Vandaag publiceert De Standaard een lijst van de 'afgedankte' parlementsleden. Als je dan de namen in je hoofd hebt van hun vervangers kun je niet anders dan twijfelen of we er nu op vooruit zijn gegaan. Blijkbaar doet het er niet toe of een parlementariër actief en op zijn/haar domein bekwaam is: het orakel van de urnen beslist zoals de preisteressen van Delphi, met een blinddoek voor de ogen , dat wil zeggen: gestuurd door irrationaliteit. In de laatste Audit 07 herhaalde Johan Vandelanotte: 'wij mogen niet zeggen dat de kiezers ons niet goed begrepen hebben, wij hebben de kiezers niet goed begrepen.' Wat niet anders begrepen kan worden als: politici moeten de kiezer naar de mond praten. Een variatie op het verderfelijke devies: 'de kiezer heeft altijd gelijk'. Ik weet dat het sloganesk klinkt, maar niettemin: in januari 1933 stemde 33% van de Duitsers voor Adolf Hitler. Hadden zij gelijk? Waarom moet een politicus die voor een programma heeft gevochten met eerlijke argumenten zich achteraf zoals de boetvaardige man Job de kleren scheuren en zijn hoofd besmeuren met modder en asse? De kiezer is geen helderziende, hij kan zich wel degelijk vergissen.
Calimero en brullende Leeuw Tijdens de nabespreking met de voorzitters van de Vlaamse partijen hoorde je gisterenavond Calimero van Hecke tegen Vandelanotte zeggen: 'Waarom blijft ge een maffia een zusterpartij noemen terwijl wij die niets misdaan hebben worden behandeld als pestlijders?' Dat, om maar één voorbeeld te noemen, de Atnwerpse diamantairs fortuinen hebben verdiend aan Afrikaanse 'bloeddiamanten' kan deze belaagde onschuld verzwijgen vermits maar weinig Vlamingen hiervan wakker liggen. Opmerkelijk is wel dat niemand van de andere partijen het aandurfde om op te merken dat het VB wel veroordeeld is wegens racisme. Alleen de zelfverblinde arrogantie kan zichzelf presenteren als het Lam Gods en de tegenpartij afschilderen als onverbeterlijke schurken: voor de fanatici van extreem-rechts zijn belastingontduiking, schriftvervalsing en zwartwerk het monopolie van Waalse socialisten - Vlamingen staan daar boven, zeker de Vlamingen die op het VB stemmen. Lernout&Hauspie zijn allicht ook Waalse socialisten en onder de in Vlaanderen wonende middenstanders zijn het alleen de uitbaters van nachtwinkels en Chinese restaurants die sjoemelen. Net zoals alle Vlaamse werklozen - de jonge allochtonen uitgezonderd - staan te springen om zich op de arbeidsmarkt te storten: het 'hangmatsocialisme' is een puur Waals verschijnsel. De burger heeft dus gekozen voor verandering: overloop de namen van alle verkozenen en stel jezelf de vraag wat voor verandering van deze nieuwe elite te verwachten valt. Is er iemand die gelooft dat er met bijvoorbeeld Ulla Werbrouck meer bekwaamheid in het parlement komt? Afgezien van Dedecker zelf: wie van zijn medestanders heeft al enig wetsvoorstel gelanceerd dat het overwegen waard is? Als verandering betekent dat men voor andere gezichten heeft gekozen, dan is er niet meer gebeurd dan het ene behangpapier vervangen door het andere: aan de eventuele lekken in het dak, aan de wegzakkende fundamenten is niets gedaan en zal niets gedaan worden zonder de medewerking van die vervloekte Walen. De vraag is of in een sfeer van beledigingen nog samenwerking mogelijk blijft.
Psychologisch of pedagogisch gezien zijn de politieke partijen in twee groepen onder te brengen: zij die inspelen op intellectuele gemakzucht en (groeps)egoïsme en zij die van de individuele burger een inspanning vragen om het algemeen belang te dienen.
Het voorbeeld bij uitstek van de eerste groep is het VB dat voortdurend allerlei angsten aanwakkert (voor het vreemde, voor de criminaliteit) en van dat groepsegoïsme haar slagzin heeft gemaakt: Eigen Volk Eerst. Wat de demagogen van deze partij aanbieden is het simplisme dat boven alle twijfel en nuance verheven is, en de zogenaamde 'onderbuikgevoelens'. Men hoeft zich niet te verwonderen dat het VB geen werkbare oplossingen voorstelt: het voortbestaan van de problemen is juist de bestaansreden van deze partij.
Het duidelijkste voorbeeld van de tweede groep is Groen!, wat nog klaarder bleek uit hun vroegere naam: Agalev, Anders gaan Leven.
