'PATATI PATATA
Een ontroerend verhaal over een liefdevolle relatie tussen dochter en haar dementerende moeder

The Breast Cancer Site
Klik deze site elke dag aan en help borstonderzoek betaalbaar houden

Archief per maand
  • 04-2010
  • 12-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 02-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008


    Feel good in TITI's elektronisch kletscafé waar het leven gezien wordt door een Oiljsterse vrouwenbril...en feel je niet good, dan retour à domicile!

    28-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoektocht tussen demonen


    Wellustelingen....

    episode...

    65...


     

    Die late namiddag, na mijn uitzonderlijk lang bezoek aan mijn ouders, toefde ik alweer tot valavond in de villa. Dat zonderling geworden grafhuis vol spoken.

    Ze waarden er rond, die flemende, aanbiddende, zingende, zalvende, lovende en kruiperige dwaasspoken.  Ze zaten verscholen in de muf-bestofte hoeken, waar schapulieren, paternosters, snoeren en bedevaartssouvenirs bengelden. Ze giechelden me toe vanop de bidbanken, doorheen de glazen stolpen, tussen de zware, vergulde bijbels, waarvoor binnenkort misschien antiquairs zouden vechten. Ze fluisterden gedempt met bidlippen uit missalen en relikwieën allerhande. Ze kropen uit de kelken. Klommen op monstranzen.

     

    Ze waren een wereld op zichzelf. Bedreigend en belachelijk terzelfdertijd. Ik bleef er verstomd naar staren. Saters, een Jeroen Bosch waardig. Dat Francis hier nooit op gereageerd had? Dat hij zijn moeder had toegelaten er dagelijks in te leven!

    Hij had Gerda destijds een hysterica genoemd. Een veel te klein woord voor die extreme fobie. Deze kamer getuigde van waanzin, van pure krankzinnigheid. Jaren geleden had ik  de inrichting ervan reeds zo bespottelijk stom en pijnlijk belachelijk gevonden. Zelfs als normaal aanvaard dat Gerda slaapmiddelen moest gebruiken. Om rust te vinden tussen die sinistere decoratie had een mens inderdaad meer dan een sterk roesmiddel nodig.

     

    Het deed me kokhalzen. Vooral dat bed. Nooit eerder gezien. Kwam dat ook uit haar ouderlijke woning? Een echt nonnenbed.  Smal, hoog, totaal versleten beddengoed erop. Eronder een geaderde stenen nachtpot. De sponde versierd - nou ja, versierd!- met lange palmtakken en witte geknoopte koorden. Ik stikte. De ramen moesten open.

     

    Buiten donderde het. Gerda had me blijkbaar vanuit haar hemel gezien. Ik had haar gebedsoord onteerd. Ze protesteerde.

    Ik begon systematisch haar kapel te doorzoeken. De politie had dit vóór mij natuurlijk zorgvuldiger gedaan. Ik echter wist wat er precies moest gezocht worden. Ik kamde alles uit. Zangboeken, gebedenboeken. Keek tussen de bijbels. Doorzocht laden van linnen- en kleerkast, nachtkastjes. Keerde zelfs het versleten matras om. Het stonk, was vol met bruinige kringen. Gerda, zo kieskeurig, zo overdreven hygiënisch in  keuken en badkamer, sliep op een oud, doorlegen matras bevlekt met nonnenzeik, miljaar!

     

    Ik keek aandachtig in elke doos. In  schoenendozen. In oude hoedendozen, niets. Geen schriftjes, Helemaal niets.

    Ik zag in een waas mijn schoondochter. Themis met puitenogen. Ijzig en vulgair. Wrekend en vonnissend uit het niets te voorschijn tredend. Hoorde haar sissen:

    ‘Je zal ze niet vinden, jij , al weet je dat ze bestaan, die dagboeken! Want ik heb ze! Gerda gaf ze mij als bewijs na die aanrijding. Ja, ik breng jou voor het gerecht, Max Cijnens, welke schande dit voor je zoon en vooral voor mezelf ook inhoudt. Hangen zal je, moordenaar!’

    Hoorde ik een schelle, echoënde spotlach? Sloeg mijn verbeelding  helemaal op hol? Ik vermande me. Kermit verdween. De kamer werd opnieuw een sombere kapel. Zonder demonen. Zonder enig geheim prijs te geven.

     

    Als ik morgen opnieuw kwam zoeken? In de kamer, die Francis vroeger had betrokken? In de logeerkamer, op de twee zolders, in de keuken? Maar wat als ik terug met lege handen dit huis verliet. Wat als de schriftjes werkelijk verdwenen waren? Wat als ze in het bezit van Pat bleken? Er keerde iets om in mijn binnenste.

    Natuurlijk zou ik zwijgen tegenover Marianne. Ik mocht haar niet met mijn onrust besmetten. Ik moest doorbijten. Hardnekkig en geduldig blijven zoeken. Dag na dag.



    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    27-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hongerende lippen
    Wellustelingen....

    episode...

    64...

     

    Wat ik ook zei, mijn argumenten hielpen niet. Dit stomme interview raakte Marianne nog dieper dan ze wou toegeven. Het bleef eigenlijk ook wat in mij nazinderen, ondanks mijn luchtig afwimpelen.


    Ik kende die rakkers door en door. Was er zelf ook eentje geweest! Wat hing er de volgende dagen nog allemaal boven mijn hoofd? Indien ze weet kregen van Marianne, dan was het hek van de dam en zou er pas gesmuld worden!

    Ik betaalde de rekening. Marianne moest naar kantoor. We zwegen in de wagen. Voor ons was zwijgen soms duidelijker dan spreken. Ik verdrong alle narigheden.


    Ik wou me nog slechts vastklampen aan de gedachte, dat ik van nu af aan bij mijn vrouw kon zijn als heer des huizes. Dat ik van vandaag en alle volgende dagen, weken, maanden en jaren altijd bij haar zou zijn. Wij reden de parking van Darcy op. Ik had iets met die parking. Ik hield van het oerlelijke graffiti, een prettig decor voor een bekend intermezzo. Ik hoefde er niet op te wachten. Het kwam er meteen: Marianne in haar weelderigste overgave!


    Haar zoveelste heruitgave van onze eerste kus. Heel teder, alsof onze lippen mekaar nauwelijks beroerden. Seconden en seconden lang. Dan crescendo tempo. Tot die jubelende explosie van twee brandende monden, twee hongerende tongen, die vochten, sneuvelden en herleefden.

    Ons meesterschap bekroond met een voldane en wellustige onderdanigheid. Dankbaarheid. Liefde.

    ‘Kun jij kussen!’ zei ik zachtjes, bewonderend.

    ‘Correctie! Kunnen wij kussen, lieverd!’ verbeterde ze, verleidelijk monkelend, en  overompelde me opnieuw.


    Dit wordt voor ons beslist nooit een gewoonte, hoe vaak ook, wist ik. Een gewoonte laat immers niet elke keer dat zalig geluksgevoel na.

    “Vòòr ik naar de villa rijd, ga ik eerst bij mijn ouders langs. ’t Is al vijf dagen geleden dat ze me gezien hebben. Moeder maakt zich onmiddelllijk zorgen. Trouwens ik wil zelf vertellen wat er gebeurd is, stel dat ze een of andere krant onder  ogen krijgen.’

    ‘Vergeet niet aan de verantwoordelijke te vragen de eerstvolgende dagen alle kranten en magazines ver van je ouders te houden. Geen opgeklopte sensatie voor die oude sukkels. Weet je, lieverd, ik kijk er echt naar uit om over enkele maanden met je ouders kennis te maken. Denk je dat ze me zullen accepteren? Misschien nemen ze het me kwalijk dat…’

    ‘Je kwalijk nemen dat ik van je hou? Jij, mijn bron van geluk! Kindje toch, mijn moeder zal je zo dankbaar zijn. Bij elk afscheid  vraagt ze naar jou. Vader blijft in de kamer, maar moeder loopt met mij mee tot aan de wagen. Dan wil ze alles weten. Waar we gegeten hebben. Welke jurken je draagt. Welke bloemen ik je heb gestuurd. Je favoriete crèmekleurige handtas, die heeft zij uitgekozen en de bijhorende zijden foulard. Ze was in alle staten. Gans de Louisalaan hebben we gedaan. Haar benen mochten dan vierentachtig zijn, haar ogen schitterenden als van een twintiger. Je had haar aan het werk moeten zien in die winkel! Zo kieskeurig! Ik heb daar op z’n minst anderhalf uur op een stoeltje gezeten en zij maar ratelen over de elegantie van haar knappe schoondochter, over de mode die zij soms zo ordinair vindt. Mijn moeder heeft geen Röntgenogen, maar echografische ogen. Elk deeltje van mij wordt telkens weer gescand, de kleinste storing gededecteerd. Mijn moeder is gewoon fantastisch, Marianne. Ik verlang er zo naar je te kunnen voorstellen. Tot straks, lieveling, werk je niet te pletter. Morgen komt er nog een dag.’



    Wordt vervolgd


     

    Reageer (0)

    26-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Allemaal kletskonten
    Wellustelingen....

    episode...

    63...


    Ik dronk het glas fruitsap leeg, wenkte de kelner. Inmiddels had Marianne de krant opengeslagen en ik hoorde haar op fluistertoon, wat jachtig en boos lezen:

    ‘Adrienne Uytterbroeck, buurvrouw en boezemvriendin van het slachtoffer, is zwaar geschokt door dit drama. Ook zij begrijpt echt niet  hoe een dergelijke laffe moord in de zo stille en rustige laan kon plaatsvinden! Mevrouw Uytterbroeck, evenals andere bewoners, zijn ervan overtuigd dat deze daad verband houdt met de golf van inbraken de voorbije drie maanden. De schrik zit er bij de omwonenden goed in. Het slachtoffer stond bekend als een warme, fijngevoelige en vooral diepgelovige dame, ten zeerste bekommerd om het lot van bejaarden en zieken in de parochie. Max Cijnens, echtgenoot van het slachtoffer en hoofdredacteur van “Jool’s”, was uitgerekend die avond blijven overnachten in een Brussels hotel. Omwille van een late vergadering op de krant. Volgens onze bronnen werd de heer Cijnens echter omstreeks middernacht nog gesignaleerd in een nachtclub aan de Adolphe Maxlaan.

    Ook zou hij eergisteren bij aankomst aan zijn woning meteen door de federale recherche zijn opgeleid voor verder verhoor. Bij het ter perse gaan werd de aanhouding van Max Cijnens niet bevestigd, doch ook niet ontkend. Het onderzoek zal de eerstvolgende uren meer duidelijkheid moeten brengen.’

    Mevrouw Uytterbroeck verklaarde dat Max Cijnens in de omgeving bekend staat als een hoffelijke, doch weinig spraakzame man, die uitsluitend leeft voor zijn werk. Ze vermoedt dat de relatie tussen de echtgenoten daardoor zeer bekoeld was, vooral de laatste jaren. Ze verklaarde ons o.m.:

     

    ‘Gerda, mijn vriendin, dacht dat er iets anders aan de hand was. Enfin ze dacht dat niet, ze was er zeker van. Ze had er de bewijzen voor, zei ze, en haar schoondochter ook. Maar meer zeg ik daar niet over, meneer, ik weet wanneer ik moet zwijgen, God is mijn getuige. Daarbij, het is al erg genoeg zo. Maar ik mag wel zeggen dat Gerda, niet wilde scheiden. Haar man wou dat wel, maar Gerda zei altijd ‘over mijn lijk’. Nu is het zover, hé, meneer. Ze is nu een lijk. God hebbe haar ziel. Maar ik ben zo goed als zeker dat Max daar voor niets tussen zit. Neen, zoiets, een moord, nee dat zie ik niet. Langs een andere kant, al ziet ge een mens, ge kent hem  niet en een woord te veel is vlug gevallen, nietwaar? Van het ene komt het andere.’

     

    ‘Marianne, hou op, ik verdraag die prietpraat niet!’

    Ik hoorde en zag Adrienne op de drempel van haar afbladderend huis ‘Groene Rust” staan. Met borstel en stofdoek. Op eender welk uur van de dag stond Adrienne op uitkijk, te doen alsof met haar stofdoek. Een voorbijganger, een auto, niets of niemand ontsnapte aan haar haviksogen. Bij regenweer een schim achter de gordijnen. Adrienne zag en wist alles. Haar parochiale ziekenzorg was een dekmantel om bij iedereen binnen te dringen. Kwestie van de weetjes van de ene over te brengen als nieuws voor anderen.

    De weetjes van haar boezemvriendin stonden nu in de krant. Profijtig gekozen woorden, uitgesproken met  haar  bijna onhoorbaar fluisterende  kerkstem en er zorg voor dragend niks verkeerds te zeggen en toch alles te onthullen. Gerda in duplicaat. Uitgerekend in dit sensatieblad!

