Ju kent zu giedur nu stilutjusan we, zeekr, uuzu blowu Bertn en zu boeëzumvrieënt Juultn? Zu kwaamn reegulmoötig tugoöru u pientju drienkn in undur stamkafee in Lombardieë, mo da ku nu nie mi. Worom? Wienu datur gubeurt is du veeërtieënstun oktoobru in Midulkerku e Bertn zodoönug gupakt aan zu nertu datun nie mie buutn komt. Datu blowu giengn vurlieëzun, dat aatn nog kun pijzun mo daan zu gieng vurpleturt wordun! Zu vrowu vurtelt datun bleeëk wiert en da zu pijsdu datun u nataksju gieng kriegn. Juultn was nateurluk bliedu da zien kleur zooön klienkunt suukses kostu aaln, mo naat tog ook we kompasju me zu moöt Bertn. Net em tuus goön buzoekn voer em beetersjhap tu weënsjhun mo volguns dat sjhient wastur gin trooöstun an. Da KaaVeeOO ut nie goeët doet int foetbal en dat du triïnur nu zeëvu uut zu nijgn weggugoön is, da det em ook gin deugt gudoön.
Nis nu we tieduluk zu moöt kwiet, mo voe du restu lat Juultn du moeët nie zakn. Zien favorietn, du Liestu Dudekur en du kluub van Brugu doent alutweeë stief goeët, da toet em deugt. Otn nog u ki not stamkafee goöt, zieët iedureeën da zu pientju em nie smakt lik andurs. Nu bluuft ook noojt nie langu mi. Nu mist zu moöt Bertn, dadis zeekr. Nu werkt iïn zu nof of nu go me zu vieloo gon rieën. Nu go bievooörbeelt u ki gon kiekn oeveru dat stoöt me tvurlegun van du tram no du kustboönu. Gotn dadooöjt van zu leevun guwent wordn datur gin tram mi deur torp riet? Tgo roöru doeën, wi! Mo ja, nu pakt ie tog nooöjt du tram en ot moestu nooödug zien, kutn nog asan eeën van du veelu otobuuzn neemn die goön stopn in Momartru. Ju wit wel da Dekur, al zwaanzun zeekru, guzeit et datn van torpplingsju utwa gieng maakn lik du plas duu tirtru, tpling op u neuvultju in paries. Mo ja woö zoe ju al die sjhildurs moetn goön aaln en nu kut tog nie van iedur uus u kafeetju maakn wo dajook kut eetn. Ot mo guzelug is! Me veelu groeën en tog we tirasjus wo daju up ju gumak u pientju kut drienkn.
Ot du tram weg is got ut u pluzieër zien van eeën van de sjieku promunaadn tu gubruukn: du Zeeëloönu of de Niepooörtloönu. Voeëtgangurs en vieloos gon in dun eemul zien, toet in Niepooört nie me moeëtn uppasn voe du tram!
Mo nu wit ie ook da mu mo gon kun ooördeeëln odalus ofguwerkt is.
Vertaling
Jullie kennen ze nu stilaan wel, zeker, onze blauwe Bertn en zijn boezemvriend Juultn? Ze kwamen regelmatig bijeen om een pint te drinken in hun stamcafé in Lombardsijde, maar dat kan nu niet meer. Waarom? Wat gebeurd is de veertiende oktober in Middelkerke heeft Bertn zodanig aangegrepen aan zijn hart en nu komt hij niet meer buiten. Dat de blauwe zouden verliezen dat had hij nog kunnen denken maar dat ze zouden verpletterd worden! Zijn vrouw vertelt dat hij bleek werd en dat ze dacht dat hij een aanval zou krijgen. Juultn was natuurlijk blij dat zijn kleur zo’n klinkend succes kon behalen, maar hij had toch ook wel medelijden met zijn maat Bertn. Hij is hem thuis gaan bezoeken om hem beterschap te wensen maar naar het schijnt was er geen troosten aan. Dat KV Oostende het niet goed doet in de voetbal en dat de trainer nu zelf weggegaan is, dat heeft hem ook geen deugd gedaan.
Hij is nu wel tijdelijk zijn maat kwijt, maar toch laat Juultn de moed niet zakken. Zijn favorieten, de lijst Dedecker en de club van Brugge doen het allebei zeer goed, dat doet hem deugd. Als hij nog een keer naar het stamcafé gaat, ziet iedereen dat zijn pintje hem niet smaakt zoals gewoonlijk. Hij blijft ook nooit niet lang meer. Hij mist zijn maat Bertn, dat is zeker. Hij werkt nu in zijn tuin of hij rijdt met de fiets. Hij gaat bijvoorbeeld eens kijken hoever het staat met het verleggen van de tram naar de kustbaan. Zal hij dat ooit van zijn leven gewoon worden dat er geen tram meer door het dorp rijdt? ’t Zal raar doen, hoor! Maar ja, hij pakt toch nooit de tram en mocht het nodig zijn, dan kan hij nog altijd één van de vele bussen nemen die zullen stoppen in Montmartre. Je weet wel dat Dedecker, al zwanzen zeker, gezegd heeft dat hij van het dorpspleintje iets ging maken zoals ‘Place du Tertre’, het plein op de heuvel, in Parijs. Maar ja, waar zouden ze al die schilders moeten halen en hij kan toch niet van ieder huis een cafétje maken waar je ook kunt eten. Als het maar gezellig is! Met veel groen en toch wel terrasjes waar je op je gemak een pintje kan drinken.
Als de tram weg is, zal het een plezier zijn om één van die chique promenades te gebruiken, de Zeelaan of de Nieuwpoortlaan. Voetgangers en fietsers zullen in de hemel zijn, tot in Nieuwpoort niet meer moeten opletten voor de tram. Maar hij weet ook dat we maar kunnen oordelen als alles afgewerkt is.
Alkol: alcohol Akolgubruuk: alcoholgebruik Alkolmisbruuk: alcoholmisbruik Alkolvrie: alcoholvrij Alkolvurslaaviengu: alcoholverslaving An du toog ang: aan de toog hangen Avukoöt: advokaat (drank) Baarkruku: barkruk Bak bieër: bak bier Busjwipst: lichtjes dronken Biedong: bidon Bieër: bier Bieër uut du flesjhu : bier uit de fles Bieër van tvat: bier getapt uit vat Bieër van du streeku: streekbier Bieërbuuk: bierbuik Bieërflesjhu: bierfles Bieërkroönu: tapkraan Bieêrsjhuum: bierschuim Bieërtunu: bierton Bieërvurbruuk: bierverbruik Bluuvnang: lang in een café blijven in plaats van huiswaarts te keren Boemuln: boemelen, van het ene café naar het andere Botul: fles Botuln: bottelen, vullen van fles Bronwoötur: bronwater Buneevult: beneveld Buturmeëk: botermelk Buzoopn: bezopen Deekanteern: rode wijn van bezinksel scheiden door overgieten in karaf Fr décanter Deur du neuzu zien: zat zijn Deur du noeënu voln: blijven plakken over de middag Diezjistief: spijsverteringsbevorderend drankje Fr digestif Djien: gin Drankgubruuk: drankgebruik Drankmisbruuk: drankmisbruik Dranksju: drankje Drienkn: drinken Drienk(u)busu: drinkbus Drienkwoötur: drinkwater Droenku: dronken, zat Droenku guzijt is nugtur gupijst: dronken gezeid is nuchter gepeinsd Du zoeëtu niïnvol: de zoete inval Dust: dorst Flambeern: ontbranden van sterke dranken voor afwerking van bepaalde gerechten Fr flamber Flasjhu of flesjhu: fles Flesjhu wien (u): een fles wijn Fluutjusbieër: bier van slechte kwaliteit Fruutsap: fruitsap Gesturt: gemorst Gin dust: geen dorst Gistiengu: gisting Goerdu: drinkbus Fr gourde Groötu dust: grote dorst Hopu: hop I ju leëzu gieëtn: gulzig en veel drinken Iestee: ijsthee In du droöj zitn: aan het uitgaan zijn Int zop zitn: bezig zijn met zich te bedrinken Joegoert: yoghurt Kafju: koffie Kamielutee: kamillethee Kantienu: kantine Kloöru wien sjhienkun: klare wijn schenken, duidelijke taal spreken Korksmaaku: kurksmaak (van wijn) Kortndrank: sterke drank Kriku: zwaar bedronken Kroöntjuswoötur: kraantjeswater Lampetn: zwaar drinken Leeggoeët: leeggoed Liekeuru: likeur Liemonatju: limonadetje Moeëtn bloözun: moeten blazen (bij alhocoholcontrole) Nie mi weetn van wufur progju daj ziet: erg dronken zijn Nie mir op ju beeën kun stoön: niet meer op zijn benen kunnen staan van dronkenschap Nis bluuvn plakn: hij is (te) lang op café gebleven Nis boovn zu teewoötru: hij is boven zijn theewater, hij heeft te veel gedronken Oendur iïnvloeët: bewegingen en handelingen beïnvloed door drankgebruik Oendrienkboör: ondrinkbaar Pekur: iemand die graag lang in de cafés blijft hangen Pekn: blijven hangen in café Piels: pils Pientu of Pientju: pint Pilil: pale ale Plat woötur: plat water, niet bruisend Poepuloeëru: verschrikkelijk dronken Poestur: cognac in een tas koffie Portoo: porto Promielu: promille (in het bloed) Pulu: container voor drank Rusepsju: receptie Ruum: rum Santee!: Gezondheid! Fr Santé Sjambreern: op kamertemperatuur brengen van rode wijn Fr chambrer Sjampanju: champagne Sjheel van du dust: scheel van de dorst Sjhuum: schuim (op een pint) Sjoklakafju: chocomelk Sjoklameëk: chocolademelk Sloksju: slokje Soeboks: bierviltje Sterku drank: drank met hoog alcoholgehalte Stoet: stout (bier) Streekbieër: streekbier Stroentzat: zeer zat Stroojn beeën en: strooien benen hebben, moeilijk op zijn benen kunnen staan (door de drank) Sturtn: morsen Taafulbieër: tafelbier Taafulwien: tafelwijn Tee: thee Teusju sietru/woötru: een slokje limonade/water Toernee: rondje Toernee zjeeneeral: rondje voor iedereen in ’t café Trapiest: trappist Trekteern: een rondje geven Tu dieëpu int glas kiekn: te diep in het glas kijken, te veel drinken U botul wien: een fles wijn U fleshu wien: een fles wijn U koötur en: een kater hebben U pientu tapn: een pint tappen U pientju up en: een pint op hebben, iets gedronken hebben U staptju in du weërelt zetn: eens goed uitgaan U stik i ju klooötn: zat zijn U stik i ju kraagen: zat zijn, een stuk in zijn kraag hebben U vlamunt stik i ju voeëtn en: een vlammend stuk in je voeten hebben U vliegu in ju noogn: te veel gedronken hebben Utwieën oendur taaful drienkn: iemand onder tafel drinken, dronken voeren Uutdrienkn: uitdrinken Uutkriegn: uitkrijgen Uutsjhienkn: uitschenken Uutzuupn: uitzuipen Votka: vodka Vuldoeën: vol doen Vulgietn: vol gieten Vulsjhienkun: vol schenken Vurfrisjhiengu: verfrissing Vurgeevn van du dust: heel grote dorst Wieskie: whisky Woötur bie du wien doeën: water bij de wijn doen Woöturtju: een glas water Wien: wijn Woö datu brouwur is, moet du bakur nie zien: iemand die drinkt moet niet eten Zjatu kafju (u): een tas koffie Zjunievur: jenever Zo droenku lik u kanong: zo zat als een kanon Zuupn: zuipen Zuupn lik u tempulier: overmatig drinken
Woordenlijst Nr 16: Relaties Verwijten tussen personen eventueel met geweld
Aaän zu flasjhu: hij heeft het zitten Aaänveërtboör: aanvaardbaar Aaänroön: aanraden Aaänsluutiengu: aansluiting
Agtur tgat klapn: roddelen Agturaaln: achterhalen Akooört: akkoord Akuwerie: ruzie Al moestn du kroöjn tuutbriengn: de waarheid komt wel ooit aan het licht Alu bitjus eëpn: hoe klein ook het voordeel, het helpt vooruit Aleeënu: alleen Altroösju: ontroering Altugoöru: allemaal samen Ambras zoekn: ruzie zoeken Ambrasseerun: omhelzen Ambuteerun: lastig vallen Fr embêter An du lisu loopn: aan de leiband lopen, niet zelfstandig een beslissing kunnen nemen, maar het laten afhangen van een ander Andunoölsbrieng: kapot maken Andrieng: aandringen Anduudn: aanduiden Aniemoösju: animatie Antoedn: onthouden Art teegn oeënzogtu: hard tegen hard Babultju (u) sloan: een babbeltje slaan Baturn: vechten Beetur u goeju gubeur dan u veru vrieënd: beter een goeie buur dan een verre vriend Bie du buk doeën: bedriegen Bie du buk guzet wordn: bedrogen worden Bie zu pietju pakn: beetnemen Biedroöjn: bijdraaien Biejeeënbrieng: bijeenbrengen Biejeeëndrievn: bijeendrijven Biejeeënoedn: bijeenhouden Biejeeënraapn: bijeenrapen Biejeeënkomn: bijeenkomen Biejeeënzoekn: bijeenzoeken Biekomn: bijkomen Bielegn: bijleggen (een ruzie) Biezien: bijzijn Binloötn: binnenlaten Blamot gusleegn: murw geslagen Boeërubudrog: boerenbedrog Boeëzumvrieënd: boezemvriend Boent: bond Boovnoörms: bovenarms (ruzie) Boözug: bazig Budroogn wordn datu doom uut ju nooörn komt: bedrogen worden dat de damp uit je oren komt Bugleidn: begeleiden Bugleidiengu: begeleiding Bugoestn: goesting doen krijgen Bugroeëtn: begroeten Bukentmaakiengu: bekendmaking Bukentunisu: bekentenis Bukomn: bekomen (van een hevige emotie) Bukrooöniengu: bekroning Bukukuln: verwennen Buloeërn: beloeren Buloftu: belofte Bulooöniengu: beloning Buluusturn: beluisteren Bumiduln: bemiddelen Bumoejn: bemoeien Bunoödeeëln: benadelen Bunoödriengu: benadering Bunoödurn: benaderen Buooördeeëliengu: beoordeling Buooördeeëln: beoordelen Burispiengu: berisping Busjheetn komisju: iets wat je niet graag doet maar waarvoor men je in ‘t gat gestoken heeft Busjhermiengu: bescherming Busjhutiengu: beschutting Busluupn: besluipen Bustriediengu: bestrijding Butastiengu: betasting Butoovriengu: betovering Butrapn: betrappen Bututuln: in de watten leggen, bederven Buutnsluutn: buitensluiten Buutnstoöndur: buitenstaander Buveilugiengu: beveiliging Buvolugeit: bevalligheid Buvooördeeëliengu: bevoordeling Buzoekeuru: bezoekuur Buzoekreegliengu: bezoekregeling Buzoektiet: bezoektijd Buzwoör: bezwaar Das bie toör gugreepn: dat is bij het haar gegrepen Deuren: doorhebben Deurusteekn: verwijten Deuruvurteln: doorvertellen Deuruvurbien: doorverbinden Deurzieën: doorzien