Sedert de jaren 1960 heeft zich ook en vooral bij ons een ontwikkeling voorgedaan naar een consumptieparadijs met allerlei gewoonten en consumptiepatronen die de meesten van ons evident zijn gaan vinden: wij willen minstens één keer per jaar een verre reis ondernemen, we willen onbeperkt rondrijden met een steeds luxueuzere wagen, niet alleen in het beroepsverkeer maar ook in onze vrije tijd. Een simpel voorbeeld is de boodschappentas : hoe moeilijk is het niet om te breken met de gewoonte in de supermarkt of de detailhandel een gratis zakje te krijgen zodat men met vrije handen thuis kan vertrekken; de discipline om naar de oude boodschappentas terug te keren is lastig om opnieuw aan te leren zoals het in het algemeen moeilijker is om iets af te leren dan om iets nieuw aan te leren.
Om die reden zal een ecologische partij nooit razend populair worden: zij zal altijd aan de individuele burger moeten vragen niet alleen aan zichzelf maar ook aan de anderen en vooral aan de toekomstige anderen te denken. Dit gaat regelrecht in tegen de politieke zelfbediening waaraan we gewend zijn: de meesten van ons geven een stem aan de politicus of partij van wie zij denken het meest terug te krijgen.
Kortom, aan een verkiezingsuitslag is het morele bewustzijn van de bevolking af te lezen: hoe rechtser de uitslag hoe sterker het egocentrisme en de intellectuele blikvernauwing, hoe linkser en 'groener' (afgezien van het sektarische extreem-links) hoe ruimer het perspectief en de solidariteit.
In een wereld die via de media (vooral de visuele en populistische) dagelijks als een bedreiging op de bevolking afkomt, kan men niet verwachten dat de tweede optie een volstrekte meerderheid haalt.
Nochtans, het paradoxale zit in het feit dat lastige keuzes een zaak zijn van welbegrepen eigenbelang: de enige manier om de migratie fundamenteel te beheersen is meer ontwikkeling en een rechtvaardiger wereldhandel, en energiezuinigheid is uiteindelijk in het voordeel van iedereen. Demagogen cultiveren de kortzichtigheid omdat ook zij de democratie beschouwen als een self service: zij willen onmiddellijk succes om het even wie daarvoor later de prijs zal moeten betalen.
Prozac en zo In De Standaard Magazine staat een bijdrage naar aanleiding van de twintigste verjaardag van Prozac. Het is geschreven door ene Anna Moore en overgenomen uit The Observer. Wat opvalt is de contradictie in de bespreking van de invloed van anti-depressiva op bepaalde hormonen en emoties. 'De stelling dat onze emoties beheerst worden door het serotoninegehalte in onze hersenen, is bijzonder simplistisch. Je zou ze evengoed kunnen omdraaien - met andere woorden: onze emoties en ons stresspeil beïnvloeden de chemie van ons brein. Dus is het op zijn minst tweerichtingsverkeer.' Onder de tussentitel 'Minder seks' staat wat verder: 'Het gevoel van euforie en verrukking dat we ervaren bij verliefdheid is het gevolg van een hoog dopaminegehalte in onze hersenen. Welnu, SSRI's (bepaalde anti-depressiva) verhogen het serotoninegehalte en verlagen het dopaminegehalte. Niet bepaald bevorderlijk voor de liefde (...)' Kan iemand hier nog aan uit? In het eerste geval (serotonine) gaat het minstens om tweerichtingsverkeer, in het tweede (dopamine) worden onze gevoelens eenzijdig beheerst door de scheikunde in onze hersenen. Is het niet zo dat verliefde mensen - voor zover ze enige hoop of wederliefde ervaren - minder of geen nood hebben aan anti-depressiva? Beantwoorde verliefdheid zou om die reden het goedkoopste en probaatste anti-depressivum kunnen zijn. In elk geval leert de ervaring dat scheikunde niet alles verklaart: medicatie alleen lost een depressie niet op - wat niet betekent dat deze medicatie overbodig zou zijn. Mijn ervaring met Prozac was ronduit catastrofaal: na twee of drie dagen ben ik letterlijk op mijn knieën naar de telefoon gekropen en kreeg ik van mijn toenmalige psychiater de raad er onmiddellijk mee te stoppen. Mij verbaast het niet dat dit product in een aantal gevallen tot drama's heeft geleid, zelfdodingen of moordpartijen. Als je ooit in de buurt wil komen van 'door de duivel bezeten zijn' dan moet je dit middeltje eens proberen maar dan liefst met een duiveluitdrijver, id est een psychiater, bij de hand.
