Die dag had ik op de regionale zender iets gezien over het werk van Peter Engels. De dag daarop heb ik een en ander opgezocht over de man.
Hij heeft een zeer knappe site, zeer uitgebreid ook en Google heeft nog meer artikelen over hem.
Op You Tube staan er plenty interviews, van de losse babbels tot een volledig gesprek. Voor wie tijd & zin heeft : neig interessant. Allen naar You Tube, gebruik als zoekwoorden : Peter Engels artist.
“Sinds een tiental jaren schildert Peter Engels uitsluitend met het paletmes . Clair-obscur effecten kenmerken zijn œuvre. Het ‘vintage’-karakter van de portretten wordt door hem benadrukt door een zwart-wit en sepia kleurgebruik. De 'Vintage portretten' van Peter Engels zijn momentopnamen in sepiatinten. Ze houden legenden levend. Opmerkelijk bij Peter Engels is de kadrering. Ogen en mond zijn essentieel. De rest is decor en wordt dus ook ruwer geschilderd. Zelden staat een hoofd helemaal op het doek.” Wikipedia
Peter Engels is wereldberoemd in zijn genre, de man woont al jaren in Brasschaat, dat is op een boogscheut van hier en bibi weet weer van niks. Gelukkig is er ATV om mij af en toe wat bij te schaven.
Grootmoeders hadden ofwel een chignon ofwel een permanent, de krulletjes. Wij hadden van elke soort een oma. De chignon in Antwerpen en de krulletjes in het Waasland.
De chignon was de strakke wrong, de gladde verticale rol die wereldberoemd geworden is dank zij Grace Kelly.
De krulletjes, dat waren die strakke onbeweeglijke dingetjes die best niet geborsteld werden. Opnieuw nat maken, aan de lucht laten drogen en dan voorzichtig kammen, dat deden de tantes bij Moe en ik stond er soms op te kijken. Die krulletjes deden me denken aan astrakan, zo strak.
Krulletjes en chignons, dat waren de grootmoeders in mijn maatschappijtje.
De moeders hadden geen permanent, die hadden een mise-en-plis of een ‘watergolf’. En ze hadden ook geen chignon, want ze crêpeerden hun haar à la Bardot. Dat haar crepeert van crêperen, bleek dan achteraf pas. En blonderen heette toen nog 'bleken’' Gebleekt haar brak. Maar dat hoorde er allemaal bij, bij de grotemensenwereld, dacht ik toen. En ik bereidde me voor op de leeftijd dat ik met precieuze gebaartjes en zorgelijke intonaties zelf ook zou mogen jammeren over mijn haar. Wat ik uiteindelijk nooit gedaan heb, er viel niks meer te jammeren. De haartrends waren volledig veranderd, natuurlijker geworden.
Het soort kapsel dat ik als klein kind ook wou was in elk geval lang, L.A.N.G want meisjes met lang haar kregen strikken en bloemen in hun haar als er ergens getrouwd werd en zo. En ik had een kort kopke waarop geen enkele bloem of strik greep kreeg. En het was praktisch ook nog, bvb bij het zwemmen. Het was snel weer droog, snel gekamd, en het moest niet geborsteld worden. Mijn ouders hadden in hun jonge jaren een film met Jean Seberg gezien, vandaar mijn kapsel als kind.
Jean Seberg Jean Seberg, 1956
Wat was er zo nog … badmode in breigoed, ik mag er niet aan denken. Het was een ramp als het nat werd. Vooral als men er achteraf mee in het zand ging zitten. Ik deed die zware natte dingen ter plekke uit, vertelde mijn ma. Later kwamen er katoenen broekjes.
Onze Oma is een paar keer mee geweest op vakantie in het zuiden en ik herinner mij dat zij een gebreid badpak had. Bordeaux-kleurig. Het zal toen ’60 of ’61 geweest zijn. Dat badpak werd loodzwaar in het water. Zoiets is eigenlijk gevaarlijk.
Oma kon niet zwemmen en mijn ma zou het haar leren. Dat is niet gelukt. Mogelijk door dat zware badpak. Oma stapte dan door het water en met haar armen maakte ze zwembewegingen. Verder hadden de zwemlessen geen resultaat. Ik dook gedienstig naar onder en kwam boven met de bereidwillige melding : haar voeten staan nog op de grond Mama! Het is al goed, zei Oma, en bleef met haar armen bewegen, zo denken de mensen toch dat ik zwem.
Want wat-de-mensen-denken was fundamenteel van belang. Zo was haar leven en dat is helaas zo gebleven. Een lichter badpak wou ze niet. Dat mijn ma een katoenen bikini droeg vond ze niet zo erg, want 'de mensen kennen ons hier toch niet'. Eh? Heel de camping kende ons én Oma!
Wij waren les petites blondes Belges en zij was La Mamie des petites blondes. Maar dat ontging Oma totaal, ze sprak en verstond geen woord Frans. Ze dacht waarschijnlijk dat de Fransen gewoon vriendelijke mensen waren. Dat was toen nog zo. Behalve de Parijzenaars misschien. Zij waren toen al de New Yorkers van Frankrijk. Of toch van de camping.
Maar daar had Oma allemaal geen notie van, van het leven rondom haar. Zij circuleerde daar met een onverstoorbaar egocentrisme. Ze had twee wereldoorlogen doorstaan. Dan is de rest immers peperkoek. Waarschijnlijk had ze zich in het Negresco evengoed staande gehouden. Vandaag vraag ik me af of ze wel genoot van die vakanties, van al wat de omgeving en de omstandigheden toen nog te bieden hadden.
