Apocalyps.
Nu is de nu van daarnet al voorbij, en straks wordt een nu van later. Thans ben jij hier onafscheidbaar bij mij maar wij worden weer stof en water.
Jij bent daar en ik ben nu hier, waar is overal en nergens ook, want ik zie je daar en jij mij hier, we zijn beiden daar en hier ook.
Als ik met je rond de cirkel reis, begin ik hier en jij doet het daar. En jij zegt, als ik naar je stappen wijs, wijs toch niet hier, en wijs eens daar.
Als jij met me rond de cirkel reist, en vraagt waar je moet beginnen, zie je dat het de cirkel is die reist, en wij draaien in een bol naar binnen.
En opwaarts links naar voor omlaag flitsend snel en tergend traag. Zonder richting en zwaartekracht, bedrogen door de dag in de nacht.
Waar nu en wanneer daar vervagen hoe iedereen en wie zo zal verdwijnen, zal jij antwoorden en dan pas vragen, omdat niets nog kan verschijnen.
En de draaikolk van ons verleden herschept het nu van onze dromen. Maar de déjà vu van ons heden voorspelt wat nooit kan komen.
Wat en wie zijn slechts begrippen om ooit overal eeuwig genot te binden aan je tranen smeltend op mijn lippen, en er woorden van dank te vinden.
Begin en einde zijn hopeloos zoek, dood is het leven dat eventjes rust op het enige blad van het eerste boek, waar God geeft en neemt, straft en kust.
|