| Arsène is aan de betere hand, mama herstelt goed. Oef! Het bleek bij mama dan toch geen blaasontsteking te zijn, maar een zware infectie van de luchtwegen. 
 Als ik rond vier uur in het rusthuis kom, vertelt mij de verzorgende dat mama net in bed is gelegd. Ze was al de ganse dag op, maar nu was ze plots heel moe. En als ik op mamas kamer kom, ligt ze inderdaad te slapen. Ze ziet er al stukken beter uit. En als ze even de ogen opendoet, herkent ze mij meteen: Oh zoete, zijde gij daar? Heb je een beetje water voor mij?  Ik geef haar meteen wat te drinken. Plots krijgt ze een zware hoesbui. Ik heb een grote vlalling  zegt ze met haar nog steeds zware en roestige stem. Ja, je hebt een grote valling, mama  antwoord ik. Ja, een grote vlalling  herhaalt ze. Ze beseft blijkbaar dat er iets niet klopt. De tranen zijn er weer, ze kijkt me hulpeloos aan: Ellen, ik kan niet meer knapen!  Klappen  help ik haar. Ja, ik kan niet meer knapen
  klinkt het verdrietig. Maar zo snel de tranen gekomen zijn, zo snel zijn ze ook weer verdwenen. En ze knaapt, onverstaanbaar voor mij, gezellig voort met een denkbeeldig iemand of iets, die bij haar in bed zit.
 
 s Avonds eet ze flink haar drie boterhammen met kaas, een yoghurt en een kiwi. Ik ga met een gerust hart naar huis.
 
 |