Sommige mensen denken te vaak alleen in zwart-wit, zonder te beseffen dat daartussen het ook vaak de moeite is. van P²
kijken en denken tussen zwart en wit
Hoeveel grijstinten zouden er bestaan tussen zwart en wit ? Microsoft geeft er 255, dat heb ik zojuist nagekeken. Maar er zijn er veel meer waarschijnlijk. Meer schakeringen dan mijn oog kan waarnemen. Zegt dat iets over het verband tussen zien en denken ? Mogelijk. Nuances niet zien, nuances niet in overweging nemen, waarschijnlijk is er een verband tussen zien en denken, tussen zien en weten.
Wanneer ik in het kleurenpalet van de computer de schuifschakelaar gebruik, verschuiven de tinten zó gradueel, dat ik 255 tinten echt wel veel vind. Pas na vier of vijf klikjes zie ik een verschil, of meen er een te zien. Persoonlijk kom ik met veel minder gradaties toe. 58 bvb, gelijk de 58 facetten. Of 50 zou voor mij al goed zijn. Môja, dan zitten we bij de 'Vijftig Tinten Grijs'. Liever niet. Doe maar 58.
'k Kijk nog af en toe naar 'Say Yes to the Dress', editie New York. Dat is tijdverlies, ik weet het, maar ik ben nog altijd verhangen aan het programma. Noem het een zomerzotheid. Eind augustus zou dat vanzelf moeten beteren.
Wat gebeurt er met de bruidsjurk na de bruiloft? Dat vroeg ik me vanmorgen af. Daarover geeft het programma geen informatie en zelf heb ik er geen enkele ervaring mee. Noch ik, noch mijn zussen zijn op de klassieke manier getrouwd. Ons ma evenmin, zij trouwde in een blauw mantelpakje.
De eerste keer dat ik van een jurk na de bruiloft hoorde was van een dochter van een kennis. Ze had haar trouwkleed in een kartonnen doos in de kelder gezet en daar was de jurk bij wateroverlast beginnen schimmelen. Een trouwkleed op zolder, dat kende ik, maar in een kelder? 'k Wist niet wat ik hoorde. Het kleed was perte totale.
De tweede keer, de dochter van een andere kennis, hing het bruidstenue in een plastic hoes in de garagebox, evenzeer een vochtige omgeving. Deze jurk is ook onder de schimmel geraakt. En het kleed was total loss natuurlijk, perte totale.
Is het gebruikelijk dat met zo'n duur stuk zo achteloos en slordig wordt omgegaan na bewezen diensten? Eerst moet het perfect zijn en achteraf mag het beschimmelen? 'k Moet er wel bij vertellen dat dit gebeurd is vóór de komst van het internet. Er waren nog niet zo'n vlotte kanalen om iets tweedehands te verkopen.
'k Zou daarover iets kunnen vragen aan Randy Fenoli, of aan zijn woordvoerster. De contactgegevens staan op zijn website. Maar daar ben ik nog over aan het nadenken.
Randy Fenoli
Het werkterrein van Fenoli & Co ligt vóór de feestelijkheden. Wat er achteraf gebeurt is hun terrein niet meer … Of nemen zij ook deel aan het tweede circuit? Het tweedehandscircuit is een mooie uittocht voor de jurk, ze zal nog iemand anders blij maken en ze blijft in de wereld van witte tule en roze wolkjes.
Hoe leg ik uit dat ik informatie zoek over 'afgedankte' bruidskledij, het verhaal met de trieste afloop, het huisvuil. Nee, bij de firma Fenoli moet ik niet zijn.
Wat gebeurt achteraf met de jurk, het stuk dat van de bruid de ster van de dag gemaakt heeft. Wat gebeurt er met de bruidsjurk achteraf ? Alle verhalen, elke informatie is welkom.
Bruidskledij is iets waar ik geen enkele voeling mee heb en toch keek ik tijdens de zomer van dat jaar elke ochtend op TLC een paar afleveringen van Say Yes to the Dress. Randy Fenoli is ongeveer de gastheer van het programma, zijnde directeur-mode bij Kleinfeld New York (bruidskledij). Dat hij mijn nieuwe vlam is kan ik veilig zeggen want hij is getrouwd en ik ook. Hij met Michael Landry.
Fenoli is zo'n charmante figuur, dat ik aan het programma blijven plakken ben, terwijl een mens op dat ochtendlijk uur van de dag toch wat beters te doen heeft dan te zitten kijken naar aarzelende of grillige of onzekere toekomstige bruiden.
De winkel heet salon en men komt er op afspraak. Salon houden, klinkt chic.
deel vh salon
En het magazijn is é-norm. De jurken hangen in stellingen tot tegen het plafond.
Randy brengt dat allemaal in orde, daar in New York, met discrete hand en met steeds een aanvaardbare uitdrukking op zijn gezicht, ook al kookt hij waarschijnlijk soms vanbinnen. Hij heeft een groot voordeel op zijn assistentes, hij mag platte schoenen dragen. Als men zo’n werkdag moet doorbrengen op hoge hakken, wordt de glimlach na een paar uren een grimas.
Zelfs bij een uitverkoopworden er maar een paar klanten per uur binnen gelaten, ook al staan er buiten lange rijen te wachten. Blijkbaar hebben de toekomstige bruiden dat er voor over.
Men komt van over heel de wereld naar Kleinfeld. Voor de uitgebreide collectie? Of voor Randy Fenoli?
De entourage van de toekomstige bruid speelt een grote rol in de show. Soms lijkt het op de sofa de clash der titanen. De mensen uit het gezelschap van de bruid mogen hun mening geven. En dat gebeurt niet altijd even eh, vriendelijk. Moeders, grootmoeders, zussen, bruidsmeisjes, vriendinnen, er worden ongenoegens geventileerd. Soms heb ik de indruk dat de toekomstige schoonmoeders zich nog het best weten te gedragen.
