen door verloren kogels, fel deden óp drijven en mijn glas bier was toch al bijna leeg, alleen nog dat scheutje daar, op de bodem van het glas, terwijl ik zag dat de groene eigenaar het bevel gaf alles rap op te ruimen, vóór en achter de toonbank, want hij was van plan wat vroeger te sluiten vandaag, want hij moest eerst en vooral eens goed gaan schijten... thuis, terwijl ik, langs mijn neus weg om, de punk terug zag keren, nu vergezeld van iemand anders, een er nog verdachter uitziende type, met een duidelijke bult onder zijn hemd, op de hoogte van zijn broekriem, maar toen was mijn biertje al helemaal op en herhalend wat ik vroeger al gezegd heb, het kerkhof ligt hier vol met onmisbare mensen, pakte ik mijn gat op, want ik had al lang betaald en zonder iemand ne goede avond te wensen, wat ik anders toch nooit doe, maar vooral diene avond niet deed, want dat zou bijna lijken op spot, verdween ik, nog altijd wat grijnzend van de flater en de vaststelling dat de bandieten hier niet alleen bandieten zijn, maar ook uiterst dom en onbekwaam en er niet voor terug deinzen dat onmiddellijk te bewijzen en zichzelf willen wreken op dezelfde dag nog, er geen twijfel over na latend dat zij het geweest waren, zonder enige verdere nood aan andere bewijzen....
Ik heb geen kogels horen fluiten achter mijn rug, maar die twee kerels waren in de omgeving en was het vandaag niet, het kon morgen zijn, want de eigenaar is daar alle dagen, de dommerik en hij zal ook wel geleerd hebben dat, als ne mens iets verkeerd doet, hij altijd zijn hol hard moet toe knijpen, zonder te willen eigenlijk, zodat er zelfs geen naaldje in kan gekoterd worden, laat staan er één uit te laten ontsnappen en dat hij die avond niets ne meer zou schijten, onafhankelijk van de drang.... en zo aan het gelijken was op dat vogeltje daar in de boom, dat naar het gras aan het kijken was, daar beneden, wachtend op een dom wormpje, terwijl de kat naar het vogeltje in de boom zat te gluren...
Vroeg of laat zal het leven toch zijne gang verder blijven zetten en zullen er minder en minder vogeltjes over blijven en meer en meer bandieten en ook minder café eigenaars, want ze gaan allemaal failliet en als ze niet failliet gaan, worden ze, meestal voor onnozele redens, vermoord, is het niet door een klant die te veel gedronken heeft, t is door diene andere die niets gedronken heeft en alleen maar een voetbalspel aan het volgen was op de TV, maar er wel een beetje verdacht uit zag...
Terug in Rio, hadden Odair en Carlos, twee collegas (techniekers), van het werk, mij enkele van hun vrienden voorgesteld, met het doel, in de weekeinden, eerst wat te voetballen, dan wat te zwemmen, dan wat churrascos (BBQ's) te prepareren, dan te eten en te drinken en dan uiteindelijk te zingen en te dansen. Plaats en installaties daarvoor bezat ik, zelfs in overvloed. De sfeer was onveranderlijk gezellig: een aantal inspirerende mulatjes en oneindig veel lol. Zoals de meeste Brazilianen zat de muziek in hun bloed en op het einde van de dag dreunden de liedjes over de gehele omgeving. Prachtig.
Toen besefte ik nog niet dat ze eventueel betrokken konden zijn met drughandel, alhoewel ik wist dat ze praktisch allemaal in een nogal gevaarlijke krottenwijk woonden, met de naam: Morro Do Borel. Sommigen van hen ontmoette ik ook, 's avonds, gedurende de algemene voorbereidselen van de verschillende samba-scholen die gedurende de opkomende carnaval zouden defileren. De absolute meerderheid van die scholen stonden en staan nog altijd onder controle van bicheiros, gevaarlijke wijkleiders, verbonden aan onwettige gelukspelen, zoals Império Da Tijuca, Salgueiro, Mangueira, Estácio de Sá, Vila Isabel en andere, waar we meerdere keren, alle jaren, onveranderlijk, in méé gedaan hebben. Ik bezit, tot heden, de daarvoor speciaal bestelde carnavalskleren. Een waarlijke weelde en onvergeetbaar. De bateria (met honderden slaginstrumenten), de overal aanwezige en ongelooflijk sensuele mulatjes, het bier en het dansen maakten mij altijd volkomen dronken van geluk.
Later heb ik dan toch een zekere afstand van hen moeten behouden, want die scholen, hun directeurs, de sympathisanten en alle andere aanwezigen, begonnen zich gevaarlijk dicht bij drughandelaars te bewegen. Of omgekeerd; hier en daar begon ik verhalen te horen die me kippenvel bezorgden. Vrienden van vrienden die met wreedheid gemarteld en vermoord waren geweest, verhalen over diefstallen en overvallen, mensen die vluchtten of gewoon verdwenen, die verplicht waren te verhuizen en andere onrust opwekkende episodes.
Één ervan was een speciaal geval. Uitstekende musicus, neger, mager en lelijk, hij zat tot en met zijn oren in de schulden en vroeg me voortdurend t één of t ander, in lening. Op een zekere zondag, vroeg in de morgen, wekte hij me nerveus op: hij moest onmiddellijk honderd reais betalen of ze(??) zouden hem nú, daar buiten, definitief om zeep helpen. Met zo een druk erop kon ik hem dat onmogelijk weigeren. Ik heb hem nooit ne meer terug gezien, sedertdien, maar later hebben ze me verteld dat hij pastoor is geworden van één van die tientallen protestantse kerken en dat hij op het nippertje van de dood is ontsnapt, gezworen door een drughandelaar aan wie hij geld moest. Spijtig
Eerlijk gezegd, ik moet bekennen dat ik, diezelfde dag nog, besloot mijzelf voor te bereiden op eventuele overvallen en andere, gevaarwekkende omstandigheden en me daarvoor een revolver heb aangeschaft, derde of zelfs vierde hands, weliswaar, kaliber 32, van een nachtwaker van de firma, die ik dan angstvallig bewaard heb boven op de kleerkast, in mijn slaapkamer. Ik heb nooit méér gedaan dan hem enkele minuten aandachtig te zitten rond draaien in mijn slaapkamer, toen ik eens alleen thuis was, want niemand anders wist er van. Eigenaardig is het dat ik nooit goesting heb gevoeld op t een of t ander doel te mikken en te schieten. Waarschijnlijk omdat ik verdacht dat hij zodanig versleten was dat de tiro podería sair pela culatra, of vertaald, de kogel eruit zou kunnen vliegen langs de omgekeerde kant. De zes, vergezellende, kogels zagen er ook rot en vochtig uit en ik besloot later mij van dat wapen te ontdoen, vooraleer ik er zelf verwond aan geraakte.
Toevallig werkte er een technieker bij ons die ik voor verschillende redens niet echt mocht. Hij was mij in feite opgedrongen geweest door de Duitse (algemene) manager van de firma, in São Paulo, na een speciale aanvraag daarvoor ontvangen te hebben van diens zuster, in Rio, die niet goed wist wát met haar jongste zoon aan te vangen, sinds hij meer aandacht schonk aan zijn surf lessen en zijn body building dan aan een manier om geld te verdienen, alhoewel hij allang over de twintig was. Hij was kort en stomp gebouwd, blank, zoals het van een originele Duitser te verwachten was, met kort blond haar en blauwe ogen. Om mij te wreken van die onterechte bemoeiing in mijn zaken, zonder zelfs een toelatingsexamen gemaakt te hebben, zoals alle andere techniekers het hadden gedaan, heb ik hem, gedurende zijn eerste middaguur op het werk, gevraagd al mijn kleine muntjes, centen en centiemen, verzameld gedurende verschillende jaren in drie Coca Cola blikjes, in mijn bureel, op mijn spaarboekje te gaan depositeren, in de bank, terwijl hij daar toch moest zijn om een voorschot van zijn wedde te gaan halen, zoals de instructies vanuit São Paulo luidden. Het duurde hem minder dan anderhalf uur om alles schoon geteld te krijgen door het kasmeisje, dat hem daarna vlijtig heeft getracht te vermijden. Ik, van de andere kant, heb hem voor die taak, met eerbied, bedankt. Hij behoorde zeker niet tot de meest intelligente mensen die ik in mijn leven ontmoet heb en probeerde alles op te lossen met zijn lichamelijke kracht. Ook en vooral als de tegenstander mager en minder blank was, zoals onze officeboy, die op een zekere keer enkele muilperen heeft moeten incasseren omdat hij er hem van verdacht had wat centjes uit zijn tafellade gestolen te hebben en wat later een misse bleek geweest te zijn.
Toen ik te weten kwam dat hij zichzelf een wapen wilde aanschaffen, zeker en vast voor gebruik wanneer de tegenstanders groter en sterker waren, liet ik hem weten dat ik er één tot zijn beschikking hield. Gulzig als hij was wilde hij meteen weten hoeveel "streepjes" er op het handvat gekerfd stonden. Ik had er zelf, voordien, geen enkel opgemerkt, maar ik besloot, voor zijn genoegen, er een zestal te voorzien, vóóraleer ik hem het wapen liet bewonderen. Allemaal negers, beweerde ik, langs mijn neus weg om en zonder pinken. Hij heeft het wapen contant betaald, zoals het hoorde en samen met enkele andere collegas zijn ze daarna, ná het werkuur, naar een nabij gelegen park gereden om het daar in het geheim, uit te testen. Ik moest dringend, op dat ogenblik, andere zaken oplossen, maar ben later te weten gekomen dat de test zes droge ploefs heeft opgeleverd. En de zes kogels zijn geen millimeter vooruit geraakt. Het goed nieuws was dat ze ook niet door het handvat heen, terug, zijn geknald.
Jaja, zo is het leven nu eenmaal: een voortdurende strijd. Ik heb hem sterk aan geraden de revolver te laten reviseren door een specialist, want het geïnvesteerde geld maakte dat zeker de moeite waard. Dat heeft hij dan gehoorzaam gedaan, want goede raad krijgt men niet alle dagen gratis. Wat later heeft hij het als nieuw terug gekregen en heeft hij het in een lijnbus mee genomen naar Petrópolis, een stad hoog in de bergen, dicht bij Rio, om het daar, in een bos, definitief, te testen. Ik moet er nog aan toevoegen dat de bus, ongelukkig genoeg, gestopt is geweest door de Federale Autobaan Politie, juist vóór ze Petrópolis binnen reden, waar ze op zoek waren naar drugs en wapens
Maar dat is niet opzettelijk gebeurd natuurlijk en hij heeft me ook nooit verraden, alhoewel het wapen is aangeslagen geweest en hij wel een paar keren heeft moeten gaan getuigen, vóór de politierechter, vooral om uit te leggen waar al die streepjes vandaan kwamen
Een ietwat plezantere anekdote, ook van die tijd, is gebeurd toen ik door de firma uitgenodigd werd een internationale drukmachine tentoonstelling bij te wonen in Las Vegas. Zoals gewoonlijk had mijn vrouw mijn valies klaar gemaakt, iets waar ik een echte hekel aan had gekregen, maar ze had, vanzelfsprekend, vergeten er mijn schoon en beschaafd zondagskostuum in te steken dat ik, op mijn Heilig Communiefeest, nog in België, had ontvangen van Mama, omdat het te klein was geworden voor D., mijn wat oudere broer. Eens geinstalleerd in het hotel viel het mij op dat praktisch iedereen daar: klanten, fabrieksafgevaardigden, verkopers, collegas, schoenpoetsers, vuilnisbakophalers en liftchauffeurs, allemaal zo preuts opgepropt rond defileerden, elk in hun geleend magnifiek pak, afgerond met een kleurige vlinderdas, zodat ik mij als een vreemde marsman begon te voelen, in mijn goedkoop sporthemdje, gekocht, enkele jaren eerder, gedurende de batjes in Roeselare. Een beetje geërgerd door dat kleine noodlot trachtte ik toch, zonder vest, in de tentoonstellingszaal, binnenin het hotelcomplex, te slippen maar één van mijn directeurs hield me verbaasd tegen. Allez, allez, Rudo, ga maar rap eens uw kostuum gaan aantrekken, hé! In een andere stad en in andere omstandigheden, zou ik waarschijnlijk geen moeilijkheden ondervonden hebben een degelijk en toch prijzig kostuum te vinden. Daar echter, in Las Vegas, kwam ik tot het besluit dat alles ontzettend duur was. Maar ik had geen tijd en geen kennis genoeg van de locale markt om me daar langdurig mee bezig te houden. Nerveus rondlopend in het hotel, één van die reusachtige plaatsen met zesduizend gastkamers, twintig liften, honderden geldinslikkende machientjes en één portier, vond ik daar toch een kleerwinkel; maar met uiterst gepeperde prijzen. Ik wilde me eigenlijk alleen maar een blazer aankopen, maar na veel gezaag en voortdurend verdere prijsafkortingen kon ik me toch een kompleet pak aanschaffen voor amper vijftienhonderd dollars. Een ware bankoverval. Italiaanse stof. Een prachtige, nogal slappe, zak. Een batje dus. Zo, dan rap naar de tentoonstellingszaal getrokken. Onderweg herinnerde ik me mijn kauwgum uit de mond te halen en te verbergen in de zak van de vest, want dat mocht ook niet, volgens de heersende regels. Eens binnen en zoals iedereen gelijkend, begon ik mensen te ontmoeten die ik kende; lachte hier, glimlachte daar en was ik goed op weg me rap thuis te voelen.