Dinu doeën: flauw doen Djok (u): een duw, stoot Droef: stout Du daavur up ju lief: de daver op het lijf, zeer bang zijn Du kerku int midn oedn: de kerk in ’t midden houden, bemiddelen Du nuul van tspil zien: tenslotte het slachtoffer zijn Du zot oedn met utwieën: iemand voor de gek houden Duts: slachtoffer, benadeelde Dwieng: dwingen Eekulen anutwieën: een hekel aan iemand hebben Eëk zu goestu: elk zijn goesting Eësnspoeëliengu: hersenspoeling Ej gie da guglooft?: hebt gij dat geloofd? Eën gie gulooft dadu? En gij gelooft dat? Ertulik: hartelijkFarsu: grap Feezln: vezelen, fluisteren Fiegn agtur poösjhun: vijgen na Pasen, iets wat te laat komt Flak in zu noönzigtu: vlak in zijn gezicht Gin klooötn weërt zien: voor niets deugen Go vors: ga weg Got magt weetn: niemand zal het ooit weten Gotvurmielu djuu: vloek Greëtn: de zot houden, uitlachen, spotten Guburtu: gebuurte Gunaakn: aanraken Guriengult: om de tuin geleid, geklopt in een rechtstreeks duel (vb bij voetbal) Gutoesjeert: geraaktIn kwestju zien: ruzie hebben In kenisu zien: vrijen, iemand leren kennen In stokn komn: ruzie krijgen In toendurstu sjhof lign: in de onderste lade liggen, zegt men van iemand die niet bemind/gerespecteerd wordt In utwieën zu raapn gusjheetn en: iemand kwaad op jou gemaakt hebben In zu raapn gusjheetn: een slechte beurt maken Jeun: gunnenJu duumtju driïn vetn: leedvermaak hebben Ju ka su kusun: je kunt mijn kl.... kussen Ju manieërn oedn: je goed gedragen Ju moet dovooörn van u peërd geetn en: je moet daar zot voor zijn Ju moe froöj zien: je moet braaf zijn Ju moe ju muulu oedn: je moet je mond houden Ju noarienk brat nie: je haring braadt niet, je krijgt niet gedaan wat je wenst Ju zie gie zeekru up ju kop gustuukt?: jij bent zeker gek geworden? Kadoo en kadootju: geschenk en geschenkje Kapootu: condoom Katju mien, katju weeru: weervraak, oog om oog, tand om tand Katjuporu: lichte duw of tik Katenoent: kat en hond, die steeds ruzie maken Kbraakn vaju: ik heb genoeg van je Kbraakn vaju muulu tu zieën: ik wil je niet zo vaak meer zien Kekgoöjn: giechelen, zotte praat verkopen Ken dromu gudoön: ik heb het opzettelijk gedaan Kendur nie omu gudoön: ik deed het niet opzettelijk Kent a mu rekul: ik heb pech, het lot valt op mij Keunuklooötn: klungelen, knoeien, prutsen, vitten Klaagurs eën gin nooöt mo gift du bofurs u brooöt: klagers hebben geen nood maar geef de stoefers een brood Klintjus zien nie gumakt om in du grooöte under gat tu kiekn: kleine mensen spelen ook een rol en zijn niet onderdanig Klooötn: kloten, pesten, plagen Kgloovn da nie: ik geloof dat niet Kmeugn ier dooötvoln ot gi woar is: ik mag hier doodvallen als ik lieg Knegtubraku: meisje dat zot is van de jongens Koentukraafs: tegendraads Koetnaaänsju: gesprek Komeern: roddelen Komeeruklaps: praat van een roddelaar(ster) Kompanieë: gezelschap Fr compagnie Kompasju en: medelijden hebben Fr compassion Kompensoösju: tegenprestatie Fr compensation Kul: zever Kust mu botn: kust mijn kl…. wat je doet of zegt interesseert me niet Kwoöt spreekn: roddelen Kzien da braakndu beu: ik ben dat erg beu Let mor up datur nieëtnt teegn ju kop woöjt: pas maar op dat er niets tegen jouw hoofd waait, zegt men tegen iemand die te zot of uitbundig doet Lieëgn dajt zeëvu glooft: zeer hard liegen Litkoörtu: lidkaart Lop no du moönu: loop naar de maan Mangkieërn: ontbreken Fr manquer Mangkument: wat ontbreekt Fr manquement Medulankgat: tegen de zin Meeluusturn: meeluisteren Meemaakn: meemaken Met du groovu bustul durdeuru goön: zeer grondig opkuisen Met du poepurs zitn: angst hebben Misjeun: misgunnen Misvurstoön: misverstaan Miszieën: miszien Moeëdurtjusdag: moederdag Moeëtn: moeten Moötugun: matigen Moptju: mop, grap Mu nooörn eën gutuut: mijn oren hebben getuit, er werd over mij gesproken, meestal kwaad Mukoör (me): met elkaar Muulupeëru: muilpeer, oorveeg Net em of eur iïnguzwoögn: hij loopt hoog op met hem of haar Net u piek up mu: hij heeft iets tegen mij Nie koentroörju zien: best meevallen Fr contraire Nieëtn of nieks tu pieëpn en: niets te zeggen hebben Nis/zis nie op zu/eur muulutju guvoln: hij of zij heeft altijd een antwoord klaar Noar in du butur (u): een haar in de boterNondudjuu: vloek Fr nom de dieu Nu mieëk vaaän zu neuzu: hij reclameerde Oedjantgas: houd je klaar, er komt iets op je af Oedu ki ju klepu: houd eens je mond Oedu ki ju kwebul: houd eens je mond Oedu ki ju moent: hou eens je mond Oedu ki ju muulu: hou eens je mond Oedu koejn uut du gragt aaln: oude koeien uit de sloot halen Oendurandlieng: onderhandelingen Oenduroeënsju: onderonsje Oengurstaakiengu: hongerstaking Oentkopliengu: ontkoppeling Oentmoeëtiengu: ontmoeting Oentwiekn: ontwijken Oet du zot me ju metu: spot met iemand anders Ofdwieng: afdwingen Ofgoön: afgaan, gezichtsverlies lijden Ofluusturn: afluisteren Ofmatn: afmatten Oframuln: aframmelen Ofreekn: afrekenen Ofsjhrikn: afschrikken Ofsloön: afslaan Ofsnoepn: afsnoepen Ofspreekn: afspreken Oftroevn: aftroeven Ofweërn: afweren Ofzegn: afzeggen Okoözjen van u twadu: ergens de kans toe krijgen Fr occasion Omaaliengu: omhaling Omugoön: omgaan Oogagtiengu: hoogachting Oogoedn: hooghouden Oovurkomstu: bezoek Op zu steru kriegn: op zijn kop krijgen Opdriengn: opdringen Ortn: luisteren Ort u ki: hoor eens Osjublieëf: alstublieft Ovanduln: afhandelen Ovreeënkomn: overeenkomen Palufun: in de watten leggen, overdreven troosten, strelen, knuffelen Peërduvroet: zeer kwaad Peëruls smietn voe du zwieëns: goede raad geven aan mensen die daar evenwel niets van horen willen Pies in du wient: beteuterd, bedrogen zonder resultaat Proöt teegn du vaak: praat tegen de vaak Ramuliengu: pak slaag, rammeling Rasiesmu: racisme Rienguln: beetnemen, ringeloren, de baas over spelen Riesjhu: risico Fr risque Riesjhieërn: proberen op het gevaar af Riesjhieërluk: risicovol Ripuutoösju: goede naam Fr réputation Rukomandee: aangetekende zending Fr recommandé Ruloösju: relatie, verhouding Rutuln: reclameren, van zijn neus maken Rut(tu)liengu: schelding Ruuzju maakn: ruziemaken Saamnwerkiengu: samenwerking Saluu: groet, gegroet Fr salut Saluuweerun: groeten Fr saluer Siefa: slag in het gezicht Sjhein van utwadu lik u noent van zu stroent: iets zorgeloos achterlaten Sjheër ju weg: maak dat je wegkomt Sjheëvu sjhatsu rieën: zijn partner bedriegen Sjheur ju puustu: ga weg Sjhop i ju nol (u): een trap in jouw achterste Slag om sliengur: gevecht om elkaar om het even waar te raken Sneuvu: steek onder water Spaniengu: spanning Spekujoodu: spekjood, jood die zich niet aan de Joodse regels houdt Spuugn: spuwen Stik stroent (u): misprijzende uitdrukking voor iemand die hooghartig is Stopt u ki me zaagn: stop eens met zagen Stribuln: tegenwerken Tgat sjhooönen: zijn kans zien/hebben Tgot a ju neuzu zien: reken er maar niet op dat je krijgt wat je wenst Tietbomu: tijdbom Tilufong: telefoon Tis stilu woö dat nooöjt u ki woöjt: het is stil waar het nooit eens waait Tis u vuul stik stroent: ’t is een hoovaardige Tis weël bustit: verdiende loon Tisof: ze zijn uit elkaar Titsn: plagen Tnie kun aaln: het niet kunnen halen, niet tegen iemand op kunnen Toefuliengu: pak slaag Toeloötiengu: toelating Toetan: afblaffen Toet nieët in: er is niets aan Toopu: samen Top zu buuk meugn sjhrievn: er niet meer op mogen rekenen Trekn op utwieën: gelijken op iemand Troeëtuliengu: rammeling Trutsuln: treuzelen Truukn van du fooöru: listen van de foor Truut in paksjus: zever Tstoön boomn in du weg: kinderen die niet mogen horen wat volwassenen vertellen Tugoöru: samen Tugoöru me mukoör: allemaal tezamen Tugoörubluuvn: samenblijven Tugoörudoeën: samendoen Tugoörukomn: samenkomen Twistriet: tweestrijd Tzien klaps teegn du vaak: tevergeefs Tzotjuutang: het zotje uithangen U boeër zu kuünstn ofvraagn: uithoren U breeë rik en: brede rug, veel kunnen verdragen U keeml sjhieëtn: een fout begaan U naap sjheërn: slecht varen bij een initiatief U nertu van koekubrooöd: braaf mens U niksju en teegn utwieën: iets hebben tegen iemand U noedu naap muuln leeërn trekn (proberen): een ouder persoon van iets willen overtuigen U noogsjhu flikn: een oogje trekken U noör in du butur: er is onenigheid, ruzie U snak en u beetu kriegn: afgesnauwd worden U sneuvu geevn: een verdoken opmerking maken U toengu van lintjus: die veel babbelt U zaagsju span: zagen U zwien in du beitn: een haar in de boter Up u goe blatju stoön bie utwieën: bij iemand op een goed blaadje staan Upboksun teegn utwieën: met iemand in aanvaring komen Upitsn: ophitsen Upsuüfrn: opsolferen, opdringen Upvang: opvang Utwadu upsuüfrn: iets opsolferen Utwieën bie zu pietju en: er iemand inluizen, iemand liggen hebben Utwieën deuren: iemands bedoelingen doorzien Utwieën in tgat steekn: iemand doen opdraaien voor een vuile job Utwieën nog van oör nog van pluumn ken: een persoon absoluut niet kennen Utwieën roent ju viengur droöjn: iemand beïnvloeden, in je macht hebben Utwieën teegn zu zjilee trekn: iemand omhelzen Utwieën u droaj geevn: iemand een slag geven Utwieën u keunubilu geevn: met je knie tegen zijn dij tikken, wat pijn doet Utwieën u klooöt oftrekn: iemand bedriegen Utwieën zu kop ofbietn: brutaal en luid tegen iemand spreken Utwieën zu kop updroöjn: iemand opstoken Utwieën zu toengu peeln: iemand uitvragen tot hij/zij alles vertelt Utwoö gin keuru van en: ergens geen kans toe hebben Uutbastiengu: uitbarsting Uutlachn: uitlachen Uutooörn: uithoren Uutsjhieëtn: plots al scheldend reageren Uutsjhietn: iemand uitmaken Va ju neuzu maakn: reclameren Vaagu: oorveeg, mep Van koo guboörn: doen alsof je niets gehoord of gezien hebt Van u sjheetu u dundurslag maakn: een kleinigheid opblazen tot iets ergs Veesloörs zien leugnoörs: wie vezelt, liegt Vegtpartieë: vechtpartij Veelugooört: veelgehoord Veeluguvraagt: veelgevraagd Veugulvrie: vogelvrij Vieëriengu: viering Vloekn: vloeken Voe wieën su nilugun: in wiens voordeel Voetju lapn: pootje lappen Voetsululpu: voedselhulp Voetsulvorzieëniengu: voedselvoorziening Volsjheit: valsheid Voödurtjusdag: vaderdag Voöksmoent: volksmond Voöksuproeër: volksoproer Vooörsmaksju: voorsmaakje Vrieloötn: vrijlaten, vrijheid teruggeven Vrieviengu: wrijving Vrimdu goön: zijn partner bedriegen, seks bedrijven met een andere partner Vuragtiengu: verachting Vurdeediegiengu: verdediging Vurdistruuweerun: kapot maken, vernietigen Vureinugiengu: vereniging Vurgeeviengu: vergeving Vurgifunisu: vergiffenis Vurgisiengu: vergissing Vurgoödurzaalu: vergaderzaal Vurgoöriengu: vergadering Vurgoörn: bijeenkomen van personen Vurjoördagsfeeësju: verjaardagsfeestje Vurjoördagskadoo: verjaardagsgeschenk Vurjoördagskoörtu: verjaardagskaart Vurjoördagstoartu: verjaardagstaart Vurjoörn: verjaren Vurkent: herkend Vurkriegn: verkrijgen Vurmomiengu: vermomming Vurnestuln: in de war brengen Vurniengt: vergif Vuroentsjhuldugieng: verontschuldigingen Vurofgoodiengu: verafgoding Vurooördeeëliengu: afkeuring Vurpligtieng: verplichtingen Vurpligtiengu: verplichting Vursmooörn: moord door verdrinking Vurstandug: verstandig Vurstant: verstand Vurstantoediengu: verstandhouding Vurtrouwulienk: vertrouweling Vurveeliengu: verveling Vurvrimdn: vervreemden Vurvrimdiengu: vervreemding Vurweënsjhieng: verwensingen Vurweënsjhun: verwensen Vurwiet: verwijt Vurwietn: verwijten Vurwitugiengu: verwittiging Vurwitugun: verwittigen Vurwoörlooöziengu: verwaarlozing Vurwoörlooözn: verwaarlozen Vurzeurn: verzuren Vurzoeën: verzoenen Vurzoeëniengu: verzoening Weëlbustit: verdiende loon Weggujoogn: weggejaagd Wieën draagtrier du broek: wie is er baas in dit gezin Woötur en vieër: water en vuur: niet bij elkaar passende naturen Zaagt u ki nie: zaag eens niet Ze veelu kak an eur gat: ze is hoogmoedig Zeëfvurdeediegiengu: zelfverdediging Zeim an utwieën zu gat smeërn: zeem aan iemand’s gat smeren Zet u muulu van lintjus: zij is een babbelkous Zu kak inoedn: niets willen of durven doen of zeggen Zu karu keërn: zijn houding wijzigen
