Kon het dat die ploert van een Serge zo redeneerde? Zo monsterachtig vals speelde en er stoïcijns kalm bij bleef? Zou Vloesberghe morgen in die val trappen? Morgen!? Nee straks! Dat mocht niet. Dat kon toch niet! Ik had uren bij mijn zoon gezeten. Telde zijn getuigenis? Ja toch! Pat was er ook bij. Wanneer was zij naar bed gegaan? Na het telefoontje van Marianne. Hoelang erna, een halfuur, een uur? Geen idee. Francis zou het weten. Functioneerde zijn aangeboren tijdsinstinct nog na de ruzies met Pat? Na de ontlading van zijn emoties over Valerie?
Serge, die doortrapte kazuifelschurk, de in het nauw gedreven, sluwe gokker, had tijd zat gehad om deze nacht alles tot in de puntjes uit te kienen. Mijn bankkaart! Ik had getankt met mijn bankkaart in Keerbergen, vlakbij de villa van mijn zoon. Ik heb ook Gerda's schriftjes. De smeerlap moet en zal bekennen. Kon mij niks doen!
Mijn hoofd tolde. Ik huiverde, leed. Ik wou Marianne's lot delen. Zonder haar was er voortaan geen lucht, geen zon, geen licht, geen leven meer mogelijk. Marianne, mijn vrouw, mijn godenkind, mijn begin en einde, mijn wederalles, dat nu niets, niets meer was.
Ik moest nogmaals de politie oproepen. Jacht maken op haar moordenaar. Straf of wraak brachten me haar echter niet terug. Zonder mijn Marianne bleef er slechts leegte. Een diepe, versmachtende leegte. Een leegte, waarin alleen plaats was voor smart en pijn. Ik kon het niet verdragen. Leeggelopen miserie was ik. Een blijvende nachtmerrie. Voor altijd.
Ik goot een te grote cognac naar binnen. Fataal op een nuchtere maag. Het kwam er meteen weer uit. Nam een hete douche. Zeepte en schrobde me als gek. Kon Marianne's dood niet van mijn lichaam sproeien. Ik ging tegenover haar zitten in de andere zetel. Roerloos. Volkomen apathisch. Hoelang weet ik niet. Maar plots wist ik héél goed wat te doen.
Maar zou ik … kon ik … ik was toch niet zo'n ondier als die smeerlap van een pastoor? Naar de politie gaan, nu meteen? Neen, ik moest zelf réchter zijn. Beul zoals Serge beul voor Marianne was geweest … Marianne, mijn vrouw. Mijne enige alles.
Hij draagt effen zwart, voor hem geen kleed met vermetele tekening of lichtzinnige kleuren. In de vogelwereld is hij een prediker van een streng-gereformeerde strekking. Met een puntige knalgele bek. En welbespraaktheid is een absolute voorwaarde.
Karl Märtens, Sweden
De merel op het windscherm van ons terras heeft het over zaken van belang. Over vlijtig eieren grootbrengen en hoe dat gaat. Hij verkondigt ook voor wie de pierekes & de mierekes, de zaadjes & de blaadjes eigenlijk geschapen zijn. Zijn betoog kennen we nu al wel en het begint dictatoriaal te klinken. In het stukje wereld waar deze merel het voor het zeggen heeft, zou ik geen musje willen zijn.
'k Zou graag zoveel wereldsterren ontmoeten dat ik van het ene vliegtuig in het andere zou moeten stappen. Het aanschuiven en overstappen is me allemaal te vermoeiend geworden dus ga ik doen gelijk iedereen, ik zal die wereldsterren thuis ontvangen. Maar niet allemaal tegelijk natuurlijk, zoveel parkeerplaats is er niet in de straat.
Eric Clapton is alvast uitgenodigd en die mag meebrengen wie hij wil. Bruce Springsteen ook. Beiden op dezelfde dag als het kan. Ze moeten geen das aandoen, van mij moet het bovenste knoopje niet dicht kunnen. Jeremy Irons mag ook komen. Samen met Al Pacino. Eigenlijk mogen ze allemaal hun volk meebrengen, op het terrein van de pastoor is nog wel wat parkeerplaats. Dustin Hoffman, Bob Dylan (maar die zal moeilijker te overtuigen zijn), Meryl Streep, Susan Sarandon, Glenn Close, Sandra Bullock … Mijn lijst begint nog maar hoor.
Wetenschappers durf ik niet vragen, hun uitleg zou mijn pet te boven gaan en ik vind niet dat ik beslag moet leggen op hun kostbare tijd. Schrijvers vraag ik ook liever niet, ik heb niet alles gelezen. En niet alles doorgrond. Dus op hun tijd zal ik ook geen beslag leggen. Schilders dúrf ik zelfs niet vragen. Maar acteurs, actrices & andere podiumkunstenaars zijn welkom, ze mogen zelfs blijven slapen.
Met Dolly Parton en Sylvester Stallone zou ik het graag hebben over de film Rhinestone Cowboy. Enkel daarover. Hier het slotnummer uit die film, glitter-&-glamour country muziek. Het is zó erover dat het plezant wordt, kitsch & camp, vakkundig gebracht:
Een schande voor jou, meneer de journalist, de grote vlek op je bourgeois-blazoen. Laat de jury maar ontzet zijn over alles wat zich in die mooie villa van jou afspeelde. Laat de epistels van die chaotische, zieke geest maar voorlezen. Laat vooral je zoon meegenieten. Nou ja, genieten …
De klap op de vuurpijl! Ken je die al? Het animeerverleden van je grietje, natuurlijk. De notarisstory met alles erop en eraan. Alle bewijzen heb ik. Ook de getuigen als het moet. De industrieel zonder naam en de rest. Wie gelooft dat het om verzinsels gaat? Toch geloofwaardig als ik de jury vertel dat jouw Marianne mij ontboden had gisteravond?
Je zat in Keerbergen. Moneytalk?! Marianne wist dat je de eerste twee uurtjes na haar telefoontje niet terug zou zijn. Ze had het gat vrij, zoals dat heet. Letterlijk en figuurlijk! Zie je de pers al likkebaarden. Ronkende titels: Gewezen entraîneuse en liefje van hoofdredacteur tracht priester te verleiden!