Toevallig botste ik op diezelfde directeur terug die me nu, in mijn beste kleren, goedkeurend waardeerde, van boven naar beneden. Kunt ge deze belangrijke papieren even bewaren voor mij, Rudo? Natuurlijk meneer en meteen stak ik ze, geplooid, in de zak waar ik die vergeten sjieke in had gestoken. Wat een eer; de belangrijke papieren van de directeur in mijn zak mogen bewaren! Later ontdekte ik dat het zich om een vooraf ingevuld ordersheet formulier betrof, voor een bestelde drukmachine, waar alleen nog de handtekening van de klant áán ontbrak. Na een uur lang rond getjoold te hebben kwam ik hem terug tegen, midden in een andere wandelgang en deze keer vergezeld van zijn belangrijke klant. Holá, Rudo, daar zijt ge dus. Goed. Heel goed. Geef me maar eens die papieren terug. Onze goede klant wenst ze onmiddellijk te ondertekenen. Beleefd en recht in de ogen van de klant kijkend haalde ik ze traag uit mijn zak. Alsof het een lekkere verrassing voor hem zou betekenen. Wat is dat, Rudo? De directeur stak zijn hand uit naar mijn zak maar hij raakte onverwachts verward in een dikke witte draad van die natte sjieke, die nog gedeeltelijk vast kleefde binnenin de zak, maar ook vast zat aan die bundel papieren. De klant wilde instinctief helpen zijn belangrijke papieren van die warboel te redden, maar ongelukkig genoeg begon hij ook last te krijgen van die sjieke, die nu, met altijd verminderende dikte, aan alles en aan iedereen begon te plakken en ons drieën zelfs broederlijk verbond. Wat is dat, Rudo? Dat is mijn sjieke, meneer. Geef me a.u.b maar mijn sjieke terug, want ze is nog fris; zelfs nog van vandaag meneer. En zo hebben ze me allebei prompt geholpen om mijn sjieke zo goed als mogelijk óp te rollen, af te strepen, er een bolletje van te maken, de rest ervan uit mijn zak los te peuteren, het papier schoon te wrijven, nogmaals trachten het papier schoon te wrijven, alhoewel het met de minuut vuiler en verfrommelder werd, enzovoort, tot ik beschaamd en rood tot achter mijn oren, het grootste part ervan terug in mijn mond heb gestoken, met een nogal grij(n)sachtige kleur, de sjiek bedoel ik, want ik kon ze toch niet terug in mijne zak steken zeker, of aan mijn directeur overhandigen, of ze op de grond werpen..?
Diene dag heeft de klant niets ne meer ondertekend want zijn handen plakten als de pest en hij durfde zelfs niemand meer begroeten, want ze zouden denken dat hij in zijn handen had gespuugd, de directeur heeft gedurende de rest van de tentoonstelling niet meer met mij willen spreken en nooit ne meer mocht ik zijn belangrijke papieren, in mijn zak, bewaren.
Sommige stille dramas hebben zich afgespeeld, in de loop van de jaren. Één ervan, nu het grootste niet meer, maar toch nog erg pijnlijk, is met mijn tweede (en nog huidige) vrouw gebeurd, Ligia, een voor mijn criteria knappe "morena", waarmee ik nu al zesentwintig jaar samen leef, de laatste zes jaar, als wettelijk getrouwd koppel. We waren toen al naar Recife verhuisd en hadden haar derde graad's cursus, na wat aanvankelijke moeilijkheden, gelukkig kunnen overhevelen van de Universidade Gama Filho, in Rio De Janeiro, naar de Universidade Federal de Pernambuco, in Recife en daar moest ze haar eerste stage doen in een slopwijk, als Sociale Assistente. Om daar te geraken, drie keren per week, moest ze een bus nemen die haar af zette op een tweehonderdtal meter van die arme wijk, wat haar dus verplichtte, die afstand, wandelend af te werken. Op een zekere namiddag, een uur ongeveer nadat ze vertrokken was, kwam ze luid snikkend terug binnen struikelen, met volledig gescheurde en natte kleren, stinkend naar rioleerwater. Een taxi had haar opgepikt toen ze praktisch naakt aan de snelweg, huilend om hulp had staan roepen en zonder haar daar iets voor aan te rekenen, want ze was ook bestolen geweest (geld, juwelen en documenten), terug naar huis gebracht. Levend, in alle geval. Ze liep onmiddellijk naar het stortbad waar ze gedurende een half uur en onder mijn ontredderde ogen, de rest van haar kleren heeft afgescheurd en stillekes vloekend, haar lichaam is beginnen afwassen. Vooral dáár. Veel moest ik niet vragen. Maar vooraleer er toch wat verder op in te gaan, heb ik haar eerst doen beloven dat ze, wat er ook gebeurd was, die dag, ze haar karakter niet zou veranderen. Haar leven was belangrijker. Haar stralend lachen. Haar opgewekt gemoed. Ze heeft mijn wens vervuld en ze is, praktisch, niet veranderd. Beetje bij beetje heeft ze er dan uit kunnen krijgen hoe er een auto naast haar had gestopt, hoe een vent haar, met geweld, bij de arm in de auto had getrokken, hoe hij een beetje verder een verlaten modderige zijweg was ingereden, wat verder nog, haar uit de auto had gesleurd en in een gracht, uiteindelijk, verkracht, ondertussen voortdurend zwerend dat hij haar zou afmaken indien ze riep of tegen spartelde. Door het geweld van de aanslag en zijn ruwe ongeduldigheid had hij haar kleren gescheurd en zonder medelijden haar, zoals een beest, bezeten.
Eens van die slag bekomen, ze bloedde niet en had geen verdere wonden (de geestelijke niet inbegrepen), werd mijn tweede en meest belangrijke zorg, het gevaar voor eventuele geslachtsziekten en dan vooral AIDS. Een voorlopige partiële seksonthouding, gemakkelijk te begrijpen in de omstandigheden, was aangeraden, dacht ik, maar zo verstond zij dat niet. Ze vertaalde mijn voorzichtige onthouding als een rechtstreeks gevolg van haar verkrachting, wat mij, zo interpreteerde zij het, een afkeer van haar had bezorgd, wat helemaal niet waar was. Natuurlijk niet.
Vooraleer we in België definitieve en behoorlijke examens hebben kunnen ondergaan, een paar maanden later en waar ik ook andere proeven heb moeten doorstaan, omwille van een in Brazilië verkeerd gediagnosticeerde tumor in mijn keel, ben ik verplicht geweest onze normale seksuele betrekkingen met haar te hervatten. Was er iets van over gebleven, ik zou er ook van geleden hebben. Van de andere kant, de onrust veroorzaakt door de altijd terugkerende verdenking dat ik toch kanker had, zoals ik verder eens zal beschrijven, heeft me nog vele jaren achtervolgd, zelfs nadat ik alle mogelijke onderzoeken had aangevraagd, zoals tomografieën, x-stralen, endoscopieën, enzovoort. Een onbeschrijfbare angst en verloren jaren.
Ze zeggen hier dat wat men hier doet, men hier moet betalen; wat maar de helft van de werkelijkheid is. Ik herinner me dat ik, gedurende de verschillende reizen die ik, beroepshalve, moest ondernemen naar alle kanten van Brazilië, de volgende gesprekken heb moeten volgen, gedurende onverwachte middag- of avondmalen, meestal uitgenodigd door trouwe klanten, hun eigen personeel en soms vergezeld van andere vrienden of kennissen.
In de veronderstelling dat ik nog te weinig Portugees verstond om alle uitdrukkingen en verhalen die ze onder elkaar voerden, duidelijk te begrijpen, oordeelden ze het gepast hun uitspattingen van onderdrukt genot in alle geuren en kleuren te herinneren, zoals bijvoorbeeld diene keer in São Luis.
Ik moet er aan toevoegen dat wat ik hoorde mijn oren deed fluiten van de afschuw, alhoewel ik later heb begrepen dat, wat zij mij dufden vertellen maar tien percent betekende van wat er in feite echt gebeurde, in diezelfde omstandigheden, met andere mensen. Ze beschouwden dus zelf hunne commentaar als t ware kleine patatjes, in vergelijking met wat ze, wat dieper in hun vuil geweten, aan meer vertrouwelijke medeplichtigen, konden los laten.
De politie had een verkrachter kunnen oppikken en na hem verschillende meppen te hebben toegediend werd hij, zogezegd om zijn wonden te verzorgen, naar een hospitaal geloodst waar één van de aanwezige dokters, ná advies van de hoofdcommissaris, die ongeschreven richtlijnen van de toenmalige gouverneur (die later President van het land is geworden) in overweging nam, naar de operatietafel gebracht waar hij van zijn overbodige eieren, zonder boe noch ba, werd ontdaan. Later die dag, toon hij wakker werd en na enkele minuten verveeld aan zijn kloten wilde scharten, merkte hij verbaasd op dat de gehele regio omhuld was door een medisch verband. Hij zocht verschrikt naar het belletje boven zijn bed en toen de verpleegster te voorschijn kwam smeekte hij haar, met een eigenaardige schelle stem, die hij zelf niet meer herkende, hem uit te leggen wat er precies was gebeurd. Ze legde bezorgd haar hand op zijn zwetend voorhoofd, vroeg hem kalm te blijven en verklaarde, in een ietwat schoolmeesterachtige toon: ge zijt van de operatietafel gevallen hé en op uw ballen terecht gekomen. Ongelukkig genoeg, ze werden volledig verpletterd door de val en de dokter heeft ze moeten verwijderen. Maar maakt u geen zorgen hoor, ge hebt nog altijd uw origineel pisbuisje en volgens de dokter kunt ge nog altijd zoveel pissen als ge wilt. Naar het schijnt is hij witter uitgeslagen dan wit (zoals Omo, bvb, woord dat hij, daarna, nog vele keren naar zijn hoofd zal geslingerd geweest zijn, waarschijnlijk) en heeft er gebruik van gemaakt om onderdanig de verpleegster te ondervragen hoe de wetenschap juist stond in verband met de transplantatie van nieuwe kloten, zoals hij ze heette en, na haar verontwaardigde blik, veranderde in beleefde teelballen...
Een andere keer was in Fortaleza, de hoofdstad van de Staat Ceará. Ik had pas een (twee-miljoen-dollar) zaak af gesloten en de Controller van de groep nam me mee uit eten, vergezeld van enkele van zijn collegas, in het sjieke restaurant van de private club Nautico, juist voor het strand gelegen. Midden in de maaltijd merkte hij de aanwezigheid op van een gekende politie commissaris en deze werd terstond uitgenodigd aan onze tafel plaats te komen nemen. Verhaal hier en verhaal daar, allemaal over bandieten, moordenaars en verkrachters, tot hij op het geval kwam van die rode, dat communistisch wijf, leider van de één of andere studenten vereniging, die ze ne keer goed onder de handen hadden gepakt omdat ze t verdiende, die domme kulle.. enzovoort, tot mijn gastheer, een beetje nieuwsgierig, om niet te zeggen stervend van de goesting, verklarende details wilde horen over de aard van de toegepaste aanpak en dat met een stootje van zijn elleboog in de lenden van de politieagent duidelijk wist te maken. De commissaris, gewoon aan zon alledaagse banale gebeurtenissen, beschreef hoe hij haar, samen met enkele van zijn assistenten, volledig naakt en met gebonden handen achter haar rug gevouwd, verplicht had néér te hurken, in haar cel, boven een brandende kaars die door één van zijn medeplichtigen werd recht gehouden, richting geslachtsorgaan, zodat haar schaamhaar bijna onmiddellijk een verbrandde geur begon te verspreiden, niet zonder geweld aan te wenden natuurlijk, vooral toen ze woest en luid schreeuwend tegen pruttelde en ze zich op alle manieren trachtte óp te heffen en vrij te geraken, wat hem verplichtte meerdere muilperen toe te passen om haar van gedacht te doen veranderen en geen weerstand meer te bieden aan de verwezenlijking en uitvoer van de wet, tot hij ineens heftig op haar schouders drukkend, de nog altijd brandende kaars in haar schede heeft doen verdwijnen, waar ze, vanzelfsprekend, nog wat verdere schade heeft aangericht, vooraleer uit te doven.