Aänsjhuuvn: aanschuiven Afuseern: goed vooruitgaan Agtruut: achteruit Agtruut goön: achteruit gaan Agturdoeën: nadoen Agtur(gu)loop: naloop, moeite nadien Agturloopn: nalopen Aguntur: naar daar Ajaagn: haasten, opjagen Aksju: actie Ali voruut: allez vooruit Anang: aanhangen Anbrieng: aanbrengen An du nols brieng: kapot maken Ankomn: aankomen Ankomstu: aankomst Bagoözju: bagage Bagoözjukluuzu: bagagekluis Bieng: binden Biesprieng: bijspringen Binaaln: binnenhalen Binbrieng: binnenbrengen Binkomn: binnenkomen Binoedn: binnenhouden Binustubuutn: binnenste buiten Boenkn: bonken Boezjeern: bewegen Booötreizu: bootreis Boswanduliengu: boswandeling Bresu: bres Bugun: beginnen Bukiekn: bekijken Burietboör: berijdbaar Burieën: berijden Bustemiengu: bestemming Bustemulienk: bestemmeling Bustormiengu: bestorming Buuklandiengu: buiklanding Buutngoön: buitengaan Buutnkomn: buitenkomen Buutnzetn: buitenzetten Buweegiengu: beweging Buzetiengu: bezetting Buzigtugiengu: bezichtuging Buzieën: bekijken Buzu geevn: versnellen, buitengewoon zijn best doen Dadit gin brooöt: dat eet geen brood, dat is niet dringend Deemaraazju: versnelling van een voortbewegingstempo Fr démarrage Deurkruusjhn: doorkruisen Deurloopn: doorlopen Deuru doeën: verdergaan, doorzetten Deurubreekn: doorbreken Deurudrievn: doordrijven Deurudrieng: doordringen Deurudroajn: doordraaien Deurudrukn: doordrukken Deurugeevn: doorgeven Deurugoön: doorgaan Deurujaagn: doorjagen Deurujasn: doorspoelen Deurukiekn: doorkijken Deuruknipn: doorknippen Deurukomn: doorkomen Deurukriegn: doorkrijgen Deurukruupn: doorkruipen Deuruloötn: doorlaten Deuruloopn: verder lopen Deurureizn: doorreizen Deururieën: doorrijden Deurusnieën: doorsnijden Deuruspoeëln: doorspoelen Deurusteekn: doorsteken Deurustootn: doorstoten Deurutrekn: doortrekken Deuruvoeërn: doorvoeren Deuruvurwiezn: doorverwijzen Deuruzetn: doorzetten Deuruzoekn: verder zoeken Deurzoekn: doorzoeken Djokn of u djok geevn: duwen Doeël: doel Doeën: doen Dretsn: doelloos rondlopen Drievn: drijven Driln: op stap gaan Droöj: draai Droöj mo ju karu: ga maar terug, keer maar om Du pootn vanoendur ju gat loopn: zijn uiterste best doen Du zulu platloopn: veel op de drempel van hetzelfde huis staan (om iets te bekomen) Dur vanoendur trekn: weggaan of weglopen Durnoörtoe: daarnaartoe Eemul en eërdu vurzetn: alles doen wat mogelijk is Eevoluusju: evolutie Flisju: richtingspijl Frotn: wrijven Frutn: weglopen Furuln: doelloos rondlopen Gartuki: ga eens opzij Gif mo buzu: ga er maar snel op los Gif mo goözu: geef maar gas Gif mo sjetu: ga er maar snel op los Gïin zitunt gat en: altijd in beweging willen zijn Gletsn: glijden Goözu geevun: gas geven, er snel op los gaan Guglotsn: gegleden Gukruust: gekruist Gustoopun: gebukt, gebogen Gutoogt: getoond Gugrogt: geraakt, aangekomen Gupriseert zien: haastig zijn, haast hebben Ieduln: ledigen, leegmaken Iïn vieër eën vlamu: in vuur en vlam: erg enthousiast Iïn vulu galoo ofkomn: in volle vaart Ikuputjikn (lopen al) …: lopen al hinkend In troendu: in het rond Jogn: joggenJu karu droajn: terugkeren Ju karu keeërn: terugkeren Ju sjhupu ofkuusjhn: weggaan Kemu guweërt: ik heb me gehaast, ik heb mijn best gedaan, ik heb goed weerstand geboden Keeërt u ki weeru: kom eens terug Kena bugost: ik ben al begonnen Kgon no mu nest: ik ga slapen Kloörspeeln: klaarspelen Kloörstoön: klaarstaan Komdu ki: kom eens Komu kik: ik kom Kruusjhn: kruisen Kzien a bugun: ik ben al begonnen Kzien vors: ik ben weg Landiengu: landing Lik u pielu uut u boogu: snel vertrekken Meedrievn: meedrijven Mee-eëpn: meehelpen Meegoön: meegaan Meekriegn: meekrijgen Meeloopn: meelopen Meeneemn: meenemen Meereizn: meereizen Meerieën: meerijden Meesleepn: meeslepen Meevlieëgn: meevliegen Meewerkn: meewerken Miegroösju: migratie Mienguln: mengen Moöjn: maaien Moönuraketu: maanraket Mu goön no verumetjus: we gaan naar niet meegedeelde bestemming Mu goön u ki goön kiekn … want mu kunt nie zieën va nieër: wij gaan eens kijken, want we kunnen het niet zien van hieruit Mu zien sjhampavu: we zijn verdwenen Noözn: dichterbij komen Oöstju mo: haast je maar Oöstug zien; haast hebben Ofroln: afrollen Ofsjheurn: afscheuren Ofsloovn: afsloven Ofsluutn: afsluiten Ofsmietn: afwerpen Ofsnieën: afsnijden Ofspan: afspannen Ofsprieng: afspringen Ofspuitn: afspuiten Oftrapn: aftrappen Oftrekn: aftrekken Ofvaagn: afvegen Ofvoeërn: afvoeren Ofzoekn: afzoeken Ofzoendurn: afzonderen Omubloözn: omblazen Omuduwn: omduwen Omoogusteekn: omhoogsteken
Omukantuln: omkantelen Omukeeërn: omkeren Omukloojn: omvervallen Omurieën: omverrijden Omutoeër: omweg Omverurieën: omverrijden Oopnsloön: openslaan Oopnsnieën: opensnijden Oovurbrieng: overbrengen Oovurentweeru loopn: heen en weer lopen Opduukn: opduiken Paseern: voorbijkomen Proboösju: poging Regtu vo ju kiekn: recht voor je kijken Regtudeuru: rechtdoor Reizu: reis Riebudubie: weg, vertrokken Rigtiengu: richting Robuln: rollen Roentdeeëln: ronddelen Roentdraagn: ronddrage Roentdroöjn: ronddraaien Roentfureln: doelloos rondlopen Roentrieësturn: onrustig van het één naar het ander gaan of lopen Roenttjooln: rondzwerven Roentwareern: rondlopen Saluu en du wiend vanagtru: trap het maar af Sjetu geevn: snel vooruitgaan Sjhampavu: verdwenen Sjhartuln: krabben Sjhievurn: glijden Sliengurn: slingeren Sluupn: sluipen Smeetu: worp Smietn: smijten Snuusturn: snuisteren Spakn: spakken, hinken Spriengplanku: springplank Steptju: stapje Stepunoöf: met haastige tred Stik mo ju bultu uut: begin maar te werken Stoempn: duwen Stoempu: actie van het stoempen Striewuln: strooien Stuupn: zich bukken, buigen Tendunoösum: buiten adem Tert(u)n (op): trappen op Tis goe jagt: het gaat vooruit Tis ieër lik u duuvukot: komen en gaan Tjakin tjakuut: in alle richtingen, chaotisch Tjakuut tjakin: in alle richtingen, chaotisch Tjooln: zwerven, ronddolen Tleevn is voe du rapu: het leven is aan de durvers Toepasiengu: toepassing Toetan: tot aan Toogn: tonen Trot: tocht Tu vieërklowu: rap Tuusbluuvn: thuisblijven U boeër zit zo langu nie up zu nofstee: het duurt te lang U gat in du lugt spriengn: een gat in de lucht springen, enthousiast/blij zijn U noek ofsteekn: een kortere weg nemen U steptju in du weërult zetn: uitgaan (op café, ...) U toertju doeën me ju vieloo: en toertje doen met de fiets U vroenk dran geevn: omwringen U wanduliengsju doeën: een wandelingetje doen Up du karu spriengn: meedoen, deelnemen (aan een project) Up du nuutkiek stoan: uitkijken Up eeëtu kooln zitn: op hete kolen zitten, ongeduldig wachten Up u loptju: haastig Up zu dooju gumak: op zijn gemak Upaaln: ophalen Upbloözn: opblazen Updrievn: opdrijven Upplakn: opplakken U tuksju doeën: een dutje doen Uutbloözn: uitblazen Uutdeeëln: uitdelen Uutdoeën: uitdoen Uutgank: uitgang Uutguglotsn: uitgegleden Uutgletsn: uitglijden Uutgoön: uitgaan Uutkipn: uitladen Uutloötn: uitlaten Uutoedn: uithouden Uutspriengn: uitspringen Uutvaagn: uitvegen Uutwiezn: uitwijzen Vaagn: vegen Van kromu noös guboörn: doen alsof, niet reageren Van Pieër no Pol guzon wordn: van het kastje naar de muur gezonden worden Van u noözu gupoept zien: haastig zijn Vastunaaguln: vastnagelen Verdurgoön: verdergaan, vooruitgaan Vietisupilu: pil om een beweging of een actie te doen versnellen Voöksvuruuziengu: volksverhuizing Voögn: volgen Vooörndoeën: voordoen Vooörngoön: voorgaan Vooörnsteekn: voorsteken Vorsdoeën: verder doen Vorsgoön: weggaan, verdergaan Voruut: vooruit Voruutduwn: vooruitduwen Voruutgank: vooruitgang Voruutgoan: vooruitgaan Voruutsteekn: vooruitsteken Vruuzn: verhuizen Vulpompn: volpompen Vurbiegoan: voorbijgaan Vurbiekomn: voorbijkomen Vurbieloopn: voorbijlopen Vurbiesteekn: voorbijsteken Vurdapurn: sneller gaan Vurdigtn: verdichten, naderen Vurdooln verdwalen Vurdwien: verdwijnen Vurguniengu: vergunning Vurkeniengu: verkenning Vurkoop: verkoop Vurloötn: verlaten Vurplatsn: verplaatsen Vursjhafn: verschaffen Vursjhuuvn: verschuiven Vursleepn: verslepen Vursneliengu: versnelling Vurtraagiengu: vertraging Vurvoeër: vervoer Vurvoeërn: vervoeren Wandulienksju: wandelingetje Wareern: weg en weer gaan, verblijven al spelend, … Weërju mo: haast je maar, doe maar je best Weerubrieng: terugbrengen Weerugubrogt: teruggebracht Weeruguvoeng: teruggevonden Weerukeeërn: terugkeren Weerukomn: terugkeren Weeruvieng: terugvinden Weeruzieën: weerzien Weg moeëtn: weg moeten, een verplichting hebben Wegang: weghangen Wegbloözn: wegblazen Wegbluuvn: wegblijven Wegbrieng: wegbrengen Wegfrutn: weglopen Wienkulieërn: verschillende winkels bezoeken Woar istn gublon: waar is hij naartoe Wupn: wippen Zeeëru: snel, rap Zeeëru afuseern: rap vooruitgaan Zeëfbudieniengu: zelfbediening Ze gin zitunt gat: ze kan niet blijven zitten Zil zetn: haast maken Zu sjhipu ofkuusjhun: zijn schop afkuisen, weggaan Zuugiengu: zuiging Zuugn: zuigenZwoajn: zwaaien
Aakn e noogn: haken en ogen Aaänguklit: aangekleed Aaängutjootult: raar of slecht aangekleed Aaänsjhoeë: handschoen Aaänsjhoen: handschoenen Agturbeuzu: achterzak Alpingsju: muts Alsbant: halsband Andoeën: aandoen Ang mo ju paaltoo an du portumaantoo: hang maar je mantel aan de kapstok Angurtju: hangertje Anklein: aankleden Anen: aanhebben Anpasn: aanpassen Antasu: handtas Baretu: baret Batkostuumu: badpak Batmutsu: badmuts Bazasu: rugzak Biekienie: bikini Bievakmutsu: bivakmuts Bijbiedol: babydoll, nachtkleding voor de vrouw, sexy lingerie Bijbieklirtjus: babykleertjes Binubeuzu: binnenzak Binuzak: binnenzak Blienk: schoensmeer Bloeëzu: bloes Bloezong: korte jas Fr blouson Boerka: kledingstuk gedragen door Islamitische vrouwen; bedekt heel het lichaam, inclusief gezicht Boerkienie: boerkini; zwemoutfit dat enkel handen, voeten en gezicht vrijlaat Boksaaänsjhoeën: bokshandschoenen Boloeët: bolhoed Boöj: trui Botien: hoge schoenen
Botienu: hoge schoen Fr bottine Braaänzulee of Braaänzjulee: armband Brijn: breien Broekbeuzu: zak van de broek Broeksju: broekje Broekspuupu: broekspijp Brosju: speld Fr broche Burgurkleeërn: burgerkleren Deekoltee: laag uitgesneden halsopening Fr décolleté Djieëns: jeans Djirsee: jersey, katoen of wollen machionaal gefabriceerde stof Duukpak: duikerspak Emdu: hemd => u nemdu: een hemd Falaar: sluier, hoofddoek Fr foulard Flieës: fleece, vacht, gebreide en geruwde stofsoort Frak: jas Gabardjinu: regenjas in lichte stof Fr gabardienne Getn: beenstukken (vroeger van militairen) Fr guetrons Goedn ketienk: gouden ketting Goedn orloozju: gouden uurwerk Goeduwerk: juwelen, sieraden, goud Guzigtsmasjhur: gezichtsmasker Kajuutn: rubberen pantoffels waarin de voeten geweldig zweetten, wat tot zweetvoeten leidde Kanadjinu: overjas Fr canadienne Kapootu: mantel met kap Fr capote Kapu: kap Kapuusjong: kap vastgemaakt aan de jas Fr capuchon Katoeën: katoen Kazuuvul: kazuifel, mouwloos opperkleed gedragen door de priester als hij de mis opdraagt Ketienk: ketting Kiemonoo: kimono; Japans kledingstuk. Losse mantel of japon met wijde mouwen die met een ceintuur wordt dichtgebonden Kiendurkleeërn: kinderkleding Klaksju: klakje Klaku: klak, pet Kleeën medu laptju: met welke kledij ook, er goed uitzien Kleeërbustul: kleerborstel Kleeërn: kleren, kledij Kleeërn voe du vijlugijt: veiligheidskleding Kleeërn voe tu feeëstn: feestkleding Kleeërn voe tu werkn: werkkleing Kleeërn voer in du vrieju tiet: vrijetijdskleding Kleeërn voer int guvegt: gevechtskleding Kleeërn voer uut tu goön; uitgangskleding Kleeërn voet snagts: nachtkleding Kloefn: klompen Knoptju: knoopje Koentukletsur: pitteleer, lange jas bij feestelijkheden Koesn: kousen Koesn die slookurn: kousen die afzakken Kokmutsu: koksmuts Kolaän: kousbroek Fr collant Komuuniezong: onderjurk Fr combinaison Kopspelu: kopspeld Korsee: keurslijf Fr corset Kostuumu: pak Kotieln broek: fluwelen broek Kroontju: kroontje Krosjteern: haken met een haakpen Fr crochete Kultun: kleren Leëzn: laarzen Linun: linnen Maaänsjetu: manchet Fr manchette Maaänsjetuknoop: manchetknop Masjhur: masker Mieniekienie: minikini Moentmasjhur: mondmasker Monokul: oogglas Fr monocle Monookienie: monokini, bikini zonder bovenstuk Mutsu: muts Naaldu: naald Nagtemdu: nachthemd Neegliezjee: gemakkelijk ochtendgewaad Fr négligé Niekam: nikam Nielong: nylon Nielongs: nylonkousen Noeërujaagurtju (u): strikdas, vlinderdasje Noöt: naad Noöjmasjien(u): naaimachine Noöjn: naaien Nunukleeërn: religieuze kleding van een non Oarmbant: armband Oeët: hoed => Noeët (u): een hoed Oeëwu zieëju gie doö nu aangutjootult?:Hoe ben jij nu aangekleed?