     

    Marianne was ontzettend verontwaardigd:

    ‘Max, dit kan je niet zo laten. Je gaat daar toch iets tegen doen, hoop ik?’

    ‘Maar kindje toch! Nog een drietal dagen en geen haan die er nog over  kraait. Dat is de tol die je man moet dragen door zijn functie. Voor de concurrentie ben ik momenteel een beetje bekende, maa  vooral beruchte Vlaming, een BV-er. Ik sta nu volop in de belanstelling. De lezers willen meer en dat soort kranten zorgt ervoor, dat zij zo goed mogelijk ingewijd worden in de duistere kanten van mijn leven. Wie interesseert er zich  voor dat ik alle dagen mijn kippen voeder, mijn belastingen stipt betaal en geen zware voet heb? Vandaag worden we bejubeld, morgen gevierendeeld en geradbraakt. De mensen hebben blijkbaar zoiets nodig om zin te geven aan hun leven en hun gesprekken te kruiden. Dus blijven ze die onzin kopen.

    Bij Gerda was zingeving religie, bij de andere bloemkolen kweken en bij die jongens hier en hun publiek is dat mijn oersaai echtelijk leven uitspitten. Wachtkamers van huisdokters liggen vol met die prullaria. Neem de gesprekken bij dameskappers en in de patisseries. Denk je dat de wereldproblemen daar aan bod komen? Soudan?  Kernafval? Zelfs het hilarische Brussel-Halle-Vilvoorde, dat toch al ruim dertig jaar één grote politieke klucht is? Nee, geen ideale disgestief tussen roomsoezen en javannais.

    Laat morgen een verzwegen kind van Boudewijn uit een of andere adellijke kast vallen. Dagen nachtwerk geblazen bij ons en elders, geloof me. Trouwens, Laken wordt opnieuw te kakken gezet, door de buitenechtelijke dochter van de koning. Ze heeft verdorie gelijk dat ze het hypocriete gedoe aan de kaak stelt. Albert heeft  het lef niet  om te zeggen ‘Et alors!’. Het Hof zal zwijgen in alle talen. Doen ze altijd als ze niets kunnen weerleggen.

     

    Om en bij de dertig jaar geleden, in de periode van hun echtelijke moeilijkheden, werden door ons foto’s gepubliceerd. Dolce Paola aan het dollen met haar vriendje, de zogenaamde compte de Mun. Ik meen mij te herinneren dat het ergens  op Sardinië was. Een halfmiljoen oude franken hebben wij toen betaald voor die prinselijke tongkussen. Twaalfduizendvijfhonderd euro! Laken heeft nooit gereageerd.

    Toen ik correspondent van Bildzeitung was en braafjes verslag uitbracht over overstromingen rond de streek van Ruisbroek, waar Boudewijn en zijn gezelschap werden bekogeld met modder en aardkluiten, zijn de poppen echter aan het dansen gegaan, ja! Bildzeitung, ook sensatiegericht,  veranderde de kluiten in stenen en blokletterde: “Steine für den  Belgischen König!”. Resultaat: bericht onjuist, dus reactie van het Hof en ik kop van Jut. 

    Weet je, Marianne, de kletskont, de commère van weleer, haar domein was de straat. Wel die  goeie ouwe babbelkous is grotendeels vervangen door dit soort publicaties, hun domein is de wereld en Vlaanderen in het bijzonder. Niets meer en niets minder!’


    Wordt vervolgd


    Reageer (1)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herboren worden en toch...
    Wellustelingen....

    episode...

    62...


     

    Ik werd een andere man toen ik een halfuurtje later bij Marianne kwam. Ik maakte mezelf wijs dat zij en ik ons als herboren waanden en we reden naar Les Arcades. Marianne genoot van de moules Saint Tropez,  de lamsfilets en de geflambeerde flensjes. We gekscheerden. Raakten licht beneveld. We wilden vergeten. Tomeloos opgaan in de roes.

     

    Ook later in de hotelkamer, met de open ramen op de lawaaierige doorgang van de Koninginnegalerij. Onze naakte drift uitschreeuwend en alle paradijzen veroverend zoals die allereerste keer bij Céline, op mijn verjaardag.

    We wilden echter te veel. De gewone spontaniteit ontbrak. Net alsof we het mariannen en maxen verleerd hadden! Twee stuntelige debutanten waren we. Overdreven passioneel doend met het besef dat er dubbel bedrog werd gepleegd. Om de smart en de angst te verbergen.

    Marianne had  haar werkuren geswitcht en we sliepen tot tien uur. We voelden ons, ondanks alle wriemelende en verpestende beslommeringen, rustiger. Vonden onze glimlach terug en gingen ontbijten op het terras van de Mokafé, verderop in de galerij.

     

    Youssouf bracht ons de Nederlandstalige kranten. Marianne’s blik viel meteen op een loktitel van een populair sensatieblad.

    “Potverdomme! Die hypocriete kaloten, moet je horen , Max!’

    Ik had haar nog nooit zo verontwaardigd horen tieren. Ze bonkte met de vuist op de zitbank en Moka, de grijsgestreepte, luie huiskater sprong blazend  weg. De stem van Marianne sneed als een gescherpt mes:

    ‘ Moord op mevrouw Cijnens blijft mysterie! Gaat echtgenoot-journalist wel vrij uit? Lees het exclusief interview met boezemvriendin van slachtoffer op pagina drie! Dat is straf! Waar halen ze het vandaan?’

    ‘Och, die pulpkrant!’

    Ik schokschouderde erom. Die jongens kende ik wel. Nieuws brengen in een opgejutte, ronkende en kleurrijke verpakking. Sensatiebubbels. Zoveel mogelijk bedrukt papier verkopen om de laagste gevoelens te bevredigen. Tja, de pot moest  de ketel niets verwijten. Ik had er destijds met “De Klapper” ook vlijtig aan meegewerkt, al was het  mij meer te doen geweest om gossip uit film- en showwereld.

     

    Dat de concurrenten van onze uitgeverij nu de hoofdredacteur van een blad, dat hen jaren van jaloersheid had doen knarsetanden, met dankbare graagte op de korrel namen, was zo logisch als wat. Met beleefde modder gooien, maar eerst de handschoenen aan.

    ‘Ik wil dat flauw gezever niet horen, schat, kom we gaan door!’

    Wordt vervolgd


    Reageer (1)

    24-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schatten rond de bedstee
    Wellustelingen....

    episode...

    61...


    ‘Wanneer zie ik je, venteke?’

    ‘Mocht het alleen van mij afhangen, dan kwam ik meteen naar jou toe en ging nooit meer weg, schat.’

    Ze reageerde niet, vroeg abrupt:

    ‘Iets gevonden, Max?’

    ‘Nee…Marianne, luister, ik ben doodop. Niks geslapen, nog niks gegeten. Ik zit onder stof en webben. Ik voel me vies, vuil. Ik wil in bad en dan een stevig maal. Naar de Queen Anne ga ik niet meer. Naar dat hotel aan de basiliek evenmin. In dit kot blijf ik evenmin, so what baby?’

     

    Ik had het kort, wellicht wat te scherp-snijdend gevraagd. Ze weifelde even en zei dan zachtjes:

    ‘Oké, ik heb het begrepen. Neem mee wat voorlopig nodig is. Ik verwacht je over een tweetal uurtjes. De stevige maaltijd zal op tafel staan. Is mijn maatje eindelijk tevreden?’

    ‘Zoetje, ik wil echt niet dat jij je nu uitslooft voor mij. Trek iets leuks aan. Ik kom je oppikken. Zet mijn spullen af en dan we gaan uit eten. We hebben het beiden echt nodig eens onder normale mensen te zijn. Ik wil menselijke warmte en gezelligheid. Ik bel nu meteen naar Les Arcades, in ‘t Beenhouwersstraatje. Wees gerust geen toeristische plekpleister. Sylvia en Danny da’s daar één brok hartelijkheid en de keuken valt meer dan mee. Wordt het te laat, geen probleem. We kunnen er zeker blijven overnachten. Hun hotelletje is vlak naast en ik breng je ’s morgens naar kantoor. Tot straks, je t’aime!’

     

    Ik douchte haastig. Rende naar mijn kamer. Greep een en ander bijeen. Kieperde alles in een reistas en sjokte naar beneden. De terrasdeur en keukendeur op nachtslot en weg. Minute papillon!  Wat wou denkduiveltje dit keer? Wie zijn we vergeten? vroeg hij.  Stan en Laurel! Vooruit, de tuin in, eieren rapen en beestjes voederen. Bied je excuses aan, kippen hebben vriendschap nodig of ze leggen niet meer!

     

    Regenmantel aan, revolver en kogels in de diepe zakken (mocht ik zeker niet vergeten!) en de tuin in. De eerste doffe tonen van de Brabançonne! Wie nu weer? Marianne toch niet om te zeggen dat het feest uiteindelijk niet doorging!

    ‘Saepe pax periculosior bello fuit!’

    Serge! Die onnozelaar!

    ‘Arme vriend, vaak was vrede gevaarlijker dan oorlog. Hoe gaat het met jou, Max? Heb je je evenwicht al wat teruggevonden? ’

    ‘Ik heb geen tijd en ik val om van vermoeidheid.’

    ‘Ik ben reeds een hele dag in gedachten bij jou, mijn vriend. Ik kom pas terug van de politie. Ik heb er Madeleine en Adrienne heen gereden. Ze zijn net als ik ondervraagd.’

    ‘Serge, maak het kort. Ik moet weg…’

    ‘Ja, Francis verwacht je. Hij heeft vernomen dat Gerda’s stoffelijke resten maandag worden vrijgegeven. Hij gaat je dus bellen over de plechtige teraardebesteling. Luister, waarde vriend, ik wil je nog iets zeggen…’

    ‘Kan het wat vlugger, ja?’

    ‘Max, verbreek de verbinding niet. Scheep me ook niet af. Ik sprak met inspecteur Vloesberghe.’

    ‘En jij hebt die man heel wat kunnen vertellen!’ schampte ik  boosaardig.


    ‘Nuttige zaken, Max, echt nuttige zaken.  Je kan me misschien niet lijden, maar ik ben geen charlatan en nog minder een schijnheilige. Volgens wat Francis me zegde, zou het mogelijk zijn dat een en ander uit Gerda’s kamer werd ontvreemd.’

    ‘Kerkbazaar!’

    ‘Vergis je niet, waarde vriend. Je beseft het misschien niet. In Gerda’s kamer is een fortuin verzameld!’


    De antieke bidstoelen, de kerkboeken uit de veertiende eeuw, de gouden en zilveren monstransen, de wassen madonna’s onder stolp, de polychrome heiligenbeelden! Serge wist er verdorie  meer van dan ik!

    ‘De “kamerende” zielenherder, weer iets nieuws!’

    ‘Spectemur agendo, Max, beoordeel ons naar onze daden. Die kamer was een bezinningsoord voor onze gebedsgroep. Vooral Adrienne heeft aan de inspecteur een vrij behoorlijke beschrijving van de inboedel kunnen geven. Niet alles, maar toch heel wat. Wij blijven er allen bij, dat een of andere bende de woning is binnengedrongen. Ondanks mijn vele waarschuwingen bleef die brave Gerda geloven aan de innerlijke goedheid van elke mens… Max, ik wil het in feite hebben over de teraardebestelling van Gerda, wij moeten…’

    ‘Serge, wij moeten juist niets. Valt er iets te regelen, doe het dan met Francis. Oké? Salut.’


    Eindelijk van die kwal verlost! Een fortuin  aan kerkbazaar op haar kamer? Francis had daar beslist ook geen idee van. Als iemand het kon weten, dan was het die pastoor en niemand anders. Ik moest dringend de verzekeringsmakelaar contacteren, de raad van Vloesberghe opvolgen, de troep van Gerda en andere waardevolle voorwerpen laten opslaan.

    Onbewoonde villa’s nodigen  uit tot inbraak.

     

    Ben je gek, riep denkduiveltje. Die gasten van de belastingen weten je ook wonen, hoor! Nooit gehoord van een aangifte nalatenschap!  Het kan goed zijn dat die witte brigade een gedetailleerde plaatsbeschrijving heeft opgesteld. Wat als de belastingen het in hun hoofd krijgen om te neuzen in die dossiers? Overleg eerst met je zoon. Hij is gewiekst genoeg. Weet hij het niet, dat hij zijn netwerken optrommelt. Morgen overleg met hem. En nu, hop, naar Marianne.


    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zoektocht
    Wellustelingen....

    episode...

    60...


    Het huis stond er zoals ik het nooit tevoren had willen zien. Beeld uit een mistiggrijze waternevel. Zo op het eerst zicht al jaren onbewoond. Koud. Ongezellig. Afstotend. Potdicht. Stilte alom. Niet eens een verre nieuwgierige burenblik. Een spookhuis. Nooit het mijne geweest. Een graf van een huis.