En dan de cruciale vraag van de Voorzitter van de rechtbank: 'Waarom hebt u ook uw minnares vermoord, meneer Cijnens?' Het is allemaal zo klaar als een klontje: omdat je eindelijk en héél duidelijk inzag, dat zij niets meer was dan een geldzuchtige sloerie. Poen, jouw poen daarom was het haar toe doen. Het zal, wanneer ik in de getuigenbank sta, niet eens nodig zijn een hint te geven. De conclusies van de magistraten en vooral van de jury staan dan al goed vast.
Ach, wees maar niet bang voor mij, Max. Met uitzondering van de notaris wordt, als puntje bij paaltje komt, zoals het hoort door een goede zielenherder, teruggegrepen naar het biechtgeheim. Een kleine insinuatie misschien! Nou ja, we zien wel. Meng schande en extreme jaloezie, wat krijg je? Ravages, toch? Hoe je weet kreeg van die notarisaffaire? Mijn plicht als huisvriend om je tegen het onheil dat Marianne heette, te beschermen. Je op het juiste pad terugbrengen, zeker toen je bij haar definitief wou intrekken. Logisch toch?
Na de dood van Gerda heb ik jou toch enkele keren gebeld? Getracht je dit telefonisch uit te leggen. Je ook willen bijstaan omdat ik toen perfect raadde wie Gerda had omgebracht. Je trachten te overhalen om alles aan de politie op te biechten.
Vloesberghe kan die gesprekjes gemakkelijk traceren hoor. Onderschat de flikken niet! Ze vangen er zelfs de wespen van de beroepsrenners mee. Bovendien hebben Bette en haar dochter je nerveuze, eigenaardige manier van doen gisteren in het portaal, beslist opgemerkt, toen jij me ongevraagd kwam opzoeken.
Het kruisbeeld als moordwapen? Vindingrijk, buitengewoon vindingrijk van mij, al zeg ik het zelf. Gerda heeft er mij twee jaar geleden eentje cadeau gedaan. Eigenlijk een niemendalletje. Ligt in een of andere lade in de pastorij. Schoondochter Pat was er razend om. Adrienne had, zoals gewoonlijk, bewust haar mond voorbijgepraat. Gerda had echter zomaar geen erfstukken weg te geven. Zeker niet aan de kerk, vond je schoondochter. Je gaf Pat toen zelfs gelijk. Gerda beschreef me dit incident in geuren en kleuren. Die schoondochter van jou, zo'n hetze voor één onnozel kruisbeeld! Terwijl de kamer van haar schoonmoeder er belachelijk vol mee stond!
Het moordwapen van Gerda is niet ontdekt, kan nooit ontdekt worden. Het staat immers nog altijd te glimmen op het altaar, het zogenaamde geschenk van twee jaar geleden, weet je.
Het tweede exemplaar ligt nu in jouw kelder, met jouw vingerafdrukken erop. Zelfs het alziende oog van Adrienne, had van dit stel geen weet, toen ze op vraag van de politie trachtte na te gaan wat er allemaal ontbrak in de slaapkamer. Kon niet. Alleen jij en je zoon weten waar die typische kruisbeelden zich bevonden.
Natuurlijk zal het laboteam aan de hand van het kelderexemplaar de foto’s van Gerda's verwondingen, met een ander oog bekijken. Onder het mom van je immens verdriet heb je zelfs alle mogelijke sporen om zeep gebracht. Alles verlegd. Zelfs het lijk. Had ik nog een fout begaan, dan heb jij die ongedaan gemaakt. Hoe dan ook, bedankt! Geef toe: echt stom! Iemand met jouw capaciteiten moet toch beter weten? Een gedreven en ervaren inspecteur heeft daar beslist onmiddellijk een eigen mening over. Tja, Max, dat wordt op z’n minst 25 à 30 jaar brommen voor jou. Een pastoraal bezoek van mij, nu en dan, zal je voorzeker op prijs stellen. De Heer zij met u!
Aan de kust gaat de federale politie tijdens de zomer te paard patrouilleren. Twee agenten te paard zullen patrouilleren in de villawijken, op wandelpaden waar je met de auto niet kan komen, of in de duinen. Dit weekend hebben ze dat uitgebreid getest.
Toen vroeg ik me af : wanneer Evita of Cavilo ginds een wind laten, krijgen zij dan een GAS-boete? Of nog erger, wanneer deze paarden iets laten vallen, stijgt de ruiter dan af om op te ruimen? En verlaat de afstijgende ruiter zo doende de observatiepost? Is het verlaten van de observatiepost wel toegelaten? Vragen, vragen, vragen …
Vanmorgen kwam ik een bedenking tegen en toen ben ik het een en ander gaan opzoeken om mijn geheugen op te frissen. Wat ik gevonden heb interesseert misschien iemand. Daarom plak ik het hieronder. 'k Was dan toch bezig. Gans onder staat de link voor meer afbeeldingen. Laat u niet afschrikken, gewoon klikken.
Jan Havickszoon Steen (Leiden, 1625 of 1626 – aldaar, begraven 23 februari 1679) was een Hollands kunstschilder uit de 17e eeuw, de tijd van de Noord-Nederlandse barokke schilderkunst. Humor, gewone mensen en uitbundig kleurgebruik kenmerken zijn werk.
Steen heeft zich met veel thema's ingelaten: hij schilderde historische, mythologische en religieuze scènes, portretten, stillevens en natuurtaferelen. Zijn afbeeldingen van kinderen worden geroemd, evenals zijn beheersing van licht en aandacht voor detail, met name in textiel.
Het dagelijks leven was Jan Steens belangrijkste onderwerp. Veel van de taferelen waren levendig, zelfs chaotisch en wellustig. Dergelijke taferelen waren zo kenmerkend dat ‘een huishouden van Jan Steen’ een veelgebruikt gezegde is geworden.
Veel van Steens schilderijen refereren aan oude Nederlands spreekwoorden of literatuur. Familie van de schilder fungeerde vaak als model. Subtiele hints en vele symbolen in zijn schilderijen maken aannemelijk dat Jan Steen de kijker niet zozeer wilde uitnodigen om het getoonde na te bootsen, als wel wilde vermanen.
Jan Steen maakte 377 schilderijen. Enkele Afbeeldingen van jan steen , klik. Om een afbeelding te vergroten nogmaals klik.
