Vrijdag: s Avonds ga ik tegen etenstijd bij mama langs. Ze ligt in bed en slaapt. Ik ga meteen aan de verzorgenden vragen wat er scheelt. Niks ergs verzekeren ze mij: Jouw ma had deze middag braakneigingen, overgeven heeft ze niet gedaan, diarree heeft ze nog niet. Waarschijnlijk een plaagje dat de ronde doet. Enkele andere bewoners en ook wij hebben er last van. Het is allemaal niet zo erg, maar we hebben jouw ma toch maar in bed gelegd. Ze slaapt bijna de hele tijd Oké, dat klinkt niet ernstig en ik ga naar mamas kamer terug. Ik blijf op een veilige afstand van haar, neem de wekelijkse was mee en maak me snel uit de voeten. Arsène, die toch nog steeds last heeft van de nevenverschijnselen van de chemo, kan zo een plaagje best missen.
Zaterdag: s Morgens bel ik naar het rusthuis om te vragen hoe het met mama is. Een verzorgende vertelt me: Jouw ma ligt nog steeds in bed. De voorbije nacht had ze koorts, haar stem is behoorlijk roest en ze reutelt. Er zijn hier nog bewoners die bronchitis hebben, misschien zij ook? In ieder geval staat genoteerd dat maandag haar huisarts moet langskomen We houden haar in bed Ondertussen weten ze op mamas afdeling wat er aan de hand is met Arsène en het personeel begrijpt dat ik nu niet bij haar kan langskomen. Hoe graag ik mama ook wil zien, ik kan het risico niet nemen om de plagen mee te brengen naar huis en Arsène te besmetten. Hij is al ziek genoeg. Bovendien moet hij maandagmorgen terug naar het ziekenhuis voor de volgende chemokuur. s Avonds nog maar eens gebeld: mama heeft bijna niets gegeten, ligt in bed en slaapt het meeste van de tijd. Koorts heeft ze gelukkig niet meer.
Zondag: Deze morgen gebeld naar het rusthuis. Ook afgelopen nacht had mama geen koorts meer. Ze heeft bij het ontbijt toch een boterham gegeten, maar blijft voorlopig in bed. Het knaagt dat ik niet naar mama kan. Ik heb gewoon deze avond weer nog maar eens naar mamas afdeling gebeld. Een verzorgende vertelt me dat mama nog steeds ziek in bed ligt. Ze heeft geen koorts, maar morgen moet zeker de huisarts komen. Hopelijk wordt mama snel weer beter.
Als ik woensdagnamiddag bij mama kom, is ze alweer blijgezind. We gaan meteen van de leefruimte naar haar kamer. Gezellig wat met zijn tweetjes brabbelen en knuffelen.
Mama is aan het eten als Denise haar kamer binnenkomt. Kijk mama, Denise is er, zeg ik. Meestal wordt Denise door mama met een stralende glimlach begroet en krijgt ze er een dikke zoen bovenop. Mama schenkt deze keer weinig aandacht aan haar vriendin. Ze is dan ook heel druk bezig met het eten van haar boterhammen. Denise laat mama alle tijd om de laatste hap naar binnen te werken en zegt nog een keer:Dag, Marcella . Dan biedt Denise haar wang aan voor de traditionele welkom zoen. Maar dat is nu buiten ons Alzheimer-mama gerekend: mama doet een flinke hap naar Denises wang! We lachen er eens om, ja is tenslotte etenstijd!
Maandagmorgen is mama naar de kapper geweest. Haar haar kreeg een permanent en een flinke knipbeurt. Door het korte kopje ziet mama er mooi, maar toch zo teer en broos uit.
We zitten met ons tweetjes op haar kamer. Ze is weer goedlachs vandaag en babbelt in haar eigen taaltje. Tot ze ineens heel lief met haar hand over mijn haar strijkt en zegt: Oh, wat schone haartjes! Heeft er vandaag iemand, na haar kappersbezoek, tegen haar gezegd dat ze schone haartjes heeft? Is dat bij mama blijven hangen? Ze blijft nog heel kort mijn kapsel bekijken en herhaalt nog eens: Schonehaartjes! Als ik haar groot gelijk geef dat mijn haar mooi is, is mama al lang met iets anders bezig.
Ik tracht zoveel mogelijk mee te gaan in haar gedachtegang. Een onmogelijke opdracht. Het is een onsamenhangend spel van haar woorden en de mijne, heel af en toe lijkt dit op een gesprek. Ik ben toch zo intens met mama bezig dat de andere zorgen eventjes verdwijnen uit mijn hoofd. De vrolijkheid van mama doet me goed en zo dicht bij haar kom ik weer wat tot rust.