CIA-vluchten Het is nu officieel, na onderzoek maakt de Europese commissie bekend dat de CIA wel degelijk 'terreurverdachten' heeft gesmokkeld naar landen waar ze gefolterd werden, ook in Europese zoals Polen en Roemenië. Veel in deze zaak klinkt vertrouwd: wie de VS ergens van beschuldigt, krijgt het verwijt naar zijn kop links en blind anti-Amerikaans te zijn en jaren later komt dan de bevestiging dat de aantijgingen correct waren: dit is de geschiedenis van tal van rapporten van Amnesty International in de voorbije 40 jaar. Dat er in Polen en Roemenië geheime gevangenissen zijn waar de mensenrechten worden geschonden onderstreept het gelijk van Karel van Miert: de uitbreiding van de EU is veel te snel gegaan, een aantal nieuw aangesloten landen kan niet de garantie bieden dat zij even ver staan inzake democratie als de kernlanden. Uit Polen, meer bepaald vanuit de Poolse regering, horen we een racistisch discours van de meest bekrompen katholieken waardoor de klok in Europa ruim een halve eeuw terug wordt gedraaid. Hoe moeten we nu deze feiten evalueren: het zonder enige vorm van proces oppikken van gevangenen en ze onderwerpen aan martelingen? Men kan zeggen: 'à la guerre comme à la guerre', we zijn in oorlog met het terrorisme, dus moeten wij de technieken gebruiken die in een oorlog noodzakelijk zijn. Als je die logica hanteert, dan moet je aanvaarden dat ook de tegenpartij diezelfde redenering handhaaft. Wat betekent dat moslims uit West-Europa het volste recht hebben om hun geloofsgenoten te gaan helpen in conflictgebieden zoals Tsjetsjenië: in hun ogen gaat het daar om vrijheidsstrijders en niet om terroristen en is integendeel het bezettingsleger (in casu de Russen) de ware terrorist. Kern van de zaak is echter - zoals al vaker gezegd - dat je bepaalde waarden niet kunt verkondigen als je ze zelf niet naleeft: wie de blijde boodschap van vrijheid en democratie wenst uit te dragen, moet die vrijheid en democratie in de eerste plaats bij zichzelf garanderen. Het rapport over de CIA-vluchten onderstreept voor zover nog nodig de leugenachtigheid van Bush en zijn bende, en je kan zonder kans op vergissing voorspellen dat latere geschiedenisboeken deze president en zijn bewind zullen brandmerken als een van de misdadigste uit de na-oorlogse periode. Wat we echter nooit kunnen verwachten is dat Bush noch om het even welke president van een machtig land ooit voor een rechtbank zal moeten verschijnen: die eer is weggelegd voor de mindere goden of voor de verliezers van een oorlog. De wereldpolitiek is een theater waar je nooit genoeg van kunt walgen. De enige reden om dit niet te doen zit in het feit dat ook jouw eigen kots een vorm van vervuiling is: niemand heeft er baat bij. Wie protesteert moet zijn menetekels op de muren blijven schrijven en verder gaan.
In de eindfase van de verkiezingsstrijd deden zich merkwaardige juridische incidenten voor. Aan de scandalitis in Charleroi werd een vervolg gebreid met de klacht tegen zoon van Cau wegens bedreiging van een rivaal. Nergens kregen we te lezen of te horen wat deze bedreiging precies inhield.
In Kortrijk komt het gerecht met een dopingzaak voor de pinnen die gebaseerd is op een klacht van senator J-M Dedecker. De smoesjes van het Kortrijkse parket om die zaak nu uit te brengen in plaats van na 10 juni zijn nogal doorzichtig: als de zaak zo belangrijk is, waarom vertrekken de twee betrokken onderzoeksrechters dan op stage, en afgezien van die ene verzorger bij QuickStep komt geen enkele bekend gemaakte verdachte uit een ProTour-ploeg.
Op zijn minst is in beide gevallen een 'schijn van partijdigheid' gewekt.
En precies deze 'schijn van partijdigheid' is het belangrijkste argument in het hoofddoekenverbod. Het toont nog maar eens aan dat een vermoedelijke partijdigheid niet in het uiterlijk zit maar in het hoofd.
En, tenslotte, de media - in het bijzonder de visuele media - hebben hier duchtig aan meegedaan. Waarom kon de VRT geen woordvoerder van het parket of een andere deskundige naar de studio uitnodigen in plaats van een open tribune te bieden aan lijsttrekker Dedecker?
Vandaag alweer geen krant om vrolijk van te worden: een twaalfjarige superbegaafde jongen maakte een eind aan zijn leven, de gevallen wielergod FVDB ondernam een poging daartoe, een nest dopingverslaafden werd uitgerookt. De amateuranalisten van de pers zetten hun kwijlende tanden in deze kluifjes. Kun je anders dan hier intriest van worden, de berichten laten bezinken en dan pas tot woorden proberen te komen. Of is stilte het enig passende antwoord?
Wie een suicide van nabij heeft meegemaakt weet hoe hachelijk het is te peilen naar de beweegredenen. De directe aanleiding lijkt soms duidelijk, soms onbestaande op het eerste gezicht. De voorgeschiedenis aftasten is alleen mogelijk voor ingewijden.