Kortom, Jan Steen bracht een beeld van de Familie Flodder avant la lettre ?
Proficiat, maar je verstand komt wat laat, nietwaar. Vier uren te laat, raasde denkduiveltje. Kijk, wat je gedaan hebt. Trek je ogen open, stuk ongeluk. Alle kaarsen en brillen volstaan voor jou niet, uilskuiken. Betweterige rotzak. Meneer heeft geen politie nodig. Meneer voelt zich de opperste rechter. Wat meneer zelf doet, doet hij beter. Het resultaat ligt daar. De tweede keer al! Bij Gerda was er de vakbond en bij ons bieke, de euforie van Sherlock Holmes. Weet je wat je voortaan kunt doen? Zwierig mijn kloten kussen. Trek je plan, je hoort me nooit meer. Voortaan kan je stikken. Ik ben dood. Eveneens ja. Ook jij, kompaan van de duivel, moordenaarshulpje, jij arrogante hufter, jij geattitreerd shitschrijvertje, jij miserabel zielepoot. Je bent eveneens dood.
Ja, ik had Serge geholpen. Mijn afwezigheid had hem een handje toegestoken. Hem zelfs vrij spel gegeven. Rien ne va plus. Zijn gok was meer dan geslaagd. Bracht hem alle winst op. De schurk zou nu misschien wel slapen, meer dan gerust slapen zelfs. Had hij de dagboeken niet, dan verkneukelde hij zich bij de gedachte dat mijn leven zinloos was. Amen en uit. Zonder Marianne. Ik zag zijn vette buik op en neergaan door de binnenpretjes. Hij wist verdomd goed hoe ik jankend en vloekend van razernij en onmacht, die verafschuwde crucifix zou vastgrijpen en er als een woesteling mee te keer gaan. Overal, tegen de muur, tegen de trap.
Die crucifix! Natuurlijk! Op de antieke bruidschatkist. Onder de vensterbank van Francis' kamer. Twee identieke kruisbeelden. Loodzwaar. Ze flankeerden immers zijn verzameling matchboxes. Kruisbeeldenralleys mee gehouden en de jongen vaak laten winnen. Ik herinnerde me plots de bronzen stukken tot in het kleinste detail.
Gerda had de kamer van onze zoon, bij mijn weten, intact gelaten na zijn huwelijk. Dus had Serge de kamer van de Francis eveneens doorzocht. Met een beeld zijn moeder omgebracht en het andere meegenomen. Aanvankelijk met de bedoeling het te versjacheren. Tot zijn duivels brein er ander garen mee spon. Francis zou de crucifix in de kelder beslist herkennen. Aan Vloesberghe vertellen dat beide stukken op zijn jongenskamer hadden gestaan. Een prijkte op het altaar. Kon een geschenk van Gerda zijn aan haar dierbare vriend. Adrienne had eveneens enkele beelden gekregen, was trouwens ook in een van haar dagboeken te lezen. Het tweede beeld droeg mijn vingerafdrukken en Marianne was ermee gedood. De smeerlap wou er mij opnieuw inluizen.
Goed gezien, doe maar verder, Max, hoorde ik Serge grijnzen. Je hebt inderdaad je eigen vonnis getekend, vriend. Jouw vingerafdrukken prijken op het beeld, natuurlijk denk je er niet aan die weg te wissen. Je zwalpt in pijn, verdriet en onmacht. Zelfbeklag en beslist zelfverwijt. Je had toch beter moeten weten, vriend? Zie je mij juichen? Maagdelijker dan de onbevlekte ontvangenis ben ik. Door jou gezuiverd van elke verdachtmaking.
Het kleinste kind weet dat Gerda ziekelijk jaloers was. Een hysterica, niet mijn woorden, die van je zoon. Weet ik van je schoondochter en die heb ik meer dan op mijn hand hoor. Met de hulp van een gewiekste advocaat, zal Pat mij op alle domeinen bijtreden. Zeker weten. Een kleine rondvraag in de buurt en de brave dutsen bevestigen, dat ik wekelijks twee tot drie keer je vrouw bezocht. Pastorale steun verlenen, heet dat. Vloesberghe en zijn team beseffen dat er bij Gerda meer dan een vijs goed los zat. De slaapkamer, zeg, een kluif voor gerechtspsychiaters. Ziekelijk jaloers en seksueel meer dan gefrustreerd. Ook door jou. Waanvoorstellingen had ze. Meer nog, schizofrenie: Gerda met de drie gezichten. Buitenshuis de zachte, eerbiedwaardige, hulpvaardige mevrouw Cijnens, in haar slaapkamer de fanatieke non Gerda en tegenover mij de geobsedeerde, geile hoer Marianne.
Wanneer ik op zoek ben naar verduidelijkingen over een detail en bijna verloren loop in een overvloed aan informatie die niet te zake doet, die naast de kwestie is en die onbruikbaar blijkt, (zoekopdracht verfijnen!) verschijnt na de zoveelste poging plots op het scherm :
uw zoekbewerking heeft geen overeenkomstige documenten opgeleverd
dat is … een verschrikkelijk moment. Dat wil zeggen dat zelfs de Grote Google het niet meer weet, waarmee ik nu eigenlijk bezig was.
Als kind vond ik biechten verschrikkelijk gênant. Niet omdat ik zo'n ontoelaatbare dingen uitspookte, maar omdat ik niet genóeg uitspookte, niet genoeg om op te biechten. 't Was te futiel om een pastoor mee te gaan lastig vallen in zijn kerk, laat staan god in de hemel. Dus probeerden we onze lijst met zonden wat aan te dikken. Maar dat deden veel kinderen. En pastoors wisten dat, dubbel gênant zoiets hè.
Hoe een volwassen biecht er zou moeten uitzien, daar heb ik geen flauw idee van. Ergens in '70 of in '72 werd er zo nog eens een poging ondernomen. Hoe ik daar verzeild was weet ik niet, het was onder in de Basiliek van Koekelberg te doen. Waarschijnlijk was ik gewoon benieuwd naar gewelven daar beneden. En na de bijeenkomst was er gelegenheid tot biechten, of hoe het toen genoemd werd. Dat waren privé-gesprekken aan een tafeltje. Ach ja dacht ik, waarom niet, 'k ben hier nu toch … Of ik deed het mogelijk uit beleefdheid tegenover de inrichters. Als motivatie kan zoiets tellen, 'k weet het.