     

    Ik ging onzeker naar binnen. Als kwam ik niet in een bekende ommuurde veiligheid, maar op vijandig gebied. Met hier en daar loerende flikken. Er was natuurlijk niemand.

     

    Mijn ogen gingen direct naar de trap. Dààr had ze gelegen. Waren er nog bloedsporen, andere sporen? Hadden ze een krijttekening van het corpus aangebracht, zoals in een film steeds ziet?

    Trek het je verdomme niet aan, suggereerde denkduiveltje. Ik hoop dat je tenminste weet waarvoor je gekomen bent! Vooruit eerst naar boven! Kledij en ondergoed, sokken niet vergeten, scheergerief, tandenborstel, aftershave en je shampoo tegen schilfers. Je kleerborstel! Nee, Marianne heeft dat niet. Jonge vrouwen gebruiken meestal zo’n kleefspullen en jij gaat je daar blauw aan ergeren. Komaan,  automatische piloot inschakelen en dan wegwezen. Nee, stop, vriend, eerst zoeken. Goed zoeken!

     

    Ik trok mijn klamme overjas uit en daalde meteen af naar de kelder, de rommelkelder. Daar, in de uiterste webbenhoek, tussen een drietal oude tuinstoelen, een manke tafel en een kleurloos versleten zonnescherm stond vaders gereedschapskist. Een ruime, houten, logge bak. Proppensvol met allerhande oud en nutteloos alaam. Ik wist zelfs niet of er iets uit verdwenen was.

    Nerveus maakte ik de kist leeg. De browning FN lag er nog, helemaal onderaan. Eerst zorgvuldig verpakt in grauw papier en daarna in een beschermende vilten doek, het doosje met kogels erbij. Dàt had de politie dus over het hoofd gezien! Ik nam de browning en de kogels mee.  Gooide de kist daarop weer vol en startte nauwgezet mijn verder kelderonderzoek.

     

    Vastbesloten het huis van onder tot boven onder de loep te nemen. Gerda’s schriftjes moesten ergens liggen. Die zekerheid had ik voor honderd procent. Maar waar?

    Ik zag twee grote ijzeren reiskoffers, die nooit voor enige vakantie hadden gediend. Ze waren nog door Francis gevuld met tekenboeken, stripverhalen, schoolagenda’s, cursussen, stapels statistieken, fotoalbums van de Vanbesiens, schoolrapporten en eindwerken.

    Heel die bestofte rimram doornemen vergde ruim twee volle uren en bracht niets op. Het deed me wel mijmeren over een tijd dat ik hoopte mijn zoon, op wie ik destijds zo trots was geweest, nog eens te kunnen waarderen als mijn evenbeeld.

    Ik was hem stilaan kwijtgeraakt. Voornamelijk door Gerda’s toedoen. Nu bleef Pat tussen hem en mij. Pat, met al haar heimelijke gifpijlen naar mij, de schuld en de boete die ze me blijvend wou opleggen.

     

    Ik kreeg het opnieuw moeilijk, doorzocht niettemin de drie overige kleinere kelderruimten, vond niets en klom vermoeid de trap op, onder het stof en de spinnendraden.

    Genoeg voor vandaag. Dit huis was immers nog altijd het mijne. Ik kon morgen en overmorgen verder rustig de tijd nemen om voort te zoeken. Ik had een fles St. Estephe meegenomen. Ontkurkte ze, nam een stevig glas en belde Marianne.


    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    23-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweede ondervraging
    Wellustelingen....

    episode...

    58...

    Ik reed weg om elf uur. Het motregende. Een motregen die dra overging in een bestendige, kille neerslag. Ondanks het telefoontje van mijn vrouw daalde mijn stemming onder nul toen ik bij het politiegebouw parkeerde. Een huid van leer was ik, een in boeien geslagen geest, die allesbehalve normaal functionneerde. De mokerslagen kwamen evenwel terug: de dagboeken, de revolver, de uitspraken van Pat. Van haar hing zoveel af…en van Francis! Wat als Vloesberghe merkte -en dat merkte zo’n ervaren man zeker- dat ik een kwelnacht achter de rug had? Dat ik misschien iets te verbergen had? Dat ik opeens ontzettend nerveus, bang, paniekerig geworden was?

    Inspecteur Vloesberghe ontving me zeker niet koel, eerder minzaam, correct.

     

    ‘Dag, meneer Cijnens, gaat u toch zitten. Niet zo’n beste nacht gehad, zo te zien? U mag uw huis betreden, onze mensen zijn klaar. Wat het vrijgeven van het lichaam van uw echtgenote betreft, daar heb ik nog geen uitsluitsel over. Ik vermoed begin volgende week.”

    Ik vroeg benepen, trachtte kalm te spreken:

    ‘Inspecteur, zijn  uw mensen …hebben uw mensen al enig spoor gevonden?’

    ‘Het onderzoek is  pas gestart, meneer Cijnens, u moet geduld hebben’

    ‘Het wapen, inspecteur, …mag ik alstublieft weten wat er precies met Gerda is gebeurd?’

    ‘Schedelfractuur, aangebracht door een stomp, zwaar voorwerp en een tweede fractuur aan de schedel. Doordat het slachtoffer vermoedelijk van de trap is geduwd of gevallen. Afgaande op de rigor mortis hebben de feiten zich voorgedaan tussen acht en twaalf uur. Vertel eens, meneer Cijnens, hebt u dinsdagochtend vòòr uw vertrek naar kantoor, een woordenwisseling gehad met uw echtgenote?’

    ‘Ik zag haar ’s morgens vrijwel nooit. We ontbeten nooit samen.Gerda ging altijd naar de vroegmis. Vóór zij terugkwam, was ik al weg naar de redactie. In de weekends trok ze zich terug in haar kapel. Wij liepen elkaar zo weinig mogelijk voor de voeten.’

     

    ‘Haar kapel? U bedoelt haar kamer, meneer Cijnens?’

    ‘U hebt die toch gezien? Bij mij is het op z’n minst al vijftien jaar geleden geleden. Na haar galblaasoperatie. Die kamer stond toen al overvol. Je kon er amper in bewegen. Heiligen beelden, zelfs onder haar bed. Bidbanken, kerkstoelen, wassen beelden onder stolpen. Allemaal onverkochte exemplaren uit de winkel van haar ouders en veel legaten van haar familie. Niemand mocht in die kamer. Niet eens de poetsvrouw . Alleen haar bidgenoten en mijn zoon uiteraard.’

    ‘Beschikt u over foto’s van de kunstvoorwerpen in die kamer?’

    ‘Geen idee, nee. Tenware dat Francis…Nee, ik denk het niet.’

     

    ‘Hoe is de verhouding met uw zoon, meneer Cijnens?’

    ‘Goed. Bijzonder goed zou ik zeggen.’

    ‘En met uw schoondochter?’

    Plots was ik op mijn hoede. Kwamen nu de strikvragen? Zou hij de schriftjes te berde brengen? Werd ik binnen het kwartier naar een cel gebracht?

    Ik slikte moeizaam, bracht niettemin toch een perfect gelukte, ontspannen glimlach rond de mond en gaf eerlijk toe:

    ‘Met Pat heb ik nooit goed kunnen opschieten, meneer Vloesberghe. Geen makkie en natuurlijk schandalig ontzet over mijn relatie met een veel jongere vrouw. Pat is ervan overtuigd dat mijn vriendin alleen mijn geld op het oog heeft.’

     

    ‘Ik heb met haar al gesproken. Zo, het kan dat we u nog nodig  hebben. Ik weet u wel te bereiken. U kan beschikken, meneer Cijnens.”

    ‘Inspecteur, voor de goede gang van zaken, dit nog: na de begrafenis zal ik bij mevrouw Dries, mijn vriendin, intrekken. Mijn huis is…ik moet overleg plegen met mijn zoon, maar dat huis, neen, ik kan daar niet langer wonen.’

    Vloesberghe knikte en noteerde iets op de documenten. Ik liep naar de deur.

    ‘Meneer Cijnens, momentje nog…’

    Daar gaan wij! Columbo in Wemmel, altijd op het allerlaatste ogenblik de allerlaatste maar beslissende vraag. Ik verstijfde maar denkduiveltje kalmeerde me: doe niet onnozel, vriend. Een type van zo’n kaliber vergelijken met een Amerikaanse  tv-kierewiet!

    ‘…ik raad u echt aan om een en ander van de inboedel in bewaring te geven vooraleer u bij mevrouw Dries intrekt. En absoluut de kunstvoorwerpen laten fotograferen en zeer duidelijk omschrijven. Uw makelaar kan u daarbij adviseren.’

     

    God, mijn Heer, heb dank, heb duizendmaal dank, zou Gerda zeggen. Ik hoorde het haar roepen vanuit haar hemel bij een bord rijstpap. Dat was dan opgelost! Geen dagboeken gevonden, geen revolver! Voorlopig blijkbaar niets bezwarends tegen mij ontdekt! Wat zouden ze ook! Er was niets tegen mij te vinden. Ik had nergens enige schuld aan. Ik moest alleen Pat vòòr zijn

     

    Ik belde Marianne. Deed het relaas van het verhoor. Ze slaakte keer op keer een zucht van opluchting.

    ‘God zij dank, sorry voor die uitdrukking, Max’, zei ze ‘maar er valt me een zware steen van het hart. De dagboeken en die revolver… Jongen, jongen, hadden ze die gevonden!’

    ‘En ze zijn er nog, dat weet ik zeker. Ik moet ze vinden lieveke. Ik ben onderweg naar het huis. Ik bel je straks nog. Daag! Kusje.’

    ‘En nu naar de villa’, zei ik resoluut tegen mezelf, ‘mijn zoekactie start!’



    Wordt  vervolgd


    Reageer (0)

    22-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Blijvende angst
    Wellustelingen....

    episode...

    59...


     

     

    MIJN ANGST

     

     

     Ik hield halt bij een taveerne. Sanitaire stop eerder en gulzige dorst naar schuimend abdijbier. Ik wou tevens Francis bellen.

    Hij was de vorige avond laat ontboden. Pat had er vanmorgen om negen uur moeten zijn. Hij grijnsde dat zijn vrouw paniekeerde tot en met. Net een bange wezel. Kalmeerpillen moeten slikken. Gedaan grote mond!  Ze dacht dat Vloesberghe ook haar zou verdenken. Zij bezat immers een sleutel en er was geen slot geforceerd. Dus…! Helemaal over haar toeren.

    ‘Ondanks al de miserie deed het deugd haar zo te zien, pa.”

    Tiens, zijn vrouw totaal van de kaart en Francis had binnenpretjes!

     

    Kalmer en ernstiger ging hij verder:

    ‘Pa, je weet die magistraat, enfin een clubgenoot van mij, uiteraard mag niets lekken uit het onderzoek, maar omdat het om mijn moeder gaat… Wel ze denken aan iemand uit de directe omgeving. Vloesberghe sluit echt niemand uit. Ook familie niet, terwijl onze alibi’s nochtans kloppen als een bus, denk ik toch!’

    Het moordwapen was nog niet gevonden, ging hij verder, wel hadden ze een en ander meegenomen.

    Ik hield mijn hart vast en wou weten wat ze precies hadden meegenomen.

    Francis wist het niet:

     

    ‘Ze zijn nog steeds bezig met buurtbewoners en  vriendinnen van ma te ondervragen. Tot de melkboer en de postbode toe. Ik moet stoppen, pa. Ik hoor geroffel boven. Pat ligt al een paar uur in bed met barstende hoofdpijn. De naweeën van de ondervraging. Ik heb haar vanmorgen nochtans duidelijk gezegd: wees kalm, antwoord kort en precies op al de vragen. Zeg niets méér!’

    Dat “niets meer” bleef hangen. Werd even een drukkende hand rond mijn hals.

     

    Wat bedoelde Francis? Mocht ik het beschouwen als een van zijn onderduims dubbelzinnige vingerwijzingen? Me doen inzien dat hij wèl op de hoogte was van de dagboeken, maar Pat op het hart had gedrukt haar mond te houden? Wou hij me schrik aanjagen?

     

    Nee, ik stelde me alleen wat voor. Domme inbeelding, natuurlijk. Misschien geloofde Pat niet eens aan het bestaan van die dagboeken. Had ze die nooit gezien en veronderstelde dat Gerda, in een wrekende driftbui, het haar zomaar  op de mouw had gespeld.

    Ik vroeg, gespeeld koel:

    ‘Zou er wat gestolen zijn?’