Men vraagt zich af waarom de entourage zoveel meent te mogen piepen, het draait toch om de bruid? Nee, het draait om de show, heb ik nu begrepen. Zonder botsingen is er geen show. En tussen die botsingen circuleert Randy, met de glimlach en modieus.
Wat me nog altijd verbaast, en ik zou na een paar weken toch al beter moeten weten, is wat men in de USA verstaat onder het woord elegant. Af en toe gaan mijn haren overeind staan wanneer ik zie wat iemand in het programma elegant noemt.
Oké, zelf ben ik geen model van elegantie, verre van, maar ik heb wel maatstaven voor dat begrip. Drie. Drie maatstaven : zou Audrey Hepburn dit aantrekken? Jackie Onassis? Catherine Deneuve? Vier : Grace Kelly. Maar zij had zich te houden aan protocol. Dat kan meespelen in haar keuze. Kelly valt dus af als maatstaf.
Als ik noch Hepburn, noch Jackie O, noch Deneuve kan visualiseren in een bepaald tenue, dan is het volgens mij niet 'elegant' te noemen. Mooi en knap en zwierig en speels en al wat men wil … maar nog niét elegant. Elegantie is bijna ongrijpbaar. Het is een begrip waar men in de USA blijkbaar geen notie meer van heeft, wat bruidskledij betreft.
Randy Fenoli heeft daarmee moeten leren leven, want hij krijgt te pas en te onpas het woord elegant te horen. In een interview (dat ik nu weer kwijt ben natuurlijk) geeft hij zijn eigen visie over bruidskledij : sober. Want een bruiloft is een ceremonie. Stap niet in een provocerend Vegas-tenue naar de bezegeling van uw huwelijk. Trek dat tenue achteraf aan, voor het avondfeest. En dat veel van de Amerikaanse bruidskledij op veredelde boudoir-kledij begint te lijken, dat zei hij ook. Edoch, de klanten hebben centen en de kassa is baas. Arme Randy. Maar ook dat verdraagt hij met de glimlach.
Iets gelijkaardigs is ooit gebeurd met Cheers, het café in Boston, dat ook zijn oorspronkelijke aard, sfeer en aanpak verloor naarmate de show populairder werd en de mensen met busladingen gebracht werden.
Busladingen, Huysentruyt heeft het in Le Lutin Gourmand ook ooit moeten meemaken.
Dat gedeelte wordt niet in beeld gebracht natuurlijk, dat een huis met karakter verwordt tot een attractie. Noch bij Cheers, noch bij Le Lutin, noch bij Kleinfeld krijgen we het te zien.
Gelukkig voor mij, zo kon ik nog een tijdje gerust en ongestoord genieten van de verschijning van Randy Fenoli, die zich gracieus en elegant door het salon beweegt tussen kassa & psychologie, tussen chic, chiqué en chichi.
Vanmorgen kreeg ik een mail over iets dat helemaal mijn meug is, een filmpje over een houten mechaniekje. Iets later kreeg ik hoofdpijn van het nadenken. Hier een fotootje van de overbrenging van de draaiende krukas naar de opstaande staafjes :
Er wordt iets vermeld over crankshaft, een woord dat ik vroeger vaak moest typen en de vertaling is krukas. De krukas brengt een heen en weer-gaande beweging over naar de gewenste draaiende beweging, of omgekeerd. Het is dat laatste dat ze hier gemaakt hebben van een draaiende beweging naar een op- en neergaande beweging.
De bedoeling van de maker was in hout een weergave bouwen van een regendruppel die in het water valt en rimpelringen doet ontstaan. Een vallende druppel + rimpelingen weergeven, concentrische cirkels doen bewegen, vandaar de krukas. De opstaande stangetjes doen bovenaan de constructie de 'rimpelingen' bewegen, de concentrische cirkels.
Het filmpje begint onderaan het werk, met het mechaniekje, het laat ons eerst de krukas bewonderen en toont dan pas het bovenwerk. De constructie ziet er simpel en gaaf en af uit. Dat simpele is maar een indruk denk ik. Volgens mij zijn daar uren denk- en rekenwerk aan vooraf gegaan. Het stuk werd ontworpen door ene Dean O'Callaghan. En móóí dat het is !
O'Callaghan haalde zijn inspiratie bij een werk van Reuben Margolin, wiens werk van boven aangedreven wordt : round wave, kinetic sculpture Reuben Margolin, USA
“ Tegen drieën was alles gewassen en gestreken … kwam dat door de wind dat het zo vlug droogde of hadden jullie daar materiaal voor ? ” CvT Het was bij de koopvaardij, vrachtvaarders dus. Schepen met een bemanning van 22 of meer mensen. Er is wasgelegenheid in het kasteel (de accommodatie). Soms één grote laundry, soms twee middelgrote. Daarin staan industriële wasmachines en drogers, te vergelijken met de bakbeesten die men in een wasserette ziet, laadvermogen van meer dan 10 kg. Op sommige schepen is op de woonverdiepingen ook een kleinere laundry voorzien. Daar staan de wasmachines en drogers van de gewone huishoudcapaciteit, van 7 tot 10 kg.
Het hemdje en de short van de stuurman hebben we onder stromend water gespoeld en dan op 40° gewassen, kort programma, dat duurt ongeveer 20 minuten. Die twee stuks drogen was ook snel gebeurd en strijk was er eigenlijk niet aan.
De was aan deck laten drogen zou ik niet doen hoor. Er hangt zout in de lucht en die zoutkristallen drogen in de kledij. Dat schuurt de huid kapot.
Binnenschippers doen/deden het wel, de was aan deck drogen. Maar zij varen op binnenwateren, op zoet water. Er is dus een groot verschil in de lucht die boven het water hangt.
Verder is het deck een werkomgeving. Daar wordt gebikt, geverfd, gevet en met water gespoten. Er wervelt op gezette tijden roet uit de schouw naar beneden. (soothblowing) Men weet nooit van waar het gevaar komt.