Oendurbroek: onderbroek Oendurgoeët: ondergoed Oendurlief: onderhemd Oeërujaagurtju: strikje Oendurlievutju: onderhemdje Oogsjhaduw: oogschaduw Ooörbelu: oorbel Ooörrieng: oorbellen Ooörrienk: oorbel Oovral: overall Oovurgoojur: overgooier, wijde mouwloze jurk zonder taille die over het hoofd wordt aangetrokken Orlogu: uurwerk Orloozjubantju: uurwerkbandje Paltoo: mantel, overjas Fr paletot Pardusuu: mantel Fr pardessus Pasturkleeërn : religieuze kleding van priester Peërul : parel Pelsun frak: pelsmantel Piekubestu => up zu piekubestu guklit zien: piekfijn gekleed zijn Piewantn: wanten Pinwaar: ochtendjas meestal gedragen bij het opstaan en vóór het slapengaan Fr peignoir Pirmanaäntu: haargolf blijvend Fr permanent Plastrong: das Fr plastron Ponsjoo: poncho, van origine Zuid-Amerikaans kledingstuk, rechthoekige doek met in het midden een gat om het hoofd door te steken Poönu: fluweel Pulumutsu: puntmuts Reegnkaptju: regenkapje Reegnmantul: regenmantel Rieëmtju: riempje Rieëmu: riem Riekooördu: schoenveter Rieleëzun: rijlaarzen Rowkleeërn: rouwkleding Sandaaln: sandalen Sandaalu: sandaal Satien: satijn Savatn: pantoffels Senteuru: riem Fr ceinture Sjakosju: handtas Fr sacoche Sjarpu: sjerp Fr écharpe Sjetu: sajette, wol Sjhabu: schort Sjhortu: schort Sjort: short Slepu: hemd => in zu slepn roentloopn: rondlopen zonder broek, in zijn hemd Sletsn of Slufurs: pantoffels Sliep: onderbroek Slieptju: slipje Smookieng: smoking Snelzeikr: open vrouwenbroek Soetjeën: bustenhouder Fr soutien Soetoönu: soutane, onderdeel priesterkleding Stofu: stof Streksju: strikje Striekiezur: strijkijzer Striekn: strijken Strieng: string, soort onderbroek of zwembroekje dat schaamstreek bedekt en verder bestaat uit een touwtje of smal stukje stof om het middel en door de bilspleet Taal a ju gat ang: al je geld uitgeven aan kledij Talongs: hoge hakken Fr talon Tanga : tanga, damesslip Tieritu: rits Fr tirette Toepet: haarstukje Fr toupet Tooga : toga, kledij van de rechter Turnslufurs: turnpantoffels Tuulu: mazenweefsel (doorzichtig) U boöj brijn: een trui breien Upgutietumatoojt: opgemaakt/opgezet Uunieformu: uniform Uutloötn: uitlaten, vergroten of verlengen van kleding Uutrustiengu: uitrusting Uutstriekn: uitstrijken Veln mantul: bontjas Vestubeuzu: zak van de jas Viengurrienk: vingerring Vlindurdasju: vlinderdasje, hoerenjagertje Vrowukleeërn: vrouwenkleren Vuliengu: (op)vulsel Vurklindurn: verkleinen, inpakken Vursjhooön: verschonen, verversen (baby) Wienturkleeërn: winterkleren Wulu: wol Wuuvukleeërn: vrouwenkleren Zeulu: zool (van u sjhoeë: van een schoen) Ziedu: zijde Zilvurn ketienk: zilveren ketting Zilvurn orloozju: zilveren uurwerk Zjartiln: jarretellen, onderdeel van het damesondergoed ter voorkoming van het afzakken van de kous Zjielee: vest Fr gilet Zokn: sokken Zoksju: sokje Zoomurkleeërn: zomerkleren Zunuklaksju: zonnepetje Zuutwestur: zuidwester, hoofddeksel gedragen door zeevaarders
Aalmoeëzu: aalmoes Aksjus: acties, aandelen Al slaapundu rieku wordn: al slapend rijk worden, er niets moeten voor doen Andeeëln: aandelen Andeeëloedur: aandeelhouder Bankbieljet: bankbiljet Bankbrieftju: bankbriefje Bankgugeim: bankgeheim Bankkluuzu: bankkluis Bankkoörtu: bankkaart Bankleeëniengu: banklening Bankofsjhriftu: bankafschrift Bankreekniengu: bankrekening Bankroeët: bankroet Banktugoeët: banktegoed Batju: koopje Beeteewee: BTW belasting op de toegevoegde waarde Bendug: zuinig Beuzu: beurs (instelling en zak) Biebutaaliengu: bijbetaling Biedraagu: bijdrage Bielegn: bijleggen Biepasn: bijpassen Bievurdieën: bijverdienen Bievurdieënstu: bijverdienste Binbrieng: binnenbrengen (als bijdrage aan gezinskosten, bvb) Boekoediengu: boekhouding Boekoedn: boekhouden Borgsteliengu: borgstelling Brantkasu: brandkast Brieftju: briefje (van twintig euro bvb) Budervn: bederven Budriefsbulastiengu: bedrijfsbelasting Bukostugiengu: bekostiging Bukostugun: bekostigen Bulastboör: belastbaar Bulastieng: belastingen Bulastieng oentduukn: belastingen ontduiken Bulastiengaängiftu: belastingsaangifte Bulastiengefiengu: belastingsheffing Bulastiengoftrek: belastingsaftrek Bulastiengsjhievu: belastingsschijf Bulastingsiestiïm: belastingssysteem Bulastiengvrie: belastingsvrij Bulegiengu: belegging Bulegur: belegger Bulooniengu: beloning Bumiduln: bemiddelen Buslaglegiengu: beslaglegging Buspoöriengu: besparing Busteediengu: besteding Butaalboör: betaalbaar Butaaliengu: betaling Butaalkoörtu: betaalkaart Butaaln: betalen Buzitieng: bezittingen Buzoldiegiengu: bezoldiging Dadis giïn gelt: dat is goedkoop Dieëru: duur Dieëzn: duurder worden Dran toesteekn: geld verliezen op een door jou betaalde zaak Drienkgelt: drinkgeld Dur gelt uutsloön: winst maken Dur warmtjus iïn zitn: er warmpjes inzitten, veel geld hebben Erfunisu: erfenis Ervn: erven Fajiet(u): bankroet Fortuunu: fortuin Garaaänsju: waarborg Gasboeëtu: gasboete, opgelegd door de gemeente Gelt moe roln: geld moet rollen Gelt rieëkn: geld ruiken, voelen dat er iets te verdienen is Gelt uut utwieën zu zak klopn: iemand te veel doen betalen Gelt vurdieën lik sliek: op gemakkelijk manier veel geld verdienen Gelt vurdoeën: geld uitgeven Geltzak: rijke Gin rostu kluutu en: niets bezitten Gupast gelt: gepast geld Ienkulgelt: muntstukken, kleingeld Iepoteeku: hypotheek Infloösju: inflatieInt zwart werkn: in het zwart werken Ju gelt plaseern: je geld vastzetten op termijn Ju gelt vastu zetn: je geld vastzetten Ju ku gin kei vloön: je kunt niets ontnemen aan iemand die niets heeft Ju mag ut up ju buuk sjhrievn: je zult nooit betaald worden Kapietaal: kapitaal Kasu: kassa Kiendurgelt: kindergeld Kluturgelt: kleingeld Kluutu: tien centiem oud Belgisch geld Kluuzu: kluis in de bank Kortiengu: korting, afslagKoruupt zien: korrupt zijn Krebu bietn: armoe, hongerlijden Kroozn (va ju gelt): rente KrotEnKompanjieë: grote armoede KrotEnOörmoeë: grote armoede Krotu: armoede Lamurn: geld geven Leeëniengu: lening Leeflooön: leefloon Leevun van du dis: onderhouden worden door het OCMW Leevun van zu rentn: leven van de opbrengst van zijn geld Meeërweërdu: meerwaarde Met u fursjetu sjhrievn: te veel aanrekenen Ne gi naagul voe zu gat tu krabuln: hij bezit niets en hij heeft geen geld Nis me zu gat in du butur guvoln: hij is in een rijke familieterechtgekomen Nu biet u frang in tweeën: het is een gierigaard Nu zoet u frang in tweeën bietn: hij is erg gierig Nu zit op zu geld: hij is gierig Ofbieën: afbieden Obliegoösju: obligatie Oenkostn: onkosten Ofbutaaln: afbetalen Ofgusleegn: prijs is verminderd Ofkortn: een schuld afbetalen Ofslag: korting Oftrekn van ju bulastieng: aftrekken van je belastiengen (gedane onkosten, forfait) Oftrogln: aftroggelen Ofpriezn: afprijzen Ofslag: afslag Oörmoeë: armoede Oörmoeë troef: daar heerst armoede Oovursjhot: overschot Oovursjhrieviengu: overschrijving Otomoöt: geldautomaat Parkeerboeëtu: parkeerboete Parkeergelt: parkeergeld Poenku: spaargeld (verdoken) Portufuju: portefeuille Portumonee: geldbeugel Fr portemonnaie Pronostiekn: een pronogstiek invullen Reeguulariezoösju: regularisatie Riekdom: rijkdom Rieku stienkur: rijke stinker/man Rinuweern: ruineren Rusuu: ontvangstbewijs Fr reçu Rutu: blut Senteuru doeën: de riem toehalen om te besparen Fr ceinture Sentn: centen Sjhaavurgoeëdiengu: schadevergoeding Sjhatbuwoördur: schatbewaarder Sjhatkistu: schatkist Sjhatrieku: schatrijk Sjhuldn: schulden Sjhuldn maakn: schulden maken Sjhuldn ofbutaaln: schulden afbetalen Sjik: cheque Sjikboek: chequeboek Sliek van deërdu: geld Smooörrieku: zeer rijk Speelsjhuldn: speelschulden Spoörboeksju: spaarboekje Spoörgelt: spaargeld Spoörkasu: spaarkas Spoörn: sparen Spoörn voe ju noedun dag: sparen voor de oude dag Spoörreekniengu: spaarrekening Sponsurn: sponsteren, steunen met geld Steeg: stijf Steeg van ofgoön: gierig zijn Steeënrieku: steenrijk, zeer rijk Stortiengu: storting Suukurtantu: suikertante, rijke tante zonder kinderen Teëru doeën: verteren, geld uitgeven Tgelt deur deurun en viïnsturs smietn: geld door deuren en vensters gooien Tgelt dur deuru jaagn: veel en snel geld uitgeven Tgelt groejt nie up mu rik: het geld groeit niet op mijn rug, ik ben spaarzaam want ik moet er hard voor werken Tis eeën me kluutn: één met kluiten, een rijke Toar zoet deur ju klaku groejn: je geld zou ervan op geraken Tu nieëtu goön van tgelt: waardevermindering van het geld Tvolt va nie oogu: het is niet duur Tzoet up ju patatn nie vurdieën: heel weinig verdienen U fluutu van u sent: een kleinigheid U kleeën peënsjoeëntju: een klein pensioen U kostlik batju: een dure aangelegenheid U lotju koopn: een lot kopen U neuroo: een euro U neezul en die geld sjhiet: over onuitputtelijke geldbron beschikken U nomaaliengu doeën: geld inzamelen U zak gelt en: rijk zijn Up du poef koopn: kopen op afbetaling Up gin frang/euroo kiekn: het komt niet op een frank/euro Up ju geld zitn: gierig zijn Up zwart zoöt zitn: op zwart zaad zitten, geen financiële mogelijkheden meer hebben Upbrieng: opbrengen Upbriengstu vaju gelt: opbrengst, rente Upslag: opslag Uutspoörn: uitsparen Vakaaänsugelt: vakantiegeld Van zu gelt klapn lik u boer van zu kleeënu patatjus: van zijn geld spreken zoals een boer van zijn kleine aardappelen Voe gin gelt van du weeërult: voor geen geld van de wereld, wat je ook mag bieden Voe tzeëfstu gelt: voor hetzelfde geld Vraagn kost giïn gelt: vragen kost geen geld, toch vragen als er weinig kans op slagen is Vraagpries: vraagprijs Vrie van taks: vrij van belastingen Vurdieën: verdienen Vurdieënstu: verdienste Vureurn: verhuren Voöksupvoeëdiengu: volksopvoeding Voe nietn: gratis, kosteloos Voer u napul en u nei: zeer goedkoop Vooördeeël: voordeel Vooördeeëlug: voordelig Vooörnsjhieëtn: voorschieten Vooörsjhot: voorschot Vurdoeën: uitgegeven => aal zu gelt vurdoëen aaän snoep Vurgoeëdiengu: vergoeding Vurkoopupbriengstu: verkoopopbrengst Vurkwistiengu: verkwisting Vurlieës: verlies Vurlieëzn: verliezen Vurigtiengu: verrichting (op bankrekening) Vuriekn: verrijken Vurspiliengu: verspilling Wediengu: wedding Wedn: wedden Witwasjhun: witwassen Woekurn: te veel geld vragen Woekurpries: veel te hoge prijs Woekurwiïnstu: woekerwinst, te veel verschil tussen waarde en gevraagde prijs Woörborgu: waarborg Zo rieku of datu zeeë diepu is: zo rijk als de zee diep is, zeer rijk Zo woörmu lik djop: zo arm als job, zeer arm Zoöjn no du zak: de tering naar de nering zetten Zu broek draän sjheurn: zijn broek eraan scheuren, verlies lijden Zu gelt dur deurujasn: snel veel geld uitgeven Zu gelt plaseerun: zijn geld vastzetten, investeren, plaatsen Zu gelt zit in u koesu: hij heeft geen vertrouwen in de banken Zu slepn draan sjheurn: verlies lijden bij een zaak Zwart geld: niet aangegeven geld Zwem int gelt: rijk zijn