'k Kwam terecht aan een tafeltje waar een zeer jonge priester zat. Hij zat daar precies wat onwennig. 'k Vertelde over twijfel en bedenkingen en over vragen en over wat er mis ging, en bleef mis gaan en wat ik niet meer zag zitten en waarom ik het niet meer zag zitten en of er nog wel heil te verwachten was in deze wereld … dié litanie, de ganse puber-cataloog.
Naarmate ik praatte ging hij onwenniger kijken, vervolgens hulpeloos en dan regelrecht droevig. Wat een melkmuil, dacht ik, straks kan ik hem nog troosten ook. Hoe het gesprek is afgelopen weet ik niet meer. Misschien heb ik het afgebroken, omdat ik het niet meer kon aanzien. Het gesprek bracht geen soelaas, eerder een helaas.
Dus hoe een volwassen biecht er moet uitzien : geen idee. Maar ik lig er niet van wakker. Er zijn zoveel godsdiensten die het doen zonder biecht. En die bestaan ook al eeuwen, zonder dat controlegepook.
Waar ik het wél moeilijk mee heb is het idee van het biechtgeheim. Wanneer er zaken gebiecht worden die vallen onder 'criminaliteit' mag de priester ontslagen worden van die verplichting en naar de politie stappen, mijn gedacht. En snel. Met een snelprocedure, zodat het bisdom het geen drie jaren laat aanslepen, want dan vallen er nóg slachtoffers. Biechtgeheim, zwijgplicht, omertà … een staatje binnen de staat, nog hetzelfde als voor de Reformatie, als 500 jaar geleden.
Was hij zo behept door de dwang om Gerda's dagboeken meteen terug te vinden, dat hij de grootste en domste gok van zijn leven had gewaagd? Fifty, fifty. Alle winst of alle verlies! Ik probeerde het me min of meer voor de geest te halen. Had ik de deur voor hem geopend in plaats van Marianne, dan zou zijn flemende stem, bevend van schuld, onderdanig gemompeld hebben:
'Max, laten we meteen naar de politie gaan … Ik kan Gods zwaard niet langer afweren … Ik moet gestraft worden. Hier is het moordwapen …'
Wat zou hij er dan nog meer bij verteld hebben? Wat zou hij, plots beseffend dat niks nog enige zin had, nog uitgehaald hebben? Zo'n monster was tot alles in staat.
Maar Marianne en niet ik had de deur opengemaakt. De bel van de voordeur was overal meer dan duidelijk hoorbaar, want vrij schel. Niet schel genoeg om de diepe slaap van Marianne te storen. Een loeiende brandweerauto kon zelfs haar namiddagdutje niet onderbreken.
Slaapdronken misschien? Dacht ze dat ik mijn huissleutel vergeten was? De garagepoort niet in het springslot? Was ze al een paar keer vergeten, wist ik. De volhouten kantelpoort was voor haar immers te zwaar om met de nodige kracht het springslot bovenaan te laten klikken. Bovendien klemden de metalen geleiders op een tweetal plaatsen. Dit moest ik meteen checken. Alle mogelijkheden nagaan hoe de schoft was binnengedrongen. Mijn vrouw kon het niet meer ophelderen.
Eerst voor jou zorgen, lieveling. Jij gaat altijd voor. Nu meer dan ooit. Nu kan ik het aan. Misschien. Kom, mijn alles. Ik droeg heel moeizaam, uiterst behoedzaam mijn godenkind naar boven. Mijn levenloos goddelijk kind. Legde haar lichaam op de driezit in het salon. Slaapkussen onder haar hoofd. In een van de laden vond ik een grote witte tafelnap, nog in originele verpakking. Spreidde die over mijn kleintje, liet de schouders wat vrij. In sprookjes volstaat dan een kus … Verdomme! Godverdomme!
Wat maakte mijn verhaal en commentaar tegenover mijn zoon zo onontbeerlijk, dat ik nog weg moest van mijn vrouw? Waarom mijn kleintje achterlaten, wetende dat de schoft op vrije voeten liep? Onbekwame, onbezonnen, egoïstische dwaas die ik was. Mijn leven, mijn hoop, mijn verlangen, mijn geluk, het beste van mezelf, lag daar op de driezit, bewegingsloos, dood.
‘k Heb conférences op de vensterbank gelegd, pal zuid, heel de namiddag zon. Na enkele dagen zijn ze tafelklaar, beetgaar ipv beenhard, en sappig. Wij hebben er meestal twee op een schaaltje liggen. Die worden zorgvuldig in het oog gehouden. Op sterk-zonnige dagen wordt het schaaltje achteruit gezet van de vensterbank naar de schaduw, efkes minder fel.
Er kunnen tot zeven schaaltjes op onze vensterbank. Het is onze fruitgaard. De schaaltjes/schotels/manden zijn meegebracht uit landen waar het toenmalig schip ging laden of lossen. Het is een samenraapsel van stijlen kleuren en materialen, glazen kitsch uit China naast artisanaal vlechtwerk uit Gabon. Een interieurstylist zou er hoofdmijn van krijgen, LM en ik niet. Voor ons heeft die mengelmoes betekenis.
Elk schaaltje heeft een eigen soort fruit liggen. Onze rij tuttifrutti.
LM is een perenfan. Hij heeft in zijn leven al zeker een boomgaard leeggegeten. Zo ben ik met de jaren een peren-expert geworden, wat vensterbank betreft bedoel ik, qua gradatie in peren-malsheid en peren-rijpheid. Zelf ben ik meer een appelmens. Appels zijn volgens mij het enige fruit dat rijp in de winkel ligt, appels gaan daarom niet op de vensterbank.
Alle andere fruitsoorten mogen thuis nog wat narijpen. Want het is niet omdat de vruchten oogstklaar waren dat ze al tafelklaar zijn hé. Tussen oogst/winkel en tafel komt nog onze vensterbank, volgens mij.