Beginners doen het wel eens hoor, iets tegen de reling aan het kasteel te drogen hangen. Maar daar stoppen ze mee nadat anciens hen dat ontraden hebben. De hardleersen pas na een paar onherstelbare blunders.
Nu denk ik er ineens aan, dat er ooit schepen geweest zijn -CMB schepen nog wel- waar ze een en ander waren vergeten op te nemen in het ontwerp van het schip. De OBO-schepen (OBO = Oil Bulk Ore). Drie zusterschepen waren dat. Daar was men oa de laundry vergeten in plannen. Tot daar aan toe, zou men denken. Maar die plannen werden niet verbeterd, ze werden zo goedgekeurd en die schepen zijn zo gebouwd geworden ook. Alledrié! Drié keer over dezelfde steen vallen? Dat kan toch niet? Jawel, dat kan wel. Ik heb op alle drie die schepen gevaren. Ik heb die knoeiboel in de accommodatie elke dag van dichtbij meegemaakt.
Da's een verhaal apart. Niks grappigs. In tegendeel.
“Het moet een machtig groot dier geweest zijn met zo een vleugelwijdte. Heb je ooit geweten welke vogel het was ?” CvT
'k Heb op 't Net nog wat verder gezocht over die grote zeevogel van toen aan boord.
Zijn spanwijdte van 150 cm schatte ik naar mijn eigen spanwijdte. Die is nu, van vingertip tot vingertop -nagemeten door LM- 162 cm. Misschien was het vroeger een paar cm meer, toen mijn gewrichten jonger waren.
De fregatvogel heeft een gevorkte staart. Die mogen we uitsluiten want ik herinner me geen gevorkte staart en we hadden er nochtans goed zicht op, op de achterkant van de vogel want 'k herinner me wel de spectaculaire spuit ontlasting die op de kledij over de benen in de sandalen van de 1ste stuur droop. Dat ging zeer plots en zeer snel maar ik herinner me geen gevorkte staart.
wiki birdbeauty
Daarom denk ik nu dat het misschien een vogel van de gentensoort was, 140 tot 175 cm spanwijdte, naargelang de soort.
vara foto Mike Pennington
De vogel in kwestie had ook meer wit dan een fregatvogel. Het was geen blauwvoet, daar ben ik zeker van, blauwe poten zou ik onthouden hebben. Maar hij had veel meer wit dan een fregatvogel, dat wel. Daarom denk ik nu dat het mogelijk een vogel van de gentensoort was. Jammer dat ik geen eigen foto's van het dier heb. Ik besefte toen niet dat we iets biezonders meemaakten.
‘Van levensbelang is dat de mens moet kunnen genieten van het leven.’
Dat 'moeten' kunnen genieten schrikt me al af. Van het leven dan nog, alsof men gesolliciteerd heeft voor deze planeet. Nee, we zijn hier gedropt door de generatie vóór ons en de meesten van hen zijn niet meer bereikbaar of aanspreekbaar over het 'moeder waarom leven wij'.
Van levensbelang vind ik genieten zeer zeker niet. Genieten kan het bestaan verrijken, ja. Maar van levensbelang ? Nee.
Ergens in '79 of '80 was een grote vogel aan deck geland. Hoe dat kwam wisten we niet, oceaanvogels blijven toch maanden lang in de lucht zweven zonder te landen?
Matrozen hadden hem in een kruiwagen binnen gebracht want de deckplaat buiten kan overdag tot 60°C warm worden. Binnen ontfermde de 1ste stuurman zich over het dier. De vogel had indrukwekkende zwemvliezen maar zijn poten waren wel zeer kort. Duidelijk te kort om met rennen voldoende snelheid te halen en zijn gewicht te doen opstijgen van op een vlakke ondergrond.
In een afgedekte grote kartonnen doos uit het magazijn liet de 1ste stuurman de vogel aan deck rusten in de schaduw van het kasteel. Kasteel, zo heette de bewoning vroeger. Nu klinkt het minder groots nu heet de bovenbouw van een vrachtschip gewoon 'accommodation'.
's Namiddags zou hij het vogelgevaarte lanceren van op de stuurboordwing. De wings zijn de buitenvleugels van het brugdeck, het hoogste werkdeck.
Dat schip had geen lift en zo'n zware beest via de binnentrappen naar boven brengen, daar was geen denken aan. De doos had trouwens niet door de deur van de brug gekund, zo groot was de doos met die vogel in. En het dier mocht onderweg naar boven zo eens onrustig worden. Dat konden we binnen de bewoning niet hebben.
Via de buitentrappen kon de doos ook niet mee naar boven, die trappen zijn tamelijk smal.
Zet uw handen in de lenden en kijk van ellenboog naar ellenboog, dat is ongeveer de breedte van een buitentrap aan boord van een vrachtschip. Laat nu uw handen zakken, daar staan de leuningen. Die afmetingen en maten hebben een reden, maar de breedte van de buitentrappen is dus niet voorzien voor transport van grote dozen met daarin zware vogels.
Daarom zou de vogel zonder doos naar boven gebracht worden en liefst die dag nog, want het dier moest van hoog in de lucht kunnen jagen op vis in het water. Zo'n beest moet af en toe kunnen eten of het verzwakt.
De 1ste stuur nam de vogel uit de doos en de collega en ik zouden de stuurman begeleiden, want wij waren de enigen die vrij hadden tsn 13h en 15h (service coupé). Er wachtten ons vier smalle, steile trappen en de 1ste stuur had zijn beide handen nodig om de vogel te dragen.
Nooke en ik waren een en al bezorgdheid, de bek van de vogel zag er levensgevaarlijk uit. Toen hij de vogel uit de doos wou nemen : - Draag hem met de bek van u weg stuurman, zei Nooke. - Jaja, met de staart naar u ! zei ik al even bekommerd. - Draai hem opzij, weg van uw ogen. En andere sombere praat want dit werd waarlijk een expeditie.