Aänjaagn: zich fel haasten Agturdogtug: achterdochtig Agturloop: veel moeite Alturoösju: ontroering Ambjaaänsu: stemming Fr ambiance Andagtug: aandachtig Ankurn: hevig verlangen Barmertug: barmhartig Bendig: nieuwgierig, hevig naar iets uitkijkend Beu lik koedu pap: iets zeer beu zijn Biebudoeëliengu: bijbedoeling Bleëtn: wenen Bliedu of blieë: blij Blietsjhap: blijdschap Bliekboör: blijkbaar Bloeëtstolunt: bloedstollend Braavu zien: braaf zijn Brimstug: geil, bronstig Budoeëliengu: bedoeling Budoeëln: bedoelen Budwieng: bedwingen Bugoeftu: behoefte Bukn: koppig zijn Bukomuriengu: bekommering Bukooöriengu: bekoring Bukrompn: bekrompen Bulachuluk: belachelijk Bulang: belang Bulangsteliengu: belangstelling Buleedugt: beledigd Buleeëriengu: belering Bulemuriengu: belemmering Buletsul: beletsel Bumoeëdurn: bemoederen Bunowt zien: bang zijn Buproeviengu: beproeving Burustiengu: berusting Busjhaamt zien: beschaamd zijn Busjhijdun: bescheiden Busjhowiengu: beschouwing Buwoöjt: scheel van de goesting (naar eten) Da werkt op mu zilmus: dat werkt op mijn zenuwen Dankboör: dankbaar Deegoe: afkeer Fr dégoût Deeliekoöt: delikaat Fr délicat Dinu doeën: er niet goed van zijn Dragtur kun sjhuufuln: erachter mogen fluiten, iets niet krijgen Droomweirult: droomwereld Drukdoeëndurieë: drukdoenderij Du kituls en: gevoelig voor kriebels Du krul kriegn: zeer hard op de zenuwen gewerkt Dul zien: kwaad zijn Dur geërn bie zien: er graag bij zijn Dur me ju klaku noö sloön: op goed geluk polsen of raden Dur nie goeët vaän zien: er niet goed van zijn Dur tertu van iïnzien: er het hart van in zijn Durbie kwieëln: erbij kwijlen Durvan braakn of spuugn: er genoeg van hebben Eeënzaam: eenzaam Eëk weërt em: iedereen doet zijn best Eëk zu goestu: ieder zijn wil, zijn goesting Eemulstuvroet: zeer kwaad Eeërlik zien: eerlijk zijn Enuvleis: kippenvel (rilling van ontroering, van ‘t verschieten) Ertulik: hartelijk Espres: opzettelijk Fr exprès Foeëln: voelen Froöj zien: braaf zijn Gamuuzeert: geamuseerd Gintriseert: geïnteresseerd Goestu: goesting Goestu en: goesting hebben Groeën van zjaloezieë: groen van jaloezie Guboöriengu: doen alsof, iets gebaren, veinzen Guboejt: geboeid Gubrookn: gebroken Gukwetst: gekwetst Gulukug zien: gelukkig zijn Guneërn: amuseren Guwoöru wordn: gewaarworden I ju gat gubeetn zien: verbolgen zijn over iets In du duuk: stiekem In u vroedu koleeru sjhieëtn: koleriek reageren In zu broek doeën: bang zijn Intoesjast: enthousiast Jankn: huilen als een hond Jeun: genieten Ju juünstu toogn: tonen dat je iets wil doen Ju karu keeërn: van mening veranderen Ju kasu upfretn: zich vervelen, ongeduldig zijn Ju kazaku droöjn: van gedacht veranderen, overlopen Ju kluts kwiet zien: van niets meer weten Kaan al bunowt da: ik was al bang dat Kajietn: uitschreeuwen van de pijn Kalmtu: kalmte Kalmu: kalm Kanuguluk: geluk dat er voor jou nog wat overgebleven is Ken dur gunoeg van: ik heb er genoeg van Ken dur mu klaku vaan vul: ik heb er genoeg van Ken dur mu kot in: ik geniet ervan Kgo no mu kip: ik ga slapen Koeroözju: moed Fr courage Kompasju: medelijden Kontent zien: tevreden zijn Fr content Kontentument: tevredenheid, voldoening Fr contentement Koönfjeënsju: vertrouwen Fr confiance Koönfort: comfort Fr confort Kopug: koppig Kriegn dur kieëkuvel van: ik krijg er kippenvel van Kriesjhn: wenen Ksien dul: ik ben kwaad Kurjeus: nieuwsgierig Fr curieux Kurjeuzuneuzn en vraagsteërtn: nieuwsgierig zijn Kurjeuzuteit: nieuwsgierigheid Kutent: content, tevreden Kuumn: niets zeggen Kvoeëln muniegoeët: ik voel me niet goed Kwetsboör: kwetsbaar Kwieln: kwijlen Kwitzoendur of: ik ben benieuwd of Kwoöt zien: kwaad zijn Kzien kuük: ik ben pompaf Kzien murwu: ik ben murw geslagen Kzien tertu of: ik kan niet meer Kzient zo moewu lik aaängubrandu pap: ik ben het heel erg moe Lachun: lachen Lank gat (met u): tegen de goesting iets doen Leeg: lui Leegoört: luiaard Liebur: vrij Fr libre Lieburtijt: vrijheid Fr liberté Lieën: lijden Lujugeit: luiheid Malsjaaänsu en: ongeluk hebben Fr malchance Me ju pies in du wient stoön: verslagen, geen raad meer weten Meegoöndu: gewillig, sympathiek Meeleevn: meeleven Meënsjhuluk: menselijk Meefoeln: meevoelen Meevoln: meevallen Meewiln: meewillen Meezitn: meezitten Me tu poepurs zitn: bang zijn Met u kleeën ertju: met een klein hartje, beschroomd Met u lank gat: met tegenzin Mien bobienu is of: in ben doodop Moeë: moe Moeëduloos: moedeloos Moeëdurertu: moederhart Moeëdurlieëfdu: moederliefde Moentzieënt: we zien er tegenop Mu zoendur kloör upstoön: het zou niet goed zijn als we dat deden Nie va wantn weetn: nergens iets van afweten Nis dul, zisdul: hij is kwaad, zij is kwaad Nis/zis goeët vanertu wi: hij/zij heeft een goed hart, hoor Nooötgudwoeng: noodgedwongen Oedjan tgas: bereid je er maar op voor Nu jeunt em doö: hij voelt zich daar goed Oenaaängunaam: onaangenaam Oenduvroet zien: heel erg boos zijn Oeëngudult: ongeduld Oeënguduldug: ongeduldig Oeënguluk: ongeluk Oeëngulukug: ongelukkig Oeëngurust: ongerust Oeënpusjentug: ongeduldig Fr impatient Oeënsjaänsu: ongeluk, tegenvallend Oeënvrieënduluk: onvriendelijk Oeënzeekru: onzeker Oeërusjaänsu: veel geluk Oentmoeëdugt: ontmoedigd Oentroeëriengu: ontroering Oentroeërt: ontroerd Ofvraagn: afvragen Ooörndul: geschift, getikt Oovurguvoeëlug: overgevoelig Op zu sjieku bietn: zich inhouden Peizn: peinzen, denken => kpeizn: ik denk Pieëpn: schreeuwen Pienluk: pijnlijk Poepurs: schrik Poeër: pit Preus: fier Preus lik veeërtug: zeer fier Pusjeënsju: geduld Fr patience Pusjentug: geduldig Fr patient Riliengu: rilling Roesputeern: misnoegen uiten Fr rouspéter Rooj: last Rooöt van sjhamtu: rood van schaamte Roözunt van koleeru: razend van woede Ruksju: reukje Rutuln: misnoegdheid uiten Seënsoösju: sensatie Simpatiek: sympathiek Sjaänsu: geluk, meeval Fr chance Sjhieë: bevlieging Sjhien: schijn Sjhietur: bangerik Sjhiln: schelen Sjhreimn: wenen Sjhruwuln: zeer luid schreeuwen Spietug: spijtig Stilu: stil Surjeus: ernstig Fr sérieux Tertu durvan iïn zien: er het hart van in zijn Tienkt mien da: me dunkt dat Tis mo daj twit: als je het maar weet Tis mu juustu gliek: het is mij om het even Tis voe bie tu bleëtn: je zou erdoor wenen Tka mu nie sjhiln: het kan me niet schelen Toed an du rebn: het is straffe kost Trow zien: trouw zijn Tsloeg (d)a mu nertu: ik verschoot mu rot Tspek a ju klooötn en: het zitten hebben, het slachtoffer zijn Twerkt up mu zilmus: het werkt op mijn zenuwen U noent zoet rieëkn: het was te verwachten U sjheetu lachn: plezier hebben U vroedu koleeru: erg kwaad zijn Ulpuloos: hulpeloos Up ju kinu meugun klopn: op je kin mogen kloppen, niet krijgen wat je verwacht Up ju peërt zitn: kwaad zijn Up ju weeroedn zien: afwachten en voorzichtig zijn Upgulugt: opgelucht Upguwekt: opgewekt Upjaagn: opjagen, aanzetten tot grotere haast Upoedn: ophouden Upregt zien: oprecht zijn Utwa doeën met u lank gat: iets doen tegen zijn goesting Utwa geeëstug vieng: iets leuk vinden Utwa meeën: iets ernstig menen Utwieën geërn zieën: van iemand houden Utwoö dinu van zien: ergens niet goed van zijn, ontgoocheld zijn Uutbundug: uitbundig Uutguloötn: uitgelaten Uutoedn: uithouden Uutpluuzn: uitpluizen Uutgupluust: uitgeplozen Van u noözu gupoept zien: haast hebben, haastig zijn Veelu pusjeënsen: veel geduld hebben Fr patience Vijandug: vijandig Voeëlboör: voelbaar Voeëliengu: voeling Vooörguvoeël: voorgevoel Vooörkeuru: voorkeur Vooörlieëfdu: voorliefde Vooörooördeeël: vooroordeel Vooörproevutju: voorproefje Vooörsmaksju: voorsmaakje Vorspelboör: voorspelbaar Vorspeliengu: voorspelling Vraagteeëkn: vraagteken Vreeësuluk: vreselijk Vriedom: vrijheid Vrieënduluk: vriendelijk Vriegeevug: vrijgevig Vriejijt: vrijheid Vriejuut: vrijuit Vriewilug: vrijwillig Vroegiengu: wroeging Vroet: kwaad Vrowunertu: vrouwenhart Vuldoön: voldaan Vurboöziengu: verbazing Vurdrieët en: verdrietig zijn Vurdwoöst: verdwaasd Vurlang: verlangen Vurlijdiengu: verleiding Vuroendursteliengu: veronderstelling Vurasiengu: verrassing Vurneedriengu: vernedering Vurneedurt: vernederd Vursjhieëtagtug: die gemakkelijk schrikt of verschiet Vursjhrikt zien: verschrikt, zeer bang Vursmagtn: verstikken Vurstievn: verstijven (van angst bv) Vurvuliengu: vervulling (wens) Vurwerkiengu: verwerking (van een tegenslag) Vurwoendriengu: verwondering Vurwoendurn: verwonderen Vurwoendurt: verwonderd Wa sjhiltur: Wat scheelt er Walgiengu: walging Wanoopug: wanhopig Weënsjhn: wensen Wijgur zien oovr utwa: zorg dragen over iets Wit van koleeru: wit van woede Zis nie zindlik: ze kijkt niet nauw, ze is niet kieskeurig Zjaloeës zien: jaloers zijn Zjaloezieë: jaloezie Zoendu: zonde Zu booöntjus tu weeëku legn: azen op iets Zu gat sjhuufult: hij is zenuwachtig, op zijn ongemak Zu jeun undur doö: ze voelen zich daar goed Zu jeunt eur doö: ze voelt zich daar goed Zu lipu loötn ang: ongelukkig, verdrietig zijn Zu toopu sloön: bang zijn Zu zit met du poepurs/sjhieturs: ze is bang
Woordenlijst Nr 11: Liefde Huwelijk of andere relatie