“van een verkrachting kan je niet zwanger raken” een krant , 20 augustus 2012
In de Verenigde Staten gaf de politicus Todd Akin een opmerkelijk interview. Op televisie liet de senator weten dat vrouwen volgens hem niet zwanger kunnen geraken na een verkrachting:
"Van wat ik heb begrepen van dokters, is zwangerschap door verkrachting echt zeldzaam. Als het echt om verkrachting gaat, beschikt het vrouwenlichaam over manieren om dat hele ding uit te schakelen." Diezelfde Akin is ook sterk tegen abortus gekant. "Bij een verkrachting moet er absoluut een straf zijn. Maar die straf moet echter voor de verkrachter zijn, niet voor de baby."
Enkele dagen tevoren kwam Todd Akin nog in het nieuws toen hij de subsidies voor schoolmaaltijden voor kansarme kinderen wilde afschaffen. Over die schoolmaaltijden heb ik toen een documentaire gezien in een van de duidingsprogramma's, de situatie was schrijnend. Het middagmaal op school is voor veel kinderen de enige maaltijd van de dag. En dat terwijl ze nog volop in de groei zijn. Die maaltijden wou Akin dus afschaffen? Goe bezig. Wat zouden zijn argumenten daarvoor geweest zijn?
---
Dat 'zelden' zwanger, dat gold misschien in de Nazikamp-toestanden, zodra het lichaamsgewicht zakt tot onder de 48 kg, stopt de ovulatie. Dat is al beschreven sinds WOII.
Todd Akin, groot licht terzake, heeft die redenering inkort tot : van verkrachting raakt men zelden zwanger. Dat is weer vrije meningsuiting op zijn Amerikaans hé. De USA is al ver op de terugweg. Terug naar de middeleeuwen, en het einde is nog niet in zicht. Dat is de reden waarom ik dit nog eens oprakel. Middeleeuwse breinen, niet gehinderd door kennis van zaken, willen macht. Zelfs ten koste van de realiteit. Het einde is nog niet in zicht.
Naderhand, toen de hyena in mij enigszins tot rust kwam en ik, nog in hallucinogene mist, logisch trachtte te denken, stonden de naakte feiten ontnuchterend helder voor mij. Marianne was dood. Ik kon niets meer doen. Niemand kon haar noch mij helpen. De dader kende ik! Daar lag zijn moordwapen en merkteken. Waar had ik dat ding nog gezien? Het kwam me vaag bekend voor. Op het altaar, uiteraard, de schoft had het me aangewezen. Nee, niet alleen daar. Waar dan? In Gerda’s kamer had ik in jaren geen voet gezet. Vanwaar die vage herkenning?
Een kwalijke, doordringende geur hing in de kelder. De geur van uitwerpselen. Zou Marianne? Ik moest haar wassen. Dat prachtige lichaam mocht niet bedorven worden. Ik stond recht. Niet Marianne, maar ik stonk. Mijn broek, mijn kousen, alles doordrenkt. Drek alom. Foert. Mijn stank zou haar lijfje niet bezoedelen en mezelf kon het geen reet schelen. Mij kon überhaupt niets meer schelen. Alle leven gleed eveneens uit mijn lichaam. Alleen mijn hart, mijn longen, ja, die functioneerden robotmatig. Ook mijn hersenen deden het nog. Nadenken, Max, nadenken.
Marianne had me gebeld rond negen uur. Omstreeks kwart voor twee was ik weggereden bij Francis, had getankt in Keerbergen, dus rond twintig voor drie thuis gekomen. Daartussen moet het gebeurd zijn. Hoe die schoft was binnengeraakt, hoe hij wist dat ik niet thuis was, waarom Marianne nog na negen uur de deur opende en wat er zich binnenshuis had afgespeeld, zou ik nooit te weten komen.
Wat had hij haar wijsgemaakt? Had hij zijn onschuldigste masker opgezet? Want in veinzen, liegen en mensen om de tuin leidden was Serge een grootmeester. Onovertrefbaar. Marianne wist dat hij een ploert was. Hij zal daarom misschien meteen met volle kracht hebben toegeslagen, haar nog zwijmelend de keldertrap afgegooid.
Waarom zo laat de deur openen, Marianne? Zou hij nadien in de hal op mij hebben gewacht? Moest ik zijn derde slachtoffer worden? Maar ik kwam niet. Toen dat in zijn satanisch brein doordrong, moet hij hard en schokkend van opluchting gelachen hebben. Zijn bloeddorst gelest op een manier die hijzelf niet voor mogelijk hield. Snel handelen nu. Crucifix schoon vegen. Geen vingerafdrukken nalaten. Zich zo snel mogelijk uit de voeten maken.
Stel dat ik in mijn villa overnachtte, al had Francis aan hem het tegendeel verteld. Serge wist verdomd goed dat ik er nooit meer de nacht zou doorbrengen. De villa was vol van morbide herinneringen. Marianne betekende mijn nieuw begin. Maar waar was ik dan?
Natuurlijk besefte hij dat ik elk moment kon verschijnen. Bij het gejaagd verlaten van het huis, was hem dan, als in een aureool van gregoriaanse muziek, een beeld verschenen. Ja, dat beeld moet die schoft gezien hebben: ook mij ombrengen! Want ik had allicht de politie nog niet verwittigd. Was dat gebeurd, dan zou hij stellig al geklist zijn. Hij wou en zou de dagboeken vinden. Hij moest ze hebben. Zich indekken met onschuld en onweten. Een gok als een andere.
Zelfs als Vloesbeghe reeds op de hoogte was gesteld door mij, meende Serge nog tijd te hebben om zijn plan uit te voeren. Wat was er dan verder in dat waanzinnig hoofd van hem omgegaan? Ik trachtte het me voor te stellen …
mijn Oma heeft een karretje, dat is zo’n grappig ding er zit een handig mandje op, daar kan mijn knuffel in die zit dan naast de worteltjes waar Oma soep van kookt het is een prachtig karretje, ik wil 'em later ook
ja ik wil later een rollator lekker lopen in de zon met mijn koffer (?) in het mandje en dan fijn een blokje om
mijn Oma's blauwe karretje heeft remmen en een bel en hij kan in- en uitgeklapt, da's handig en gaat snel er zit ook nog een krukje op, dat zit niet eens zo slecht het is een super-karretje, ik wil 'em laten écht
ja ik wil later een rollator lekker lopen in de zon met mijn koffer (?) in het mandje en dan fijn een blokje om
maar toen ik dat tegen mijn Oma zei toen keek ze helemaal niet blij ze zei : maar dat betekent dan dat je later niet goed lopen kan en dat mijn kind, doet mij verdriet
nou! dan neem ik hem toch niet ik neem later geen rollator nee dan hoef ik er geeneen Oma vindt je 't goed da 'k nu en dan die van jou een uurtje leen?
is dat goed Oma? oké! Tekst : Marjet Huiberts, Animatie: Wouter van Reek, Techniek: TVPaint, Muziek : Henny Vrienten
Na zo'n heldere tekst, zo'n energiek stemmetje en zo'n levendige melodie is men toch helemaal verzoend met de idee van een rollator! Mijn hoed af voor de makers van het nummer. m - blog 06/2018
Mona Lisa op klaarlichte dag gestolen, 21 augustus 1911
'k Ben eens gaan piepen op 't Net waarover het verhaal juist gaat. Als ik zeg dat het goed afloopt verklap ik toch niks hé, want de Mona Lisa is al decennia terug thuis. De afloop van het verhaal is dus gekend.