Mijn gastheer bleek, goedkeurig knorrend, tevreden zijn geweest met de verstrekte uitleg en terwijl hij nog eens diep ín ademde verdween zijn linkerhand onder de tafel in zijn broekzak, om daar de ontwaakte getuige vanuit zijn spanning te ontplooien en vervolgens te bevrijden.
Ik heb er nog vele keren over gepiekerd, over die uitleg bedoel ik en mijn eerbied voor links gezinde mensen, vooral vrouwen, is er niet van verminderd.
Alles is niet altijd zo gezellig geweest, nochtans, in mijn leven. Ik herinner mij, toen ik nog in São Paulo woonde, dat ik gedurende meerdere dagen te kampen had met hevige tandpijn. Zoals alle gezonde mensen hoopte ik erop dat de pijn met de dagen zou stillen, maar zoals altijd, als de nood het hoogst is, is de oplossing het verste weg. Ik had het kunnen vol houden tot op de zaterdagmiddag en toen ik eenmaal besloot een tandarts op te zoeken was het al te laat. In het centrum van de stad rond-dwalend, slaagde ik er niet in op een open tandartskantoor te stuiten en de pijn verhoogde met de minuut, vooral toen ik besefte dat ik er misschien voor de rest van het weekeinde mee geambeteerd zou worden. Op sommige ogenblikken bibberde ik van de pijn en dan opeens merkte ik een open deur, juist onder een reclamebordje, aankondigend dat er een arts op dienst was, bovenaan een steile trap. Ik dacht er geen twee minuten over en weg was ik, de trap op. Eens boven gearriveerd kon ik geen levende ziel ontdekken en kon ik op geen andere manier mijn aankomst melden: olá, is er iemand?? Het duurde ettelijke minuten en een tweede poging vooraleer er een jongen opdaagde, zestien jaar oud misschien. Ik legde hem beleefd mijn toestand uit en hij was één en al attentie. Op mijn vraag of de arts aanwezig was antwoordde hij dat, ongelukkig genoeg, zijn vader geroepen was geweest bij een dringend geval, ergens anders. Ik zag mijn kans op verlossing vanonder mijn ogen weg sluipen en besloot aan te dringen: awel, maar zijde zeker dat ik geen andere kan vinden, hier in de buurt... ik zal het niet meer kunnen volhouden tot maandag.. Hij staarde mij, met wat medelijden aan en bood mij zijn voorstel, op een weegschaal, aan: bon, als ge wilt kan ik zelf wel eens proberen, maar ik heb geen enkele ervaring, tenware mijn vader observerend gedurende het "tanden trekken".... als ge daar vijf frank voor over hebt...?? Jaja, zeker, natuurlijk, onmiddellijk, nu, voor eens en voor altijd, gaat uwen gang en neer zette ik mij, in de stoel. Geloof me, of niet, hij heeft me een tiental pikuren gegeven, heeft me mijn tand uit getrokken in een kwestie van seconden, ik heb er nooit iets van gevoeld en heb er nooit zo weinig voor betaald. Een volmaakte tandarts. Later heb ik er toch nog wat spijt van gekregen want mogelijk was er nog redding voor die tand geweest, maar wat wilt ge, nooit is alles volmaakt!!
Een minder gelukkig bezoek aan een tandarts gebeurde in Rio. Er was heel wat aan uw tanden te doen, kondigde de man onmiddellijk aan en ge zult vele keren moeten terug keren (hier, in Brazilië, deinzen de tandartsen er niet voor terug u didactisch uit te leggen hoeveel "nieuwe auto's" d.w.z. de prijs ervan, ze in uwe mismaakte mond zullen moeten steken, vooraleer hij, min of meer, lachbaar zal zijn). Hij stelde meteen één van zijn collega's voor, een jong vrouwtje, dat waarschijnlijk het beroep nog aan het leren was en die, op haar beurt, suggereerde terstond te beginnen met een zenuwbehandeling, aan één van mijn achterste kneedtanden. Ze noemen dat hier "het kanaal maken". Gedurende verschillende opeenvolgende dagen werkte ze er geconcentreerd aan, terwijl ze haar linkerborst gedurig, maar vanzelfsprekend onwillekeurig, over mijn rechterschouder wreef, tot mijne broek begon te spannen en ik bepaalde trucks moest aanwenden om de tent te verbergen. Het duurde ook zo verschrikkelijk lang en ik begon me af te vragen hoe diep dat kanaal eigenlijk wel was en ja hoor er kwam blijkbaar geen einde aan, want in het midden van één van mijn bezoeken, schudde ze ineens haar schouders op, verloste de druk van haar borst op mijn schouder en klagend bracht ze er uit: "ik geef het op, ik zal u doorspelen aan een collega van mij" en inderdaad, daar kwam hij aan gedaverd, blijkbaar zonder goesting om de behandeling aan het kanaal voort te zetten en wel integendeel, diene weerstandige tand er voor eens en voor altijd úit te trekken. En wat kan een mens doen in zo'n geval: niet reclameren hé aub, want anders kunt ge er onmiddellijk vanonderuit trekken, met een half kanaal. Ik beefde wel een beetje bij het vooruitzicht, maar kom, diene jonge tandarts moest toch wel weten wat hij aan het doen was, natuurlijk. Pas later vernam ik dat het ook zijne eerste tand was en dat hij toch met iemand moest beginnen hé!! Hij heeft dan, schijnt het, verdere praktische lessen gevolgd in het Amazonas gebied, vooral met talloze inwoners daar, die op geen tand meer of minder, rekenden. Hij vlijde mij voorzichtig neer op de zetel, begon hier te koteren en daar te wringen en niets, de tand bewoog gene fractie van een millimeter. Oervast en er duidelijk ín geroest. Er dus een tang bij gehaald en nogmaals probeerde hij de smeerlap goed vast te knijpen, om hem eruit te wringen. En weeral nietsmedalleke hé, geen enkele beweging erin te krijgen. Dan kwam hij te voorschijn met een nog grotere tang en het zweet begon mij uit te breken. Alleen maar van het zicht. Hij draaide de stoel nog wat verder naar beneden om nog dieper over mij te kunnen bukken en waarlijk, het zweet begon hem óók uit te breken... eerst op zijn voorhoofd en dan langs zijn wangen en kin heen, op míjn voorhoofd tuimelend, wat mijn eigen stroom zweet aanzienlijk deed verhogen. En de tand, die bewoog absoluut nietske hé meneer. Hartstikke niets, zoals een eeuwenoude ijk. Ik begon het gedoe met argwaan, of beter met stralende schrik, te beschouwen. En bloeden dat het deed en dan die eerste "krak", een stuk ervan en dan de tweede "krak" en dan dieper in het tandvlees peuteren om dichter bij de wortel te geraken en een nieuwe greep op de tand te krijgen en dan die felle pijn toen hij ineens dicht bij het overgeblevenpart zenuw geraakte en dat zweet dat niet op hield, integendeel, het zijne druppelde zelfs in mijn mond, die al zo lang zo wijd open stond gerekt dat ik er zelfs krampen van kreeg en het koude zweet het warme verving, wat me deed beven van de ontzetting, tot ik er opeens genoeg van had en me recht wrong en het uit schreeuwde: "stop ermee, ik wil onmiddellijk weg" en hij me bekommerd terug omlaag duwde en er, ook beverig, uit kon wringen, geduld lieve man, hij is er bijna uit en hij met een beiteltje en een hamer te voorschijn kwam en hamer hiér en hamer dáár en nietske hé, absoluut nietske hé en ik niet meer wist wat te doen, want hij wist het ook niet meer, terwijl het bloed overal rond spetterde, sijpelde en druppelde en toen besliste hij blijkbaar het op te geven, want hij strompelde verslagen naar een aangrenzend kantoor van een andere arts, waarvan hij even later terug keerde met een oude collega in zijn schaduw, die hem daarna geduldig toonde: ge zijt het verkeerd aan het doen hé manneke, zie hier, ge moet uw beiteltje op deze andere tand leggen hé en hem vervolgens gebruiken als een hefboom hé en hup, ziezoo... de tand wipt er zó uit, tot mijn grote opluchting, want ik was al twee kilogrammen kwijt geraakt en ik zweer u: ik heb hem niets betaald hé natuurlijk en ben als 't ware gevlucht van die plaats en beter nog, ben nooit ne meer terug gekeerd naar die vuile tandartskliniek... zelfs niet aan de overkant van de straat...
PS:
Ik voel me verplicht hulde te brengen aan een tandarts die ik onlangs in De Panne ontmoet heb. Niet alleen heeft hij mij met een nieuwe glimlach gelukkiger gemaakt, maar bovendien heb ik, gedurende enkele weinige bezoeken, de angst van tandartsen verloren. Zijn mals en veroverend West-Vlaams accent, is niet te vervangen. Dank u, Dr. J. Vanlerberghe!
Een koppel, de man rond de vijvenveertig en de vrouw rond de dertig, zijn met de auto van Gent naar Oostende aan het rijden. Na een eigenaardige, drukkende, stilte zegt de vrouw opeens tegen de man dat ze haar wettelijke scheiding, de volgende morgen, zal aanvragen. Ze voegt er kalm, maar vastberaden, aan toe dat ze in haar wekelijkse dansles een andere man heeft ontmoet waarop ze stapelverliefd is gevallen. Hij is jong, knap, danst uitstekend en heeft haar zijn liefde, gisteravond nog, verklaard. Helaas is hij werkloos en daarom is ze nu van plan enkele kleine gunstjes, met hem, af te spreken.
De man zegt niets en verhoogt de snelheid van de wagen van de zapige tachtig, naar een milde negentig km per uur. De vrouw, verzekerd van zijn kalm en begrijpend karakter, voegt er aan toe dat ze er op rekent dat hun beide kinderen, zonder verdere discussie, bij haar zullen mogen blijven inwonen en dat ze daarom zeventig percent van zijn wedde zal nodig hebben..
De man, blijkbaar diep nadenkend over die laatste, slechte berichten, drijft de snelheid van de auto langzaam op tot een veilige honderd km per uur. De vrouw, eigenlijk wat verrast door zijn voortdurend begrip, maar dan toch moedig voort tertend, voegt er aan toe dat ze ook verkiest in hun huis te blijven wonen, aangezien haar verse vrijer nog niet de gelegenheid heeft gehad zichzelf een woning aan te schaffen. Bovendien en voor diezelfde reden wil ze ook over hun auto beschikken.
Ietwat verbaasd vast stellend dat hij deze buikstootjes met merkwaardig begrip aan het incasseren is maakt ze er ook gebruik van hem te waarschuwen dat ze verlangt hun bankrekeningen en hun krediet kaarten alleen op háár naam te zetten.
De man, zonder enig teken van ontreddering of wanhoop, drijft de snelheid nog wat hoger op: honderd en twintig km per uur...
Een beetje geergerd over zijn langdurig stilzwijgen keert de vrouw zich om naar hem en vraagt aarzelend: en jij, wat ben je absoluut van plan voor jezelf te behouden?
De man, volledig geconcentreerd op de autostrada, verhoogt de snelheid naar een meer aangepaste honderd en veertig km per uur, terwijl hij tussen zijn tanden mompelt: "wees gerust moeke, ik moetekik absoluut nikske hebbenéé; ´k hebbekik al méér dan genoeg....., met den airbag!"