Wat voor zin heeft het dan dat journalisten hierover gaan speculeren? Zij gaan af op sporadische, partiële informatie, op tegensprekelijke feiten en leiden vaak hieruit een conclusie af die voor de betrokkenen bijzonder lomp, arrogant, genadeloos kan zijn.
Wat opvalt bij deze drie gevallen is hun bijzondere begaafdheid: de spil van het dopingnet, David Windels, won tientallen wedstrijden bij de beloften, Frank VDB werd vereerd als een wonderkind, en die twaalfjarige zat een jaartje hoger omdat hij intellectueel op zijn leeftijd vooruit was (maar daarom nog niet inzake rijpheid en fysieke ontwikkeling).
De vloek van de hoogbegaafdheid is dat de buitengewone moeilijk of niet kan leven met het gewone. Hij moet zich onderscheiden, hij moet anderen overtreffen. Een god kan niet met minder dan zijn goddelijkheid.
Frank VDB is hiervan het duidelijkste voorbeeld: hij wou per se nog de top halen hoewel zijn lichaam daarvoor niet meer geschikt is, een bestaan naast of buiten de schijnwerpers zag of ziet hij niet zitten. Succes is net zo verslavend als een harddrug. Omgekeerd kan men veronderstellen dat de tegenpool van deze hybris een fundamenteel gebrek aan zelfvertrouwen is, een uitgesproken negatief zelfbeeld omdat geen enkele hoogbegaafde voldoet aan de eigen verwachtingen, aan de eisen van de innerlijke rechter.
Deze veralgemeende analyse zegt uiteraard weinig over die jongen van twaalf: hier gaat het volgens de berichten om iemand die zijn plaats niet vond in de groep, gepest werd waardoor die contradictie aan het licht kwam: hoogbegaafd op één domein, maar onderontwikkeld op andere. Zo sluit deze contradictie aan bij het vorige: men kan van zichzelf niet aanvaarden dat men ergens in faalt, ook als dit falen zeer betrekkelijk is. Daarnaast lijkt dit droef verhaal de bevestiging van het latijnse gezegde: 'homo homini lupus', de mens is voor zijn medemens een wolf, en wie denkt dat deze regel niet opgaat voor kinderen die heeft ten eerste het boek 'Lord of the Flies' van Nobelprijswinnaar William Golding (?) nooit gelezen en ten tweede nooit kinderen in hun groepsgedrag geobserveerd. Kinderen kunnen voor elkaar net zo wreed zijn als volwassenen onderling.
De vloek van de hoogbegaafdheid zit - sociaal gezien - in zijn kwetsbaarheid: vaak wordt de hogere begaafdheid ofwel niet begrepen ofwel niet gewaardeerd, en ziet de buitenwereld vooral de mislukkingen in domeinen buiten de superieure begaafdheid: de sport, het sociaal gedrag, de gezondheid of de fysieke conditie etc
Buitengewone mensen hebben een zeker absolutisme in zich: zij willen als gezalfde koningen worden aanbeden en binnen in hen zetelt zo'n ongenaakbare heerser die onvermurwbaar elk tekortschieten noteert, zoals een God van de Wrake bij het Laatste Oordeel. (zie bijbel én koran)
Wat doe je hiermee, bijvoorbeeld als je zo'n kind in huis hebt? Ik denk dat een opvoeder zelf kan voorleven - als een voorbeeld beleven - dat mislukken geen oneer is en dat je falen kan weglachen of anticiperen door zowel succes als nederlaag te relativeren.
Het bijbelse 'wees volmaakt zoals uw hemelse vader volmaakt is', lijkt me tegelijk de meest hardvochtige en de meest relevante uitspraak van Jezus van Nazareth: immers die hemelse vader voor zover hij zich openbaart in het Oude Testament is allesbehalve volmaakt: hij is ijverzuchtig (jaloers), grillig en wreed, ijdel en niet almachtig vermits hij de werken van de Boze moet dulden.
Maar voor wie deze spreuk letterlijk neemt, moet ze een beproeving zijn: naar de volmaaktheid streven kan je en moet je in de kunst en in de techniek omdat het daar binnen bepaalde grenzen mogelijk is, maar in het dagelijkse leven is geen mens volmaakt: 'celui qui veut être l'ange devient bête,' schreef Pascal. De kunst van het leven is de kunst van het verliezen, wie naar heiligheid streeft eindigt ofwel zelf op een brandstapel ofwel zet hij er anderen op.
