Janus
Twee richtingen houd ik in het oog:
het gisteren en het morgen,
het voltooide en de zorgen.
Zonder argwaan konden de zorgen komen
vermomd als slinkse jeugdgebonden dromen,
en raakte niets nog af
het werd mijn straf
Geluk werd gelijk aan werk met een punt achter
van vriendschap was ik sporadische pachter.
Janus verliest niets uit het oog
is het nat of is het droog,
Janus heeft dagelijks meer verleden achter de rug
en tastbaar komt daar niets van terug.
Overweldigd door herinneringen zit ik vast
niet alles krijg ik in of uit die kast
mijn blik reikt niet verder dan mijn adem
die zingt en zinkt omlaag vaam na vadem.
Janus begint nog nauwelijks iets nieuws te zien
wetend dat straks de avond valt,
misschien.
3/1/2020
|