Buurmeisjes die iedere gezonde maar verwaarloosde man wenst te hebben
Na mijn terugkeer (op bezoek) van België, in de late jaren zeventig, heb ik dan mijn eerste appartement gekocht, dicht bij de Praça da Bandeira, waar Rudo Júnior toen plechtig in deze wereld is ontvangen geweest. Alhoewel ik in die dagen soms de tranen niet kon bedwingen, altijd alleen natuurlijk, voor redens die hier niet te pas komen, betekende zijn geboorte voor mij genoeg emotie om voor ene keer in een man's leven, ze zelfs niet in het publiek meester te kunnen zijn geweest. Vanaf het eerste ogenblik lag het er met pollepels op dat hij het vér zou brengen. Evenwichtig, intelligent, sober en wilskrachtig. Een droom van een jongen. Ze zeggen dat het gene van de intelligentie geërfd wordt van de moeder. Dat legt dus dát wel uit, in alle geval
Vanaf zijn eerste kreetjes kregen we dagelijks het bezoek van twee zusters, de dochters en hún nichtje van buren, die in hetzelfde residentiegebouw, enkele verdiepen lager, woonden om, onder andere dingen, op Júnior te letten en hem te vertroetelen. Zo groeide er vlug een overwelmende vriendschap tussen ons op. Intieme onderwerpen kwamen, vanaf het begin van ons contact, regelmatig en zonder schaamte, zelfs in de aanwezigheid van de jaloerse Hilma, op tafel. Nog jong, rond de achttien, maar al ervaren op het gebied van de seks, zouden beide zusters en dat nichtje, aan elkaar, zonder zich te storen aan mijn discrete aanwezigheid, uitleggen hoe en welke seks ze precies verkozen en bedreven met hun eventuele en/of toevallige vriendjes. Ze zouden, meestal met hun drieën aan de tafel verenigd, met hun hoofd op hun armen rustend en op hun tong bijtend, tekeningetjes zitten maken van verschillende soorten harde lullen waaruit het geil er met dikke stralen uit sprong en langdurig uitwijden over hun afmetingen, vorm of graad van kromheid. Ook de zak en de respectieve kloten kregen hun beurt. Daarna zouden ze elkaar herinneren aan de penis van de ene of de andere die ze gekend hadden, gevrijd hadden of niet en verwijzend naar het materiaal van hun neven (broers van hun nichtjes), bewezen dat ze blijkbaar zelfs intieme kennis hadden van hun eigen familieleden.
Nog eigenaardiger werd het pas echt toen de jongste van die twee zuster uitlegde, vanuit de achterbank van de auto, terwijl we naar het strand aan het rijden waren, aan de oudste, die van voren zat, hoe graag ze eigenlijk de anale seks bedreef. Het is een beetje zoals naar binnen kakken vergeleek ze, zonder het minste teken van verlegenheid. Eerst doet het wat pijn, maar daarna voelt het zalig, ging ze verder. Het nichtje daarentegen, nog maagd zoals ze zelf beweerde (waarin niemand geloofde), gedurende een bezoek aan mijn werkkamer samen met de jongste zuster, bleek de alternatieve, orale en manuale, seks te verkiezen, door het gemak dat het verschafte in de auto en in de bioscoop.
Daarna zouden ze, zich opeens naar mij wendend, alsof ze mijn aanwezigheid pas toen opgemerkt hadden, uitdagend en op wraak belust, me in een hoek van de kamer drijven om daar op mijn rug en schouders te springen en me een onderdanige pardon af te dwingen, op mijn knieën, vanwege de onbeleefdheid van mijn luisteren.
Een andere keer, terwijl Hilma gezellig in de keuken aan het rondpletsen was, zou de jongste zuster, die ook de sterkste en de grootste was van de drie, mijn rechterarm over haar rechterschouder trekken, mij haar rug, bukkend, toekerend, zoals in een judogreep, om me over haar rug heen te trachten doen kantelen, wat met mijn gewicht, natuurlijk, niet gemakkelijk was. Om haar te helpen en mijn weerstand te breken zouden de twee andere meisjes mij nerveus, overal, beginnen kittelen. Het enig merkbaar resultaat daarvan, echter, zou zijn dat mijn onderlichaam in een vreselijk direct contact werd gebracht met haar achterwerk en mijn lul, die al een beetje hard was geworden van al diene vuile praat, klem zou geraken tussen haar poepspleet. Het trekken en wrijven om me toch maar omver te draaien, plus dat gekietel, zou de toestand er niet op verbeteren. Integendeel. Maar dat schrok haar ook niet af. Ook integendeel. Op den duur zou een mens zich laten doen, maar ettelijke keren voelde ik, zonder daar speciaal naar gestreefd te hebben, hun volle borsten en mollige buiken op mijn rug wrijven en in mijn hals persen, tot ik hen, uitgeput, uiteindelijk toch om genade moest smeken.
Hun moeder was nu ook precies de heiligste niet, van de vier. We zouden dikwijls, allemaal samen, op de zaterdagavonden, een toen fameuse nachtclub (ik geloof de "Assyrius", in de Av. Rio Branco), in het centrum van Rio bezoeken, waar we, samen met Hilma, met wie ik toen nog steeds relaties had, urenlang blijven dansen. Doordat Hilma nogal rap moe werd, leende ze me, in volledig vertrouwen, uit aan de moeder, die, a propos, toen al weduwe was. Ze bleek altijd goesting te hebben naar een nader kontact en perste stevig haar onderbuik tegen de mijne, terwijl ze, wuivend en lachend naar Hilma, met mij over de dansvloer zweefde. Haar armen bleven altijd kuis over mijn schouders hangen, wat hielp om haar eigenaardig gedrag niet te verraden. Een erectie was echter, praktisch altijd, onvermijdbaar. De eerste keren pleegde ik verwoedde pogingen om die rechtstreekse druk te verlossen, door me wat méér naar links of naar rechts, ten opzichte van haar buik, te bewegen, maar ze zou me gewoon volgen en opnieuw plakken, terwijl stralend van het geluk, naar mij óp kijkend. Zonder schaamte, zoals dat blijkbaar in de gehele familie de gewoonte was. De zwakke verlichting en de schaduwen van de naakte meisjes die achter grote ruiten, aan de wanden, dansten, hielpen ook méé de heersende sfeer niet te verstoren. Hilma, van haar kant, zag niets en veronderstelde niets. Op den duur werd het een normale loop van zaken en moet ik eerlijk bekennen dat ik zo verschillende keren dicht bij een orgasme ben geraakt. Ik weet niet of dat voor de moeder voldoende was, maar méér dan dat is er echt niet gebeurd, tenware die ene verdere keer, waarover ik later misschien wel eens zal uitwijden (als er vraag naar is). Zonder schaamte; van beide kanten. Iets wat me eigenlijk van mezelf verbaasde, want ik ben altijd een nogal schuchter type geweest. Vooral op dat gebied. Ik denk dat het door haar leeftijd was (rond de veertig) en zelfs haar moederlijke zorg en figuur. Een vertrouwelijke zorg, waaraan zelfs Hilma niet twijfelde. Misschien dacht ze me een pleziertje te doen? Hilma had pas enkele maanden eerder "het licht" gegeven en ze veronderstelde dat ze nog in de heilperiode zat? (er was werkelijk een scheurtje in de omgeving daar, tussen de twee kanalen, over gebleven, wat ik verwijt aan een verstrooide dokter). Of betrof het zich om een natuurlijke drang naar simpel gedrag en zuiver genot, zonder die effectief te achtervolgen of compleet te willen maken?
Met de dochters was het in feite niet veel verschillend, maar Hilma zou er aandachtiger op letten. Toch heeft ze ons nooit op iets vreemds betrapt.
Op den duur echter begon mijn vrouw, elke keer dat ze bij hen thuis (in hun eigen appartement dus) op bezoek was, telefoontjes te ontvangen van een meiske dat haar dreigend aanraadde mij te verlaten, zogezegd omdat zij (dat meiske dus) mijn minnares was. Hilma werd daar natuurlijk ontzettend kwaad van, beschuldigde mij, zonder meer, van overspel en daar begon de eerste aftakeling van ons huwelijk. Een ongetemde jaloersheid. Zonder een werkelijke reden daarvoor, alleszins, van mijn kant, te hebben ontdekt, niet inbegrepen, natuurlijk, wat juist hierboven is vermeld geweest en eerlijk gezegd niet echt als overspel mag beschouwd worden. Ikzelf ben er nooit stil blijven bij staan, maar achteraf gezien denk ik toch dat iemand van die familie, die zo dicht bij ons leefde en deelde, gedurende de prille kinderjaren van Rudo Júnior en van wie Hilma nooit iets verdacht heeft, een mogelijke bron is geweest van die bijna dagelijkse, dreigende, telefoonverbindingen.
Wat later is de oudste van die twee zusters getrouwd met een andere Vlaming, die zich op een vrolijke oudejaarsavond, eindelijk, heeft laten verlokken op het strand van Copacabana en wie ze s nachts, in haar bed, letterlijk heeft ontmaagd. Ze heeft hem twee schone kinderen gegeven.
Ik weet niet of ze haar belofte heeft gehouden en haar dochter, kind nog toen, met haar vinger heeft ontmaagd, zodat ze daar zeker nooit ne meer last van zou hebben en de seks, van jongs af aan, als iets natuurlijks zou beschouwen. Haar woorden, toen.
Het nichtje heb ik langzaam uit het oog verloren, alhoewel die mij de grootste bekoring gaf. Ze had volle ronde borsten, met naar boven gerichte schijnwerpers, die altijd duidelijk te onderscheiden waren doorheen haar onschuldige, losse, T-shirts, waaronder ze nooit een bh droeg.
Gedurende ons relatief kort verblijf in onze eerste eigendom in Rio - vermeld in mijn vorige post - had ik me (overwegend dat ik definitief de eerste trede van de trap van mijn leven achterwege had gelaten en duidelijk bereid was nu ineens verschillende treden, in ene keer, te overwinnen) ook een nieuwe wagen aan geschaft. Nieuw, is bij manier van spreken natuurlijk, want de auto was wel degelijk een goedkope occasie geweest en ik, zijn tweede of derde eigenaar, op één rij. Het betrof zich om een Dodge Dart, een pracht van een wagen en een reuze motor. Een originele V-8. Hij hief werkelijk zijn neus op terwijl men het pedaal in duwde. Ook de esthetische vorm van de wagen was indrukwekkend. Het enige probleem ermee was dat er een lek in de radiator zat. Een klein gatje, maar een gatje. En ik had het niet op tijd gemerkt. Op de firma vonden ze de auto eigenlijk ook wel een beetje té pretentieus voor mijn ambt, in beschouwing genomen de hiërarchische tabel die door de Duitse Joden was ingehuldigd. Een president mocht zichzelf oppeppen met een ingevoerde Mercedes bijvoorbeeld, of een nationale Ford Landau, een enorm grote, luxueuze, wagen. Een directeur kon weg met een Ford Galaxi. Een algemene manager was toegelaten zich een Ford Admiral aan te schaffen en een gewone manager een GM Diplomata, bijvoorbeeld. Voor een sterfbare bediende zoals ik, in het begin van zijn carriere, waren er een hele rij wagens bestemd, zoals een Ford Corcel, een VW (eender welke, uitgezonderd het model Santana), de complete lijn van Fiat (vooral het model 147), enz , maar die Dodge Dart was net een beetje boven mijn status. Bovendien was het een te sportief model: twee deuren. Méér voor de zonen van de directeurs bestemd eigenlijk. In alle geval, gekocht was gekocht en het kon me verder geen barst meer schelen of ze het goed vonden, of minder goed. Het probleem was dat lek in de radiator en waarvoor er geen enkele aanduidmeter op het dashboard bestond.
Op een zonnige namiddag nam ik de familie, samen met twee zusters, dochters van buren, waarover ik in de volgende post meer zal uitwijden, méé op uitstap naar de stranden in het zuiden van Rio. De motor had wel wat tegen geprutteld maar ik dacht bij mezelf, wie een motor heeft met acht cilinders kan er, zonder gevaar, één of twee van verliezen en ik besloot later eens ná te gaan wat er juist verkeerd was. Toevallig waren we de woning van één van mijn directeurs aan het benaderen (die me vroeger al eens vragend en zelfs afkeurend had ná gekeken toen hij die luxeauto had opgemerkt) en op het ogenblik dat ik mijn lief verwittigde dat ze naar rechts moest kijken om het huis van mijn directeur te bewonderen, gaf de motor het ineens, met een luide knal, óp. De wagen bolde nog enkele meters verder en stopte precies vóór zijn woning. Aan diezelfde kant van de straat, dan nog. Let op dat het geplande traject méér dan tien kilometer bedroeg. Ik kreeg er de stuipen van in mijn lijf. Wat een tegenslag. Ik probeerde nog tevergeefs en wat neergebukt, om nieuwsgierige blikken te ontwijken, de motor op gang te brengen, maar zelfs de startmotor geraakte niet rond. Ik besefte in weinige ogenblikken, ook omwille van de rook (en de stank die er mee gepaard ging) die van onder de motorkap te voorschijn kwam, dat het zich om een definitief defect betrof. Een vastgelopen motor. Te wijten aan oververhitting, heel waarschijnlijk. Zonder water in de radiator. En de schaamte overviel mij. Ik duwde alle passagiers in een juist voorbij passerende taxi en vluchtte als het ware van die omgeving, bang dat ik was dat de directeur zijn neus ineens buiten zou steken om te vragen wat ik daar precies aan het doen was. Van de andere kant, er was geen locale herstelling mogelijk. Ter plaatse niet, maar ook in de garage niet. Ik besloot dus geen verder geld te verspillen met het weg slepen van dat kreng.