Aaängutrowt: aangetrouwd Aavunturtju: avontuurtje, korte vlucht uit de relatie Afeëru: buitenechtelijke relatie Fr affaire Agtur utwieën zu gat loopn: altijd bij iemand willen zijn, ook als die dat niet wil Aliementoösju: voorziening Fr alimentation Amang: aanhouder, lover Fr amant Anbidur: aanbidder Ankurn agtur utwieën: niet zonder iemand kunnen Anoedur: minnaar maar ook iemand die blijft aandringen => dun anoedur wint Asan ruuzju maakn: altijd ruzie maken Bieslaap: bijslaap Biezit: bijzit Broek vul goestiengu (of goestu): geil zijn Bruuloft: bruiloft Buturbrieftju: boterbriefje, bewijs dat men getrouwd is Dijtn: daten, afspreken Eereksju: erectie Ertrown: hertrouwen Flikur: flikker, homo Flirtn: flirten Fuftug joör gutrowt: vijftig jaar getrouwd, gouden bruiloft Geërn zieën: houden van => van utwieën, van utwadu Goeët int bedu: goed in bed Guluk int spil, oeënguluk in du lieëfdu: geluk in het spel, ongeluk in de liefde Gusjhit: gescheiden Gusjhit van taaflenbedu: gescheiden van tafel en bed Gutrowt zien voe tgelt: niet getrouwd zijn uit liefde maar omdat de partner rijk is I roetu zien met utwieën: een relatie hebben met iemand Ju vint/wuuf budrieëgun: je man/vrouw bedriegen Kapootu: condoom Kenisun: een relatie aangegaan hebben, vrijen Kiendurloos: relatie zonder kinderen Kiendurweëns: kinderwens Kloarkomn: klaarkomen, orgasme krijgen Knufuln: knuffelen Koedan warmu lieëfdu: koude handen, warme liefde Kopul: koppel Kozien: kozijn Fr cousin Leeërn rieën up u noedu vielo: door een oudere (getrouwde) vrouw ingewijd worden in de liefde Leevn lik kat e noent: slecht overeenkomen Lekn: kussen Lieëf: lief Lieëfdu: liefde => Lieëfdu makt blint: liefde maakt blind Lieëfdu up teeërstu guzigt: op het eerste gezicht Lisbiejinu: lesbische vrouw Luduvudu: liefdeverdriet Met du mantul van du lieëfdu budekn: met de mantel van de liefde bedekken, vergeven Minoöru: minnaar Minoresu: minnares Mitrisu: minnares Fr maîtresse Moku: meisje of verloofde Monookienie: monokini Mu lieëf: mijn lief Mukoör geërun zieën: houden van elkaar Mukoör misun: elkaar missen Mukoör nie kun misun: elkaar niet kunnen missen Munoögu: huishouden Fr ménage Net/zet durmee tu doeën: hij/zij heeft er een relatie mee Net u nandru: hij heeft een andere Neukn: neuken, de liefde bedrijven Nie van du stroötu gugrogt: niet van de straat geraakt, (nog)nooit een relatie gehad hebben Nis of zis nog nie van du stroötu: nog niet verloofd of getrouwd No doeërn goön: naar een hoerenkot gaan Od u noedu sjheuru in brandu vlieëgt: als een oudere verliefd wordt Oedn van mukoör: houden van elkaar Oedu lieëfdu roeëst nie: oude liefde roest niet Oeërujaagur: hoerenjager Oeërukot: hoerenkot Oentrow: ontrouw, bedriegen van partner Oentugt: ontucht Ofmaakn: verbreken (van vrijage) Ofspraaku: afspraak Oftrekn: masturberen Omelziengu: omhelzing Oomooguuwuluk: homohuwelijk Oörmenoörmu goön: arm en arm gaan Oovurspil: overspel Orgasmu: orgasme Ovreeënkomn: overeenkomen Palufun: liefkozen Peenies: penis Pieëpurn: kussen Poepn: neuken Pot: lesbienne Randeevoe(tju): afspraak(je) Fr rendez-vous Rieku gutrowt zien: getrouwd zijn met een rijke man of vrouw Ruloösju: relatie Siks: sex Sjharul: scharrel, losse verkering Sjhatju: schatje Sjhidiengu: scheiding Sjhijdn of sjkheeën: scheiden Sjhooönbroeëru: schoonbroer Sjhooönmoeëdru: schoonmoeder Sjhooönvoödru: schoonvader Sjhooönzustru: schoonzuster Sjhooten up utwieën: iemand in de gaten hebben om er een relatie mee aan te gaan Sleep: onderste van trouwkleed dat langs de grond sleept en daarom opgeheven wordt Smooörvurlieëft: smoorverliefd Speelvajoögu: huwelijksreis Stiefmoeëdru: stiefmoeder Stiefvoödur: stiefvader Streeëliengu: streling Swietu: gevolg bij een chique huwelijksplechtigheid Teegn ju zjielee trekn (utwieën): iemand aanhalen, tegen de borst drukken Tetuzot: man die van borsten houdt Tisof: de relatie is verbroken Tis weeran: de relatie is er weer Tjestug joör gutrowt: zestig jaar getrouwd, diamanten bruiloft Toopu weun: samenwonen Topuzot: zeer verliefd Totju: kusje Trow: huwelijk Trowfeeëstu: trouwfeest Trowfotoo: huwelijksfotoTrowkleeët: trouwkleed Trown voe du kerku: kerkelijk huwelijk Trown voe du wet: wettelijk huwelijk Trowrienk: trouwring Tugoaruweun: samenwonen U nartnen: een stijve hebben U noar in du butur: een haar in de boter U noent met u noeët an: zegt men van een vrouw die er niet goed uitziet maar toch de interesse van de man opwekt U noeëru lik u peërt: een vrouw die heel wat minnaars had/heeft U sjheivu sjhatsu rieën: vreemd gaan U sjhooön kopul: een mooi koppel Up u nandur goön: vreemdgaan, scheve schaats rijden Veuguln: de liefde bedrijven Vint: man Vooörspil: voorspel Vrieguzel: vrijgezel Vrieoözju: vrijage Vrijn: vrijen Vrimdu goön: vreemdgaan Vurlang: verlangen Vurlieëft: verliefd Vurlooviengu: verloving Vuroediengu: verhouding Vuroovriengu: verovering Vursieëriengu: versiering Vursieërn: versieren Vuuvuntjestug joör gutrowt: vijf en zestig jaar getrouwd, briljanten bruiloft Vuuvuntwientug joör gutrowt: vijf en twintig jaar getrouwd, zilveren bruiloft Wuuf: vrouw Wuuvuzot: vrouwenzot Zet u nandreeën: ze heeft iemand anders Zet utwieën andurs: ze heeft iemand anders Zis i roetu me: ze heeft een relatie met Zjuubielee: jubileum Zorgun voe mukoör: voor elkaar zorgen Zot zien van utwieën: verliefd zijn op iemand Zu lieëfdu vurkloörn: zijn liefde verklaren Zu zien weg van mukoör: ze zijn niet meer samen
Uuzu twi Westendunoörs zien du bestu vrieëndn, mor oön zu mukoör zieën in undur stamkafee, toen istur altiet wel u noendurwerp woroovur daan zu, zogtu guzeit, nie akoort zien.
Van deezu ki wast foetbal. Bertn, dadenk al dikwils guzeit, is u negtu blown ent got dus nieëmant vurwoendurn datn suuportur is, mo ton u neevugun, van du kluup van Brugu. E nu moedut tog we lukn zeekr, Juultn zweërt bie Kaa Vee Oo (KVO).
Bertn: e ju du matsj van du kluup teegn Monako guzieën? 0-4, ee. En zu zegun toe nog datundur bestu matsj nie guwist et. Daan zu beetur kun. Zu mistun ook nog u poör baasiesspeelurs: oe eeëtn zook weeru? Ik kun die vrimdu naamun mo nie oentoedun. Juultn: Kwildunt juustu zegn, Bertn, oeveelu Belgun speelundur nog mee bie du kluup? Eeën up driëe? KVO zet voral in up joengu gastn. Zoopn dan zu zu toenu voe veelu gelt kun vurkoopn.
Bertn: Foetbal is u geltspil guwordun, ee. En daan zu mor upletn, met al da gufoeful deur maakuloörs. Du suuporturs kriegun dur gunoeg van en zu zoen wel u ki kun ofaakn. Aloewel, somigu eën dur alus voer oovur en zu wordun geërn budroogn..
Juultn: Ja, ju moe ju ki vooörnsteln oeveelu dadu u goeju speelur pur joör vurdieënt. Lombaarts van KVO zoedu u mieljoeën euro pur joör vurdieën. E wadetn al gupristeert? En da briengt mee daan zu giïn gelt en om undur ploeg tu vursterkn. U sjhooönu erfunisu van Koeku, ee!
Bertn: E jook guleezun daan somugu speelurs int buutulant, gulik PSG, nu speesiaalu preemies ijsun voe van alus e nogwa. Nejmaar vurdieënt pur joör 30 mieljoeën euro, mo doö boovunup vraagtn 375.000 pur moönt om agtur u wetstriet tu wiïln in zu nan klakn voet puubliek (!!!).
Mbappe ijstu u (guwijgurdu) prieveedjit van du kluup, mo nu kriegt wel 30.000 euro pur moönt om zien pursoonluku staf tu butaaln. Net u nuusoedur, u sjofuür en u bodiegaart. Juultn: go weg gie, sjhandaalug, vraakroepunt, noemu kik da!
Bertn: mo nuu weeru oovur Ostendu; Tis nie vet, ee, nuu da Koeku doö weg is? Nu doet ut nuu bie u grooötu kluup, dun Andurlegt, mo da sjhient nie zo goeët tu lukn. Misluktu traansfiïrs, wort ur buweërt! Nu zieën zu zeëfs al uutgusjhaakult voe du nEuroopa Lieëg. Die napoteekur dreigt doör up zien bek tu voln. Juultn: Nie vet, nie vet, dat is nie woör, ee. Medundur buperktu miduln stoön zu tog nog goeët in du rangsjhikiengu.
Bertn: Du Kluup e zu tog ofgutroeft me vieru nul en met eeën tweeë, ee. Vurijun, Van dur Elst en Broos buleevn doö nu undru maagru joörun en zu zien nog veru van guret, ee. Juultn: Wa zeg ju gie nu, Bertn. Zu komn dur we deuru, wi! Kzieën zik nog Plijof eën speeln.
Bertn: meen ju gie dadu, Juultn, ju moe tog u bitju surjeus bluuvn. Oönzu nie beetr wordun, speeln zu tnoöstu joaru in deërstu amatuürklasu. Juultn: tis gumakuluk voe Brugu. Zu sjhuumn aal du ploegun of en trekn dur aal du bestu speelurs weg: Riets, Sjhrijvurs, Mata, Reezaj… En zu kun undur pirmieteern om oogu looön tu butaaln. En dikwils is da voe speelurs uut toostblok of uut Afrieka of uut Brazielju. Zu zien ziedur dorom nie aaltiet beetru dan uuzu ijgun jeugtspeelurs, mo duuzu wordun dodeuru du weg no du top ofgusneen. Of musjhieën wordun zu subiet nog u nolaansjhu ploeg. Me Vormur, Dinsweil en Danjoema bugint datur nu al op tu gliekn. Eën zu moeëtn upletun dadundur bojtjus nog roent undur neku kun. Zeën voer agt daagun up staazju guwist no du woestienu van Qatar en da kostu mor eevuntjus 125.000 euro. Ochoörmu, du dutsjus kun zeekur nie teegn du koedu? Of was Spanju nie luuksuweus gunoeg? Agtur da ju zo gupampurt guwist et, ist normaal daan zut oendur undur weërdu vieng van undur in tu span teegn Waaslant-Beevurn of teegn Zultu-Woörugem of Sjarlurwa.
Bertn: Tis nu gunoeg, ee Juultn, kzieën al da ju weeru gliek wilden. Zeg lieëvur u ki wataju vient van Vanaakun? Is da gin suupurkrak? Net du goedn sjhoeë vastu ee? Kvien da Kluup Brugu teegunwooördug eën van du bestu kluubs van Euroopa is. En kampjoeën wordun zu zeekru. Da ploegsju uut Limburg godundur nie teegunoedn. Juultn: Wablief? Dovooörn goön zu nog veelu stuutn moeëtn eetn, wi. Bertn: Tis geen klapn an, gloovunk. Lat uus mor uuzu pientu uutdrienkun. Santee!
VERTALING
Bertn en Juultn weer eens niet akkoord
Onze twee Westendenaars zijn de beste vrienden, maar als ze elkaar treffen in hun stamcafé, dan is er altijd wel een onderwerp waarover ze het, zacht uitgedrukt, niet eens zijn.
Deze keer was het voetbal. Bertn, zoals al vaak gezegd, is een echte blauwe en het moet dus niemand verwonderen dat hij een supporter is, maar dan een hevige, van de club van Brugge. En nu moet het toch wel lukken, zeker, Juultn zweert bij KVO.
Bertn: heb je de match van de club tegen Monaco gezien? 0-4, hé. En dan zeggen ze nog dat het niet hun beste match geweest is. Dat ze beter kunnen. Ze misten ook nog enkele basisspelers, hoe heten ze ook weer? Ik kan die vreemde namen maar niet onthouden.
Juultn: Ik wou het juist zeggen, Berten, hoeveel Belgen spelen er nog mee bij de club? Eén op drie? KVO zet vooral in op jongeren. Ze hopen die dan voor veel geld te kunnen verkopen.
Bertn: Voetbal is een geldspel geworden, hé. En dat ze maar opletten, met al dat gefoefel door makelaars. De supporters krijgen er genoeg van en ze zouden wel eens kunnen afhaken. Alhoewel, sommige hebben er alles voor over en worden graag bedrogen.
Juultn: Ja, je moet je eens voorstellen hoeveel een goeie speler per jaar verdient. Lombaerts van KVO zou een miljoen euro per jaar verdienen. En wat heeft hij al gepresteerd? En dan hebben ze geen geld om hun ploeg wat te versterken. Een mooie erfenis van Coucke, hé!
Bertn: Heb je ook gelezen dat sommige spelers in het buitenland, zoals PSG, nu speciale premies eisen voor van alles en nog wat? Neymar verdient per jaar 30 miljoen euro, maar daar bovenop vraagt hij 375.000 per maand om na een wedstrijd te willen applaudisseren voor het publiek (!!!). Mbappe eiste een (geweigerde) privéjet van de club, maar hij krijgt 30.000 euro per maand om zijn persoonlijke staf te betalen. De aanvaller heeft een huishouder, een chauffeur en een bodyguard.
