Dinsdagnamiddag ga ik met mama de grote en prachtig versierde kerstboom bekijken, die in de leefruimte staat op mamas afdeling. Hoewel we vlak voor de boom staan, zegt mama: Er staat hier geen boom. Nog veel te vroeg! Ik wijs hem aan, zeg dat de lichtjes branden. Maar niets helpt, voor mama staat er geen kerstboom. Dat is gewoonweg voor mij niet te begrijpen, maar ik laat het erbij.
Woensdagnamiddag heeft mama al een flinke wandeling gemaakt met Denise als ik haar kamer binnenkom. Ze is zeer weemoedig, de tranen rollen voortdurend over haar wangen. Ze wil ook steeds maar geknuffeld worden. Door Denise of door mij, het maakt haar niet uit, als ze maar eens goed wordt vastgepakt.
Als ik voor één keer op zaterdagmorgen bij haar kom om haar haar te doen, is het nog steeds van dat. Ze weent, maar kan niet uitleggen waarom. Een bejaardenhelpster die de kamer binnenkomt, vertelt mij dat mama niet de enige is die zo triest is. De kerstdagen komen er aan, vertelt ze, dan zijn er veel oudjes triest. Misschien hebben ze toch nog herinneringen aan die dagen?
Zou mama zich nog herinneren hoe wij samen feestten? Toen kerstavond voor ons allen de mooiste en meest gezellige avond van het ganse jaar was? Heeft ze toch nog in haar zieke hoofd een plekje bewaard waar ze die momenten koestert?
Arsène en ik vluchten voor die herinnering weg. Wij willen, nu het tweede jaar op rij, geen kerst thuis vieren zonder mama. We hebben voor de kerstdagen een klein vakantiehuisje gehuurd in Zuid-Holland. Dinsdag vertrekken we, vrijdag zijn we al terug. We zullen haar missen.
|