Een paar dagen later vroeg de directeur mij, langs zijn neus weg om, of dat mijn auto was, dáár juist voor zijn deur. En zonder blikken noch blozen antwoordde ik dat jawel, dat dat wel degelijk mijn auto was, maar dat ik hem een week eerder had verkocht .
Achteraf gezien denk ik dat hij zich waarschijnlijk heeft afgevraagd hoe ik juist te weten was gekomen dat mijn gewezen auto precies voor zijn deur was terecht gekomen. In alle geval, voor alle zekerheid, ben ik daar, geniepig, nog ne keer of tien voorbij gepasseerd, nu met mijn gloednieuwe (weeral bij manier van spreken natuurlijk) Alfa Romeo, om mij ervan te verzekeren dat iemand van die rijke mensen daar in de buurt, het initiatief had genomen een wegsleepdienst te contracteren en dat vuil tuig, voor eens en voor altijd, uit de weg te ruimen. Hun respectieve eigendommen geraakten stillekes aan uit de mode, met dat autokerkhof, dáár voor hun deur
In diene tijd ook vond ik het praktischer mijn auto op de parkeerplaats van de firma te bewaren toen ik verplicht was, gedurende meerdere dagen, sommige verre streken van Brazilië af te reizen en onmogelijk, vóór de respectieve weekeinden, terug thuis zou kunnen geraken. Op één van die keren, ná mijn terugkomst, werd ik uitgenodigd mij naar het kantoor van een generaal te begeven, in de firma, waar hij mij, met de nodige discipline, beval hem uit te leggen waarom mijn auto op die parkeerplaats was blijven staan, gedurende verschillende dagen, zonder hem daarvoor eerst om toelating gevraagd te hebben. Ik moet hier bekennen dat ik wel wist dat er een generaal door de firma was aangeworven geweest, maar ik wist niet precies met welk doel. In die tijd werden alle firmas uitgenodigd militairen tussen hun ambtenaars te schuiven, met het doel de eventuele aanwezigheid vast te stellen van communistische geesten, in het algemeen en andere soorten kinderopvreters, in het bijzonder. De raad was de volgende: hoe groter de firma, hoe groter de graad. In alle geval, ik was niet aan het spelen, ik was niet onverantwoordelijk en ik moest, in gevolg van die reis, nog tientallen rapports op maken, brieven schrijven en offers prepareren en ik vond zijn manier van spreken niet toepasselijk. Bijgevolg antwoordde ik hem, met alle letters: ik weet niet hoe gij noemt, wat gij hier doet en wie u hier deze stoel heeft toegewezen om néér te zitten. Niemand heeft mij u ooit voorgesteld. Bijgevolg: ik ken u niet. Als ge iets over mijn gedrag te reclameren hebt, zoek dan een directeur op en maak uw klachten officieel. Hij heeft me nooit ne meer lastig gevallen. Later hebben ze mij gezegd dat hij verantwoordelijk was voor die parkeerplaats .
Over confrontaties gesproken, de voortdurende aanvallen en schandalen van mijn ex-vrouw Hilma (we zijn tegenwoordig de beste vrienden), voor redens die ik praktisch nooit te weten kwam, haar talloze zelfmoord pogingen, waarvoor ze vooral het venster in onze slaapkamer, op het twaalfde verdiep, gebruikte (of beter: aanstalten maakte om het daarvoor te gebruiken), het werk dat me dag en nacht in beslag nam en de vele reizen naar de vier kanten van Brazilië, maakte ons huwelijk in minder dan twee jaar kapot. We zijn dan nog drie jaar samen blijven wonen en hebben nog lange tijd hetzelfde bed gedeeld, maar de seks was gone. Ik begon er langzaam op te letten dat de jonge meid die ons al een paar jaar vergezelde, mij met andere ogen begon aan te kijken en ik, geiler en geiler door het gebrek aan seks, ook háár natuurlijk. Vanaf het moment dat ik thuis geraakte van de firma tot de vroege uren in de morgen, zou ik me afzonderen in mijn werkkamer om daar, tussen twee voortdurend bijgevulde glazen, één met bier, gemengd met tomatensap en het ander met wodka, vermengd met appelsiensap, het schrijfwerk van de firma van de gehele dag, te voltooien. Tientallen brieven, telexen, memorandums en weet ik nog meer. Soms zou mijn hoofd, op den duur, op mijn armen neer zinken en zou ik stilletjes zitten schreien van de ellende.
Om terug te keren naar verhoudingen met wat ouder vrouwvolk, een andere, niet zo gelukkige, ontmoeting met een rijpere vrouw is gebeurd in Amsterdam, ter gelegenheid van een korte reis die ik, zonder mijn eerste vrouw Hilma (want ik had haar, wijs, gesuggereerd het gespaarde geld van haar vliegtuigtickets te gebruiken voor de aankoop van ons eerste appartement in Rio), naar België had ondernomen, samen met mijn broers D. en F. en respectieve wederheften en met de hiërarchisch superieure van één van hen, zoals zijzelf, een psycholoog, erbij (ik herinner mij haar naam niet meer). We waren dus met zijn zessen, zijnde twee echte koppels en twee alleenstaanden(?), wat ons, ik veronderstelde, ook eigenlijk een koppel maakte. Zij was, schat ik, rond de zestig. We hadden allemaal goed gegeten en gedronken die avond (D. eigenlijk wat minder, want hij was toen al bekommerd over zijn publiek gedrag), wanneer zijn vrouw verrukt vóór stelde ons naar verschillende seksshops in de omgeving te begeven, waarmee ik en dat oude madammeke dadelijk akkoord gingen, terwijl D., F. en vooral zijn ernstige echtgenote, aarzelend reageerden en zedig tegen pruttelden. Eens daar geraakt greep D.'s wederheft onmiddellijk naar een grote, of beter, de grootste, artificiële penissen die in de verlokkende rekken ten toon werden gesteld en die ze dan bewonderend begon te betasten en daarna, geilend, overhandde aan haar overste, waarschijnlijk met het oog op wat ze thuis niet ter beschikking hadden, nauwkeurig de omtrek en de lengte ervan schattend, terwijl ze daarna in vuile magazijntjes, onbeschaamd, begonnen te bladeren om ons allen de belangrijkste standjes aan te wijzen en verder de rijen rekken met videos af te lopen om er de meest schandalige uit te plukken (met eigenlijk weinig verklarende titels zoals: De uitpuilende ingewanden van zuster Thereza en De gulzige voorkeur van tante Denise, enz..) om die dan, onder elkaar, luidruchtig te bespreken, terwijl F.'s vrouw ongeduldig, met ene voet al buiten de deurdrempel, wanhopig aan zijn elleboog trok, die, zonder het goed te beseffen, met zijn andere hand de toevallig grootste penis, die hem voor ontleding was overhandigd, voor eventuele vergelijking, aan het ronddraaien was en D. met zichtbare afschuw naar al die, voor hem totaal onbekende voorwerpen (hij was ooit eens Chiroleider geweest) aan het staren was. Ikzelf kon niet nalaten, alleen, de afdeling Ebony-Girls op te zoeken
Omdat we ons al veel warmer aan het voelen waren (buiten was het degelijk aan het vriezen), nam D.'s helft resoluut het besluit zeker die Live Show niet te verliezen, aangekondigd door een reeks flitsende rode lichtjes, aan de andere kant van de straat. We zijn er dus allemaal deftig naar toe gestapt, net alsof we een museum gingen bezoeken, hebben rustig onze vooraf aangewezen plaatsen ingenomen, net alsof we dat bij de haarkapper doen en eerst met een niet te verbergen walging, maar daarna met geniepige blikken, om ons heen gegluurd om vast te stellen hoeveel (andere) vuilaards er wel verenigd waren in dat enge zaaltje. We moesten, eens het spektakel begonnen was, schuchter bekennen dat die acteur op de voorgrond niet helemaal slecht geschapen was, maar in compensatie, ook niet, zelfs van verre, een klein beetje, op ons eigen materiaal geleek. Dat was blijkbaar niet iets waar de aanwezeige vrouwen akkoord mee gingen, want hun ogen peilden uit hun kassen en voortdurend stootten ze hun ellebogen tegen elkaar om dan, aandringerig, naar voren te wijzen.. ohh ziededa ohhhhh .. etdedaniegezien wadden peird!
De sukkelaar begon echter moeilijkheden te ondervinden zijn zielig voorwerp recht te blijven houden en moest er zelf, af en toe, eens goed aan schudden om de band niet plat te zien lopen. Ik kon het niet nalaten, ondertussen, met gretige ogen, scheef naar die wat oudere vriendin te gluren, met het gedacht op een eventuele toekomstige verlossing van mijn lijden, verderop in de nacht. Tot mijn verrassing echter en zonder geduld om te weten of dat stel, daar van voren, eigenlijk al tot een besluit was gekomen, begon het koppel F. aanstalten te maken óp te staan en die vieze omgeving definitief te verlaten. Ook D. zat zich ongeduldig óp te trekken en verbaasd keek ik om naar zijn vrouw en vriendin om hun reactie te zien in verband met die onverwachte en zelfs bruuske verandering van situatie. Toen ook zij tenslotte besloten dat de avond erop zat, deed ik nog wat wanhopige pogingen om die lastige bult in mijn broek opzij te schuiven, zonder opgemerkt te worden en achter F.s rug weg, de gang in te sluipen. Zogezegd, zogedaan en iedereen, zonder veel overbodige woorden, eens het hotel binnengestapt, maakte aanstalten hun respectieve kamers binnen te strompelen.
Zonder de begrijpende steun van iemand opgemerkt te hebben en ná nog eens verlangend naar het wiegend, maar min of meer breed, achterwerk van de vriendin gegluurd te hebben besloot ik mij neer te leggen bij de wens van de meerderheid en ook mijn kamer op te zoeken, alhoewel hij, mijn beste vriend, zeker méér van die avond had verwacht. Tevergeefs trachtte ik in slaap te geraken, maar voortdurend kwam het gedacht me in mijn hoofd spoken dat die vriendin waarschijnlijk een meer expliciete benadering van mijn kant had nodig geacht. Ik begon mezelf een pure egoïst te vinden. Hoe kon ik dat arme schaap, met al haar onderdrukte koorts en juist vandaag, ver van Roeselare en al het geroddel, alléén laten? Hoe ver gaat de lafheid eigenlijk? Eerst zit men haar op te hitsen en dan opeens: goede nacht hé en tot morgen. Toen de kwelling groter werd dan de schaamte besloot ik aarzelend naar D. te bellen om hem zijn oprechte mening te vragen over de reden van mijn bezorgdheid en te vragen of hij het gepast vond dat ik haar opzocht in haar kamer. Het duurde wat vooraleer hij de telefoon opnam maar het was duidelijk dat hij nog niet aan het slapen was. Alhoewel de toon van zijn stem enkele noten hoger lag dan normaal, oordeelde ik dat dat niet aan het gebeuren was omwille van t één of t ander haar dat toevallig tussen zijn tanden was geraakt. Integendeel, hij gaf mij de indruk dat hij hakkend de laatste seconden aan het afwachten was vandaar zijn kort maar duidelijk antwoord op mijn vraag: NEEJEEEEE, tedjúúú !!
Tussen de ontmoette, andere, Vlamingen in Rio, was er ook een lesbisch meisje. Een jaar of twintig, van Brussel, met altijd wat te veel speeksel in haar mond. Ik vermoed dat ik weet waarom, maar dat komt hier niet te pas.