Juultn: Ga weg, jij…schandalig, wraakroepend, noem ik dat!
Bertn: maar nu weer over Oostende. Het is niet vet, hé, nu Coucke daar weg is? Hij doet het nu bij een ‘grote’ club, maar dat schijnt niet zo goed te lukken. Mislukte transfers, wordt beweerd! Nu zijn ze zelfs al uitgeschakeld voor de Europa League. Die apotheker dreigt daar op zijn bek te vallen.
Juultn: Niet vet, niet vet, dat is niet waar, hé. Met hun beperkte middelen staan ze toch nog goed in de rangschikking.
Bertn: De Club heeft ze toch met 4-0 en 1-2 afgetroefd, hé! Verheyen, Van der Elst en Broos beleven daar nu magere jaren en ze zijn nog ver van gered, hé.
Juultn: Wat zeg jij nu, Bertn? Ze komen er wel door, hoor! Ik zie ze nog Playoff 1 spelen.
Bertn: meen je dat, Juultn, je moet toch een beetje ernstig blijven. Als ze niet beter worden, spelen ze volgend jaar in de Eerste Amateurklasse.
Juultn: het is gemakkelijk voor Brugge. Ze schuimen al de ploegen af en trekken er al de beste spelers weg: Rits, Schrijvers, Mata, Rezaei… En ze kunnen zich permitteren om hoge lonen te betalen. En dikwijls is dat voor spelers uit het Oostblok of uit Afrika, of uit Brazilië. Die zijn daarom niet altijd beter dan onze eigen jeugdige spelers, maar die worden daardoor de weg naar de top afgesneden. Of misschien worden ze straks nog een Hollandse ploeg. Met Vormer, Denswil en Danjuma begint het er nu al op te gelijken. En ze moeten opletten dat hun truitjes nog rond hun nek kunnen. Ze gingen voor acht dagen op stage naar de woestijn in Qatar en dat kostte maar eventjes 125.000 euro. Och heere, de dutskens kunnen zeker niet tegen de kou? Of was Spanje niet luxueus genoeg? Het is niet onlogisch dat ze het na dergelijke ‘pampering’ beneden hun waarde vinden om zich in te spannen tegen Waasland-Beveren of tegen Zulte-Waregem of Charleroi. Bertn: Het is nu genoeg, hé Juultn, ik zie al dat je weer gelijk wil hebben. Zeg liever eens wat je van Vanaken vindt? Is dat geen super crack? Hij heeft de gouden schoen vast, hé? Ik vind dat Club Brugge tegenwoordig één van de beste clubs van Europa is! En kampioen worden ze zeker. Dat ploegje uit Limburg zal hen niet tegenhouden.
Juultn: Wablief? Daarvoor gaan ze nog veel boterhammen moeten eten, hoor. Bertn: Er is geen praten aan, geloof ik. Laten we maar onze pint uitdrinken. Santé!
Bron https://www.hln.be/de-krant/club-brugge-overwintert-in-hotel-van-133-miljoen-euro-125-000-voor-8-dagen-qatar~a4f14e4a/
Snoep Boel du birleën: berlinerbol Fr boule de Berlin Buturkoekn: boterkoeken Buturkoeku: boterkoek Deeliekatisu: lekkernij Fr délicatesse Druuvusuukur: druivensuiker Flambeerun: flamberen, doen branden van een gerecht door het met sterke drank te overgieten en aan te steken Fondangsjokla: fondant chocolade Frieskoo: frisco Karamilu: karamel, bruin gebrande suiker Kriïmtju: ijsroom Fr crème Latu sjokla: regel chocolade Lek(u)stok: stok met zoete lekkernij Luku: Nieuwjaarswafel Masuping: marsepein Moejki lekn a mu kriïm: wil je eens likken aan mijn ijsroom
Muulumaakur: zure zuigstok Muuzustroentjus: chocolade hagelslag Neegurinutetn: negerzoen, schuimzoen Nunubilu: vleesje Ofzuugn: afzuigen Podienk: pudding Poözij: Paasei Pralienu: praline Reegul sjokla: reep chocolade Riestartju: rijsttaartje Sjhuum van sjheetu: merengue, eiwitschuim Sjiekongs: witloof Sjiekubak: kauwgomautomaat Sjokla of sjokloötu: chocolade Sjoklakafju: chocoladekoffie Sjoklaletur: chocolade in de vorm van een letter Sjoklameëk: chocolademelk Smoefuln: snoepen Smoefloöru: die graag en veel snoept Smoetboln: oliebollen Smoetbolu: oliebol Sneukuln: snoepen Sneukuloöru: iemand die graag snoep en smult Snoepgoeët: snoepgoed Snoepurieë: snoeperij Speekuloösjukoeku: speculaas Speku: een snoepitem Spekumuulu: iemand die graag snoept Spekupapiertju: papiertje rond snoep Spekuwienkul: snoepwinkel Spekn: snoep Stuutudoozu: boterhammendoos Stuutn breeën: boterhammen smeren Stuutn smeërn: boterhammen smeren Suukurbooönu: suikerboon Suukurspinu: suikerspin Tjieps: aardappelchips Toörtu: taart Vanielu: vanille Vanielu-ies: vanille-ijs Vanielusuukur: vanillesuiker Vanielutartju: vanilletaartje Zeurumuulu: zuurmuil Zoeëtukoeku: peperkoek Zoeëtustok: zoetstok
Aavunteetn: avondeten Agtursmaksju: nasmaakje Andjoeënsoepu: ajuinsoep Artgukokt: hard gekookt (ei bijvoorbeeld) Asperzjusoepu: aspergesoep Azien: azijn Bangket: banket Bestu butur: hoeveboter Binspeeln: binnenspelen Blomu: bloem Boeërubrooöt: boerenbrood Boeërubutur: boter gekarnd in de boerderij Boeërukost: boerenkost Boögvuliengu: alle mogelijke eetwaren Booön in tomatusowsu: bonen in tomatensaus Booönusoepu: bonensoep Botram: boterham Boerukoolu: boerenkool Broön: braden Brooön: broden Brooöt: brood Brooötpudienk: broodpudding Bruunbrooöt: bruinbrood Bureidiengu: bereiding Busjhuutu: beschuit Butur: boter Buturkoeku: boterkoe Buturstuutu: boterham gesmeerd met boter Buvooöroödiengu: bevoorrading Buzienkn: bezinken Dagsjhutul: dagschotel Deeëgwoörn: deegwaren Deurbakn: doorbakken Dikudeëvur: die veel eet Disiïr: dessert Ditn en datn: dadels Dopn: nat maken (boterham of suikerklontje in koffie) Doru van u neij: eierdooier Eetboör: eetbaar Eetn lik u dikudeëvur: (te) goed kunnen eten Eetn voe ju naavunt: het avondeten tot zich nemen Eetn voe ju noeënu: het middagmaal tot zich nemen Eetn voe ju nugtunt: het morgenmaal tot zich nemen Eetnstiet: etenstijd Eetnseuru: etensuur Eetuluku woöru: eetwaar Eetwoöru: eetwaar Erwitsoepu: erwtensoep Freetn: vreten
Fretn: vreten Frietn: frieten Gaptjus: hapjes Geeëtukoös: geitenkaas Gloözn putatn: glazen, slechte aardappelen Goelasjsoepu: goulashsoep Gukokt of gurokt: gekookt of gerookt Groeënsulsoepu: groentesoep Gubakn putatn: gebakken aardappelen Gukoktu putatn: natuuraardappelen Gustamtu putatn = puree Gukokt ij: gekookt ei Guroktu noörienk: gerookte haring Gusmuisdu putatn: puree, gestampte aardappelen Iïnsjhienkun: inschenken Iju botn sloön: binnenspelen Joegoert: youghourt Ju boög vuln: zeer veel en gulzig eten Kasju: korstje Kastu van u brooöt: korst van een brood => van kastn groejn dur gastn: men moet ook de korsten van het brood opeten, Kerumeëk: karnemelk Kerupap: pap van karnemelk
Kieëkusoepu: kiekensoep Klak: goeie schep Kmeugunt: ik lust het Koös: kaas Koedu plaa: koude schotel Koekustuutn: rozijnenbrood Koekustuutu: boterham van krentenbrood Koeviîr: eetgerief, vork, lepel en mes Kompot: zoete moes van gekookt fruit en suiker Fr compote Krebu bietn: armoedig eten Kriftusoepu: kreeftensoep Kruumul: kruimel Kriïm frisj: slagroom Kroetong: dobbelsteentje broodkruimel gebakken in boter Fr croûton Legtur ju kop bie: eet dan niet als je niet wil Loötn anbran: laten aanbranden Maaltiet: maaltijd Maseedwan: mengeling van klein gesneden groenten of fruit Fr macédoine Mostoört: mosterd Mu beër grolt: ik heb honger Neutu van sjhoödu: muskaatnoot Noëenuteetn: middagmaal Nugtunteetn: morgenmaal Nutjus: noten Oetbakn: oudbakken Oengur: honger Oengur en lik u peërd: grote honger hebben Oengur lieën: honger lijden Omuletu: omelet Omuroeërn: omroeren Oörmumensjhunkost: goedkope, te sobere maaltijd Orduüvru: voorgerecht Fr hors d’oeuvre Panukoekn: pannenkoeken Patatn ofpeurn: aardappelen afgieten Pateetju: gebakje Peën fraänsi: Frans brood Fr pain français Peërdoogu: spiegelei Piestolee: klein broodje Fr pistolet Plaa: schotel Platu koös: platte kaas Pompoeënsoepu: pompoensoep Potsuukur: bloemsuiker, poedersuiker, cassonade Poteetn: warme maaltijd, middagmaal Pretsoepu: poreisoep Putatn: aardappelen Putatn met du peelu: pelaardappelen Puudubiln: kikvorsbillen Reegiemn: diëten Ries: rijst Ristorang: restaurant Rooökools me sosiesn: rode kolen met worst Roomsoepu: roomsoep Santwiesju: sandwiche Savoojkoolu: savooikool Sieroopu: siroop Sjapuluuru: paneelmeel Fr chapelure Sjhelu (espu of koös): schijf hesp of kaas Sjheln: schillen (aardappel, appel, …) Sjhuum van sjheetu: opgeklopt eiwit Sjokoo: chocoladepasta Sjoklakafju: chocolademelk Smaksju: smaakje Smeëkn: smelten Smeërkoös: smeerkaas Smeërn: smeren Smekn: geluid maken bij het eten Smeuzun: pletten (aardappelen bvb) Smoefloöru: die graag eet Smoet: reuzel, smout Smoetstuutu: boterham gesmeerd met smout Soepu: soep => erwitsoepu, Soepukieëkn: soepkieken Soepuvleeës: soepvlees Soetasu: ondertas Fr sous-tasse Sowsu: saus Spagitie: spaghetti Stoemp: hutsepot Stoofkarbonaadn: stoofkarbonaden Sturtn: morsen Stuutu: boterham Stuutudoozu: doos voor/met boterhammen Stuutu brein: boterham smeren Stuutu me koanfuteuru: boterham met konfituur Stuutun smeërn: boterhammen smeren Suukur: suiker Teetn is greeët: het eten is klaar Tis van lekmuliptju: het is lekker Toespiezu: beleg op brood Toet an du rebn: het is degelijke kost Tomatusoepu: tomatensoep U klak majoneizu: een grote lepel of vork mayonnaise U sjhelutju koös: schijfje kaas U stiksju koös: een stukje kaas Up du goözu: op het gasvuur Up u kleeën viertju: op een klein vuurtje Upwarmn: opwarmen Utsupot: hutspot Uutoengurn: uithongeren Ves: vers Vesjgeit: versheid Vetu dermus: vettu darmen
Ertu: hart Ertuklepu: hartklep Fabriezun: bakkebaarden Fasn: bakkebaarden Fientug: tenger, mager Flapooörn: grote wijdstaande oren Fokutan: tanden die fel naar voor staan Galubloözu: galblaas
Gat: achterste Gildug: stevig, dik Goeët vorzieën van pooötn en ooörn: met volle boezem Griesdu: grijze (van haar) Griesdoör: grijs haar Gusjheetn en guspoogn: gelijken op elkaar als twee druppels water Guspoogn en gubrakt: goed gelijken op Ieëlu: hiel
Ienkul: enkel Iïn ju viengur gusneen en: een wind gelaten hebben Iïn zu blooötu flikur: in zijn blootje Jukstu: jeuk Ju patatun ofgieëtn: wateren Junertu: je hart Kaaku: kaak
Kaksju: uitwerpsel bij stoelgang Kakn: stoelgang maken Katulam: zeer moe Keelugat: keelgat Kegu: grote neus Keunubloözu: konijnenblaas, kleine blaas Kietu: kuit Kinu: kin Klepu: mond Kletsukop: kaalkop Klooötn: kloten, teelballen Kmoeëtn no bagtn: ik moet naar het toilet Knoeëzul: enkel Koentu: achterwerk
Koturn: peuteren (in de neus bvb) Krabul: kwetsuur door gekrab Krootn: neuskreutn Krulu: haarkrul Kruloör: krulhaar Kruln: haarkrullen Kutul: keutel Kwieëln: kwijlen, speeksel uit de mond lopen Leen: lenden Leënzu: lens Lieësjhu: lies
Lief: lijf Lienksandug: linkshandug Lik uut u doosju komn: er goed en verzorgd uitzien Lipu: lip Loengn: longen Loengu: long Maagduvlieës: maagdenvlies Maagu: maag
Makiejoözju: maquillage Meëktant: melktand Miezaampli: soort haartooi Fr mise en plies Mimoorju; geheugen Mismakt: mismaakt Misvormiengu: misvorming Mochul: fluim Moeëdurvleku: moedervlek Moendoek: mondhoek Moent: mond Moentwoötur: mondwater Moestasj: snor Muulu: muil Naful: navel Neku: nek Netvlieës: netvlies Neupu (u): een heup Neuzu: neus Neuzugoötn: neusgaten Nieëru: nier No bagtn goön: naar toilet gaan
Nu komt toetan mu sjhoeëru: hij is zo groot als mijn schouderhoogte Oendurrik: onderrug Ofgank: afgang, diarree Ofgoön: afgaan Ofsjheërn: afscheren Ofslankn: afslanken
Ooörklepn: oorkleppen Ooörn en lik talooörn: oren zo groot als teljoren Oörsprij: haarspray Oöru: oor Oösum: adem Oözulipu: hazenlip Orgoön: orgaan
