Gisteren zijn Arsène en ik ontspannen teruggekeerd van een weekje Turkije. Het heeft ons deugd gedaan. Rond de middag bel ik naar Denise. Ze gaat, als wij op reis zijn, wat vaker bij mama op bezoek. Na mijn verslag hoe we er van genoten hebben, zeg ik haar dat ik s namiddags naar mama ga. Niet schrikken als je binnenkomt
zegt ze aarzelend,
maar haar eigen mooie zeteltjes staan vanaf woensdag niet meer op haar kamer. Denise zelf heeft niets durven vragen, dus ik weet niet wat er is voorgevallen. Ik ga meteen naar het rusthuis. De oudjes zitten nog aan de koffietafel als ik binnenkom. Mama is zo gelukkig dat ze mij ziet. Er is geen probleem met herkenning, ze weet direct wie ik ben, ik ben blij. Ze neemt me vast, klampt zich aan me vast: Dat jij nog eens naar mij komt, kindeke. Ze weent van blijdschap. Het is alsof ze mij in een eeuwigheid niet heeft gezien. Zou ze toch nog ergens het besef hebben dat ze mij een weekje moest missen? Meteen stappen we arm en arm naar haar kamer. Het is inderdaad schrikken als ik binnenkom. De antieke zeteltjes én de bijzettafels zijn verdwenen! Het is zo leeg en ongezellig. Ik kijk wat verdrietig rond. Ik ga uitleg vragen aan een verplegende. Ze kijkt me verbaasd aan en zegt van niets te weten, maar ze gaat het uitzoeken. Even later komt ze de kamer binnen. Er is een probleem geweest met de bijzettafels, daar hebben ze wat stoelgang op aangetroffen. Om de zetels het zelfde lot te besparen, zijn ook die van mamas kamer gehaald. Er wordt mij vriendelijk gevraagd alles naar huis mee te nemen. Ik sta er wat beduusd bij, maar van mama komt hier op geen reactie.
Er is mij vroeger ook al gevraagd de schilderijen weg te halen, omdat mama ze van de muren neemt. Dat heb ik toen niet gedaan. Is dat nu de volgende stap bedenk ik, mama in een lege kamer om problemen te voorkomen? Ik mag er niet aan denken. Wat blijft er nog over van haar leven?
Ik doe mama haar haar, en nadien gaan we in de tuin wandelen. Ze heeft niet genoeg aan mijn arm, ze houdt ook nog mijn hand vast. Steeds maar herhaalt ze dat ze zo blij is dat ik er ben. Ze spreekt me voortdurend aan met mijn troetelnaam van toen ik nog kind was: Mijn klein petoaterke, ge zijt mijn klein petoaterke
Ze neemt me voortdurend vast en ik haar! We genieten enorm van onze knuffelpartij. Ik heb haar toch ook gemist.
Als ik thuis triest het verhaal doe van de meubels, doet het Arsène ook hartzeer. Het valt hem zeer zwaar. Die meubels komen terug op haar kamer! zegt hij gedecideerd Wat er in de toekomst ook mee gebeurd kan mij niet schelen, maar zo blijft ons ma niet zitten! Is het al niet erg genoeg?
|