    ‘Vloesberghe is met mij vannacht naar de villa gereden. De mensen van het labo waren er nog. Ik denk niet dat er iets verdwenen is, maar ja, er staat zo waanzinnig veel in de kamer van ma. Een of twee stukken minder, geen mens die het merkt. Ik heb hem verwezen naar Madeleine en vooral Adrienne. Ze zaten daar soms uren samen te bidden of whatever. Er was wel wanorde in de kamer. Enkele laden opengetrokken. De kleerkast  open en wat papieren op het parket. Kan zowel door de belager als door ma gedaan zijn.”

    ‘Ik blijf erbij dat het die bende moet zijn geweest, Francis.Een of ander smoesje en Gerda zal die gasten binnen gelaten hebben, goedgelovig als ze was.’

     

    Francis wou weten of ik die namiddag nog naar de redactie ging. Als er iets was dat me nu hartgrondig tegenstond, dan was het wel de redactie. Maar hoe dan ook, morgen of  begin volgende week, moest ik erheen. Ik wou met de raad van bestuur gaan praten en met Gerard van personeelszaken: pensioen aanvragen en al mijn verlofdagen opnemen (en dat waren er een heel pak!). Vooral trachten een minnelijke schikking te bekomen. Simonne zou dit nu misschien met veel plezier in overweging nemen. En dan salut en de kost! Max de hoofdredacteur was verleden tijd.

    Ik, eens de stoere, steeds zelfverzekerde criticaster en betweter; nu een bange zwalper, verpest door vragen met klemmende antwoorden. Schuldig zonder echt schuldig te zijn, gekweld door zelflast.

    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De droom
    Wellustelingen....

    episode...

    57...


    Zij stond voor mij, in de opening van de terrasdeur. De vleermuismouwen van haar zwarte lange jurk wapperend in de wind. De felroodgelakte wijsvinger van haar knokige hand bezwerend in de hoogte:

     ‘De sloor is tweemaal vermoord. De eerste keer  was voor haar de ergste keer. Ik wist het van die dagboeken. Ma had het mij verteld. ‘Als er iets me mij gebeurt,’ zei ze,’ zorg dat ze nadien in de juiste handen komen.’ Jij zwijn, je hebt haar leven meer dan kapot gemaakt. Daar ga je voor boeten. Ik zweer het op haar hoofd. Francis kan me niet tegenhouden. Iedereen, hoor je, iedereen  zal het weten. En overal waar je je poten nog zet, zal ik zorgen dat ze je met de vinger wijzen. Ploert, misdadiger, ’t Is te hopen dat de ogen van haar dáár  tijdig  opengaan.’

     

    Marianne zat stijf-deftig in mijn chesterfieldzetel. Deemoedig met gebogen hoofd.

    ‘Het kan je eveneens overkomen, meisje. Nog enkele jaren, als het nieuwe eraf is, volgt jouw beurt. Hij kan dan eentje zoeken van achttien, vijftien of nog jonger. Een kind verkrachten  komt zeker nog op zijn palmares!’

    Pat had er jaren op gewacht, nu triomfeerde ze. Ze was duidelijk buiten zichzelf van woede.

     

    Francis liep er bij als een witte geestesverschijning. Zijn ogen staalhard. Vol afschuw en dan weer intriest. Hij zei telkens opnieuw, verdrietig en  gesmoord:

    ‘Pa, dit moeten meemaken! Ik wil het niet aannemen. Maar het staat zwart op wit. Ik weet niet hoe het met ons verder moet.’

    Marianne met een blik vol misprijzen, betraand, helemaal van streek:

    ‘Ik kan me niet voorstellen, Max, dat uitgerekend iemand zoals jij dit heeft gedaan!’

    Ze herhaalde die woorden keer op keer. Zweeg plots. Hoofschuddend, de rest van haar gedachten  begravend. Keek weg van mij als wou ze mijn beeld voor immer verdringen.

    ‘Niet doen, mijn alles, niet doen. Iedereen maar jij niet…jij nooit’’, huilde ik rauw, opbrandend van ellende.

     

    De telefoon op het nachttafeltje rinkelde onophoudend:

    ’Goede morgen, meneer Cijnens. Het is half negen. Ontbijt wordt geserveerd in de  Felicien Rops-zaal, eerste verdieping.’

    Ontbijt? Half negen? Ik was klam van het zweet. Beukende hoofdpijn en maagzuur. De brabançonne op mijn gsm:

    ‘Heeft mijn venteke wat kunnen rusten?’

     

    Die heerlijke, warme, bedwelmende stem van mijn Marianne. Mijn geweldige vrouw, mijn godenkind, mijn beste medicijn. Alleen haar stem en alle ballast, alle vragen, alle zorgen vielen van mij af. Vooral de bittere herinnering aan die afschuwelijke nachtmerrie.

    Reageer (1)

    21-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Obsessies

    Wellustelingen....

    episode...

    56...



    Haar maatje kon de slaap  niet vatten.

    Die dagboeken, altijd maar die dagboeken. Het werd echt een obsessie! Morgenvroeg eerst Francis opbellen  Hij had voldoende contacten bij de magistratuur. Een ervaren raadsman aanduiden kon bijgevolg geen probleem zijn. Hij zal willen weten waarom! Op die vraag zou ik het antwoord uiteraard schuldig moeten blijven. Want wat als Francis hoorde van de dagboeken? Via Pat of Vloesberghe ! Via zijn clubvriend-magistraat! De raad van Marianne opvolgen moest ik. Voet bij stek houden dat het een vuige leugen van Gerda was. Liegen om mijn eigen vel te redden, vooral om mijn zoon niet te verliezen?

     

    Definitief misschien! Ik was altijd open en oprecht tegenover hem geweest. Als er iemand is, die weet dat zijn vader geen leugenaar is, dan toch Francis zeker! Er was zijn moeder door mijn zogezegd toedoen destijds helemaal niets overkomen. Ze kon daarover vertellen en schrijven wat ze wou. Basta!

     

    Gerda overdreef altijd en in alle toonaarden, fenomenaal zelfs en met één welbepaald doel: mij pesten. Maar liegen deed Gerda nooit opzettelijk. Ook dat wist Francis. Anderzijds, het regende hevig die avond en die schoft van een pastoor had er een handje van weg om zijn oude, versteende zielenpoten alles en nog wat wijs te maken.

    Niemand wist precies wat er in zijn kerk ’s avonds gebeurde. Denkduiveltje had het me die bewuste avond eveneens gesuggereerd: ’t zou hem niks verbazen dat die kwezels daar voodoo-popjes naaien. Spelden prikken in mijn hoofd en teelballen en in Marianne’s borsten en snoezepoezeke. Als het in Haïti en op de Caraïben werkt, waarom hier dan niet? Onder ons gezegd, vriend, je hebt de voorbije weken al enkele keren geslapjanust! Met dat volk weet je maar nooit en met zo’n weer rijd je liever wat trager. Gas terugnemen. Nu! Let op met je gemanoeuvreer.

     

    Natuurlijk is het zo gebeurd: ik plots in de war, de aandacht verslapt en een verkeerde stuurbeweging, slechts één. Ach, ik moest mezelf niets wijsmaken. In een vlaag van domheid, verzopen van afkeer en wilde haat, had ik Gerda die bewuste avond werkelijk  willen doodrijden.

    Zomaar een demonische flits was het geweest. Dezelfde flits, die juridisch omschreven wordt als “zinsverbijstering of psychisch emotioneel totaal ontredderd, zodat de dader zich in die minuten geen rekenschap geeft van wat hij doet”. Diezelfde flits, die reeds duizenden mannen vóór mij, verstandige zelfs rustige mensen, jaren in de cel had doen belanden.

     

    Had ik niet op het allerlaatste moment het stuur omgegooid, Gerda was niet te ontwijken geweest. Misschien niet gedood, maar toch zwaar gewond. Gehandicapt voor het leven. De bedoeling was er geweest. Ik verscheen daarom hoe dan ook voor mijn rechters.

     Dat zou erger zijn dan een cel. Vrij in een ontwijkende, zwijgende, beschuldigende kleine wereld. De wereld van Francis, Pat en mezelf. En ja, ook van Marianne.

    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    20-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan de koning


    Sire,

     

    Ik heb net uw toespraak beluisterd. Mijn hart rechtuit gesproken, het was dit jaar geen vette. Ik begrijp het hoor, wat moet een mens  op de duur blijven vertellen om serieus over te komen? Daarbij de voorbije maanden is het geen karot geweest, ze hebben u weten wonen daar in Laken, de verkozenen des volks! Langs de andere kant, wij gewone mensen, wij mogen vlakaf zeggen wat er op onze lever ligt. Niet dat het veel uitdoet, maar het lucht op. U kan dit  niet. Dat is nu eenmaal inherent aan een  job waarin een mens  met handen en voeten gebonden ligt. Het kan alle dagen geen kermis zijn, zou mijn grootmoeder zeggen, dus troost u en onder ons gezegd, Sire,  uw job heeft u financieel geen windeieren gelegd. Kan iedereen niet zeggen, nietwaar?

     

    Om terug te komen op uw speech, gezien de situatie kan er moeilijk sprake zijn  van een “feestrede”, wat u nu voorgeschoteld kreeg…het heeft geen naam: herhaling van herhaling, een zomeruitzending van de VRT gelijk. Natuurlijk hebt u aan uw broer veel te danken, maar u moet niet overdrijven, Sire. Als koning heeft hij destijds grondwettelijk gezien meer dan een keer schuine schaats gereden. Trouwens inzake mensenrechten had hij ten tijde van Lumumba niet meer dan een ferme klomp boter op zijn hoofd?

     

    Waarover u had moeten spreken? Tja  waarover, sire? Ik zie u daar als koning echt niet bezig over borrelnootjes, vette vissen in uw pan en cactussen in een mansbroeken. Onnozelheid uitsmeren bij gebrek logica en kunde, dat is de taal van de heren en dames die u begeleiden en ons besturen, zouden moeten besturen. Wetstraatees heet dat in het Noorden. In het Zuiden ging het eerst over een parfum de crisette om te eindigen in “impasse totale”. Grove woorden en hard roepen doen enkel mensen die kennis en kunde ontberen, mensen die precies daardoor bang zijn. Ja, ik kan het weten, Sire, deed ik vroeger toen ik nog met de wagen reed. Altijd in mijn achteruitspiegel kijken en op iedereen foeteren, behalve op mezelf tot uiteindelijk mijn frank viel.

     

    Iets dat langer heeft geduurd dan 400 dagen, reken maar! Toen ik mijn rijbewijs haalde, Sire, de lol kon voor mij niet op. Op gejubel onthaald, applaus alom bij familie en vrienden. Maar niet bij mijn vader. Weggelachen en gehekeld hebben wij zijn waarschuwende wijsvinger. Doch mijn oude krokodil wist beter. Hij kende mij door en door, vooral mijn gebrek aan bepaalde  capaciteiten. Maar ja, jong en oeverloos ambitieus zijnde, wie luistert dan naar wijze raad? Neen, ik heb ik mij echter niet te pletter gereden. Gelukkig maar! Een mens moet zijn beperking erkennen en consequent handelen en dat komt met de jaren van verstand. Bij de ene wat later dan bij de andere.

     

    Daarom, Sire, als een dezer dagen of nachten, de premier voor de zoveelste keer bij u langst komt, stuur iedereen weg, neem hem apart, in Laken hebben ze toch enkele anti-chambres, nietwaar? Vertel hem dat u, als behoeder van dit landje,  meent dat een schoenmaker het best bij zijn leest dient te blijven ttz dat hij als binnenschipper het best aardig deed, maar op de lange vaart schiet hij serieus te kort.

     

    En wat uw speech betreft, Sire, het moet mij van het hart. Ik heb er maar een woord voor: schandalig! Een pleidooi houden om de armoede tegen te gaan. Er ons op wijzen dat één Belg op zeven onder de armoedegrens leeft, dat terwijl u amper een paar weken geleden geen kik gaf toen uw dotatie met een flink pak duizenden euros aan de levensstandaard werd aangepast. Foei, Sire, foei ja. Ik ben beschaamd in uw plaats.

     

    Titipoes

    Reageer (6)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hersenpinsels in moelijke uren
    Wellustelingen....

    episode...

    55...


    De dagboeken van Gerda! Merde!Merde!Merde!

     

    Ze waren er, ik wist het. Enkele jaren geleden, toen ze weet had van mijn verhouding, was zij er ijverig aan begonnen. In ongebruikte schriftjes van Francis, de tijd van zijn basisschool. Gerda hield alles van haar zoon bij. Zorgvuldig in kartonnen dozen en gedateerd. Onbenullige dingen als vergeelde herinneringen aan hem.

     

    Enkele keren had ik haar in de keuken naarstig zien pennen, jachtig het schriftje dichtklappend of wegbrengend, zo gauw ik naderbij kwam. Een paar keer had ik haar zelfs verrast bij haar vlijtig gedoe. Toen ik, toch even over haar schouder gluurde en een hulde bracht aan haar kalligrafie, was ze kregelig uit haar krammen geschoten:

    ‘Welja, ik houd dagboeken bij. En dan? Heeft meneer daar problemen mee? Iedereen doet wat hij graag doet. De ene gebruikt zijn lijf en de andere zijn pen!’