de lezer schrijft Het is me al door minstens twee eminente professoren voor de voeten geworpen: 'schrijven doe je toch voor jezelf.' Hiermee ben ik het volkomen oneens. Naar het woord van Multatuli: 'ik wil gelezen worden.' In de eerste kan germaanse kregen we les over de sonnetten van P.C. Hooft van ene Frans Dambre; Frans zei op een bepaald moment: 'een gedicht in een lade is geen gedicht.' Dit is zeer juist. Een gedicht moet minstens twee keren worden geschreven: een eerste keer door de dichter, een tweede keer door de lezer. Hoe meer lezers, hoe vaker het wordt herschreven. Deze verzameling van versies geeft leven aan het gedicht. Het heeft weinig zin het verzameld werk van Shakespeare in je boekenrek te schuiven en daarna nog alleen de rug te bewonderen. Ook Shakespeare moet telkens opnieuw worden geschreven en op scène tot leven gebracht anders is zijn werk niet meer dan een in karton of kunstig bewerkt leder verpakte gedenksteen. Er is geen vaardige auteur zonder vaardige lezers: alleen lange, soepele en sensibele tentakels kunnen de diepte aftasten, de verborgen gelaagdheid van een literaire creatie. Hoe vindingrijker de lezer hoe meer hij zal vinden en precies deze herhaalde vinding en vondsten bepalen het niveau van een werk: een tekst die direct in al zijn aspecten wordt doorgrond heeft maar één grond, namelijk de oppervlakte - het is dus oppervlakkig in de meest letterlijke betekenis van dat woord. Een begenadigd lezer is een begenadigd herschrijver: daarin zit het verschil met de auteur, die schrijft als eerste en die oorspronkelijk schriftuur is de moeilijkste. Trouwens, elke schrijver is de twee tegelijk: hij leest al schrijvende en soms heeft hij in zijn onbewuste, in dromen of dagdromen bijvoorbeeld, al gelezen wat hij vervolgens zal noteren. In die zin is de auteur zijn eigen medium: tijdens de trance van de inspiratie beluistert hij de stemmen in zichzelf. De schrijver is zoals elke kunstenaar die naam waardig zowel ziener als ambachtsman: hij schouwt in de onderlagen van de eigen geest en geeft zoals een vakman een tastbare vorm aan wat daar rondwaarde aan ongrijpbare geesten. Zoals in het evangelie staat over het Pinkstergebeuren: 'de geest werd vaardig over hen'. Iedere geïnspireerde kunstenaar zal hebben ervaren dat hij niet beweegt maar bewogen wordt; vandaar dat men naar werk van vroeger - en iedere voltooide tekst, tekening of schilderij is een werk van vroeger - kan kijken als naar de realisatie van iemand anders: eens de trance voorbij is de scheppende mens een vreemde voor de mens die oordeelt. En deze confrontatie kan bijzonder ontnuchterend zijn, zeker als de trance niet meer blijkt dan de euforie van het zelfbedrog, de hoge, schitterende golf die vooraf gaat aan de donkere, matte van de depressie.
Gisteren heeft de Brugse stadsbibliotheek vijf exemplaren van het nieuwe boek aangekocht, dat maakt in totaal al ongeveer 70: nog een honderdtal en de scheuren in mijn broek zijn opgelapt.
Dit is het vervelendste: zelf met je eigen werk moeten colporteren, handelsreiziger in emoties en souvenirs. De eigenaar van de Brugse boekhandel Raaklijn vertrouwt mij toe dat er wel een uitgeverij te vinden is - hij noemt ze bij naam - die mijn boek had willen uitgeven, op voorwaarde dat ik de publicatie zelf zou betalen. En: 'ze geilen op een sponsor,' voegt hij eraan toe.
Weer een gemiste kans: het staat zoveel fraaier het logo van een uitgeverij en het opent deuren. De regionale edities van een aantal kranten hebben het boek wel besproken, maar de zogenaamde kwaliteitsbladen, De Standaard en De Morgen, reageren niet eens op de vraag of zij een recensie-exemplaar willen.
Dit is een constante: deze elite gaat ervan uit dat een werk in eigen beheer uitgegeven niet kan deugen. En daarnaast is er nog de hiërarchie: mijn collega Norbert Debeule wordt evenmin besproken al is hij wel terecht gekomen bij Contact en heeft hij vorig jaar de prijs van de provincie Oost-Vlaanderen gewonnen.
In feite zijn recensenten gemakzuchtige naäpers: zij herhalen steeds dezelfde namen, schrijven af en schrijven over. Zeker dichters moeten zich in de kijker werken door activiteiten die weinig met de dichtkunst van doen hebben: zij moeten performen, een show opzetten, een website die er liefst behoorlijk sensationeel uitziet. Nieuw is de zogenaamde 'poetry slam': een soort bokswedstrijd tussen dichters die elkaar onder de mat proberen te vegen met hun voordracht of performance. Zo nieuw is dit niet: het doet denken aan de Middeleeuwse Meistersänger, de wedstrijden tussen menestrelen in het toenmalige Duitse taalgebied. De dichters waren in die tijd eveneens componisten en zangers, denk aan onze eigen Jan Moritoen. Zij waren dus de voorlopers van wat men vandaag noemt: de singersongwriter, genre Bob Dylan
en Leonard Cohen.