Nooke zou vóór hem lopen en ik zou achter hem lopen. Zij om het pad aan te kondigen, want de vogel was zo groot dat de stuurman niet kon zien waar hij zijn voeten zette. Ik volgde achteraan, om hem eventueel op te vangen in geval van misstap. Alsof ik daar sterk genoeg voor was. Zo togen wij in een stoetje van drie de vier trappen op. Nooke en ik nog in ons net werktenue van de middagservice, de stuur in short, zomerhemdje en open sandalen. Geen van ons drie droeg de werkkledij voor aan deck.
En onze begeleidende commentaren gingen verder, de man zag niet waar hij liep en wij waren daar toch om te helpen! Geheel ten dienste, dat was toen onze slogan. Maar dat zag de stuurman anders want hij werd het beu om bij elke stap voor en achter waarschuwende woordjes te horen. De ondankbare vent. Het is aan boord toch een van de richtlijnen: kijk waar ge uw voeten zet. En omdat hij door de grote vogel niet zag waar hij zijn voeten zette had hij ons toch meegevraagd in het klimproject? Wat deden wij dan verkeerd? Wij deden gewoon wat hij gevraagd had.
Halverwege de twee de trap begon de situatie hem op de zenuwen te werken. En op mijn zenuwen ook want zijn gevloek stak me al danig tegen. Uiteindelijk waren wíj het die hem met die vogel hadden opgescheept … wabliefteru Stuur? Waar waren zijn matrozen, nu het er op aan kwam?
Maar ik kon het onmogelijk afbollen, stel dat hij achterover gestuikt zou zijn bij het volgend stampje van het schip. Hij had immers geen hand aan de reling. Zo'n situatie verlaat men niet. Men blijft erbij.
Vooraan bleef Nooke hem gidsen, achteraan bleef ik hem steunen, in het midden bleef de stuurman vloeken met in zijn armen een vogel die zeer rustig bleef. Zo hadden we nog een aantal smalle trappen te doen.
'k Vond dat hij met zijn gesakker en gevloek wel wat van ons geduld vroeg. Maar zo lang we op de trap waren kon ik daar niks over zeggen.
Na moeizame minuten kwamen we boven. Hij bracht de vogel naar de reling van de stuurboordwing en daar zag en rook de vogel zijn eigen leefwereld, de ruime lucht. Hij spreidde zijn vleugels, dat was zeer indrukwekkend. De spanwijdte was misschien wel anderhalve meter. Nog nooit had ik zo'n grote vogel van dichtbij gezien.
foto van 't Net
En tegelijk ontlastte de vogel zich, ook zeer indrukwekkend, op de kledij, de benen en de sandalen van de 1ste stuur.
Weer binnen en beneden gekomen moesten Nooke en ik op de vloer gaan zitten om te bekomen van het lachen. Wat een plezante vogel was dat. Alsof hij al het gesakker verstaan & begrepen had en No & mij wou laten weten dat de 1ste stuur het toch niet in zijn eentje gekund had, hem een lancée bieden.
Terwijl de stuurman in de douche stond om de dankbaarheid van de vogel weg te wassen zijn No en ik zijn tenue gaan wegplukken, want die vogeldinges zou wel eens gaten kunnen branden in textiel. Om 15h lag de kledij van stuurman-knorrepot weer op de plaats. Gedroogd en gestreken want 'able and willig' stond hoog in ons vaandel. Op het einde van de maand had hij een extra-uur op ons blad genoteerd.
Hij was niet veel van zeggen, die stuur, maar dat was die vogel ook niet hé.
Of dit nu nog echt grappig is weet ik niet, maar Nooke en ik hebben wel minuten lang beneden op de vloer zitten lachen. Misschien was het gewoon decompressie, dat kan ook.
"Fotobom, het scheelde niet veel of dit woord werd ooit tot het woord van het jaar bekroond. Het gaat om een foto die verpest wordt door een ander omdat diegene bewust of onbewust op de voor- of achtergrond in beeld te zien is, vaak in een rare pose. De ander in kwestie kan een persoon zijn, maar ook een dier."
Stel, men overwint die vervloekte hoogtevrees om een mooie foto te maken. Nu ja, overwinnen is een groot woord, men 'vermant' zich en gaat toch maar iets dichter bij de rand staan om die foto vooral vanuit de juiste hoek te kunnen schieten, en dan komt deze bewoner in beeld gewandeld, helemaal uit zijn hum : Wat-doet-gij-in-mijnen-hof? want ge staat met uw voeten in het eten van die grazer natuurlijk …
Er loopt een spinnetje over mijn klavier. Ik ben benieuwd of en waar het zou blijven staan. Met die letters kan ik misschien een nieuw woord vormen.
Dat woord komt dan in gebruik, belandt in de Van Dale, iemand vindt het een interessant woord, verzint er een heel scenario rond, de reeks wordt een succes en krijgt een spin-off.
Dat zat ik te denken terwijl het spinnetje zich van de shift lock in over de qsdfgty en de uiop^$ /*naar de pg dn repte. Ze ging zo rap dat ik niet weet of ik haar parcours wel juist genoteerd heb.
't Was een jolig jong ding. Acht kwieke pootjes. Nergens rustpauzes nodig, maar evenmin een bruikbare lettercombinatie. Daardoor heb ik geen nieuw woord, geen hersenspinsel.
Wat ik bewonder aan het menselijk lichaam zijn de handen. Vier vingers en een duim. Twee maal.
Movements of Thumb
En dat we onze duim kunnen gebruiken in een andere richting dan de vingers. Compleet dwars. Doe het efkes, hou de handpalmen naar beneden, raak met uw duim op dezelfde hand de toppen van pink tot wijsvinger. Laat nu de duim naar mekaar wijzen. Dat is het reikgebied van onze duimen. Goed hé.
