Dinsdagnamiddag is het schrikken voor Denise en mij als wij op de afdeling van mama toekomen. De verpleegster komt meteen op me af en vraagt of ik al van het rusthuis een telefoontje kreeg: mama ligt in bed, de dokter is er bijgehaald. Nee, ik weet nog van niets. En direct spookt het al door mijn hoofd: ze is gevallen. Maar neen, ze was s nachts onhandelbaar en deze morgen heeft ze overgegeven. De dokter kon niets vinden, maar heeft voor alle zekerheid bloed afgenomen. We gaan vlug naar mamas kamer, de hoofdverpleegster loopt even mee.
Mama ligt te slapen. Ze ziet er zo broos uit, tenger, zó mager, en witjes. Ze wordt al vlug wakker, maar zoals steeds als ze zich niet lekker voelt, is ze nog meer verward dan anders. Van haar vrolijkheid van zondag blijft niets meer over. Denise en ik zitten de ganse namiddag bij haar. Ze knapt een beetje op, krijgt weer een beetje kleur, maar praten, doet ze niet. Ik waarschuw Arsène dat mama ziek is en ik wat langer bij haar blijf. Hij schrikt ook van dat slechte nieuws. s Avonds eet mama twee boterhammetjes. De yoghurt kan ze niet alleen opeten, want het potje en de lepel in haar hand nemen, lukt gewoon niet. Nadat ze klaar is met eten gaan Denise en ik naar huis.
Ik bel toch nog even naar de huisdokter om te vragen wat ze van mamas toestand vindt. Ik krijg te horen dat er zeker iets mis is met haar, maar een diagnose stellen bij een Alzheimer patiënt is niet zo eenvoudig. Mama kan in het geheel niet meer uitleggen hoe ze zich voelt. Bij het onderzoek was het dan weer haar buik, dan haar benen, dan haar borst die pijn deden. En dat maakt het niet eenvoudig om uit te maken wat er precies scheelt. Dus maar afwachten hoe het morgen is.
|