Wie de poëzie bedrijft als een soort laborant van de taal, binnen de afzondering van een gedeeltelijk kluizenaarsbestaan, denk aan Leonard Nolens, die moet wachten op een redacteur of criticus met gezag die hem ontdekt: dan merk je een sneeuwbaleffect vanwege de hogervermelde naäperij. Nolens is de laatste jaren niet meer weg te branden uit de 'scene'.
Kortom, de verpakking telt wel degelijk, net als de promotie: ofwel heb je daar zelf talent voor, ofwel moet je hopen op de juiste relaties.
Maar deze overweging geldt voor alle kunstenaars: hoeveel schilders zijn er niet bezig met waardevol werk en moeten lijdzaam toezien hoe allerlei charlatans wel in de media komen en zij niet. Schilderen kost bovendien geld, de dichters mogen blij zijn dat bloggen gratis voor hen openligt en onverwachte reacties oplevert vanbuiten het kringetje van kennissen, collega's en familieleden.
Het is dan ook niet te verwonderen dat het boek voor een deel toch moet wijken voor het internet, al gaat er niets boven de aanraking en de geur van een met zorg uitgegeven boek: het scherm heeft niets sensueels, het papier, de inkt en de lijm of het garen wel - beter één boek in de hand dan tien op het steriele scherm.
Erik Zbel bekende dat hij één keer epo heeft gebruikt. Alle bronnen bevestigen dat Zabel een fatsoenlijke kerel is, zijn bekentenis is dus meer dan waarschijnlijk oprecht en waar. Hoe verklaart men dan zijn palmares in dat verdoemde epotijdperk: zes keren het puntenklassement in de Tour, vier keren Milaan-San Remo etc etc
Onlangs bereikte ons het resultaat van een wetenschappelijk onderzoek dat groeihormonen op zich de prestaties niet gunstig zouden beïnvloeden, wel in combinatie met testosteron. Dit is al één nuance.
Wat mij mateloos stoort aan de dopingsaga is het gebrek aan wetenschappelijkheid. Hans Vandeweghe van De Morgen is een van de schaarse sportjournalisten die pogingen onderneemt om zijn betoog met nuchtere analyses te onderbouwen.
De vragen die ons zouden moeten bezig houden zijn: welke producten zijn onbetwistbaar competitievervalsend en vanaf welke dosis, welke zijn schadelijk voor de gezondheid en eveneens: vanaf welke dosis.
Om te oordelen dient men de feiten te kennen en de betekenis van de feiten. In de sport zijn geruchten en cafépraat blijkbaar voldoende om iemand aan de schandpaal te nagelen.
Wat de repressie betreft: wat voor de ene strafbaar is, zou het ook moeten zijn voor de andere en de repressie zou in alle gevallen gelijkaardig moeten zijn.
Recent circuleerde het voorstel om atleten 24 uur op 24 te controleren, vandaag kan dit al van 6 uur 's morgens tot 22 uur 's avonds: wie van ons, gewone burgers, zou dit bij zichzelf aanvaarden bijvoorbeeld in de strijd tegen de fiscale en sociale fraude?
Atleten blijven mensen, de mensenrechten gelden voor hen net zo goed als voor ieder van ons.
Om tot een juist oordeel te komen over een misdaad moet men ook de oorzaken kennen: het is mijn vaste overtuiging dat de dominante prestatiecultus (zowel in het Westen als in andere landen waar er vaak een politieke propagandistische motivatie achter zit) en de massahysterie die door de meeste sportjournalisten wordt aangewakkerd, medeverantwoordelijk zijn voor de misbruiken in de sport, gaande van de amateur power lifters tot de dik betaalde topatleten.
In de mate dat wij hieraan meedoen, is niemand van ons onschuldig.
VRT en verder Men kan zich verwonderen over de heftigheid van de vorige berichten in verband met de VRT. Ten eerste: hun houding tegenover het VB. De VRT beschikt over een beeldarchief waarmee zij de leugens van het Blok een voor een kunnen doorprikken. Onder meer van de aanslag op Willem Vermandere toen die op de Brusselse Grote Markt zijn liedje 'Bange Blanke Man' wou beginnen zingen. Terwijl de stoottroepen naar het podium stormden stonden De Winter en Annemans rechts in beeld erbij te grijnzen. Zowat een jaar geleden mocht De Winter bij Siegfried Bracke komen klagen over het Antwerpse Toneelhuis dat volgens hem te elitair en niet laagdrempelig genoeg zou zijn. Als er nu één laagdrempelige Vlaamse kunstenaar is dan toch wel Willem Vermandere. Het incident toont ook aan hoe ernstig we de voortdurende klacht moeten nemen over het gebrek aan vrijheid van meningsuiting waarvan de VB-kopstukken zich het slachtoffer voelen: wanneer een mening hen niet aanstaat dan kloppen zij erop. Precies zoals de NSDAP dat deed in het Duitsland van de late jaren 1920. Iets gelijkaardigs zagen we op de IJzerbedevaart: de aanwezige Blokkers vonden de toespraken niet radicaal genoeg en begonnen de bravere bedevaarders omver te lopen en te stampen. Trouwens, wie in die tijd de IJzerbedevaart bezocht, heeft die mannen met geschoren koppen gezien in hun combat boots en battle dress. Iedereen die de geschiedenis van het Blok kent, weet dat de vroegere VMO, Were Di en Voorpost naadloos in de partij zijn opgegaan nadat zij als paramilitaire organisaties werden verboden. VMO-leider Bert Erickson heeft altijd in het Blokbestuur gezeten tot hij betrapt werd op de aanranding van een minderjarig meisje. Is het dan zo verwonderlijk dat de sprakeloosheid van twee beroepsjournalisten mij woedend maakt: het extreme en gewelddadige karakter van het VB kan voor hen toch geen onbekende zijn?