Vooraf door iedereen verwittigd van haar particuliere situatie onthield ik mij van pogingen haar óp te peppen, wat ze blijkbaar apprecieerde. Nochtans ontbrak me soms de dichte aanwezigheid van mensen van het ander geslacht en van mijn eigen ras en oorsprong. Ze heeft me verschillende keren op gezocht, altijd s avonds, sommige keren zelfs toen ik alleen thuis was en op mijn eentje door het venster zat te staren terwijl ik een fles korte drank aan het opzuipen was. Er is nooit iets gebeurd dat nu de moeite waard is te vertellen, maar gedurende één van deze gelegenheden heb ik toevallig vast kunnen stellen dat in het gebouw aan de overkant van de straat, een paar verdiepingen lager, er een jonge kerel woonde die niets liever deed dan zijn erectie door het venster te steken en er heftig aan te staan schudden iedere keer dat er een vrouw door mijn venster keek. Belachelijk eigenlijk, maar elke keer dat ik hem trachtte te verrassen, trok hij zich snel terug. Iedereen met zijn eigen gebrek natuurlijk
In datzelfde appartement ben ik ook verschillende keren bestolen geweest. Door onbezorgdheid of onoplettendheid, zoals gebeurd is met een radio/taperecorder, origineel nog vanuit mijn oud vaderland afkomstig, die onverklaarbaar is verdwenen op een vroege zondagmorgen, terwijl ik vers brood was gaan kopen. Toen ik terug kwam was het apparaat er niet meer. Eigenaardig was wel dat er een koppel in de woonkamer sliep, een ander koppel in de gastslaapkamer, nog een koppel in de kamer van de meid en dan nog een meisje in mijn eigen slaapkamer. En niemand had iets gezien of gehoord.
Van mijn buiten geparkeerde auto, een paar weken later, hebben ze eerst mijn mistlampen gestolen en dan later een andere radio/taperecorder. Op het strand hebben ze me ook meer dan ene keer bestolen en daar was het rapper gebeurd. De dief had mijn korte broek met het geld erin, juist achter mijn rug zien liggen, op het zand. Hij is rustig voorbij komen slenteren, heeft zich een beetje gebukt, heeft de broek opgepikt, het geld er wat verder uitgepeuterd en dan de rest laten vallen.
Soms echter was de dief intelligent en kon beter een uitstekende acteur geworden zijn, had iemand hem rap genoeg kunnen ontdekken. Gedurende een reis naar Manaus, waar elektronische apparaten opmerkelijk goedkoper waren, had ik mezelf een drie-in-één toestel gekocht. Radio, TV en Taperecorder. Een batje. Terug in Rio, ik begrijp nu niet meer waarom, besloot ik een advertentie te zetten in de krant om het voor het dubbel van de betaalde prijs te verkopen. Op een bepaald uur in de morgen belt de meid mij op in de firma om verward te vragen of ze echt dat toestel had moeten méé geven aan diene mens die het juist had opgehaald. Onmiddellijk begrijpend antwoordde ik haar met een vloekwoord, geraakte thuis in minder dan zes minuten en dertig seconden en waar was hij? Verdwenen met de wind. Hij had natuurlijk mijn advertentie in de krant gelezen, waar mijn adres in stond (wat een kemel van een flater was dat geweest), had beneden in het gebouw de naam van mijn meid ontdekt, had aan mijn deur gebeld en had haar uitgelegd dat, zoals hij met mij had afgesproken, hij het toestel (en sprak daarmee haar naam uit met alle letters, net alsof ik ze zorgvuldig voor hem had gespeld) was komen áf halen. Zonder haar wantrouwige verbazing in acht te nemen, vroeg of hij haar de telefoon te gebruiken om mij op te bellen en zo alles in propere borden te plaatsen, met wat ze akkoord is gegaan. Hij draaide een willekeurig nummer, zei hallo Rudo en voegde er aan toe: zoals afgesproken, ik ben hier bij u thuis, maar uw meid weet blijkbaar van niks, en daarom bel ik u, zodat de meid persoonlijk ziet dat alles in orde is, enzovoort . Feit is dat ze er van overtuigd is geraakt dat alles in orde was en dat ze hem het apparaat werkelijk mocht overhandigen, alhoewel ze het toch een beetje eigenaardig had gevonden dat, toen hij naar mij belde, hij rechtstreeks met mij begon te spreken terwijl zij normalerwijze altijd eerst moest passeren over de telefoniste, maar toen was hij al weg, met het toestel onder zijn oksel
Eigenaardig was het ook dat ik zo gemakkelijk te bedriegen was. Verschillende collegas op het werk vroegen mij regelmatig wat geld vóór te schieten, dat ze zogezegd de volgende dag, of de dag daarop, terug zouden keren, als t God belieft en dan, gedurende zes maanden, deden alsof hun neuzen bloedden. Het waren tien real aan de mens die de koffie opdiende; vijftig real aan de pas aangeworven Duitse manager (die zijn eerste wedde maar binnen de vijftien dagen zou ontvangen en een voorschot wilde, maar ontslagen werd vooraleer de maand voorbij was); vijfhonderd real aan de meter van Júnior (mijn enige, intussen overleden, zoon; later meer daarover), die in het archief van de firma werkte en die een paar ongerepte blanke borsten had (ze had vergeten het geld dat ik haar in twee gelegenheden had overhandigd om rekeningen voor mij in de bank te betalen, echt voor dat doel te gebruiken, terwijl ze het niet vergat er haar eigen rekeningen méé te vereffenen, maar tja.. wat wilt ge, een meter is een meter en dat heeft ook wat van zijn voordelen natuurlijk - ik heb haar dan daarna, uit pure wraak, in het openbaar onterfd van haar titel en naast haar naam, op het kladblad op mijn bureau, het woord ladrã geschreven = de vrouwelijke vertaling van dief).
Gedurende mijn vele reizen naar verschillende hoofdsteden van het land verstrekten de altijd op loer liggende dieven mij andere gelegenheden er later gezellig over te kunnen schrijven. Eens, in een hotel in Salvador, is het kamermeisje er vandoor gegaan met mijn uurwerk en mijn rekenmachientje, die daar onschuldig op het nachttafeltje lagen, terwijl ik beneden aan de hotelbar, aan het klagen was met de barman, dat men tegenwoordig niemand meer kon vertrouwen.
In Rio hebben ze me zelfs ooit eens een waakhond, een Duitse schaper, gestolen, die ik speciaal gekocht had om een huis te bewaken dat ik me, samen met een vlaamse vriend, had aan geworven.
Een andere keer, in Belém, in het Noorden van Brazilië, had ik drieëntwintigduizend dollars, in biljetten, ontvangen van een daar door iedereen herkende mega-smokkelaar, die ook toevallig de eigenaar was van een krant en die daarmee een deel van een pas bestelde machine wilde betalen. Op het hotel aangekomen stak ik het geld zorgvuldig in een groot bruin stuk inpakpapier, plakte het met verschillende repen tape toe en overhandigde het aan de hotel manager, die het, in mijn aanwezigheid, in de brandkast stak. Vandaar moest ik nog naar São Luis, Teresina, Fortaleza, Natal en Recife en het pakje volgde mij ongerept toe geplakt, van brandkast naar brandkast, tot ik, twee weken later, in Rio aan kwam en ontredderd vast stelde dat er elfhonderd dollars aan ontbraken. Waar en wanneer juist de diefstal gepleegd is weet ik niet, maar ik verdenk er de hotelmanager in het hotel Reis Magos in Natal van, de dader te zijn. Hij had aandachtig het pakje zitten bekijken en ronddraaien in zijn handen vooraleer hij het in de kluis propte. Hij was waarschijnlijk naar een gaatje aan het zoeken geweest, waardoor hij later enkele biljetjes heeft kunnen vissen. De smeerlap. Mijn directeur heeft mijn redens verstaan en ik ben er ongestraft van onderuit kunnen slippen. Eerlijke Rudo
Het klinkt misschien wat vreemd, voor de meeste mensen in België, dat hier in Brazilië het grootste aantal van de aangename avontuurtjes gebeuren met meiskes, laat ons zeggen, rond de twintig, zelfs toen ik zelf al, bijvoorbeeld, ver over de dertig was. Het zal misschien te zien hebben met de voorwaarden die alleen door de "markt" geregeld worden: veel aanbod doet de waarde van de goederen dalen. Toch zijn er omstandigheden geweest in mijn leven waarin rijpere dames de hoofdrol speelden.
Van wat oudere vrouwen gesproken, ik had er één leren kennen in een typische engelse pub genaamd Lord Jim, in Rio. Op speciale aanvraag van een buitenlander die bij de firma op bezoek was en er op aandrong me dáár op een pintje te trakteren. Zoals de originele cafés in Engeland werd de bel daar ook geklonken, stipt om één uur in de morgen. Zonder dansvloer, zonder muziek, met veel luid gepraat, met een plaats om de darden te gebruiken en met grote bierglazen. Er waren, zoals altijd, veel vrije meisjes aanwezig.
De Lord Jim werd meestal op gezocht door een klasse van meer ambitieuze vrouwen, die zelfs wat engels konden stameren, om daar zo te trachten een goede buitenlandse trouwpartij aan de haak te slaan. Van geld was er natuurlijk geen sprake. Ik had er zelf ook al eens één mee genomen naar mijn appartement (wat me een felle ruzie had opgeleverd vanwege de meid die het te weten was gekomen, langs de verraderlijke portier om), maar alles bij alles was het niet precies dát wat ik aan het zoeken was. Allez, ge kent dat, rond de dertig begint alles er al een beetje slapper uit te zien en te tasten en zo Toen ik haar terug zag, die avond, stelde ik haar voor aan mijn buitenlandse gast, die er vlug in gesprek mee geraakte. De volgende dag belde hij me verrukt op om me, geheimzinnig doend, mede te delen dat zij zo uitstekend aan zijn microfoon had gezongen die nacht en dat hij haar adres had vergeten te vragen om, gedurende zijn volgende bezoek, zeker de gelegenheid niet te verliezen zijn voortdurend stampvolle klootzak (hij was zo lelijk als de pest) nog maar eens goed te kunnen ledigen in haar bekkes, zoals hij het beklemtoonde.
Op een zekere keer was ik naar São Luis, hoofdstad van de Staat Maranhão, in het noorden van Brazilië, gereisd. Voor het werk, natuurlijk. Ik was de oostkust van het land aan het bezoeken, vertrekkend vanuit Rio, rechtstreeks naar Recife, op een maandagmorgen, dan naar Fortaleza en vervolgens Teresina en was toe gekomen op de luchthaven van São Luis, de vrijdagnamiddag. Ik vond nog juist de tijd om één klant te bezoeken en was me al geestelijk aan het voorbereiden op een lang en eenzaam weekeinde, daar. Toen ik, samen met de eigenaar, de installaties van de krant bezocht, deelde hij mij opeens mee dat hij juist het bezoek had van een andere buitenlander, die daar een elektronische machine aan het herstellen was. Toen we de bewuste kamer binnen stapten herkende ik meteen de rug van de mens die gebukt op de grond zat, bijna binnenin het toestel. Het was een andere West-Vlaming, die voor een concurrent van ons, in Rio, werkte. Eén van die echt toffe mensen, altijd goed gemoed en bereid om zonder schrik gelukkig te zijn. Het tegenovergestelde van de meeste Brusselaars die s avonds laat sardientjes eten en s anderendaags, op het werk, kaviaar boeren.
Na onze plicht vervuld te hebben, besloten we diezelfde avond samen dóór te brengen. Eten, drinken en kletsen tot een gat in de nacht. Opgewekt. Lachend.
s Morgens vroeg besloten we naar de haven te trekken om er eventueel een bootje te huren en een toertje rond het eiland te maken (São Luis, zoals drie andere hoofdsteden in Brazilië, is op een eiland gelegen, op enkele tientallen meters van het continent). Ongelukkig genoeg was het onmogelijk een gemotoriseerd plezierbootje te vinden, waar we eigenlijk op zoek naar waren en moesten we ons tevreden stellen met een vissers (roei)bootje, met de visser erbij. En dus: roeien maar.
Zoals echte matrozen duurde het niet lang vooraleer we de schipper wezen naar een strandje, op het vasteland, waar we een hele reeks cafeetjes bespeurden. Het was toen al dicht bij de noenen en mijn collega was hongerig en uit op een goed en compleet middagmaal. Ik, van mijn kant, kon niet van het bier en de caipirinhas blijven. Zoals overigens de visser, die niet elke dag zon gelegenheid aangeboden kreeg. En dus, drinken maar. En dan, pissen en dan opnieuw beginnen.
