Winterweelde
Even verpozen op de oevers van mijn gedachtenstroom,
het hoofd in de nek geworpen, starend in de zon,
op honger wachten die met Kerstmis niet wou komen.
Overmoedig smachten naar de vasten en de tulpen,
alsof de vriezeman de herberg nooit verlaten zal.
Ik knipper met mijn ogen als de wolk de hemel bleekt
Ofschoon de einder poogt horizontaal te bloeden.
Maar de vruchten van de herfst zijn alweer vergaan
Want de roekeloze botten van de bloesems kiemen.
|