De volgende dag ontdekte de schilder Louis Béroud de diefstal. Op de plaats in de Salon Carré waar de Mona Lisa had moeten hangen, bevonden zich nu slechts vier ijzeren haakjes. Béroud informeerde bij de bewaking waar het schilderij was en zij dachten dat het was overgebracht naar het fotoatelier van de firma Braun. De bewakingsdienst stuurt iemand naar het fotoatelier om het schilderij terug te halen, maar die keert onverrichter zake terug en dan slaat de paniek toe.
Bij het onderzoek dat volgde werd de dichter Guillaume Apollinaire aangehouden en ondervraagd, hij had immers ooit verklaard dat men het Louvre moest afbranden en was betrokken bij de diefstal van enkele beeldjes en maskers door Géry Pieret enkele jaren daarvoor. Pieret bezorgde op 28 augustus aan de krant Paris-Journal een van de gestolen beeldjes, eiste de diefstal van La Joconde op en eiste 150.000 frank losgeld.
Ook Pablo Picasso werd langdurig ondervraagd, hij had van Pieret enkele van de gestolen beeldjes en de Phenicische maskers gekocht omwille van hun primitieve aspect. Zijn schilderij 'Les demoiselles d'Avignon' werd hierdoor nog beïnvloed. Maar het onderzoek liep al snel dood en men ging ervan uit dat het schilderij voorgoed verdwenen was.
De dader van de diefstal Vincenzo Peruggia was een Italiaan en had als glazenier meegewerkt aan een project om belangrijke kunstwerken achter glas in te kaderen. Hij had zich in een bezemkast verstopt en was op de sluitingsdag van het Louvre met het schilderij onder zijn jas het museum uitgelopen. Hij bewaarde het schilderij gedurende twee jaar in een houten koffer onder zijn bed in een logement in Parijs.
In 1913 keerde hij terug naar Italië en bood op 10 december 1913 de Mona Lisa te koop aan bij een Florentijns antiquair Alfredo Geri. Die maakt op 11 december een afspraak met Vincenzo Peruggia in Hotel Tripoli, kamer 20 en gaat naar de afspraak in gezelschap van de toenmalige directeur van het Uffizi, Giovanni Poggi.
Geri en Poggi herkennen het doek en nemen het mee voor een zogezegde expertise. De dief werd gearresteerd en het hotel wijzigde zijn naam in Hotel Gioconda; men kan er tegenwoordig nog altijd kamer 20 boeken.
Voor het terugkeerde naar Frankrijk werd het werk tentoongesteld in de Uffizi in Firenze, in de Franse ambassade in Rome en in de Galleria Borghese. Peruggia die tijdens zijn proces verklaarde dat hij had gehandeld uit patriottisme om een werk, waarvan hij dacht dat het door Napoleon gestolen was terug te brengen naar Italië, kreeg een straf van één jaar en veertien dagen, die later werd teruggebracht tot zeven maanden en veertien dagen.
Niet in de hal, niet slapend op de driezit in het salon, zeker niet in de woonkamer of keuken. Toch niet gevallen in de tuin? Een vochtige tocht deed me rillen. Ergens stond een deur of raam open. De kelderdeur klapte dicht door de wind buiten. Marianne in de kelder! Ik rukte de deur opende, schakelde het licht aan.
'Marianne!'
Daar lag ze.
Onderaan de trap. Half ineengekrompen. Roerloos. Ik werd puimsteen. IJskoud opbrandend van geschokt ongeloof werd ik. Kon niet meer ademen. Mijn benen voelden als totaal verlamd aan. En mijn varicen waren nog niet helemaal op hun effen. Verdomme, Max, kom tot jezelf. Handel, man! Ze moet geholpen worden! Een dokter! Nee, die speciale interventie ziekenwagen, met dokters erbij. Zou ze nog ademen?
Ik dook de trappen af. Voelde haar pols. Geen polsslag of nauwelijks? Haar hoofd en gezicht bebloed. Opengesperde ogen. Ademde ze? Was ze in shock? Ze leek er erg aan toe. Dra raakte ze onderkoeld op de kelderstenen in haar nachtkleedje. Niet nadenken, handelen. Iedere minuut was levensreddend. Mijn vrouw moet geholpen worden. Ik mocht haar niet verliezen. De MUG! De MUG bellen en direct naar Jette. Naar het AZ.
Dan zag ik het!
Ongeveer op een meter afstand van Marianne’s linkervoet. Het bronzen crucifix. Gerda's crucifix. Serge! Het kruisbeeld. Zijn moordwapen. Haar dood. Onze dood.
MARIANNE! MARIANNE!
Smeerlap, mijn vrouw. Waarom mijn vrouw? Ik greep brullend het bronzen crucifix en slingerde het tegen de keldermuur. Marianne was dood. Vermoord. De liefde van mijn leven, het meest waardevolle stuk van mijn bestaan was niet meer te redden. Ik braakte. Had het gevoel al mijn schroeiende ingewanden uit te kotsen. Schreeuwend. Huilend als een zwaargewonde wolf. Een gemarteld dier. Creperend van pijn.
Een breedgapende wonde aan haar achterhoofd. Gestold bloed tussen haar prachtig blauwzwart haar. Pas nu zag ik de doodsangst in haar opengesperde ogen. Ongeloof en wanhoop verpletterden me. Het besef vooral dat alles, haar leven, ons leven, ons voor goed ontnomen was. Haar gebroken blik vertelde het.