Samen met andere primaten -geen staart en de wendbare duimen- zó is onze soort ooit handig geworden, want de wendbare duimen maken een groot aantal precisiegrepen mogelijk. En er kwamen werktuigen. Anderzijds: zo is ook de miserie begonnen. Er kwamen wapens.
Het begon in elk geval met de duimen. En daardoor veranderde ook iets met hersenschors, en zo. Enzovoort, gedurende zes miljoen jaar evolutie. We werden vaardiger. En gevaarlijker. Ons bestaan als intelligente soort danken wij aan onze duimen.
Duimendraaien is daarom een loffelijk eerbetoon aan hen die ons voorgingen, een hulde aan al onze voorouders tot in de primitiefste der oertijden. Een hommage aan de evolutie. Duimdraaien, vooral blijven doen.
Die zaterdag was LM naar zijn zussen en ik zat hier achterin te genieten van de luchtcirculatie. De ramen stonden open én ze waren vastgezet, de deuren stonden open en de deurstoppers stonden op hun plaats. Ik zat aan de laptop te genieten van een vrije halve dag in de frisse lucht en ik tokkelde er op los. Simpele geneugten voor een simpel meiske.
Plots een doffe knal. Ik ken dat geluid, de deur van de nachthal was dicht gewaaid. Het was toen 14h10.
Was ik daar een deurstopper vergeten? Aan dié tussendeur? Dat kon bijna niet! 'k Ging kijken. De deurstopper stond links van de deurstijl. Helemaal weg geschoten als een puck bij ijshockey, maar dan door een deur die een plotse windvlaag te verwerken had gekregen. Een puck weegt tussen de 156 en de 170 gram, zojuist opgezocht. De deurstopper = 1,106kg, zojuist gewogen. Dit issem :
Er was geen schade, noch aan de deur, noch aan de deurstijl. Maar door het vochtig weer was de deur uitgezet en ze wou niet weer open. Daar stond ik dan, ik heb niet meer de kracht om een weerspannige deur open te dwingen.
De buren van het gelijksvloer hebben een reservesleutel van ons appartement. Als zij of hij nu eens vanuit de woonkamer kwam duwen aan de deur, en ik zou vanuit de nachthal trekken … Jáá, de buren zijn naar hun buitenverblijf ! LM bellen dan? Mijn telefoon lag in de woonkamer, aan de andere kant van de deur. En hij zou pas rond 19h thuis zijn. 'k Had nog 5 hrs te gaan. Eens nadenken.
Aan deze kant van de deur had ik de WC en in de badkamer had ik drinkwater van de kraan. Hiernaast kon ik op bed gaan liggen, gesteld dat ik de situatie slaapverwekkend zou gaan vinden. Hier had ik een flink aantal boeken, de laptop en een TVtje om me de komende 5hrs bezig te houden.
Aan de andere kant van de deur lag mijn telefoon. En in de keuken staat de frigo die plots onbereikbaar was. Gelukkig had ik niks op het vuur staan.
5hrs … ik had geen zin om gedurende zoveel tijd stomweg geblokkeerd te zitten door een stomme windvlaag die een stomme deur had doen dichtwaaien. Dit was weer op en top Murphy : als er een deur kan dichtwaaien zál ze dichtwaaien en wel op het moment dat ge alleen thuis zijt.
Nog eens nadenken. De deur was uitgezet door de vocht. Dan doe ik ze krimpen met warme lucht. Dat doet de vocht verdampen en de deur zal krimpen. Haardroger erbij gehaald, verlengdraad uit de berging gehaald, en blazen op maximum. Ik ging langzaam langs de kieren tussen de deurstijl en de deur zelf. Niet dat daar veel kier te zien was, de deur was immers uitgezet. Enkel ter hoogte van het slot en de klink zag ik een fijn lijntje daglicht uit de woonkamer. Ter hoogte van de klink had het metalen binnenwerk gedurende de vochtige dagen het hout in toom gehouden.
Warme lucht blazen, haardroger laten koelen, blazen, haardroger laten koelen, blazen … De deurstijlen zijn in metaal. Zou dat helpen bij het opwarmen? Zouden de metalen deurstijlen warmte afgeven aan de zijkant van de deur? En zou het hout van de deur dan sneller krimpen? Ik hoopte van wel en prevelde een paar dingetjes die de god van donder en bliksem zouden moeten vermurwen.
Na een tijd blazen gaf ik een ruk aan de deur. Naar mijn gevoel bewoog er iets. Of was dat wensdenken? Eens voelen aan de randen, oja, de deur was 0,1 mm uit de stijlen gekomen.
Ik had meer kracht nodig. Stond ik maar aan de andere kant, dan kon ik er mijn gewicht tegenaan gooien. Maar dan had ik de haardroger niet gehad. Gewicht tegenaan gooien … als ik er nu eens met mijn gewicht ging aanhángen?
Eerst spoot ik nog traag een paar keer warme lucht heen en weer langs de randen van de deur. Ondertussen dacht ik na. Met twee handen aan de klink hangen was niet voldoende. Het mocht wat meer zijn, wat krachtiger. En ik herinnerde me iets van aan boord. Iets met touw en een slag om de arm en spreidstand met de ene voet voor de andere. Die spreidstand is belangrijk omdat de dijbenen en de bilspieren dan mee werken.
Nu touw. In de gereedschapsbakken in de berging liggen straps, dat zijn de binders die we rond de bagage klikten toen we nog naar verre landen moesten. Zo'n strap kon dienen om te trekken. 't Was een knalrode. Toepasselijk, mijn humeur was even optimistisch knalrood want dit-kwam-goéd! En als het niet direct lukte, dan deed ik nog sessies warme lucht met de haardroger tót het lukte. De deur had immers al gereageerd.
