Enkele weken geleden kreeg mama een nieuwe buurvrouw, dement, zoals iedereen die hier terecht komt. Het dametje is vaak verdrietig en zoekt bij iedereen gezelschap. Eenzaam zoals ze zich voelt, durft ze s avonds wel eens bij een ander in bed te kruipen. Overdag klampt ze iedereen aan die haar enige aandacht geeft.
Terwijl ik woensdagnamiddag de bloemen op mamas kamer verzorg, is mama in het deurgat gaan staan. Een makkelijke prooi voor het buurvrouwtje! Ze heeft mama al vlug bij de hand genomen en stapt met haar weg. Neen, niet weglopen met mama, zeg ik, ze blijft bij mij. Ik word met een kwade blik aangekeken. Ze is mijn moeder! benadrukt ze en ze omklemt mamas arm nog vaster. Terwijl ik mama probeer los te krijgen, herhaal ik: Toe, laat mama los. Ze moet hier bij mij blijven. Het vrouwtje geeft niet op. Mama laat haar maar begaan. Maar zij is mijn moeder! herhaalt ze boos en ze wil mama maar niet loslaten. Het lukt me eindelijk mama uit haar greep te bevrijden. Ik ga met mama de kamer binnen en doe de deur dicht.
Maar meteen zie ik het kopje van de dame alweer tussen de deur verschijnen. Mijn moeder, want ik moet
zegt ze nu ineens verdrietig. Ok, ga eens bij de verpleegster daar, troost ik haar en duw haar zachtjes buiten. Ik sluit weer de deur, maar hoor ook meteen een verzorgende flink mopperen. Je moet naar het toilet gaan en toch hier niet staan plassen! Ik open mamas kamerdeur op een kiertje en kijk stiekem de gang op. Het arme vrouwtje heeft de broek afgestoken en staat rechtover mamas kamer in de gang te plassen. Oh jee, denk ik had ze haar moeder nodig om naar het toilet te gaan?
|