midden mijn alleen zijn
heeft ’t verleden
me bij de arm gegrepen
bracht me naar de bank
achterin de tuin
bedacht hoe hij een tak
zoetigheid afbrak en sprak :
huil maar mijn stekelbeeske
ik droog je tranen wel
nu en later
zal nooit overgaan
maar in je hart verblijven
één en al aanwezigheid
samen zijn we naar binnen gegaan
|