     

    Dus de vermeende aanrijding had zij hoogstwaarschijnlijk ook  in geuren en kleuren opgetekend. Verkeerd opgeschroefd. In dat venijnig, katholiek taaltje van haar. Ze zal zich beslist beschreven hebben als bebloed in de greppel liggend, huisdokter erbij en een week bed houden.

    Ik wist waartoe zij in staat was… was geweest. Aangenomen dat ze in haar schriften eerlijk en zonder enige overdrijving had weergegeven wat er die avond gebeurd was, dan zou ik er nog bekakt vanaf komen. Die Vloesberghe zou me geenszins het vermoeden van twijfel gunnen. Het werd haar  woord tegen het mijne. En vooral haar opgetekend relaas.

    Francis, ik moet straks Francis bellen. Alleen zijn stem horen, dat was voldoende.

     

    Niet doen, vriend, niet doen. In het beste geval slaapt hij nu en in het slechtste geval is het wapengekletter in Keerbergen. Als zij verneemt dat jij aan de telefoon bent, is het Rozenoorlog. Temporiseren, vriend, de gemoederen bedaren. Jaag haar niet op stang, ze weet te veel. Denk aan de dagboeken, gesteld dat die nog niet gevonden zijn! Denkduiveltje had gelijk.

     

    Nu zat ik op de wc-pot te trillen. Kotsziek. Wat als zij haar dreiging uitvoerde en de politie inlichtte over de schriftjes? Vloesberghe zou de ganse inboedel uitkammen. Hij zou ze vinden! En ik zou hangen. Zeker en vast voor de raadkamer moeten verschijnen en op z’n minst een maand voorarrest doen, zoniet langer, tot de zaak opgelost was.

     

    Ik moet een advocaat hebben, misschien morgen al, indien de dagboeken vannacht gevonden worden. Een pleiter à la Vermassen of genre Van Eeckhoudt.

    Het was drie uur in de ochtend toen ik ging douchen. Daarna belde ik Marianne. Ze nam onmiddellijk op:

    ‘Je kan zeker ook niet slapen, venteke?

    Ik vertelde haar van de dagboeken, mijn angsten voor Pats verklaringen. Het bracht haar van de wijs. Ze kon niet meteen gevat reageren. Wie wel, als je zo-even verneemt dat je minnaar, uit liefde voor jou, tot zo’n daden in staat zou zijn? Ze stamelde hakkelend:

    ‘Max, het is toch niet omdat het in dat boekje zou staan…allez, dat kan toch van a tot z verzonnen zijn. Gerda haatte je nog meer dan jij haar. Vrouwen zijn dan tot waanzinnige dingen in staat. De politie weet dat. Die is ook niet van gisteren!’

    ‘Het kan een bewijsstuk vormen, zolang de zaak niet is opgelost en wie weet wanneer! Marianne, ik kan gearresteerd worden! Lieveke, hou daar rekening mee. Ik ken iets van wetgeving en deze zaak stinkt langs alle kanten. Marianne, godverdomme, Mariane, de revolver! Ook dat nog!’

    ‘Welke revolver, Max? Je hebt toch geen wapens in huis!’ riep ze hoog verschrikt uit.

     

    ‘De revolver van mijn vader. In zijn gereedschapskist in één van de kelders. Die revolver moet daar nog in liggen samen met de kogels. Ik ben er zeker van. Ik kon het niet over mijn hart krijgen ervan te scheiden. Dus heb ik…’

    ‘Van die revolver?’

    ‘Maar neen, lieveke, van die kist, de gereedschapskist.van mijn vader.Het huis werd volledig leeggemaakt door een opkoper. Maar de foto’s en nog wat andere dingen heb ik behouden als herinnering. Zeker die kist. Het is een museumstuk voor mij. Vader heeft die kist zelf gemaakt en ik mocht helpen. Die zit volgepropt met ouwe troep, nagels, verfborstels, tuingerief, een kleine handzaag en allerhande ander alaam..De revolver ligt onderin.

    Vader was ontroerd toen ik hem vertelde dat ik zijn gereedschap had meegenomen. Alles schiet me nu te binnen. Er zitten zeker en vast ook oude hamers in de kist en Gerda is met een zwaar voorwerp….Ze vinden dat, Marianne, ze vinden alles!’

    ‘Venteke, stop! Ten eerste, Gerda is niet neergeschoten, dus die revolver speelt geen rol. Ten tweede, hoelang is het geleden dat jij die kist hebt opengemaakt. Vijf, zes, zeven jaar? Ja! Die speurders zien dat meteen. Enfin, Max, jij als journalist, zo’n klinkklare  onzin. Jij kruipt nu onder de wol. Je hebt nog enkele moeilijke uren. Geloof me, morgen zie je alles vanuit een duidelijker perspectief.  Slaap nu, maatje van mij.’

     


    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    19-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dagboeken!!!

    Wellustelingen....

    episode...

    54...

    Ik nam een hotelkamer in de buurt van de basiliek. Thuis? Was er nog een thuis? Verdomme nee! Nee! Dat woord “thuis” kwam me opeens zo dwaas voor. Mijn villaatje was nimmer een thuis geweest. Mijn enige ware thuis was bij Marianne. Bij haar. In haar. Overal en altijd met haar.

    Voor ik naar mijn kamer liftte, dronk ik een dubbele cognac aan de bar.  Nog steeds wou het er bij mij niet in dat Gerda dood was. Vermoord! Waarom? Door wie?

     

    Die twee priemende vragen kwamen steeds bonkend terug. Waarom waren Francis en ik reeds zo doortastend aan de tand gevoeld? Misschien was dit de normale gang van zaken? Wat dacht, wat vermoedde die inspecteur? Dat ik schuldig was of nog erger: mijn zoon?! Te absurd om maar één ogenblik serieus  te nemen.

     

    Ze hadden  Madeleine en Adrienne ook al ondervraagd. Adrienne, de flamboyante kroniek van de parochie en trouwste hartsvriendin van Gerda!  Als die babbelmolen tegenover de politie herhaalde wat Gerda, in huilerige buien, de voorbije jaren allemaal over mij uitgekraamd had!

    Mijn onbeschaamde goddeloosheid, mijn hemelschreeuwend overspel, onze haatspuwende ruzies, misschien de vermeende aanrijding en wat nog allemaal meer! Goeie genade, ik mocht er niet aan denken! Adrienne zou het met bravoure en plezier driedubbel uitwrijven en er, samen met Madeleine en dat handvol versufte bidsters, de gewenste glans op poetsen.

     

    En Serge, die lijkbidder! Zijn ondervraging?

    Op zich niet zo erg, tenware…Nee, hij zou dat verzonnen (of echt verhaal?) over Marianne niet oprakelen. Gebonden door het biechtgeheim. Maar moest die verdomde klootzak het wèl doen, al was het maar om mij in de problemen te brengen, ik zou hem eigenhandig villen.

     

    Nee, vriend, dat doet die priester nooit. Daarvoor is hij te intelligent, daar was denkduiveltje weer met zijn boerenlogica. De reden? De aanleiding is er niet meer. Die ligt nu in het mortuarium. Morgen of overmorgen reeds ingevroren.

    Gerda, Gerda !Hoe dom, beklagenswaardig, naïef en hatelijk ik je ook vond, wat is er toch met jou gebeurd? Ze hebben je de schedel ingeslagen? En waarom? Voor wat? Voor wie?

     

    Ik ging op het bed liggen. Verborg het hoofd in de handen. Als schaamde ik me diep om de man, die nu sarrend te voorschijn kwam. Ik hoefde me niet beter voor te doen dan ik was, hypocriet!

    De meppen die we elkaar hadden toegediend! Weken geleden, in een ijle flits weliswaar, mijn manoeuvre om haar de weg af te rijden! Was dat geen moordpoging met voorbedachte rade geweest? Moest Vloesberghe dit te weten komen, dan lag ik er. Dan werd ik zonder pardon meteen opgesloten.

     

    Ja, vriend, bromde denkduiveltje verpletterend, je zit in lelijke papieren. Hoe siste Kermit dat ook weer: als er met ma iets gebeurt, zal ik zorgen dat haar dagboeken in de juiste handen komen. Gerda heeft bljkbaar alles genoteerd over mijn fameuze ijle flits, dus…voorzien is de boodschap en serieus opletten de daad. Als er nog tijd overblijft!

    Ik moest een noodlottige aanval van kolieken onderdrukken. Rende naar de badkamer. Zat in dor gekreun te hijgen en te drukken. De grote pijn bleef weg. Maar ik bleef zitten, klein-verslagen op de pot. Zwetend en beroerd. Leeg opgesloten in mezelf.

    De dagboeken van Gerda! Merde!Merde!Merde!

    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    18-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zalfpot
    Wellustelingen....

    episode...

    53...


    Marianne! Ik moest naar haar toe. Ik had haar meer dan ooit nodig. Op het ogenblik dat de motor van mijn Audi aansloeg, zong mijn mobieltje:

    ‘Bieke, eindelijk…

    “Tempore lenitum est vulnus meum. Max, de tijd heeft mijn wonden geheeld…Vriend, mijn arme vriend, dit is verschikkelijk.’

    Serge, of all people!  Ik wou mijn lief en kreeg een pastoor!

    Zijn slome, zo zalvende stem lispelde voort:

    ‘Oswald, de wijkagent, is bij mij geweest. Adrienne en ik waren aan het bidden voor het zielenheil van je vrouw. Die door en door brave, godvruchtige Gerda, en jij, mijn vriend, wat jij nu toch  moet meemaken! Ik kom meteen naar jou toe.’

    ‘Blijf weg. Ik wil niemand zien’, blafte ik terug.

    ‘Max, ik ben er voor jou. Gerda zou het gewild hebben. Je hebt alle steun nodig. Neen, niet als priester, dat weet ik. Ik kom als vriend mijn wanhopige broeder helpen. Ik kàn je helpen, Max. Leun op mijn sterkte. Ik ben er meer dan ooit voor jou. Salus ubi multa consilia. Ja, men gaat veilig als men steunt op veler raad.’

    ‘Serge, laat mij godverdomme met rust. Blijf in je kot. Ik ben kapot en ik moet dringend weg.’

    ‘ O, tempora, o mores! O tijden, o zeden! Het gaat niet goed met jou, Max, in hemelsnaam, man, weiger toch geen hulp. Zeker de mijne niet. Heb je al enig nieuws van de politie? Is er een inbraak geweest en Gerda… wat hebben ze met haar…’

     

    Ik schakelde mijn mobieltje uit en riep onmiddellijk Marianne op.

    ‘Max, venteke, hoe…’

    ‘Lieveke, ze hebben haar vermoord. Ze is dood,’ steunde ik schor. ‘Verschrikkelijk, Marianne! Onderaan de trap lag ze…Neen, ik heb alleen haar voet gezien. Francis heeft haar gevonden. Hij is er erg aan toe.’

    ‘Wie, Max, wie?’

    ‘Ik...niemand weet het. Ze onderzoeken thuis alles. Van kelder tot zolder. Ze zijn  nog bezig… ik heb de inspecteur ook maar over ons verteld. Schrik dus niet als ze morgenvroeg bij jou aanbellen. Francis en ik moeten in de voormiddag terug naar Wemmel voor verdere ondervraging.’

     

    Marianne reageerde niet.

    Ook haar wereld stortte in. Pijn en onzetting. Het niet begrijpen en niet kunnen aanvaarden verlamden ons. Ik voelde het vooral in haar  ontdaan stilzwijgen. Ik begreep dat schuldgevoel. Vooral ten overstaan van mijn zoon. Een wassende realiteit was  het voor ons alletwee.

     ‘Bieke, ik weet niet waarheen. Ik mag voorlopig niet in mijn huis. Ik wil daar trouwens niet meer blijven. Kan ik naar jou toe? Eén enkele nacht maar. Ik wil bij jou zijn, Marianne. Ik heb je nodig. Alsjeblief!’

    ‘Venteke,  mijn maatje toch. Ik heb ook zo’n behoefte aan jou.  Maar nu bij mij komen? Dat is niet verstandig. Je zoon, Max, wat indien hij het verneemt? Zijn moeder pas…dood en jij nu al naar mij! Ik vind dat niet kunnen, lieverd. Weinig respectvol tegenover Francis. Akkoord?’

    ‘Marianne, laat me niet in steek. Alsjeblief.’

    ‘Lieverd, ik laat je niet in steek. Wees toch  redelijk, Max. Het enige wat je nu nodig hebt, is rust en nog eens rust. Morgen heb je een bijzonder zware dag voor de boeg.’