Ik sloot haar ogen.
Verwilderd snikkend, verwrongen van afschuw, knielde ik naast haar neer. Nam haar teder in de armen. Kuste haar ogen, voorhoofd, de halfgeopende nog steeds prachtige lippen. Proefde de zilte smaak van mijn tranen, nu vermengd met haar bloed. Ik likte haar gezichtje schoon. Had ik vroeger nog gedaan, het zou voortaan nooit meer kunnen. Dronk haar bloed. Wou alles van haar in mij opnemen. Het kon nu nog.
Ik jammerde in razende machteloosheid om dat prachtige haar met bloed doordrenkt, dat dra een vreemde substantie zou worden die niet bij haar hoorde. Ik greep haar hand, kuste elke vinger en hield haar handpalm tegen mijn wang. Streel me lieveling, streel me toch. Nu, draag ik je naar boven. Mijn kindje hoort niet zo kil en vreemd te liggen. Kom, zoetje.
Ik trachtte haar slap lichaam op te nemen. Naar boven brengen zou me moeilijk lukken. Geen kracht meer in de armen. Daar! De hoezen met de spullen van de tuinzetels. Ik legde haar behoedzaam op de kussens alsof die haar dood zouden verzachten, ontkennen, wegnemen. Mijn roosje, tussen de zonnebloemen op het canvas.
Ik knoopte haar ponnetje dicht. Kuste haar opnieuw, steeds weer, overal. Ging zijlings naast haar liggen. Aaide voorzichtig haar wang. Draaide haar lokken rond de vingers. Snikte.
Ik had haar nog zoveel te vertellen. Over Francis, die onze hulp nodig had en over zijn Valerie. Over het roodkopje dat zij ons zou schenken. Het kind, dat ik jou niet kon geven, komt er, lieveling. Via een ommetje, maar het komt er. Oma en opa! Stel je voor. Wat hou ik toch van jou, mijn bieke, zo veel meer dan toen ik vanavond wegreed.
Ik streelde haar hoofdje. Mijn vingers plakten aan de breuklijnen van de verwondingen. Heftig zoog ik haar bloed op. Haar allerlaatste beetje leven opdrinken bracht mij in een staat van algehele chaotische zelfdood. Toen greep ik de crucifix en begon er tierend en brullend weer mee te hameren, tegen de muren, op de vloer. Totaal verdwaasd van woede, ellende, opstandigheid, haat en wraakzucht.
Ik was geen mens meer. Alleen nog een wild gevaarlijk beest. Bloeddorstiger dan haar moordenaar.
De kinderen waren aan het tekenen en de juf wandelde door de klas om de vorderingen te bekijken en ze vroeg of de tekeningen ongeveer klaar waren. Aan een meisje dat zeer druk en ijverig aan het werk was vroeg ze wat de tekening zou worden. "Ik teken God," antwoordde het meisje zonder opkijken.
Dit wordt weer metafysisch, dacht de Juf, om de zoveel jaar hebben we er zo eentje tussen.
"Maar Meisje, niemand weet hoe God eruit ziet …" zei ze vriendelijk en voorzichtig.
Saludos Amigosis een Amerikaanse animatiefilm uit 1942 van Walt Disney. De film speelt zich af in Latijns-Amerika en de hoofdpersonages zijn Donald Duck, Pedro (dat klein vliegtuigje) Goofy en Joe Carioca (de groene papegaai) die voor het eerst te zien is in een animatie van Walt Disney.
Hier een voorproefje, de bioskooptrailer. Ouderwets? Misschien. Nostalgisch? Zeker. Het is 1942. In onze bioskopen was het wachten tot een eind na '45. Heeft iemand van u deze film ooit in de zaal gezien? klank aan - http://www.youtube.com/watch?v=OaAkRqo65rw - 01min28 trailer met muziek die verwachting opbouwt, iets wonderlijks belooft. Muziek die kriebelt.
De vier personages worden los van elkaar in vier verschillende delen opgevoerd. De vier delen worden verbonden door beelden over de Disney-mensen die per vliegtuig onderweg zijn om deze film te maken en in het vliegtuig ook 'echt' aan het werk zijn. Daar wordt de aanzet van de animatiegedeeltes getoond, wat zorgt voor vaart in de opeenvolging van de vier stukken.
Vier hoofdstukjes, vier youtube-delen. De vier hoofdstukken zijn echter niet exact gesplitst over de vier youtube-delen. Dat is jammer, maar dat is niet echt een ramp.
Deel 01/04: In Lake Titicaca, bezoekt de Amerikaanse toerist Donald Duck, het Titicacameer, (Peru/Bolivia) en ontmoet daar de lokale bevolking, waaronder een vervelende lama.
Deel 02/04: Pedro gaat over een klein vliegtuigje in Chili, dat zijn eerste vlucht over het Andesgebergte maakt, om luchtpost op te halen in Mendoza, Argentinië, wat bijna fout afloopt.
Paternalistisch-Disney: Een klein stuntelend vliegtuigjong gaf maar een pover beeld van Chili. De piloten van de postdienst waren misschien 'cowboys' maar ze waagden wel telkens hun leven boven de Andes. De cartoonist René Ríos Boettiger creëerde daarop in 1949 de kleine macho Condorito, nu nog een alomtegenwoordig figuurtje in de Latijns-Amerikaanse beeldwereld (?)
Condorito toen en later
Deel 03/04: In El Gaucho Goofybelandt de Amerikaanse cowboy Goofy tekenfilmgewijs op de Argentijnsepampa's, om kennis te maken met het leven van de gaucho.
Deel 04/04: Aquarela do Brasil is het laatste deel van de film. Het sluitstuk! Het pronkstuk. Disney introduceert een nieuw karakter, José (Joe) Carioca genaamd. Hij leidt Donald rond in Rio en leert hem samba dansen. Een Carioca is een inwoner/ster van Rio.
Voor wie tijd heeft - nu of later of volgende week ooit eens - de film, het echte werk, artisanaal, alles werd met de hand, plaatje per plaatje, getekend en gekleurd. 'k Heb gezocht naar een exact cijfer voor het aantal beelden per seconde, frames per second, fps, maar dat varieert naargelang men het heeft over de digitale versie, DVD etc, 25 à 30 fps, of over de analoge versie, film pellicule 90 fps (driemaal meer, kan dat kloppen?)