Ten tweede is er de filmkeuze. Ik heb al vaak verwezen naar de jaren 1960 toen onder meer via Jo Röpcke (in samenwerking met Roel van Bambost) een zeer verscheiden en kwalitatief hoogstaand aanbod te zien was op de toenmalige BRT. Waarom kan dit vandaag niet meer. De VRT lijkt ervan uit te gaan dat de Vlamingen verstandelijk of esthetisch gehandicapt zijn: liefst geen moeilijke films want dan halen we geen kijkers meer. Gevolg: week na week een mainstreamproduct, meestal van Amerikaanse oorsprong, een heruitzending die al minstens drie keren op tv te zien is geweest, nooit een verrassing, een ontdekking.
Het verschil met de commerciële omroepen zit in het feit dat de openbare omroep niet noodzakelijk een hoog kijkcijfer moet halen. Uiteraard kan het niet de bedoeling zijn een zogenaamde nichezender te worden zoals Arte, maar gezien het feit dat men niet voortdurend een commerciële balans in de gaten moet houden, kan men het zich veroorloven op zoek te gaan naar een evenwicht tussen bereik (aantal kijkers) en kwaliteit. Dit gebeurt in een aantal programma's zoals Panorama, de historische uitzendingen en natuurdocumentaires, maar veel te weinig in de culturele programmatie. Als daar geen geld voor is, kan men wat meer besparen op de sportuitzendingen: gezien de kwaliteit van de huidige commentatoren, is er geen enkele noodzaak waarom bijvoorbeeld voetbalwedstrijden door de VRT zouden moeten gecoverd worden: Kanaal 2 of VT 4 doet dat even goed.(of even dom zoals je wilt) Kortom, het gaat om het potentieel: het kan allemaal veel beter. Er is bij de VRT geen gebrek aan talent en intelligentie, maar wel aan bereidwilligheid, aan engagement. En onbetwistbaar is de politieke controle hier mede verantwoordelijk voor: zij bepalen immers het mandaat van de openbare omroep. Als je dan minister van media Bourgeois voortdurend hoort herhalen dat 'de VRT goed bezig is' dan weet je het wel. Deze man heeft zelf geen enkel engagement, geen enkele ambitie om de VRT inhoudelijk beter te maken: van iemand die dweept met Laura Lynn kun je dat ook niet verwachten.
Ik had gehoopt dat het vanavond anders zou zijn met een Brits-Amerikaanse filmproductie, maar neen dus: na vijf minuten heb ik al een tiental keren 'fuck' of 'fucking' gehoord. Nochtans houdt onze minister van media Geert Bourgeois vol dat de VRT goed bezig is. Samen met zijn zusterpartij het CD&V verdedigt Bourgeois de gezinswaarden: een gezin waarin om de minuut twee keer de woorden 'fuck' of 'fucking' worden gebruikt? Ik heb hierover al tientallen brieven geschreven naar kranten, weekbladen en naar de VRT zelf: het haalt allemaal niets uit. Kijk naar de aankondiging van nieuwe films in het journaal: bijna altijd gaat het om Amerikaanse massaproducten, technisch allicht briljant maar inhoudelijk waardeloos. Dan moet je bedenken dat bijvoorbeeld het Brugse Cinema Novo ieder jaar weer aantoont dat er in alle delen van de wereld schitterende films worden gedraaid. Maar de VRT vindt het zijn roeping om rotzooi te helpen verspreiden. Als het maar de kijkcijfers ten goede komt, dat is de enige norm die nog telt: wil het publiek een openbare executie dan zal die op de duur ook door onze openbare omroep worden geleverd. Maar niemand doet mee met mijn protest, dus zal ik weer aan het overdrijven zijn?
Men moet zich als Canvaskijker toch beginnen afvragen met welk serieux de VRT-journalisten hun politieke programma's voorbereiden.