'k Knoopte de strap rond de klink (platte knoop maken of men tuimelt achteruit!), sloeg hem eenmaal rond mijn rechter voorarm zodat hij niet weg kon, duwde met mijn linkerhand de klink naar beneden, ging in die bewuste spreidstand staan en prevelde nog iets nuttigs. Of dat laatste geholpen heeft weet ik niet maar na drie snokken was de deur open.
'k Ben nog altijd blij dat de presspot toen niet op het vuur stond, want dan had ik niet zo koel kunnen nadenken over deur & haardroger & strap.
Dit verhaal typen heeft langer geduurd dan dat gedoe gisteren, om 14h40 had ik de deur open. Na een half uurtje. Dat vind ik redelijk. 'k Ben wel onmiddellijk in de keuken gaan kijken. Ik wíst wel dat er niks op het vuur stond maar ik wou het nog zien ook, want als Murphy meedoet weet men nooit.
LM & ik kijken niet meer in kookboeken. We stoffen ze regelmatig af, plaatsen ze terug in de boekenkast en dat is het dan.
Wanneer een recept moet opgezocht worden, zoeken we op het Net. 'k Heb nog 1 kookboek in het groentekarretje staan, omdat daarin de gaartijden zo overzichtelijk staan aangegeven. De groenten staan per soort in alfabetische volgorde met daaronder telkens een tabelletje met de gaartijden per hoeveelheid. Heel overzichtelijke instructies.
LM kwam naar de woonkamer om op de hometrainer zijn 10 minuten kniefietsen te doen en hoorde me in de keuken zoeken 'sne-, sne-, sne- …' Opzoeken doe ’k luidop omdat ik soms vergeet waarnaar ik op zoek was en dan blijf ik hangen bij de ble- van bloemkool. En die dag was het sne-.
- sne? SN? vroeg hij. Zit SeniorenNet nu al mee in de keuken? - Kwiet! Snijbonen. Ik zoek de gaartijden voor de snijbonen. - Awel, op SN zitten toch rare snijbonen! Hij vond zichzelf grappig.
Het enige wat ik daar kon tegen inbrengen was - Al-watta-ge-zegt-da-zedde-ge-zelf. Ná ! Kinderachtig van mij, jawel. Maar doeltreffend want hij zweeg. Ziezo.
En de gaartijd voor 250 gram sne-bonen à 900 watt is 2x3 minuten (halverwege de bereiding omroeren) + 2 minuten nagaren.
Deze CD hadden we toen bij aan boord. De muziek zou van de Gipsy Kings (kunnen) zijn, maar de tekst is van Charles van den Bossche, de man die Filet d’Anvers is.
Voor de mensen die het Antwerps machtig zijn, ik hoop dat de geschreven tekst voldoet aan de maatstaven. (klik op bijlage, onderaan)
In 1998 was aan boord van dat schip een feestje, voor de verjaardag van een matroos. Het schip voer met een Filipijnse bemanning, Kroatische officieren en een Belgische staf. Dit nummer was opgezet en de Filipijnen waren er gek van, van de muziek, de gipsy-rock bedoel ik, want van de tekst verstonden ze natuurlijk geen knijt. Enkelen dansten gelijk zottekes. De anderen zaten te klappen en te stampen. Het nummer werd keer op keer opnieuw gedraaid.
De Chief Engineer, een Franstalige, was er ook en vroeg ons of dit het origineel nummer was, want hij herkende de tekst niet maar wel de klank van het Antwerps.
"Geen origineel, zei LM, het is iets van Filet d' Anvers, een groep die in het Antwerps zingt. 't Is een parodie. De andere nummers op de CD zijn anders van stijl dan de Gipsy Kings." "Wat een geluk, zei de chef, want ik hebben op een schip gevaren waar ongeveer iedereen Gipsy Kings draaide. Ik kan die muziek niet meer horen. Als ik nog één keer Gipsy Kings hoor word ik zot, je vous assure. Dan spring ik overboord."
Ik ken het verschijnsel. In 1983 hoorde ik 's avonds uit ongeveer elke cabine André Hazes kwelen. En na een week of twee kweelde ik mee. Erger nog, ik liep overdag tijdens de werkuren die melodieën zelfs te neuriën. Muziek vreet zich een weggetje, willen of niet.
Naast de chef zat de 3de mecanicien. Een jonge Kroaat. Hij verstond natuurlijk geen gebenedijd woord van de chef, want het gesprek verliep in het Frans, maar hij had hem wel een paar keer Gipsy Kings horen zeggen. En die naam kende hij. Hij ging de deur uit en deed vaag teken dat hij terug kwam. Hij is efkes naar de WC, dacht ik, en hij wil dat we zijn plaats vrijhouden. Maar dan kende ik die 3de nog niet. Een paar minuten later stond hij weer in het feestgedruis en hield triomfantelijk een CD in de hoogte. Gedienstig als het jung was, was hij de CD ergens gaan vinden. "Gipsy Kings! Special for Chief Engineer!" riep hij met een brede lach. Van de aanwezigen kwam een applaus voor de chef. En de 3de keek heel blij dat hij de chef van dienst had kunnen zijn. Daar startte dan een volledige CD Gipsy Kings. De muziek die de chef niet meer kon horen, de muziek waarvan hij zo gek werd dat hij overboord zou springen. Hij stond recht en toen … danste hij mee. Want men stelt de mannen niet teleur. Een échte Chef dus.
Sinds een tijdje heb ik vliegangst, ze krijgen mij niet meer in zo een vliegende doodskist. Ik hoor u al komen: ‘ja maar er sterven meer mensen op de baan!’ Wel, ik rij daar ook op, vandaar dat mijn overlevingskans om 85 jaar te worden heel klein wordt.