Een volledige weelde. En dan de meisjes die ons van ver hadden geroken. Dat kent ge wel. Veel pissen en altijd die laatste druppels die blijven plakken, onafhankelijk van hoeveel ge eráán schudt, balanceert, nijpt en wringt en dan toch vast moet stellen dat de laatste in uw onderbroek terecht is beland. Tenslotte, al ná de vieren, maakten we een afspraak met drie van die meisjes, om s avonds terug te keren, deftig gewassen en afgekuist, om wat te gaan dansen en wie weet, de dag volledig te maken
We waren daar gearriveerd met hoog tij en hadden de boot op het strand achter gelaten, degelijk geankerd, dicht bij de waterlijn. Het bleek een bijna volmaakt plat strand te zijn want toen we terug keerden was de zee, op zijn minst, vijftig meter terug getrokken. En daar zat hij. De boot. Deftig vast geankerd in het natte zand. We waren allen al wat verduisterd geraakt door de drank, maar toen we de toestand met ontzetting aanschouwden, kregen we opeens alle helderheid van de feiten terug in het zicht. En nu schipper? Wat is er gebeurd? Wiste gij dat dan niet? Hoe kan dat toch? Waarom hebt ge ons niet verwittigd? Hoe gaan we van zen leven terug naar São Luis geraken? Vooraleer de zee nog verder terug trok moesten we vliegensvlug de boot de richting van het water in duwen. We waren met zen drieën en stevig gebouwd. Het was een kwestie van energie. Gedaan met het drinken. Beginnen met het werken. En duwen en trekken maar. En de boot verroerde zich bijna niet, in het slurpende zand. En het zweet dat ons uit brak. En de ontreddering die zich meester van ons maakte. En te moeten vast stellen dat het water zich rapper terug trok dan wij vooruit geraakten. Zooo traaaaag..
We moesten op iets anders denken. En toen kreeg ik opeens de roeispaan in het oog. Die kon als koevoet gebruikt worden. Een rot aangespoeld boomstammetje, wat verder op het zand gevonden en parallel gelegd met de bodem, juist vóór de onderkant van de boot, zou als steunpunt kunnen dienen en hup met de roeispaan, een sprongetje vooruit met die stomme boot. En nog eens. En nu aan de andere kant. En opeens waren we rapper aan het vorderen dan het tij. En ik kreeg er zelfs de goesting van. Ritme is belangrijk. Rapper. We moeten rapper zijn dan de zee Tot op het moment dat ik wat overdreef en opeens, de roeispaan in mijn handen, juist in het midden, met een luid gekraak, in tweeën brak. Verbaasd keek de schipper naar de gebroken roeispaan en dan naar mij en dan terug naar de roeispaan..
Hoe machteloos ik me ineens voelde en hoe ik opeens absoluut geen goesting meer had er méé te lachen
Op dat juiste ogenblik kwam er een familie voorbij slenteren. Een koppel met drie kinderen. En ze waren bereid ons uit de nood te helpen. We hebben samen, in volmaakte stilte, de boot naar het water geduwd. Een uur werk. En dan zijn we zwijgend de boot in gestapt. En de visser bleef maar verwijtend naar mij kijken, terwijl hij, met één spaan, eerst de stroom mee en dan de stroming tegen op roeide, naar de haven toe, op het eiland. En zwoegen maar. En zweten. In een zigzag beweging. De overgebleven spaan geregeld van hand veranderend. Twee uur lang. Verstomd van diene flater
Eens aan gekomen heb ik hem eerlijk bedankt voor de uitstap. Maar ik heb geen woord gerept over de roeispaan. Tenslotte was het zijn schuld geweest. Wat weten wij van hoog en van laag tij? Niets keren niets, plus niets, vermenigvuldigd met niets. We hebben dan natuurlijk ook de afspraak met de meisjes gemist. Maar ik was ook tenden-op. Genoeg voor diene dag.
Op het werk, enkele weken later, haalde ik een kemel uit die me bijna mijn ontslag heeft veroorzaakt (gelukkig heb ik een goede engelbewaarder, of was het mijn eigen eerlijkheid?). Ze hadden mij gevraagd een grafische wereldtentoonstelling bij te wonen in Chicago en op de terugkeer ervan even binnen te springen in het kantoor in Boston, van onze exporteur daar, met de opdracht hen te waarschuwen dat we niet helemaal tevreden waren met hun diensten, vooral daar waar het de onkosten betrof. Háhá , ge moet dat alleen maar aan mij vragen!
Na ontvangen te zijn geweest op de luchthaven door een directeur van de firma en daarna door de joodse eigenaars, werd ik uitgenodigd van een plechtig en verdiend middagmaal te genieten, moment waarop ik werk begon te maken van mijn opdracht. De directeur recht in de ogen trotserend verweet ik hem ervan dat de commerciële en technische risicos verbonden met alle verwezenlijkte zaken altijd voor onze firma in Brazilië, opdraaiden; dat de investering in mensen om de machines te verkopen, te installeren en assistentie te verstrekken, de onze was; dat de verdere investeringen om machines in onze stock te behouden, samen met alle nodige reservestukken, ook de onze was en dat het werk om voor alle nodige importdocumenten, externe financiering en de rest van het papierwerk, inclusief shipping instructions, te zorgen, ook de onze was en dat we voor dat alles samen een nominale commissie verdienden van amper twintig percent op de prijs van de verkochte machines. Van de andere kant, dat zij, de export firma, die voor niets anders hadden te zorgen dan de machines aan de fabriek te bestellen en ze op te zenden, een mark-up aan de fabrieksprijs toevoegden die, hadden wij kunnen vaststellen, ook in de buurt lag van twintig percent, iets wat ons niet alleen uitprijsde ten opzichte van de concurrentie in onze lokale markt, maar ook oneerlijk was ten opzichte van onszelf, hun naaste medewerkers.
Gedurende de loop van mijn commentaar zag ik hem langzamerhand van kleur veranderen, terwijl het eten in zijn keel bleef haperen en op den duur oordeelde hij dat het hoog tijd werd er mee op te houden, want dat moest hij toch allemaal eens dringend gaan overdragen aan de eigenaars van de firma. De rekening was vlug betaald en weg waren we, terug naar het kantoor, waar hij me aan de tafel van zijn secretaresse in de steek liet en haar de opdracht gaf mij mijn plan te laten trekken en me zelf naar een gepaste hotelkamer te laten zoeken, terwijl hij, stomend, in het bureel van de eigenaars verdween.
Ik vroeg me af of ik niet wat te drastisch was geweest met mijn argumenten en begon voor mijn job te vrezen, vooral toen ik daar binnenin het kantoor de stemmen hoorde opzwepen (want ik verkoos net wat langer te blijven plakken, om de gevolgen van mijn misdaad onmiddellijk te vernemen), toen hij, rood als een kalkoen zijn hoofd buiten de deur stak en de opdracht gaf aan zijn secretaresse een telefoonverbinding te realiseren met mijn directeurs in Rio. Hij keek me zelfs niet meer aan.
De uitloop heb ik niet kunnen volgen, want ik verkoos, op dat ogenblik, de ijskoude wind van de maand november in Boston uit te dagen en me in een voor mij onbekende straat en stad te wagen, dan te blijven wachten op een aanrazend ontslag dat natuurlijk onmiddellijk geëist en waarschijnlijk toegestaan zou worden, in naam van hun uitstekende verhoudingen en het mutueel respect, opgebouwd gedurende de laatste tien jaren.
Het ontslag is dan toch niet onmiddellijk ontvangen geworden want ik heb mezelf in een onbekend hotel laten verdwijnen voor een paar dagen, om het stof te laten zinken en de Board of Directors van mijn eigen firma heeft mij, na mijn terugkeer in Rio, de kans gegeven mijzelf, vóór hen, in een daarvoor speciaal op getrommelde vergadering, uit te leggen. En dat heb ik gedaan zonder er een woord van af te trekken, of er een woord aan toe te voegen. Ze hebben zichzelf gerust zitten bekijken en zijn tot de beslissing gekomen dat ik niet alleen gelijk had maar méér dan dat: alle gelijk van de wereld (vandaag begrijp ik dat de eigenaars van de exportfirma in de VSA, mij waarschijnlijk hebben beschuldigd anti-joods te zijn). Het incident is officieel afgesloten geweest met een brief, waarin mijn firma beweerde dat ik een Belg was en dus de engelse taal niet helemaal perfect beheerste en dat zij het allemaal misschien ook wel een beetje verkeerd hadden verstaan, waarvoor ze zich verontschuldigden. En punt. En dat was ook weeral eens opgelost. En hun mark-up is wat later gedeeld geweest door twee en mijn prestige, integendeel, vermenigvuldigd met twee en nog later ben ik verantwoordelijk geweest voor ongeveer driekwart van hun omzet, in Brazilië.
Maar het was, toen, toch op het nippertje geweest, vond ik.
Mij vanaf deze gebeurtenis helemaal in vertrouwing nemend, wat de reden is geweest van mijn relatief succes hier, deed de directeur niet terug deinzen, gedurende meerdere gelegenheden, er zichzelf van te verzekeren dat ik volledig tevreden was in en met de firma en ondermeer, vlakaf te vragen of ik nog altijd content was met mijn toen overeengekomen wedde, wat ik, stommerik, elke keer, meteen heb beantwoord: jawel meneer, ik ben volledig tevreden
(In het land van de dieven is een eerlijk mens toch nog altijd een fortuin waard, vindt ge niet?)
Outro dia, eu fiquei revirando as minhas fotos antigas e me lembrando do passado. Um monte de boas lembranças e você faz parte deste passado. Naquele tempo era tudo por amizade. Pura amizade!
Você lembra que eu morava inicialmente na Rua Barata Ribeiro nº 200, no edifício Balança mas não Cai. Pois é. Você ainda morava em São Paulo. Vez ou outra eu encontrava a Regina (entre outras meninas) na boate Clube De Paris, onde eu procurava por amigas de verdade e ela me reclamava da sua indiferença para com ela. Ela se queixava que você não dava muita bola para ela e que ela era louquinha por você. Mas eu argumentava que você também amava ela, mas que não mostrava. Que você era Suíço e que todos os Suíços eram frios, quase gelados e que continham as suas emoções. Não as mostravam em público. Só pensavam, essencialmente, no dinheiro acumulado nos bancos do País deles, mas que o amor para ela, mesmo assim, era eterno e enraizado. Que ela não se preocupasse, que você a amava
E, graças a Deus, ela acreditava. Ficou sorridente e alegre e me assegurou que o amor dela para com você também era recíproco e verdadeira e que ela jamais iria trair você, ou então botar chifres de qualquer espécie.
Depois me mudei para a Rua República Do Peru e passei a freqüentar O Bolero, na Av. Atlântica, onde as mocinhas já pensavam mais em money, money.. (lembra?) e por isso continuei cultivando as amizades conquistadas no Clube De Paris, onde as mocinhas ainda aprendiam o oficio em troca de uma cervejinha e batatas fritas, divididas comigo, é claro
E elas realmente se preocupavam comigo, se viravam para mim e perguntavam preocupadas: Oi, você está bem, Rudo? Você está aparecendo meio triste, um pouco debilitado? (era minha tática). Eu respondia que não, de jeito nenhum e coisa e tal , mas elas insistiam: você tem algum problema intimo? Eu então disse com todas as palavras: de jeito nenhum!. O problema é que eu estou com o pau duro há mais de dois dias e não consigo uma parceira que faz amor comigo, sem cobrar nada! Todas só pensam em dinheiro e você sabe como eu sou puro, só penso em amor "
É verdade, elas confirmaram. Você é um verdadeira idealista. Podemos lhe ajudar com alguma coisa? Eu balançava a cabeça, para lá e para cá. Não, não podem. Agora, se vocês permitiram, gostaria de tirar umas fotos sensuais de vocês. Do tipo, nu artístico. Deitadas na cama. De bruços. Empinando um pouquinho as suas bundinhas para cima. Ou olhando pela janela, com as coxas aparecendo. Coisas assim. E elas me asseguravam que isto não representava problema algum e lá elas posavam, com os peitos de fora, sem calcinhas , subindo no parapeito da janela, deitando na cama e assim por diante
Eu ainda tentava evitar que aparecessem as xoxotinhas, para não ficar pornográfico demais, mas elas não se importavam muito e honestamente, as fotos ficavam ótimas.