Toen de VB-kopstukken woensdagavond werden geconfronteerd met het verwijt van hun gewezen partijgenoot Jürgen Verstrepen dat zij extremisten in hun achterban dulden, riposteerde Frank van Hecke met de vraag: 'Toon mij deze extremisten, ik zie ze niet.'
De twee VRT-journalisten zaten erbij met de mond vol tanden. Zij hadden dus nog niet gehoord van de Antwerpse commissaris Bart Debie, van Rob Klop Vereycken, van Johan Demol noch van de bruine horde die onder leiding van Obersturmbahnführer Wim Vereycken op de weide van de IJzerbedevaart andere Vlaamsgezinden ondersteboven liepen.
En daarnaast bleef het wachten op vragen over de oplossingen die het VB nu eigenlijk voorstaat: iedere vraag kon worden ontweken met mistige algemeenheden, geen enkele keer werd naar een concrete maatregel gepeild. Als uitsmijter presenteerde de VRT een portret van de VB-kiezer met vragen naar hun geprefereerd menu, hun vrijen met of zonder licht etc
En dan noemt Canvas zich een zender voor de 'meerwaardezoeker'.
Gisteren werd op de VRT het VB doorgelicht, al ging het in hoofdzaak over voorzitter van Hecke. Iedere kijker zal wel getroffen geweest zijn door het optreden van zijn zestienjarige dochter die toch enige nuance aanbracht in het betoog van haar vader. En de vader reageerde met al de beminnelijkheid die je van een eigentijdse vader kan verwachten. Beelden over het gezin De Winter leveren een gelijkaardige indruk op. Hoe kan dit: zo hardvochtig, fanatiek in het politieke beroep, zo hartelijk en soepel in het privé-leven? Uitzonderlijk is dit niet: ook Joseph Goebbels was in familieverband best een aardige kerel. Het meest verbijsterende voorbeeld heb ik in de jaren 1970 en 1980 gelezen in de publicaties van Amnesty International. Beulen uit Latijns-Amerika haalden de meest gruwelijke misdaden uit tijdens hun 'werkuren' - en neem dit letterlijk: zij beleefden hun folterpraktijken als een nine to five job - en thuis speelden zij met hond en kind en vóór de avondmaaltijd spraken ze een gebed uit. Mensen zijn blijkbaar in staat tot een zeer letterlijk 'hokjesdenken': zij kunnen een deel van hun geest afsluiten van andere delen. Zo is het te verklaren dat zij een God aanbidden die precies het omgekeerde vraagt van wat zij in werkelijkheid doen en dit laatste niet in het besef van hun zondigheid maar uit volle overtuiging. In sommige gevallen gaat het om regelrechte psychopaten, genre Dutroux, Himmler, Beria etc die op geen enkel moment wroeging vertonen omdat zij ervan overtuigd zijn dat zij het recht hebben te handelen zoals zij hebben gedaan. Dostojevski heeft dit fenomeen beschreven in de figuur Raskolnikov in Schuld en Boete. Hier zien we een Nietzschiaanse Uebermensch die zich het recht toeëigent een paar Untermenschen om te brengen omdat hij nu eenmaal superieur is aan zijn slachtoffers. De Nazi's beschouwden zich niet voor niets als een Herrenvolk En Nietzsche scrheef in Also sprach Zarathustra: 'Es gibt Herren und es gibt Sklaven.' En overal keert deze basishouding terug: de onaantastbare superioriteit van het eigen land, de eigen godsdienst of het eigen ras tegenover de absolute minderwaardigheid van de anderen. Deze houding schenkt een enorme gemoedsrust en vanuit deze gemoedsrust is het te verklaren dat men in een aantal deelgebieden van het sociale gedrag, best aardig en beminnelijk kan overkomen. Het immorele van het overige gedrag ziet men niet in, juist vanwege die beschotten die in de geest zijn aangebracht. Op die manier kan je het meemaken dat een onmiskenbare racist enthousiast vertelt over de andersgekleurde partner van zijn eigen kind: wat geldt in de buitencirkel, geldt niet in de binnnencirkel. Deze innerlijke beschotten zijn zo taai - gebetonneerd als het ware - dat overreding vanaf een bepaalde leeftijd onmogelijk wordt. Daarom is het cruciaal om in de opvoeding het harmonieuze denken aan te leren. Opvoeders moeten hun leerlingen voortdurend spiegels voorhouden waarin ze het groteske, onlogische en eventueel immorele van hun eigen beweringen en gedrag kunnen zien. Zodat zij mensen uit één stuk worden die ervoor gruwen om anderen stuk te maken. Eens de adolescentie voorbij vrees ik dat alleen een blikseminslag - zijnde een bekering in de trant van Saulus op weg naar Damascus - iemand nog fundamenteel kan veranderen inzake het vormen van een oordeel over zichzelf en anderen: het politiek bewustzijn kan nog veranderen maar het daaronder liggende geweten meestal niet meer.