     ‘Ik ga niet naar de Queen Anne. De flikken zullen daar ook iedereen ondervragen. En daarbij…de redactie is er vlak tegenover. De moord staat morgenvroeg in alle bladen…De collega’s, de vrienden..Nee, Marianne, ik kan niet terug.”

    ‘Luister, schat. Zelfs indien dat politiegedoe nog een poos doorgaat, is er geen probleem. Na Gerda’s begrafenis trek je onmiddellijk bij mij in.Voorgoed, baby, voor altijd. A deal?’

    ‘In orde ‘, zuchtte ik gelaten.




    Wordt vervolgd

     



    Reageer (0)

    17-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kikker in de tuin
    Wellustelingen....

    episode...

    52...


    Bij mijn huis stonden nog verschillende auto’s, ook de lichte vrachtwagen van de labodiensten. Zou het moordwapen al gevonden zijn? Waren er sporen , belangrijke sporen? Bij elke inbraak vindt men toch iets tastbaars?

    Voor mijn part mochten ze gerust de hele nacht doorwerken. Ik mocht niet binnen, maar wou ook niet binnen.

     

    In de laan stond de Honda van Pat. Ik zag haar bij Francis in de wagen. Het raampje open. Lichtje binnenin brandde. Er werd, zo te zien en te horen, nogal gediscussieerd. Ze bemerkten mij niet. Maar ik hoorde  haar stem schetteren:

     ‘Je bent niet goed wijs zeker. Als ik neen zeg, is het neen  en daarmee amen en uit. Je ma draait zich om in haar… zak. Een soort zak, ja,  Adrienne heeft haar zien buitendragen. Eerst vermoord en dan uit je eigen huis gedragen worden in een zak! Adrienne zal het niet verder vertellen. Maar stel, dat iemand die ons kent, dat gezien heeft al is het donker. Reeds drie uur zit ik bij de buren op jou te wachten. Plezant is anders. Al mijn afspraken, ook voor volgende week, alles afgezegd. Heb je er al aan gedacht wat je gaat vertellen op kantoor en aan je zakenrelaties? Wanneer kunnen we die begrafenis arrangeren? Ook dat valt op mijn nek.’

     ‘…als Gerda’s stoffelijke resten worden vrijgegeven. Niet eerder. Gaat het, jongen?’

     

    Ik negeerde mijn schoondochter. Francis kwam uit de auto. Hij zag er beroerd uit. Leek op enkele uren tijd tien jaar ouder.Hij legde de armen op het dak van de wagen. Huilde en kreunde. Voorzichtig nam ik zijn bril weg,  droogde zijn gezicht met mijn zakdoek en veegde zijn neus schoon.

    Mijn zoon leed en ik met hem, door hem. Het deed me goed thans voor hem te kunnen zorgen. Gerda, de politie, iedereen zelfs Marianne, alles moest wijken. Mijn jongen had mij nodig.

     

    Hij draaide zich om en liet zijn groot lichaam onbewust langs het koetswerk glijden. Ging op de kiezelstenen zitten. Ik nam plaats naast hem. Zijn handen waren ijskoud. Ik wreef ze warm. Bracht zijn bloedcirculatie op gang. Hij liet begaan. Net zoals vijfendertig jaar geleden. In de tuin van dit huis. Zijn handjes verkleumd door de sneeuw. Hij snikte gesmoord:

     

    ‘Pa, ik zie ma overal en altijd liggen. Ik kan haar beeld niet verdringen, pa. Daar onderaan de trap. Ik kon haar niet helpen. Ik kon niet bewegen, pa. Ik heb niets kunnen doen. Ik stond daar maar. De politie, die man, die wou alles weten. Maar ik wist niks, pa. Niets meer.’

    ‘Rustig, jongen, rustig. Pa is bij jou, rustig’.

    ‘Het schijnt dat ik de dokter heb gebeld. Ook dat weet ik niet meer. Plots waren die agenten er. Dat kan ik mij herinneren. En koffie in de keuken. Daarna heb ik ma niet meer gezien. Ze namen me mee… En jij, pa, heb jij haar nog gezien?’

    Zijn stem klonk zo wanhopig.

    ‘Nee, jongen, ik ook niet, je pa ook niet’, fluisterde ik.

     

    Had ik Gerda maar gevonden! Mijn namiddag met Marianne, mijn wild gestoei moest mijn zoon duur betalen. Zijn moeder dood aantreffen is verschrikkelijk. Zijn moeder vermoord, met bloedende schedel, da’s een trauma voor heel het  leven. Nooit meer goed te maken en zeker niet door mij.

    Het portier van de wagen  werd geopend. Haastige stappen op krassend kiezel.

    ‘Zeg, duurt het hier nog lang? Ik wil naar huis. ’t Is koud. Ik moet dringend naar toilet en mag niet binnen. Heb je dat al ooit geweten, ons huis en ik kan daar niet naar de wc! Francis, wat zijn dat voor toeren? Sta op, zeg ik! Op die vuile stenen met je nieuwste Boss-kostuum. Weeral droogkuis! Wat ik met die familie beleef, het heeft geen naam!’

    Ik hielp mijn zoon overeind. Wreef in het donker over zijn rug en zitvlak. Kermit was in alle staten en mijn zoon een wrak. Dat die sukkel opgescheept zat met zo’n  rotwijf!

    ‘Pa, blijft bij ons logeren, vannacht toch. Morgen zien we wel verder. En jij, Pat, als je moet plassen vooraleer we doorgaan, in de tuin. En bespaar ons verder je commentaar. Begrepen!’

     

    Dat is gesproken! Hij komt er door, je zoon, maar nog altijd veel te braaf. Benieuwd hoe het spook van de opera hierop zal reageren, lispelde denkduiveltje.

    Pat sprong tussen ons beiden. Haar handen tegen de buik van Francis.

    ‘Ah, neen. Ik onder één dak met die…met die daar! Geen sprake van! Wil jij bij hem blijven, doe wat je niet laten kan, maar niet in mijn huis. Niet in mijn kamers en niet aan mijn tafel! Nu niet, nooit niet. Begrepen! Dat hij gaat waar hij zijn geld deponneert. Ons geld. Dat zij hem binnenpakt. Ik ben weg, ik blijf hier geen minuut langer. Wat is het? Mee met mij of met hem?’

     Mijn handen jeukten om Pat een pandoering van jewelste te geven. Francis hoefde niet te beslissen. Ik hakte de knoop  door:

    ‘Ga naar huis, jongen. Maak je geen zorgen om mij. Ik zie je morgenvroeg wel.”

    Hij aarzelde.

    ‘ Zeg, is’t nog voor vandaag of wat?’

    De snauwende stem van Pat  bracht mijn zoon in een ongekende staat van vertwijfeling en verlegenheid. Besefte dat kreng wel hoe haar man, hoe mijn zoon, eraan toe was?

    ‘Ga door, baas, maak het niet erger. Ik red me wel. Rij voorzichtig! Beloofd?’

     

    Ik huiverde bij de gedachte dat hij juist deze nacht met zo’n serpent moest doorbrengen. Nog jaren met haar moest verder leven. Wat een calvarieberg!

    Zevenendertig jaar had mijn miserabel huwelijksleven geduurd en het eindigde nu op een wijze, die elke verbeelding tart. Mensonterend.  Gruwelijk. Weerzinwekkend! De schoften! Zelfs Gerda verdiende dat niet. Niemand trouwens.

    En weten dat mijn zoon dit beeld voor altijd meedraagt, wellicht nooit zal vergeten! En ik evenmin: de hartverscheurende, klagende pijn in zijn ogen, daareven bij de wagen.

     

    Ik speelde met de gedachte hem over een kwartiertje toch nog eens te bellen, zijn fysieke ontreddering, gekoppeld aan het gemekker van dat  oliedom, arrogant en irritant wijf, verontrustte mij. Jawel, vriend, hij is in hetzelfde bedje ziek als jij, toen. Op een andere manier, maar ’t komt op ‘t zelfde neer, liet denkduiveltje opmerken. Heeft hij geen ballen, we zullen er hem een paar aannaaien! Mijn specialiteit. Remember? Wat Francis nodig heeft, is een tweede Marianne en die ligt niet voor het rapen, nietwaar?

    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    16-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ondervraging


    Wellustelingen....

    episode...

    51...


    Ik stond tegenover de inspecteur van de recherche. Hij stelde zich voor als Vloesberghe. Een gezapige vijftiger; klassieke outfit, fijn metalen brilletje en eerder aangename stem.

    ‘Zo, meneer Cijnens, gaat u zitten. Zal ik koffie laten brengen?’

    ‘Neen. Wat wil u precies weten?’ vroeg ik, me kil voelend als een zombie.

    ‘U weet dat uw echtgenote overleden is in verdachte omstandigheden. Ik heb hier…’

     

    Hij bladerde door wat papieren, vervolgde zonder op te kijken:

    ‘Vermoedelijk overleden tussen zeven en elf uur vanmorgen. Het onderzoek is nog volop bezig. De eerste gegevens wijzen in de richting van een zware schedelfractuur door een slag met een zwaar, stomp voorwerp’.

    Ik onderdrukte een huivering. Vloesberghe merkte het. Fronste lichtjes de wenkbrauwen en vroeg losjes:

    ‘U was vannacht niet thuis, meneer?’

    Ik beet terug, stom-hulpeloos als was daar opeens de ijskoude adem van een levenslange veroordeling. Belachelijk. Maar toch een bange vorm van verdediging:

     

    ‘Ik heb Gerda niet omgebracht. Ik ben geen moordenaar. Gisteren werd het te laat en ik was te moe. In zo’n geval verblijf ik soms in  het hotel tegenover de redactie.”

    ‘Naam van het hotel, meneer Cijnens?”

    ‘De Queen Anne. Ik heb me laten inchecken omstreeks middernacht. Vakbondsvergadering en nadien met de mannen nog wat nagepraat en enkele biertjes gedronken in de pizzeria, enfin dat café op de hoek.’

     

    ‘En uw wagen?’

    ‘Mijn wagen? Op de parking achter het hotel. De krant huurt daar parkeerruimte. Mijn wagen staat er altijd. U kunt dat natrekken, hoor!’

    ‘Vanochtend bent u meteen naar kantoor gegaan?’

    ‘Ik denk omstreeks halfnegen. Misschien negen uur. Ik ben vrij laat ontwaakt. De wekelijkse redactievergadering begint om tien uur stipt. Ik heb geen ontbijt genomen in het hotel. Doe ik nooit. Iedereen in het hotel kan dit bevestigen. Vraag het aan Renzo en het kamermeisje, een kleine mollige halfbloed. Renzo is de portier. Renzo kan u precies vertellen hoe laat het was.  Zoiets noteren ze toch? Ik onderteken alleen  een formulier en ze sturen de rekeningen door naar de krant, einde maand.’

     ‘Goed, meneer Cijnens, goed. Dat gebeurt. U bent dinsdagmorgen alleen naar uw kantoor gereden? ‘

    ‘Ik rijd ’s morgens altijd alleen van huis weg! Ik zou niet weten wie ik…

     

    Bon, open en bloot nu…’

    Ik haalde diep adem. Kreeg mijn jagende zenuwen ietwat onder controle en voegde er zo beheerst mogelijk aan toe:

    ‘Meneer Vloesberghe, ik heb met deze hele afschuwelijk zaak niets te maken. U moet uw job doen, weet ik. U moet dus mijn levenswijze, tijdsgebruik en weet ik veel nagaan. Laat me daarom meteen zeggen wat ik te zeggen heb… U komt het vandaag of morgen toch te weten…’

    Vloesberghe bleef me bedaard, bijna goedmoedig-vaderlijk aankijken:

    “Mijn huwelijk is… was allesbehalve schitterend. Mijn relatie met Gerda kan moeilijk normaal genoemd worden. Ik ben atheïst, zij is… was religieus geobsedeerd. Sinds vier jaar heb ik een vaste vriendin. Hier is haar adreskaartje. Ik wou scheiden, Gerda niet. Ruzies waren in ons huis schering en inslag. Al jaren. Lang vòòr ik Marianne ontmoette. Iedereen weet het, mijn zoon, zijn vrouw, Serge Dafflon, haar pastoor en huisvriend. Van Gerda bedoel ik. Zeker niet van mij. Beslist ook enkele van haar kerkvriendinnen zijn op de hoogte. Wat wilt u nog meer weten? Financiële problemen zijn er niet. Ik stort elke maand  zestienhonderd euro op Gerda’s rekening. De algemene vaste kosten, verwarming, verzekeringen, allemaal te mijnen laste. Ze mocht voor mijn part  het huis met alles d’erop en d’eraan behouden. Ik was zelfs bereid een afstandsverklaring af te leggen, een en ander te regelen  bij de notaris. Wat wenst u nog? Namen van collega’s, van die vakbondsverantwoordelijken misschien? U vraagt die aan de personeelsdienst, ik ken die heren niet zo goed. Kom, vraag maar!’