Het begint als een gewone documentaire, maar laat u daardoor niet misleiden.
De film is niet ondertiteld, maar de beelden spreken voor zich. De eerste drie delen zijn in het Spaans. Gelukkig is het is Zuid-Amerikaans Spaans, niet dat radde Castiliaans van TVE. Het vierde deel is Braziliaans-Portugees/Engels.
Klank aan aub, de muziek heeft een Oscarnominatie gehad in 1944 ! Een aantal van ons waren toen nog niet in de maak.
https://www.youtube.com/watch?v=VEulxiQFm-s&t=72s , tot 02min50 : Inleiding over de ongewone expeditie vd Disneyploeg tot 14min10 : Donald Duck, Lake Titicaca, Peru, tot 25min12 : Pedro, Andes, Chile tot 38min43 : El Gaucho Goofy, Pampas, Argentina tot 52min35 : Donald Duck enJosé Carioca, Aquarela do Brasil
Begin 1941, toen de Verenigde Staten nog niet bij de Tweede Wereldoorlog betrokken waren, gaf de Amerikaanse overheid Disney de opdracht om een film te maken bedoeld voor de USA, de Centraal- en Zuid-Amerikaanse markt als onderdeel van het buitenlands beleid dat 'Goed Nabuurschap' zou kunnen genoemd worden. Good Neighbor Policy.
De keuze viel op Disney omdat verschillende Zuid-Amerikaanse landen nauwe banden onderhielden met Nazi-Duitsland en de US wou die sympathieën doen keren en de banden tussen Noord- en Zuid-Amerika aanhalen. Dringend.
Mickey Mouse en andere Disney-figuren waren populair in Latijns Amerika en Walt Disney fungeerde plots als ambassadeur. De tour, gedeeltelijk bekostigd door Nelson Rockefeller, -die toen Coördinator van de Inter-Amerikaanse Zaken was (CIAA)- bracht Disney en een groep van ongeveer twintig tekenaars, componisten, schrijvers en techniekers per vliegtuig door een aantal Zuid-Amerikaanse landen, waaronder Peru, Chili, Argentinië en Brazilië. Dat wordt zeer duidelijk :o) aangegeven in het begin van de film. De film kreeg ook financiële steun van de Amerikaanse overheid, wat nodig was, daar zonder de Europese markt de Disney-inkomsten aanzienlijk minder waren.
De film gaf ook beelden van moderne Zuid-Amerikaanse steden met wolkenkrabbers en modieus geklede mensen. Dit verbaasde de Noord-Amerikaanse kijkers, die dat soort beelden enkel associeerden met Europese steden.
Historicus Alfred Charles Richard Jr. zegt dat Saludos Amigos toen in '42, op een paar maanden tijd meer effect had op het gemeenschapsgevoel tussen Noord- & Zuid-Amerika dan het Ministerie van Buitenlandse Zaken in vijftig jaar had kunnen bewerkstelligen.
In 1944 werd Saludos Amigos genomineerd voor drie Oscars in de categorieën: Beste muziek, voor het nummer "Saludos Amigos", Beste muziek, voor een musicalfilm, Beste geluid, opnames.
Een film kan een Oscar ook niet-winnen, maar het blijft wel voor altijd een genomineerd werk, zei ooit Erik Van Looy. Of hoe propaganda in de prijzen kan vallen.
Ik ging voorzichtig naar boven. Maakte zelfs het licht niet aan. Ik wist dat Marianne vermoeid was. Wist ook dat ze dan even vast sliep als een notoire zuiplap na tien Duvels. In de badkamer trok ik mijn pyjama aan. Daarna tanden poetsen, een plasje en ik slofte naar bed.
Marianne sliep altijd in aardedonker. Wou de zware overgordijnen hermetisch dicht. Verdroeg niet eens het groenachtig schijnsel van de digitale klok. Duisternis en slaap vormden een onscheidbare eenheid. De perfecte harmonie nodig voor geest en lichaam, beweerde ze.
Op de tast schoof ik naast haar. Zocht de warmte van haar lichaam. Draaide me voorzichtig lepelend naar haar toe. Niets! Verbazing. Leegte! Koelte op haar plaats. Ze was er niet! Ik veerde recht. Trok aan de schakelaar. Zag een leeg bed. Haar hoofdkussen nauwelijks ingedrukt. Het onderlaken lichtjes gerimpeld. Zij had dus wel in bed gelegen. Maar waar was zij nu?
Een onzekere machteloosheid beving me. Een drukkende zweem van paniek. Niet wetend wat te doen en toch de verlamde wil om te handelen. Ik kon me echter nauwelijks bewegen. Dat besef van plots helemaal versteend zijn had me al overvallen. Nu brandde er angst bij. Almaar koortsige, groeiende angst. Een stortvloed aan vragen. Ik moest weten. Moest zoeken.
In de badkamer lagen haar slipje, panty, bh en trui. Zelfs haar pantoffels.
'Marianne! Marianne!'
Ik schakelde alle lichten aan op de overloop. Liep naar de kamer van haar vader, de kleine logeerkamer van Jenneke. De grote en de kleine zolder. Niemand natuurlijk.
'Marianne, Marianne!' Ik schreeuwde haar naam zo luid ik kon: 'Marianne! Hoor je mij? Marianne, alsjeblief antwoord!'
Het huis bewaarde zijn stilte. In de garage stond haar wagen. Ze was dus niet weggereden. Waarom zou ze? In haar nachtponnetje nog! Aan de muur haar grote shoppingbag, onder het prikbord. Ze had haar weekend-aankopen al genoteerd.
Een ander concept van wijzerplaat. Gewoon efkes wennen, zeggen ze.
De binnenste ring, de ring met de minuten, schuift natuurlijk sneller door dan de buitenste ring, de ring met de uren. Technisch correct. Maar dit is een filosofische wijzerplaat: men ziét het verleden verdwijnen en de toekomst tevoorschijn komen. Om 08h27 is 08h20 al helemaal uit het zicht en 08h35 valt nog nergens te bekennen. Het heden duurt maar een streepje, gewoon efkes wennen, zeggen ze.
de filosofische wijzerplaat het heden duurt maar een streepje m- EZW-09/2012, bijgewerkt