Mas, cá entre nós, isto não me aliviava. O pau ficava duro do mesmo jeito e eu acho que elas viam, porque ficavam me fitando , lá em baixo , sem piscar os olhos. O que que há? Você está com a calça inchada, porque? Elas não aceitavam isto de jeito nenhum e diziam, com todas as palavras, que pretendiam dar um jeitinho na situação. Eu, envergonhado, abaixava a cabeça e murmurava: mas e os seus namorados?. Elas imediatamente me tranqüilizavam: Como assim jamais iremos fazer alguma coisa de errada agora você não pode ir dormir neste estado.. isto pode fazer mal para a sua saúde
Em seguida elas me diziam que, se eu quisesse, elas fariam uma chupetinha em mim. Sem maldade nenhuma e eu, só ficava pensando na minha educação religiosa, os meus princípios, o meu moral e principalmente na minha consciência e eu disse isto para elas: Isto está errado!!. Como assim, elas replicavam. Não queremos e não vamos trepar com você, de jeito nenhum. Jamais iríamos transar com outros homens, que não os nossos namorados. Nossos homens. Pode esquecer! Agora, uma coisa é uma coisa; outra coisa é outra coisa. Tocar uma punhetinha, fazer uma chupetinha isto é traição?? De jeito nenhum. Isto não é nada, nada mesmo. É um favorzinho de merda. Para quem está precisando. Sem favor algum. O que nos custa? Nadinha. Abre aí a sua calça, que num instante você vai ver. Ele vai baixar sem mais demora.
E de fato, elas efetuavam respeitosamente, sem a menor maldade, uma chupeta que a pessoa nunca mais esquece. E para não demorar muito elas julgaram adequado também tocar aquela punheta braba. Metade na mão, metade na boca. Uma delicia. Tudo sem o menor sinal de pecado. De coisa errada. Simplesmente um favorzinho sem significado nenhum. Nem custando nada para mim e muito menos, custando alguma coisa para elas
Eu lhe garanto, Gilbert, eu nem reparava, muitas vezes, a cor da calcinha delas, nem o tamanho dos peitos, embora elas me garantiam que, se eu quisesse, eu podia levantar eles, os seus peitos, eu quero dizer, para não atrapalhar a minha visão lá, mais em baixo, mas nem toquei, pensando no meu moral. Juro que não me lembro, até hoje, nem a cor da xota de algumas delas. Não sei se eram vermelhas, cor de rosa ou pretas. Só sei que eu dava cada espirrada, que, Deus que me perdoe, voava longe, acima da cabeça delas, embora alguma coisa ficava grudada no cabelo, mas elas nem se importavam diziam que era um ótima vitamina para cabelo e elas aproveitavam para espalhar bem
Você está vendo Gilbert, não acontecia nada demais. Pelo contrario. Era tudo por amor à boa causa. Por pura amizade
Veranderend van onderwerp en om mijn spanning wat te lossen moet ik hier nu naar een andere gebeurtenis verwijzen. Iets wat me een andere soort van spanning heeft verstrekt. Een vreselijke herinnering. De jacht op en de dood van verlaten kinderen. En de lafheid die ermee gepaard gaat. Ook vanwege diegenen die de moed niet hebben er tegenin te treden. Ik zelf inbegrepen.
Op een zaterdagavond was ik alleen naar de Roda Viva getrokken om er mijn beurt danspartijen op te eisen, goed te eten en te ontspannen. Toen het moment er aan kwam om me naar huis te wenden, vond ik mijn auto met een platte band terug. Ik had toen pas een Alfa Romeo gekocht. Een pracht van een wagen, maar een rotte carrosserie. Doordat ik mijn zondagskostuum had aan getrokken, pronkend als een puber, verkoos ik de diensten van een ventje te aanvaarden dat daar wat verdwaasd rond liep (later heb ik hem ervan verdacht dat hij eerst zelf een lek in de band heeft aangebracht om mij dan zijn hulp aan te kunnen bieden). Ik stond hem met belangstelling, maar moe, ga te slaan, om vier uur s morgens, terwijl hij aanstalten maakte zijn bekwaamheden uiteen te plooien. Mijn bedoeling was natuurlijk te vermijden zelf te moeten neerhurken om de krick onder de juiste plaats te wringen. Had ik toch maar gekeken, ik was er beter mee geweest. Het duurde geen twee minuten en ik hoorde een dof gesteun van een brekend stuk metaal. De dommerik had een holle buis uitgekozen, gebruikt om het achterwiel in de juiste positie te klemmen. Achteraf gezien kan ik er hem zelfs niet verantwoordelijk voor houden, want het was duidelijk zijn beroep niet. Tem andere het zag er ook niet naar uit dat hij over geld beschikte om mij te vergoeden voor de aangebrachte schade. Na hem woedend weggezonden te hebben, vastgesteld te hebben dat de auto niet meer rijdbaar was, vond ik het beter een vriend van het werk op te bellen, om mij te komen wegslepen. Zoals altijd in zon omstandigheden, altijd bereidwillig, was hij daar in minder dan een half uur. Ongelukkig genoeg had zijn autootje, een FIAT 147, geen kracht genoeg om zo een zware taak uit te voeren en gaf het tekens van overbelasting, ongeveer in het midden van de te overbruggen afstand, juist voor de Central Do Brasil, het centrale spoorwegstation in het centrum van Rio. Een uiterst gevaarlijke plaats op dat uur van de morgen. Maar er was niets aan te doen en mijn vriend beloofde een echte versleepwagen te gaan opzoeken, dicht bij hem thuis, waarna hij rap verdween in de duisternis. Daar stond ik, opeens alléén. Voor alle veiligheid duwde ik de auto wat verder in de goot, sloot hem van buiten af, leunde er tegen alsof ikzelf een dief was en wachtte - ietwat beverig - op een bevredigende uitkomst. Op een bepaald moment kwam er een andere witte FIAT 147 (wat me gedurende enkele ogenblikken hopend deed opkijken) aangereden die, met zingende banden, drie meter verder vóór mij stopte en waaruit twee mannen stormden. In plaats van op mij af te streven, zoals ik al aan het verwachten was, vlogen ze het pleintje op dat juist voor het station gelegen is en begonnen ze een jongetje te achtervolgen (dat ik toen nog niet eerder had opgemerkt) en dat schreeuwend en tierend van hen trachtte te ontsnappen. Ik verstond er geen barst van en begon me met schrik af te vragen hoe dat zou aflopen en waarom ikzelf eigenlijk niets deed. Ik schatte het kind op zowat tien of elf jaar. Toen ze hem eindelijk vast konden grijpen, sleepten ze hem woedend de auto in, wreedaardig op hem slaand, waar ze hem konden bereiken, terwijl hij wanhopig tegenspartelde en in de handen van de mannen beet. Dat vergrootte nog méér hun verschrikkelijke furie en het slaan veranderde in bonken. Bevend stond ik toe te kijken hoe ze hem de auto binnenduwden en dan met grote snelheid weg gierden. Door de achterruit van hun auto zag ik nog hoe het beuken intenser werd en hoe het jongetje niet ophield met spartelen. Nooit heb ik me, met doorknikkende knieën, zó laf gevoeld.
Later heb ik begrepen dat het om betaalde uitmoording ging. Commercieanten die voor een appel en een ei de diensten huren van gewezen politiemannen, om de verlaten kinderen (meestal zakdieven) uit te moorden, niet alleen om de straat, de wijk of het station zogezegd te reinigen, maar vooral omdat het zon zalige kick geeft aan die zieke mensen, die ooit eerder al eens de beulen waren geweest van politiek achtervolgde mensen. Ik ben er nog niet goed van, maar kan het nu beter begrijpen, na de uitleg gehoord te hebben van een vriend: Brazilië is een uiterst wilde kapitalistische staat, zelfs de grens van het wrede, het primitieve en het barbaarse overschrijdend, maar het heeft ook zijn socialistische kanten, zoals het hier genoemd wordt: A privatização dos lucros e a SOCIALIZAÇÃO dos prejuízos, wat in korte woorden vertaald mag worden als: het privatiseren van de winsten en het socialiseren van de verliezen. Resultaat: het slachten van de kinderen, de ouderen, de zieken, de mismaakte en de domme in het algemeen. Gemakkelijk, hé? Kom naar Brazilië, het land van de eeuwige toekomst
(Dit verhaal heb ik vele jaren geleden geschreven. Nu is alles, op dat gebied, al wat verbeterd)
Enkele weken daarop begon Carnaval: een uitstekende gelegenheid om alle vuile zielen te wassen. Er waren, zoals gewoonlijk, enkele vrienden overgekomen vanuit São Paulo en gedurende de zondag besloten we de Av. Rio Branco, de meest belangrijkste laan in het centrum van Rio, af te wandelen, op zoek naar schoon vrouwvolk, dat, zoals wij, ook uit was op een partner die de liefde zou bedrijven voor de liefde en niet voor het geld. We waren met zijn zessen en hadden de gehele laan, ongeveer twee kilometer lang, al ene keer volledig afgetjoold en hadden er krampen van over gehouden, vooral in onze nekken, doordat we voortdurend achterom hadden moeten gluren, links- of rechtsweg, om de voorbij passerende achterwerken nauwkeurig te onderzoeken en te overwegen of de die, of de deze, wel eigenlijk de moeite waard waren, of zouden kunnen worden, om er onze kriebelende peuters in te verbergen en tot het besluit te komen dat er geen enkel, puntje bij paaltje genomen, verwaarloosd mocht worden. We besloten de straat, in de omgekeerde richting, terug op te slenteren. Het aantal mensen begon opeens rap te stijgen en voor we het beseften zaten we in het midden van een stroom opeengestapelde sardientjes, vastgedrukt aan de vier kanten, waar het onmogelijk was aan te ontsnappen. We werden mee gestuwd door een algemeen vooruitstrevende beweging. Ik trachtte tevergeefs iedereen te verwittigen dicht bij elkaar te blijven, zodat we allen samen, veilig en wel, thuis zouden geraken. Mijn aandacht werd echter opeens getrokken naar een rij geweldig bruut opmarcherende jongens, allemaal rond de zestien, zeventien jaar oud, die ons voorbij streefden en wat verderop in de massa verdwenen. Nog een ogenblik later en tot mijn plotse verbazing week de massa zich daar ineens magisch uiteen en kwamen diezelfde jongens, nu wild schreeuwend, recht op ons af. Ik dacht nog bij mezelf, wat is er nu aan het gebeuren?, vooraleer ik ontredderd vaststelde dat twee van deze jongens elk van ons omringden, om het uurwerk, het fotoapparaat, het tasje of de dure zonnebril uit onze handen en van onze halzen, te rukken en ze op de grond te slingeren, terwijl de anderen er gretig naar toe sprongen en er lachend mee wég vluchtten. In amper één ogenblik waren we allemaal van elkaar verwijderd geraakt en was het elk voor zichzelf. Mijn tweede aanvaller had ik niet gezien, maar de eerste wel. Hij keek me recht in de ogen terwijl hij mij, mijn nog van mijn plechtige Communie afkomstig gouden (verguld?) uurwerk, van mijn pols af sleurde. In een flits van een seconde legde ik hem een beentje zodat hij op zijn rug viel en ik er bovenop, op zijn buik. Er was geen ontkomen aan, dacht ik. Dat uurwerk krijg ik nú wel dadelijk terug. Koortsachtig tastte ik zijn handen af, zijn zakken en zijn hemd en niets. Verdwenen. Verdomd. Opkijkend stelde ik vast dat het volk een cirkel rond ons had gevormd en dat iedereen ons belangstellend aan het observeren was om te zien hoe dat allemaal, verder, zou aflopen. Geduld hebben, dacht ik, is het beste. Ik lachte hem wreed, in zijn aangezicht, uit. Tracht er maar van onderuit te geraken, tierde ik hem toe. Het volgende ogenblik voelde ik iemand in mijn linkerhand bijten. Zijn makker was terug gekeerd om hem te redden. Bijt maar zo veel ge wilt, maar los geraakt hij niet. En zowaar, als men woedend is doet zelfs een beet geen pijn. Maar het begon toch wat te duren vooraleer een praktisch resultaat van dat vastklemmen te verkrijgen was. Nogmaals keek ik op. Niemand maakte aanstalten te helpen. Zijn makker had het opgegeven en was vloekend terug in de menigte verdwenen. Toen riep iemand: laat hem los, ze zullen terug keren en een mes in uwe rug steken. Dat wilde ik natuurlijk ook niet. Beter recht staan om mijn rug te beschermen. Wat kan een mens nog meer doen in zon omstandigheden? Los laten, hé! En dat heb ik dan gedaan. Beter zonder uurwerk aan uw pols dan met een mes in uw rug. Tien minuten later kwam de politie erbij. Wat is er gebeurd? Wat is er gebeurd? Ahhhh nietenmedalle milhardedju goat mor goan sloap'néé