Karoline en ik hebben zondagnamiddag Arsène bij haar thuis alleen achtergelaten. Hij brengt haar computer in orde, terwijl wij samen naar onze twee schatten in het rusthuis gaan.
Door het gure herfstweer kunnen we deze zondagnamiddag niet naar buiten. Dus gaan Karoline, Marcel, mama en ik dan maar naar de cafetaria. Voor mama een wandelingetje van niets, voor Marcel, - na zijn heupoperatie,- een hele inspanning. Maar goed gesteund aan Karolines arm lukt het hem. Een drankje is een welkome beloning. Even later komen de zus en schoonbroer van Karoline toe. Glinsterende oogjes bij Marcel en een glimlach rond zijn mond als hij Sonja en Luc ziet, doen vermoeden dat ze voor hem nog altijd iets betekenen. Ergens, heel diep weg, moet hij nog herinneringen hebben aan hen. Sonja en Luc heb ik tijdens hun regelmatige bezoekjes aan Marcel leren kennen als twee sympathieke mensen. Iedereen wordt begroet en ze gaan er bijzitten. Wat mij nu zo opvalt, is dat Marcel en mama er voor hen ook echt bijhoren. Sonja en Luc praten met Marcel, al weten ze dat ze op geen weerwoord hoeven te rekenen. En mama wordt, hoewel ze op de meeste vragen net het verkeerde antwoord geeft, ook in het gesprek betrokken. Het gaat er zo gemoedelijk aan toe en dat doet mij echt deugd. Voor sommige oudjes verlopen de familiebezoekjes vaak helemaal anders. Ik zie het soms gebeuren in de cafetaria. De familie of vrienden maken er met elkaar een gezellig onderonsje van, praten over koetjes en kalfjes, maar het oudje zit er maar wat bij als vijfde wiel aan de wagen. Dat vind ik zo pijnlijk. Bij ons gaat het er gelukkig anders aan toe. Het wordt een gezellig onderonsje met ons zes.
Later gaan we met zijn allen richting dementen-afdeling. Karoline en zus Sonja ontfermen zich over Marcel. Luc loopt naast mama en mij. Geef mij n keer zegt ze wijzend naar zijn arm. Luc weet niet zo goed wat mama bedoelt en kijkt me vragend aan. Ze wil aan jouw arm lopen, leg ik hem uit. Meteen neemt Luc mama bij de arm. Ik zie haar glunderen, ze is één en al aandacht voor Luc, ik verdwijn in het niets voor haar. Nog steeds arm in arm staan Luc en mama in de lift vóór de grote spiegel die op één van de wanden is bevestigd. Kijk eens hoe mooi jij bent, plaagt Luc mama, wijzend naar haar spiegelbeeld. En ik moet dat maar geloven zeker! antwoordt mama even plagerig. Iedereen schiet meteen in een lach. Het is ondertussen al etenstijd geworden. Mama wordt door Luc tot aan haar tafeltje gebracht, Marcel door Sonja en Karoline. Marcel, gelaten zoals meestal, mama zichtbaar genietend van al die aandacht.
Ik hou een heel warm gevoel over aan deze namiddag. Marcel en mama horen er voor ons echt nog bij, dement of niet!
Deze namiddag zitten Denise, mama en ik in de cafetaria. Het is de Week van de Derde Leeftijd en er is van alles te doen in het rusthuis. Denise vertelt mij dat toen ze maandagnamiddag bij mama kwam, de kinderen van de lagere school op mamas afdeling samen met de bejaarden aan het knutselen waren. Ik vind dit een prachtig initiatief. Dat jonge volkje brengt heel wat afleiding voor de oudjes. Ook mama genoot er volop van, verneem ik van Denise. Er zat een klein blond meisje naast je mama. Ik denk een jaarofzes of zeven, zegt Denise, en je mama wreef heel lief over haar hoofdje. Toen zei je mama tegen mij: dat is juist ons Ellen, hé? We zuchten eens beiden heel diep na dit verhaal. We beseffen dat mama die namiddag wel heel erg ver in de tijd was afgedwaald. Maar het is nu eenmaal zo en het overkomt haar steeds vaker. We moeten er ons maar bij neerleggen. Ik ben al blij als ik met mama terugkeer naar de afdeling ze tegen mij zegt: Kom, Elleken!