Oör: haar Oör volt uut: haar valt uit Oörmu: arm Otuntot: ottentot, klein ventje
Peënsu: pens, buik
Peezu: pees Pienksju: pinkje Piesoogsjus: kleine oogjes (vb bij een drankkater of na te weinig slaap) Piestukietn: magere bleke kuiten Pisu: urine Poeptju boovn deërdu: klein van gestalte Poepu: achterste Poepunolutju: achterste van een klein kind Puustu: puist Puustju: puistje
Puustumuulu: met puisten en/of zweren in het gezicht Rebu: rib Rebukasu: ribbenkast Regtsandug: rechtshandig Rik: rug
Rompuls: rimpels Rostu: ros van haar Rostu teevu (u): een roodharige vrouw Rostun: roodharige man Rostoör: ros haar Rutuln van du koedu: rillen van de kou Ruuzul: zeer doof Sjhartn: krabben (wo dat jukt: waar het jeukt) Sjhartuln: krabben Sjheeln: schele Sjheetu: scheet, wind Sjhermienkul: lelijk mens Sjhoeërs: schouders Sjhoeëru: schouder Sjhooönu: schoon Sjhooönugeit: schoonheid Sjmienkn: schminken
Slagoödur: slagader Sliekuvet: zeer dik Slokdermu: slokdarm Smiekul: aangezicht Snotukeësu: lopende neus Spieëru: spier Spletu: spleet, haarscheiding
Spuug(sul): speeksel
Staakustief: zo stijf als een staak Steeënmoeë: zeer moe Stokudoof: stokdoof Streusjhu vint: een struise vent Stroent: stront Tendunoösum: buiten adem Tetn: borsten Tgatof: uitgeput Tis lik u noedu petu: hij ziet er uit als een oud mannetje
Tu leeëlik om/voe teëpn dundurn: zeer lelijk U grooötu lanteërn met u kleeën lugtju: alleen uiterlijk groot maar innerlijk klein U nant: een hand U sjhoöonu moku: een mooi meisje U snelu poeëzu: een mooie vrouw Uuturluk: uiterlijk Va ju zeëvn voln: bewusteloos worden Variezn: spataders Fr varice Vel: huid
Woordenlijst Nr 5: Persoon – eigenschappen/gebreken
Aapujoenk: meisje dat het zotje uithangt Aapukalu: iemand die ’t zotje uithangt Aapukop: apenkop Alkoliekur: alcoholicus Aluweetur: allesweter, wijsneus Ankurn: bedelen Babuletu: babbelaarster Babuloöru: babbelaar Barong: baron Baronesu: barones Barzju: gildig vrouwmens Bastoört: bastaard Bedupisur: iemand die nog in zijn bed plast Beedloörieë: bedelarij Beedloöru: bedelaar Beeduln: bedelen Bieërdrienkur: bierdrinker Blaguür: stoefer, opschepper Fr blageur Blagoöjmaakur: blagaaimaker, opschepper Bleët(u)koesu: iemand die veel weent Bleëtur: die veel klaagt Bloeëtzuugur: bloedzuiger Bloentju: blondje Bloentu: blonde Bloözur: opschepper Blutsukakur: bloodaard Boeërudogtru: boerendochter Boeërumeëns: boerenmens Boeërunofkomstu: boerenafkomst Boeëruvoök: boerenvolk Boeëruzeunu: boerenzoon Boeëzumvrieënt: boezemvriend Boemuloöru: boemelaarBoerinu: boerin Boertju: boertje Booönustaaku: bonenstaak Boturiek: botterik Brakuvoök: volk dat in een barak woonde, maar dan met negatieve ondertoon Broeksjhietur: bangerd Broekvaagur: die zich niets aantrekt Broekvintju: broekventje Brokuloöru: sukkel, onhandige, knoeier Bruutzak: bruute persoon Budorvn sjheetu: fel bedorven kind Budrieëgur: bedrieger Bugunulienk: beginneling Bujoört: bejaard Buklopt: gek Bulubak: bullebak Bunowduriek: bangerik Buslagmaakur: beslagmaker Buukspreekur: buikspreker Buutubintju: buitenbeentje Buutumeëns: buitenmens Buwoenduroöru: bewonderaar Deugnieët: deugniet Deugnietrieë: bedrog Deurubietur: iemand die niet snel of zelfs nooit opgeeft Deurudroöjn: niet meer bij zijn verstand zijn Deurujaagru: iemand die veel eet en toch niet dik wordt Dikudeëvur: iemand die veel kan eten Dikuneku: hoovaardig mens Dikzak of Vetzak: zeer dikke persoon Domuklooöt: dommerik Domukoentu: dom meisje Domuriek: dommerik Domutrienu: domme vrouw Dooödeeërluk: doodeerlijk Dooödoörmu: doodarm Dooöt: dood Dopur: stempelaar Droengku: zat, bedronken Droengku lutu: dronken vrouw Droengkuleëtu: vrouw die veel drinkt Droengkoört: dronkaard Droevoört: stouterik Duumuzuugur: duimzuiger Duuflinu: duivelin Dweësligur: dwarsligger Dwoözu kalu: dwaas, dom vrouwmens Eeënboög: egoïst Eksuvel: onsympathieke vrouw Ertufretur: hartenvreter Ertulukn (un): een hartelijke, rare Fanatiekur: fanaticus Fieloe: leperd Fr filou Fientug: smal, slank Fiesjow: lepe man Flapuut: iemand die er zo maar alles uitsmijt wat hij/zij denkt Flowuriek: flauwerik Foefuln: prutsen Foefuloöru: prutser Fortzak: vuilaard Frankutootu: brutaal in uitspraken Frutsuloöru: die overal graag aan prutst Galjaar: durver, deugniet Fr gaillard Gasgeeëtu: vrouw waarvoor men geen sympathie heeft Gatlekur: vleier Geeëstugoört: komiek Geltjoodu: gierigaard Gin klooötn weërt zien: niets waard zijn Gildugoört: dik iemand Gledur: kletskop Grapugoört: grappenmaker Gustamtu boeër: onbeleefderik Guweldugoört: geweldenaar Iezurbietur: norse introverte man Joengu dogtru: ongehuwde vrouw Kakmadam: hooghartige vrouw Kakurnest: laatst geboren kind Kalu: scheldnaam voor domme, onhandige vrouw Karotjee: plantrekker Kastaar: durver Kazakudroöjur: kazakdraaier, iemand die steeds zijn mening wijzigt voor wat hem of haar het bes uitkomt Kepu of kepukientju: lieveling (die je het liefste hebt) Kieëkn zoendur kop: iemand die onbesuisd te werk gaat Kienukalu: met kinderachtig gedrag Kiesak: vuilaard, viezerik Kiesakrieë: smeerlapperij Kletsukoesu: die veel babbelt Kloefu: klomp of domme vrouw Kloefukapur: domme man, lomperik Kloekuboetn: gespierde man Klotzak: klootzak Klow: clown Klugtugoört: komieke man Kluntn: lomp en onhandig persoon Kluutubietur: gierig mens Knegtubraku: meisje met jongensmanieren Koboj: cowboy Kodugoört: plezante man Koekulul: te braaf, die zich laat doen Koerskeemul: domme man Komeeru: roddelaarster Komeern: roddelen Kop oovur klootn: een niemendal Krabukookur: idioot Krabur: die niet veel kan Krapuul: uitschot, tuig Fr crapule Krebubietur: iemand die niet veel heeft of bezit Krieëpn: zeuren Krieëpu: iemand die altijd zeurt of klaagt Kul: zever Kurjeuzuneuzu of kurjeusneuzu: nieuwsgierige van aard Fr curieux Kweenu: vrouw die geen behoefte heeft aan een man Kwiestubiebul of kwiestunbiebul, lichtjes op zijn kop gevallen, niet ernstig te nemen persoon Langu swiesul: lange slungel Leeëpn (u): een lepe, sluwe Leegoört: luierik Lul: schoelie Lutu: karakterloos vrouwmens Luuzug: luizig, lui Luuzugoört: luierik, smeerlap Luuzuvestu: luierik Maboel: gek Fr maboul Masjhur: schijnheiligaard Meëkmuulu: melkmuil Moeftu: onsympathiek mens Moejal: moeial Moodupupu: modepop Mooösjhur: die dom doet, niet ernstig persoon Munoözjuwuuf: huisvrouw Muulutrekur: schijnheiligaard Naagulbietur: nagelbijter Naamu: naam Neeëmboög: egoïst Neetubuk: eigenzinnig persoon Nieëweërt: persoon die niets waard is Nu zoet u frang in tweeën bieten: hij is zeer gierig Oedn: oude Oedu doozu: oude vrouw Oedurdom: ouderdom Oedujoengudogtur: oude vrijster Oeënguluk: ongeluk Oeërujoenk: jong en lichtzinnig meisje Oeërusjaaänsu: veel geluk Oendurkruupur: onderkruiper Omukomn: omkomen Oördugoört (un): een rare Oörmoeëzoöjur: iemand die niets heeft Panulatu: lange, dunne man Parogjustieër: die in de parochie bekend staat als iemand die zot is van de vrouwen Pasjakroet: iemand die lui is en het werk door andere laat doen Peezuweevur: die op alles iets aan te merken heeft Piekuzot: zot, dwaas, clown Pietzak: iemand die veel geluk heeft Pluku zot: helemaal niet meer bij zijn/haar verstand Potuul: zeer dom mens Pregu: gierige vrouw Preus: trots Preus lik veeërtug: zeer trots Profietugoört: iemand die op zijn centen kijkt Purluut: onbenullig persoon Reeëwol: die niet kan stilzitten Rieftjuraftju: gemeen volk Rotzak: smeerlap Rutuloöru: iemand die graag en veel reclameert Rutuln i ju vel: zeer mager zijn Seutu: dom vrouwmens Sinkurduping: vitter, slechtgezind persoon Sinkurpingkun: zijn slecht humeur uiten Sjaaänsaar: gelukzak, geluksvogel, bofkont Fr chançard Sjheeëvu lavabo: niet normale Sjhermienkul: lelijke vrouw Sjhienilugoört: schijnheiligaard Sjhietur: schijter, bangerik Sjhooönu moku: mooi meisje Sjhurtugoört: iemand die ontstuimig, wild is Sjhuuwu burgur: wildebras Sjhuuwu tutu: vrouw die graag uitgaat Sjieku tiepn: deftige heren Sjiesjie en kaka: hoovaardigheid, stoefen Slaavutju: slaafje Slaavu: slaaf Slak: lenig Slakn (u): iemand die lenig is
Slepudraagur: persoon zeer aanhankelijk tegenover baas, meerdere Slibudilu: die met vele verschillende mannen optrekt Slimsowsu: ‘slimme’ ironisch bedoeld Sloöru: meelijdenwekkende vrouw Sluünsu: vod of onverzorgde vrouw van lichte zeden Smeërlap: smeerlap Smeërlaprieë: smeerlapperij Smoeëltrekur: die schijnheilig doet Smoetzak: vuilaard Snelu poeëzu/moku: mooi meisje Snetsu: levendig meisje dat graag babbelt Sneukulgat: snoeper Sneukuloöru: die graag snoept Snotneuzu: verwijt naar jonge man of kind Soepukieëkn: iemand die graag zwanst, flauwerik Spekujoodu: gierigaard Stiengkoört: stinkerd Stoet: stout Stoetugeit: stoutheid Stokoet: stokoud Stopuzot: compleet gek Stroentraapur agtur du tring: nietsnut, laagste van alle beroepen Stroötudrendul: die graag uithuizig is, niet graag thuis blijft Stuutusjhooöjur: boterhammenbedelaar, arme Subututu: seut Sukuloöru: sukkelaar Teëtuweëtu: babbelkous Teevu: teef, scheldnaam voor een vrouw Tetulokur: zwakkeling, die nog teveel afhangt van zijn moeder Tis asan u ditju of u datju: die weet altijd iets aan te merken Tis gin tu rapn. het is geen te slimme Tjieputjow: rare, komisch Tjoeëtn: rare Tjootuloöru: sukkelaar Toörtuklooj: onnozelaar, idioot, kwibus Tootutrekur: schijnheiligaard, huichelaar Torudroöjur: iemand die gemakkelijk van gedachte verandert Truntu of truntukoesu: die met alles inzit Tu dom voer ooi teetn: zeer dom Tutu: vrouwmens U dwoözu gasgeeëtu: een domme grasgeit U maaguru tetienk: zeer mager persoon U noedu joenkijt: vrijgezel op zekere leeftijd U tangu van u wuuf: een zeer onvriendelijke vrouw U viezu napostul: onberekenbaar persoon Uutbliengkur: uitblinker Uutooörn: uithoren Uuturstu bestu doeën (zun): zijn uiterste best doen Utwieën aaln met du witu perutjus: iemand naar het gekkenhuis brengen Vaaguboent: vagebond Veugullieëfebur: vogelliefhebber of iemand die graag de liefde bedrijft Vislutu: vrouw die werkt in de visnijverheid Visjhursvrowu: vissersvrouw Viswuuf: viswijf Voeëtgangur: voetganger Voeëtspooör: voetspoor Voeëtstik: voetstuk Voeëtvoök: voetvolk Volsjhoört: valsaard Voöksjoeng: volksjongen Vooörgangur: voorganger Vooörguslagt: voorgeslacht Vooörnaamu: voornaam Vraagsteeërt: die veel vragen stelt Vriemetsuloöru: vrijmetselaar Vroetzak: gierigaard Vrowuluk: vrouwelijk Vurjoeng: verjongen Vuroödur: verrader Vuulumuulu: iemand die graag vuile praat vertelt Vuuluwulu: iemand die niet zorgzaam is op zichzelf Vuuloört: onverzorgde mens Weegoördu: gelijkgestemde Winoöru: winnaar Wuuvuzot: die graag de vrouwtjes ziet Zaagu: zaag Zakzeeëkur: flauw, raar persoon, zeveraar Zeeëvroöru: zeveraar Zet u muulu va lintjus: ze babbelt zeer veel Zeuroöru: bedrieger in ’t spel Zurkultrutu: onsympathiek mens Zuupsjheutu: die veel drinkt Zuupteeëlu: die veel drinkt Zwiekzwak: lang, mager persoon Zwienusjhoeë: nietdeug Zwoöpei: persoon die de reputatie heeft zich vaak doelloos en/of in beschonken toestand van hier naar daar te begeven (of van café naar café) Zwoötuloöru: zonder werk of toekomst