wijl één enkel vlinder
honing tracht te puren
uit een roze rode begoocheling
bloeiende munt me aanmaant
de blaadjes te plukken vooraleer
ze wegkwijnen onder de grond
mijn berk zich met gezichtsverlies
bezig is aan te kleden
in herfstig geel
talrijke geruchten uit de notenboom
verloren raken in
het hoge droge gras
raak ik helemaal zomer kwijt
de zon nog op mijn gezicht
|