     

    ‘Er is volstrekt geen reden om u op te winden, meneer Cijnens.’

    ‘Dit wil ik eerst en vooral nog kwijt: de voorbije maanden zijn er in onze buurt enkele inbraken geweest. Vermoedelijk een bende. U hebt daar toch weet van, hoop ik? Stel dat die terug zijn? En Gerda heeft hen op heterdaad betrapt? Is er veel gestolen in mijn huis? Zijn er sporen van  inbraak?’

     

    ‘Dat moeten we allemaal uitmaken. Wees gerust, we houden u op de hoogte. In de loop van morgenvoormiddag ontvang ik alle uitgebreide verslagen en nemen wij contact met de onderzoeksrechter. We zien dan wel. Ik verwacht u morgenvoormiddag hier terug, halftwaalf. Een agent brengt u thans weg. U weet dat u de woning niet mag betreden. Hoogstwaarschijnlijk kunnen wij morgen hiervoor fiat geven. Tot dan, meneer Cijnens.’

    Vloesberghe stond op. De zakelijk, maar innemende voorkomenheid van een heer van stand. Zijn handdruk voelde echt troostend aan of stelde ik me dat voor?


    Wordt vervolgd


    Reageer (1)

    15-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het onderzoek start
    Wellustelingen....

    episode...

    50...


    Het Onderzoek

     

     

    Beste lezer, begrijp dan ook mijn verslagenheid, geloof me, zelfs mijn ongeveinsde schokkende ontzetting toen ik, uitgerekend op de eerste verjaardag van Walters overlijden, door de politie werd gebeld en wat later vernam dat Gerda thuis was vermoord.

    Ik was er kapot van. Over moorden lees je in de krant, op tv vallen de lijken haast iedere avond bij bosjes. Maar als je er persoonlijk wordt mee geconfronteerd, word je meer dan behoorlijk dooreengeschud.

    De aanblik van dat politiegedoe bij mijn huis. Al die zwijgende drukte van naarstige mensen in uniform of in burger. De witte labowerkers, de zachte nerveuze gesprekken, mijn ogen, die hulpeloos Francis zochten (niet wetend dat de lokale politie hem reeds voor ondervraging naar het comissariaat had afgevoerd), mijn opvang door die sociale assistent. Zijn voorzichtige en toch keiharde mededeling over Gerda…

     

    Weet u hoe dat aanvoelt? Als een figurant in een crimi. Alles om me heen was fictie. Onwezenlijk. Wel feilloos geënsceneerd. Maar niettemin goedkope fake tot en met.

    Je vergist je, vriend, grimde denkduiveltje boosaardig. Het is allemaal cool-realisme en jij bent het centrale punt. Het gaat ècht om jou. Om Gerda’s dood. Ze willen nu van jou horen wat jij ermee te maken hebt. O, o stil, je hebt er natuurlijk niks mee te zien. Maar ik denk dat ze jou verdachte numer één vinden. Je weet toch dat 85 percent van de  moorden gebeuren door familie of vrienden of door daders, die rechtstreeks contact hebben met de omgeving van het slachtoffer! Je zoon zit in hetzelfde schuitje, vergeet het niet. Hij heeft haar ontdekt!

     

    Ik kreeg het heel benauwd. Keek zoekend rond. De slachtofferhulpman, die moet ik hebben. Waar hangt die uit ? Ik heb hem nodig. Al die vraagtekens. Een agent kwam naar mij toe:

    ‘Meneer Cijnens, wil me alstubieft volgen? Een inspecteur van de federale recherche zal u in onze burelen ondervragen. Dat is de normale procedure, hoor. Ik breng u wel terug.’

    Ik volgde hem. Voelde me nog steeds in bevreemdende trance. Trachtte me kloek, zelfs een beetje hautain-onverschillig te houden. Het lukte niet.

    We reden weg. Een paar villa’s verder merkte ik Adrienne op. Gerda’s clubgenote, vriendin en notoire kletskous, omringd, in haar verwilderde tuin, door een handvol vrouwen. Stil, nieuwsgierig. Hand voor de mond.

     

    Verdomme, Gerda vermoord!  Ik kon me er niets bij voorstellen. Dit was te absurd. Neergestoken? Gewurgd? Vergiftigd. Toch niet neergeschoten?

    Twee maanden eerder waren er inbraken geweest in de omgeving. Bij de Dufours en mevrouw De Pril. Bejaarde mensen. Geen geweldpleging toen. Nu wel. Moord zelfs.

    Waarom was Gerda zo stom geweest om naar beneden te gaan? Ze had telefoon in haar kapel. Eén toets indrukken en ze had Francis  gealarmeerd. Maar  ja, die zou   haar mischien  niet geloofd  hebben. Hij zou haar gesust hebben. Francis, altijd rationeel nooit emotioneel. Ze kon toch… het alarm!

    Iemand moet toch het alarm gehoord hebben? Een mens betaalt zich blauw aan zo’n ding en dan! Neen, het alarm was niet ingesteld. Dat was mijn werk, elke avond. En ja, ook ik had het de laatste weken diverse keren vergeten. Gerda onthield trouwens geen codes Zij had ze nochtans meteen bij de hand, op de bodem van het handschonenvakje in de hal of op de onderzijde van de waterverwarmer, in onuitwisbare stift.

     

    Zou ze zwaar mishandeld zijn? Verkracht en voor dood achtergelaten? Leegbloedend? Ik moet die man straks vertellen van de inbraken. Niet vergeten, Max, absoluut niet vergeten. Die bende was terug en natuurlijk had Gerda zich verzet. Gerda vreesde niets en niemand, behalve haar god. Propere god! Zie je nu, onnozel schaap, hoe goed hij je beschermd heeft. Je mag hem proficiat wensen!  Je bent dood, vermoord!

    De vragen werden in mijn hoofd afgevuurd aan een tempo dat niet bij te houden was  De agent-chauffeur gaf steeds hetzelfde antwoord:

    ‘Het onderzoek is pas gestart, meneer. De wetsdokter en het laboteam zijn nog bezig.’

    Waarom was ik ’s avonds niet direct naar huis gegaan, vroeg ik me verder af. Waarom blijven praten met de gasten van de vakbond? Om de gemoederen van die mannen te bedaren? Er gingen toch koppen vallen. In mijn huis hoefden verdomme geen koppen meer te vallen. Dààr lag een lijk. Gerda!

     

    Marianne, ik moet Marianne bellen! Mijn gsm, waar is mijn gsm? Vergeten in de kamer. Shit, shit.

    Moderato, vriend, moderato, kalmeerde denkduiveltje. Je mobieltje ligt veilig in je wagen. Je mag haar trouwens niet bellen. Procedure. Geen contacten. Wat zou je haar vertellen? Dat je in een auto zit en nog niks weet?

    Eerst horen wat die man van de recherche te vertellen en te vragen heeft. Als je straks thuis bent, kan je Marianne…Neen, dat gaat niet.  Die flikken zitten beslist nog uren in je kot bezig. Die geven het huis niet meteen vrij. Naar Keerbergen? Bij Kermit de Kikker? Ze zal je met plezier zien komen!

    Denkduiveltje had opnieuw gelijk.

     

    Straks bel ik Marianne. Ik heb haar nodig. Bij haar kan ik tot rust komen Rust! Nooit vermoed dat dit woord voor mij zo belangrijk-kostbaar zou zijn. Rust!  Zal ik je ondertussen wat bezighouden, vroeg denkduiveltje? Akkoord, het is een grote rotzooi en de volgende weken zal het voor jou niet van de poes zijn. Maar…je bent er vanaf! Ervan verlost! Oké, het is smerig van mij en het is  niet bepaald passend het te zeggen. Maar weg is weg en opgeruimd staat netjes! De weg is vrij. Had je vorige week niet gedacht, hé, toen je haar naar de keel wou vliegen? Had ik of wie ook je toen verteld dat ze dood zou zijn, je had niet alleen jezelf op champagne getrakteerd, een tournée générale zat erin. Neen, je moet  kalm blijven. Je zal al je verstand en energie nog bikkelhard nodig hebben. Maar aan één woord denken: VRIJ! Die mannen in ’t blauw  lossen het allemaal op. Geloof me, die van de gerechtelijke zijn geen uilen. De onderzoekrechters van Brussel, die hebben al andere waters doorzwommen dan jouw vijvertje. Een paar weken geleden heb je er een artikel aan gewijd. Over die gangster, die bullebak, en zijn brigade vetbetaalde advocaten. Ze hebben meer dan bakzeil gehaald bij die doortastende onderzoeksrechter. Voilà, je bent er.

     

    Wordt vervolgd



    Reageer (0)

    14-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boterbriefjes..


    Wellustelingen....

    episode...

    49...


    Kort daarop overleed haar vader.

    Zonder harteloos te lijken, schrijf ik toch dat het een goede oplossing was voor hem en vooral voor Marianne.

    Walter had naar het einde toe palliatieve zorg nodig. Marianne had onbetaald verlof opgenomen. Zij was de uitputting nabij. Het enige wat ik kon doen, was financieel bijspringen en toeschouwer blijven op afstand. Ze liet Walter cremeren.

    Het werd een sobere, stille plechtigheid, opnieuw zonder mij. Zoals zij het wenste.

    De drukte na het overlijden van Walter luwde . Doch de daaropvolgende weken verliep ons enig contact meestal s‘avonds. Over de telefoon.Ik had er alle begrip voor. Wou haar helpen, maar mocht niet.

     

    Alleen Jenneke mocht een en ander voor haar doen. Soms ook haar buren. Alleen mensen, die Walter hadden meegemaakt. Mensen met wie ze herinneringen deelde. Mensen die geen vragen stelden. Mensen die precies wisten wat uit Walters leven ingepakt moest worden om te bewaren. Mensen die zonder veel vragen wegbrachten wat plots overbodig geworden was.

     

    Marianne  bleef het moeilijk hebben.

    Constant vermoeid. Haar bioritme totaal ontspoord. Afkicken van de jarenlange zorgen. Niemand meer in huis. Een huis nu plots meer dan veel te groot voor haar alleen. Het zou logisch geweest zijn, had zij haar woning nu voor mij opengesteld.

     

    Af en toe een bezoek, zo hoopte ik. Een enkel keertje blijven overnachten, samen kokkerellen en tuinieren. Langzaam bouwen aan onze droom. Wennen aan een leven samen. Een huwelijksleven liefst. Ze wou niet. Haar man, haar minnaar bij haar thuis, mocht voorlopig nog niet.

    Ik begreep haar tegenstrijdigheid niet. Niemand, zelfs Gerda noch Francis, kon ons de weg versperren. Marianne was eindelijk vrij en ik meer dan beschikbaar.  Slechts één jaar vroeg ze. Voor mij  365 heel lange dagen.

    ‘Een jaar en dan alles, Max, alles.’

    ‘Ook een huwelijk?’ vroeg ik.

    ‘Ja, ook dat, Max, doch zolang Gerda er is..’

    Ik drong niet verder aan. Ik kreeg meer en meer de overtuiging dat het uiteindelijk wel goed zou komen. Onze wekelijkse lange namiddagen bleven intact. Ik grinnikte tegen mijn spiegelbeeld, dat ik er nog nooit zo fit en jeugdig had uitgezien. Een waarheid als een koe trouwens.

    Ik kon niet gelukkiger zijn.

     

    Mijn kapitaal had ik nog niet volledig terug van Francis. Nog een viertal maanden schatte hij. Daarover hoefde ik mij geen zorgen  te maken. Mijn enig probleem was en bleef Gerda. De verzuring van mijn leven door die helleveeg, Onmogelijk te beschrijven! Scheiden zou ze nooit, de tang.  Dat stond als een paal boven water.

    Wat dan met Marianne en mij? Gewoon bij haar intrekken? Een nieuw samengesteld gezinnetje vormen, zonder de zekerheden te kunnen  bieden, die ik voor Marianne wou? Voor onze relatie zou het weinig uitmaken. Integendeel! Stel echter dat er mij iets overkwam?  Per slot van rekening, hoe weinig het ook voor ons uitmaakte, het leeftijdsverschil van vijfentwintig jaar bleef een feit. Een samenlevingsconract?  Neen, liever een boterbriefje met alle wettelijke zekerheden vandien en de bekroning van onze liefde eveneens gelegaliseerd.



    Wordt vervolgd


    Reageer (1)

    13-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hitlersnork..tje
    Wellustelingen....

    episode...

    48...


    ‘Wat bedoel je?’

    ‘Prop je glossy vol met schijnsprookjes over de film- en showwereld, Breng gerust tranerige stories over hedendaagse relatieproblemen. Publiceer grietjes met Hitlersnorkutten, maar zwijg over…’

    ‘Hitlersnorkutten? Jongens, Marianne, wat een terminologie!’