Ik zit niet meer op mijn gemak in een vliegtuig. Naar Spanje is maar een paar uur vliegen, dan wordt er zelfs niet meer in de handen geklapt bij aankomst. Ik ga dan rechtstaan en klap heel hard in mijn handen. Waarom zult u zich afvragen, omdat ik blij ben dat ik het overleeft heb.
Ik heb al horen zeggen dat die piloten al eens een airhostess laten vliegen. Als ze samen met dat mooi kind eens willen vliegen, ze dat dan op de grond doen of in een bed, maar niet terwijl ik zwetend en angstig naar Spanje wil. Nog zoiets, dat drama in Nederland, piloten met zoveel ervaring zien die niet als hun hoogtemeter kapot is? Ik wil jullie niet bang maken hé. Wist u dat een duif waarvan er tientallen in mijn hof zitten, als die in die straalmotoren terecht komen het ding met een paar honderd mensen aan boord tegen de grond smakt?
Het schoonste van al: iedereen lacht mij uit. ‘De Roger vliegangst hoe kan dat, hij heeft 30 parachute sprongen achter de rug en is van niets bang, oud paracommando.’ Maar echt waar, ik ben er niet meer gerust in, laat ik het zo zeggen: ik bid terwijl ik vlieg. Onze lieven heer zal zeggen tegen zijn moeder: “Hij gaat weer eens op vakantie met de vlieger, hij is er weer. Mevrouw, doe mij een plezier en laat zijn vliegtuig in een paar luchtzakken terecht komen, de komediant.”
Onlangs waren wij in Leeds, mijn vrouw heeft last van luchtziekte en had een flesje water bij en een doosje met pilletjes. Die moest ze, in het bijzijn van een inchecker innemen met een slokje water. Ze moest het water achterlaten samen met heel haar doos pilletjes. Als die controleurs al zo bang zijn, wat denkt u dan wat ik ben, in hun zogezegde veilige kist.
Vrienden van ons maakten eens een vlucht mee terwijl er onweer was, nooit vliegen ze nog. Iedereen bad luid op, dat alles maakt mij nu nerveus, maar men zegt dat ik mij zorgen maak om wat inbeelding. Ik zal het maar geloven, en dat parachute springen is wel 50 jaar geleden hé, als ik nog eens vlieg naar Spanje vraag ik een valscherm.
Steunt u mij als we elkaar zien binnenkort op Zaventem? Dank u.
Diep in mezelf is het leven zwaar maar ik toon niet mijn ware gezicht een mens zoals ik is breekbaar niet uit te leggen in een gedicht.
Maar ik zal nu maar slapen gaan want diep in mezelf ben ik moe 's nachts kan ik het meestal aan ik slaap en doe mijn leven even toe.
Majumau 10/2006
Die twee laatste lijntjes staat daar zo fijntjes. 'k Wou dat ik het ook kon, een tekst zo afsluiten.
En dat ik mijn leven óók even toe kon doen. Soms droom ik zo’n actieve dingen dat het leven lijkt door te lopen van de ene dag naar de andere, zonder dat er een nacht tussen geweest is. Gelukkig gebeurt dat niet aanhoudend. Het gaat met periodes.
De laatste zin van het gedicht zet ik op een papier en ik leg het onder mijn hoofdkussen, om mijn onderbewustzijn in te prenten dat slapen rusten betekent, dat slapen niet dient om in dromen ongelukken en rampen te vermijden of pech en tegenslagen te overwinnen of ellende te verzachten en nood te lenigen of malheuren, onheil en rampspoed te bevechten en dan wakker te worden als een uitgeknepen citroen. Gedaan daarmee. Op het papier zal staan : IK DOE MIJN LEVEN EVEN TOÉ. En ook in 't Frans, want soms spookt het meertalig in mijn hoofd. Dat mag wat kordater : JE DORS. ET ALORS ? Of wat struiser in 't Engels : STAND BACK, THIS GIRL HAS HIT THE SACK !
De dochter van mijn zus Tina woont in de buurt van Nice. Zij had ongeveer tien jaar geleden twee vriendinnen met hun gezin uitgenodigd voor een korte vakantie. Twee gezinnen met jonge kinderen. Beide gezinnen hadden geboekt in een hotelletje of gereserveerd op een camping, dat weet ik niet meer.
En toen bleek het strand een keienstrand te zijn ! Dat was Toppié vergeten te vermelden in de mails naar haar Belgische vriendinnen. Voor haar was dat keienstrand immers al jaren vanzelfsprekend.
Voor de peuters en de kleuters valt op de keien weinig te beleven. Het is er moeilijk en hobbelig stappen met kleine voetjes. En er valt niet mee te bouwen of te modderen als met nat zand. Oja, ze rapen wel eens met twee handjes een galet op. Om mekaar daarmee terloops en achteloos een paar blauwe plekken te bezorgen. Wapens te over op een keienstrand. Niet echt geschikt voor jonge kinderen.
Met een zandbakje in haar kleine tuin heeft Toppié dat min of meer kunnen bijsturen, maar het was niet de vakantie die de twee vriendinnen voor ogen hadden. Een zandbak zo groot als het strand zelf, dát was wat ze voor ogen hadden. Ruimte, zand en water voor de kinderen. Ruimte eerst. In de eerste plaats voor de vaders. Want terwijl de dames de ateliers van kunstenaars gingen bezoeken in Vence en omstreken waren de vaders kinderoppas voor de duur van de vriendinnen-vakantie,
In die kleine zandbak hielden de peuters het tamelijk gauw voor bekeken en begonnen aan sloop- en breekwerk tussen de bloemen en de planten in het tuintje van Toppié. Sommige peuters zijn daarin zeer snel, zeer wendbaar en zeer grondig. Ja, sommige peuters zijn daarin een kei.