Drenkeling
Zuurstof glijdt naar binnen in mijn longen, zonlicht kriebelt mijn netvlies onbewust. Zomaar kwam je bij me, ongedwongen, en hebt mijn voorhoofd zacht gekust.
Nog wat water zoekt een weg naar buiten telkens je op mijn borstbeen drukt. Ergens hoor ik weer een merel fluiten: iemand heeft mij aan de dood ontrukt.
De branding spat stervend op de rotsen, het schuim kleeft soppig op mijn huid. Terwijl iets verder golven nijdig botsen zucht je: 'Het is voorbij, kom rust nu uit...'
Mijn eerste blik vindt je lachende ogen, zacht raak je mijn vingers met je handen die het natte zand met liefde drogen; zout smaken je lippen op mijn tanden.
De zee stilt haar honger zonder te dralen, zonder te wikken wie weg mag van hier; zonder te weten wie ze weer mag halen goochelen met levens is haar plezier...
18/02/2009
|