    ‘Komt van jou. Synoniem voor mijn bikinilijn, vorige zomer. Zwijg over items, die voor zo’n shitblad te hoog gegrepen zijn.’

    ‘Marianne, verdomme, let op je woorden!’

    ‘Heb ik soms geen gelijk? Jij verdient er lang niet slecht mee. Maar geef verdorie toe, dat ding van jou is niet veel beter dan drek. Wel gepast voor de raszuivere blokker, de randdebiel als lezer. Je weet dat goed genoeg. Daar hangt de spiegel. Durf je, Max,  eerlijk zijn tegenover jezelf en tegenover mij?’


    ‘Breek mijn mond niet open, Marianne.’

    ‘Daar gaan we!Wat bedoel je  nu weer?

    ‘Niks’

    ‘Zie je, te laks! Veel te laks, broekschijter’

    ‘Vroeger, vóór mij, je verleden…’

    ‘Mijn verleden! Jouw obsessie zeker! Hoe vaak moet ik…ziekelijk, dat is het, ziekelijk jaloers. Leeftijdsgebonden zeker? ‘

    ‘Marianne, kalmeer, ik moet je…’

    ‘Je moet  me juist niks, manneke’, kaatste ze bijzonder geërgerd terug. ‘Wat is er mis met mijn verleden? Ik was niet zuster Gerda Dolorosa hoor!  Een geluk voor jou toch? Of had je me liever op een van haar bidstoelen gezien, met een monstrans tussen de benen. Luister, Max, het moet gedaan zijn. Ik ben het meer dan kotsbeu. Er scheelt iets met jou, al maanden. Soms herken ik je werkelijk niet. Ik verlies mijn man, beetje bij beetje. Die andere man in jou, die onstellende jaloersheid, nee, dat  hoef ik niet… Ik maak me zorgen, lieverd. Plotse humeursveranderingen zonder eigenlijke aanleiding. Soms ben je  zo afwezig. Even plots dan weer lief, superlief zelfs. Bij het vrijen heb je al enkele keren problemen gehad. Denk niet dat ik dit een ramp vind, helemaal niet. Stress kan vernietigend werken… En je hebt veel stress, venteke, op de redactie en vooral thuis en met je zoon, met je ouders misschien ook. Ik zit daar voor een flink stuk tussen. Denk je niet dat je… dat we…aan een …enfin, dat wij samen met een of andere geneesheer-specialist moeten praten?’

     ‘Zoetje, toch, wat jij nu denkt!’

     

    Ik nam haar in mijn armen, een hoopje ellende. Haar tenger lijfje schokte:

    ‘Ik kan het niet meer aan, lieverd, al die de toestanden. Je vrouw, je zoon,  thuis… En dan raak ik mijn liefste vriend, mijn maatje, misschien ook nog kwijt.’

     

    En zeggen dat ik op het punt had gestaan haar die toestanden van pastoor Serge voor de voeten te werpen. Stel dat het leugens waren? En het waren beslist leugens. Zeker weten. Dit verdiende ze niet.

     

    Ik keek naar mijn maatje, naar het lief puinhoopje in mijn armen.

    Ik kuste zachtjes haar wangen droog. Maakte het weer goed. Nam me heilig voor nooit meer ruzie met haar te maken en me zeker, nooit meer, enig woord te laten ontsnappen over wat me kwaadwillig op de mouw was gespeld.


    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    12-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onbegrip alom
    Wellustelingen....

    episode...

    47...


    Nou ja ruzie, eerder een miniruzie, om een artikel dat ik in “Jool’s” had gepubliceerd. Daarin had een van mijn reporters enkele kopstukken van het Vlaams Blok, sorry, nu Vlaams Belang, te lang laten doordrammen over het gevaar van Islamitisch  fundamentalisme en de problematiek met de allochtone bevolking in het Antwerpse.

     

    ‘Marianne, zanik zo niet. Je kan met die gasten over geen ander thema ernstig praten. Ga je de sociale of econmische toer op, dan beginnen ze met hun traditioneel gebleir over de geldstroom naar Wallonië. Het is een zweeppartij en het blijft er een. Is het mijn schuld dat één op drie Antwerpenaren in het stemhokje zo debiel is? En vergeet niet dat die partij erkend is, dus hebben ze recht van spreken. Bovendien, hoe je het draait of keert, ze kaarten serieuze maatschappelijke problemen aan’, reageerde ik snibbig.

     

    ‘…en geven de verkeerde oplossingen. Zo is het gemakkelijk aan politiek doen! Aankaarten, roepen en tieren en als ze van  hout geen pijlen meer weten te maken, de rangen sluiten en samen de Kamer uit. Wij maar belastingsgeld afdragen voor zo’n vijgen! Verantwoordelijkheid dragen ze niet. Willen ze in se wellicht niet. Maar incasseren, geen probleem! Eigen zak eerst. Geldt voor tachtig percent van alle Kamershoppers trouwens!’

    ‘Waarover moet de pers dan met hen praten? Over de sterilisatieprocedure voor zwerfkatten in Vlaanderen?’ reageerde ik snibbig.

     

    ‘Max, dat soort van pluchezitters, die arrivisten ondermijnen onze instellingen.Weet je wat het grote gevaar is in onze grootsteden? De blanke onderbuik van de maatschappij en die  wordt met de dag logger,  en dommer…’

     

    ‘Liefje, de situatie in Antwerpen is desastreus, explosief zelfs. De eerste generatie gastarbeiders durfde geen kik geven. Niemand bekommerde zich om hen. Alleen werken telde.  Wij hadden daar trouwens geen ervaring mee. Ons “roemrijk” koloniaal verleden zat anders ineen. De jongeren spreken nu wel onze taal. Ze zien al de mogelijkheden van onze jeugd, alles wat voor hen niet toegankelijk is, onmogelijk zelfs. Nogal wiedes dat die generatie haatdragend is. Voeg daarbij hun willekeurig geïnterpreteerde islam, die bij elke hetze gebruikt wordt. Denk je echt dat alle problemen aan de mediaklok worden gehangen? De politie en ‘t Schoon Verdiep laten het achterste van hun tong niet zien. Gentlemen’s agreements tussen politiek en pers zijn geen fictie maar keiharde feiten. Stel je voor dat een van de federale vogels de bevolking nog zo’n 35 jaar geduld vraagt? Wat we op z’n minst nodig hebben om een en ander in evenwicht te brengen. België staat dan op z’n kop! Kindje toch, godsdiensten blijven dé ellende van de wereld. Zeg, vanwaar al die interessante uitspraken over de blanke onderbuik en  zwarte salonjonkers! Jij die nooit aan politiek doet?’

     

    Marianne onderbrak me nogal opgewonden:

    ‘Kindje toch, kindje toch. Hou op! Weet je wat vader zei: eens zwart, altijd zwart en …hun zaad blijft eveneens zwart. Trouwens die overlopers bewijzen het. De rechtsrukkers! En jij stuurt daar een broekje van twintig jaar op af. ‘

    ‘De reporter in kwestie heeft jouw leeftijd, Marianne, en is bovendien vrij ervaren in die materie!”

    ‘Ervaren? Heb je dat artikel wel behoorlijk gelezen? Nu we degelijke, gedreven journalisten hard nodig hebben, zit zelfs een Walter Zinsen thuis, zijn memoires aan het herkauwen. Wie weet.’

     

    ‘Ik heb een veel beter idee. Marianne Dries politiek verslaggeefster van “Jool’s”. Met je historische  background,  je vlotte snedige taal, want je allez is allang temps passé en vooral je look! Marianne, wat een materiaal, zeg!’

    Marianne bleef kalm en ging rustig verder:

    ‘Jij bent  te laks, te gemakzuchtig, Max, te veel onderbuikjournalistiek. Als je die shit van jou nog journalistiek kan noemen! Al die truttige BV’tjes en hun truttig gebazel! Hoe minder talent hoe meer gefakte depressies, hoe meer foute vriendjes en hoe meer rotzooi!’

    ‘Die truttige BV’s zijn producten, Marianne. Ze beantwoorden aan een marktvraag. Wat de markt vraagt bieden wij. Doen wij het niet, dan zijn er morgen anderen. Een uitgeverij is geen liefdadigheidsinstelling, da’s keiharde business. Zo’n BV-productje is maar lokaal en tijdelijk. Neem de spots weg en je neemt hun voetstuk weg. Brood en spelen in de antieke tijden zijn heden ten dage hamburgers en Big Brother. Het begon met blonde beenhouwersvrouwen en geflipte idioten, die een taaltje spreken, waar geen zinnig mens aan uit raakt. Maar wat een bereik in Vlaanderen! Schot in de roos! Gat in de markt. Goudmijn voor de reclameontvangsten. Hoe leger de doos, hoe meer ze opbrengt. Het principe is  simpel hoor!’

     ‘Jij spreekt over de kijkzoo, Max,  maar de mondige burgers …’

    ‘Mondige burger?Die bestaat alleen in politieke verkiezingspraatjes. Komt die mondige burger buiten dan is het in de witte marsen of in protest tegen botvinkenvangsten. Samen sterk, mijn oor! Vooral de drang om ergens bij te horen is het, te doen zoals de anderen. Het kijkvee ziet en luistert naar boerende en schetenlatende macho’s, naar  vloekende vrouwen met persweeën  en het pluimvee gaat op stap.

     

    ‘We hadden het over politiek in je blaadje, Max!’

    ‘Politiek? Van hetzelfde laken een broek, Marianne. Kindje, de mensen willen sensatie. Ze willen idioten zien hongeren, mekaar rot verwensen en groggy slaan op afgelegen eilanden. Ze willen volwassenen  zien rondlopen in luiers en met fopspeen in de mond. Ze willen een goedkoop hoertje horen vertellen over de bizarre seksfantasieën van haar klanten advocaten, priesters, bedrijfsleiders en artsen. Ze willen gegeneerd worden door het vertoon van anderen en tevreden gaan slapen omdat zij o, toch zo normaal zijn.’

    ‘Dus, Max, blijf bij wat je doet. Tracht niet te zijn wat je niet kan!'


    Wordt vervolgd









     

    Reageer (0)

    Inhoud blog
  • Zomaar
  • Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • Kinderen of beestjes?
  • De duivel zit erop!
  • De nakomelingen van Boer Bavo
  • NJET
  • Ontmoetingen na bijna een halve eeuw
  • Olala
  • Op de vooravond van 21 juli...
  • 20-07-2009
  • 't Bakkerietje
  • Hilarische realiteit
  • Jammeren
  • A final curtain
  • Kamwielpaniek
  • Moederdagen
  • Impossible mais vrai!
  • Een zaterdagochtend
  • Omtrent Sarah en DeeDee.
  • Met de E van evolutie
  • In de nasleep van WO-lessen...
  • Mijn gedacht
  • Voor en spellen!
  • Smoelentrekkers
  • Titi is boos!
  • 't Groot Zot
  • Ik zie, ik zie...
  • Valentijn
  • Viva Leterme!
  • 18/12/2008
  • Voilà...
  • Sintje Merten in het land van Aalst
  • Vorstelijk eten.
  • Achtergesteld!
  • Voor mama

    Laatste commentaren
  • zeeppoeier-reclame (maart)
        op Wellustelingen 2
  • WO-16/05/2018 wordt het verhaal hernomen (maart)
        op Wellustelingen 1
  • sterk geschreven (maart)
        op Valentijn
  • paf (maart)
        op For every problem there's a solution...
  • Op wandel (Myette)
        op Zomaar
  • Levensverhalen (Joël)
        op Theomanistenclubje
  • kus (miekemuis en maatje)
        op Zomaar
  • Hoeraa... (ERnst)
        op Zomaar
  • Finalemente !!!!! (Chris (lilac))
        op Zomaar
  • Nogmaals ... (ERnst )
        op Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • ....kus (miekemuis en maatje)
        op Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • Jou ook... (jacqueline)
        op Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • ? (miekemuis en maatje)
        op Kinderen of beestjes?
  • hallo titi, (redpoppy54)
        op Kinderen of beestjes?
  • Weet je Titi (thea)
        op Kinderen of beestjes?
  • Ja, (ERnst)
        op Kinderen of beestjes?
  • Grrrrr (Titi)
        op Kinderen of beestjes?
  • Hoi Titi (thea)
        op Kinderen of beestjes?
  • knuffel (miekemuis en maatje)
        op Kinderen of beestjes?
  • En ja... (ERnst)
        op De duivel zit erop!
  • dat mont er van (hercule)
        op De duivel zit erop!
  • weg en verdwenen (miekemuis en maatje)
        op De duivel zit erop!
  • varen ??? (Chris)
        op NJET
  • de slager (Chris)
        op 't Bakkerietje
  • Vele groetjes uit Zonhoven (sloefke)
        op De nakomelingen van Boer Bavo


  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!